Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2018

De directeur Maatschappelijke Ondersteuning in de Wijk van het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling,

 

gelet op:

  • artikel 36 van de Participatiewet;

  • artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

  • artikel 5 van de Verordening individuele inkomenstoeslag ParticipatiewetRotterdam 2018;

  • de artikelen 1.3, tweede lid, en 5.2, vijfde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rotterdam 2016, artikel 2, eerste en derde lid van het Besluit ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging van de algemeen directeur 2016 en artikel 3.1, eerste lid, van het Besluit ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging cluster Maatschappelijke Ontwikkeling 2016;

overwegende:

dat het, in verband met het feit dat de gemeenteraad een nieuwe Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2018 heeft vastgesteld, noodzakelijk is om nieuwe beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de uitvoering van artikel 36 van de Participatiewet en de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2018;

besluit vast te stellen:

 

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2018

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

maatregel: een maatregel als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder j, van de Verordening maatregelen en handhaving Participatiewet, IOAW en IOAZ, voor zover het een maatregel betreft van 100% en deze betrekking heeft op het niet nakomen van een arbeidsverplichting.

Artikel 2 Verzoek en besluitvorming

  • 1.

    Bij het aanvraagformulier dienen de inkomens- en vermogensgegevens over de referteperiode gevoegd te worden die het college verlangt.

  • 2.

    In afwijking van het vorige lid behoeven geen bijlagen bij de aanvraag gevoegd te worden wanneer door belanghebbende(n) in de referteperiode onafgebroken een bijstandsuitkering is ontvangen.

  • 3.

    Het college kan, in aanvulling op de bij de aanvraag gevoegde bijlagen als genoemd in het eerste lid, aanvullende informatie van belanghebbende(n) verlangen indien het college dit nodig acht om de aanvraag te kunnen beoordelen.

Artikel 3 Uitzicht op inkomensverbetering

  • 1.

    Uitzicht op inkomensverbetering als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de Participatiewet wordt in elk geval verondersteld aanwezig te zijn als belanghebbende(n) op de datum waarop de aanvraag is ingekomen:

    • a.

      een opleiding volgt als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • b.

      een studie volgt als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000; of

    • c.

      een andere studie of opleiding volgt waarop de Wet educatie en beroepsonderwijs of de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek van toepassing is.

  • 2.

    Uitzicht op inkomensverbetering wordt in elk geval verondersteld aanwezig te zijn als belanghebbende(n) in de twaalf maanden voorafgaand aan de datum waarop de aanvraag is ingekomen een opleiding of studie als bedoeld in het vorige lid heeft afgerond.

  • 3.

    Uitzicht op inkomensverbetering wordt in elk geval verondersteld aanwezig te zijn als bij belanghebbende(n) in de twaalf maanden voorafgaand aan de datum waarop de aanvraag is ingekomen een maatregel is opgelegd.

  • 4.

    Het college kan afwijken van de voorgaande leden, indien het van oordeel is dat er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die inkomensverbetering in de weg staan.

Artikel 4 Intrekking oude beleidsregels

De Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2017 worden ingetrokken.

Artikel 5 Overgangsbepaling

Op een aanvraag of een bezwaarschrift die/dat zijn ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels en waarop op die datum nog niet onherroepelijk is beslist, wordt beslist met toepassing van de Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2017.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking van het Gemeenteblad waarin zij worden gepubliceerd en werken terug tot en met 1 januari 2018.

Artikel 7 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2018.

 

Aldus vastgesteld op 2 februari 2018.

A.G. Coenen

Directeur Maatschappelijke Ondersteuning in de Wijk

Cluster Maatschappelijke Ontwikkeling

TOELICHTING

Algemeen

De gemeenteraad heeft op 1 februari 2018 de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2018 vastgesteld. Hierin is opgenomen dat een inwoner van Rotterdam in aanmerking kan komen voor een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet, als zijn inkomen in het refertejaar niet meer bedraagt dan 130% van het minimumloon dat is gedefinieerd als het bedrag dat gelijk staat aan het bedrag als bedoeld in artikel 21 aanhef en onder b van de Participatiewet, zijnde de netto bijstandsnorm voor gehuwden.

 

Het college verstrekt een toeslag als iemand op het moment van de aanvraag voldoet aan de gestelde voorwaarden. Artikel 36 van de Participatiewet stelt als voorwaarde dat het recht op een individuele inkomenstoeslag alleen bestaat als er geen uitzicht is op inkomensverbetering. In deze beleidsregels geeft het college aan wanneer naar zijn oordeel hiervan sprake is.

Artikelsgewijs

Alleen die bepalingen die nadere toelichting nodig hebben worden hier behandeld.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Naast de begrippen die al in de Participatiewet of in de verordening staan gedefinieerd, wordt in dit artikel het begrip maatregel nader toegelicht.

Voor het begrip maatregel wordt verwezen naar het begrip zoals vermeld in artikel 1, eerste lid, onder j, van de Verordening maatregelen en handhaving Participatiewet, IOAW en IOAZ, voor zover het een maatregel betreft van 100% en betrekking heeft op het niet nakomen van een arbeidsverplichting.

Artikel 2 Verzoek en besluitvorming

Om aan te kunnen tonen dat er gedurende de referteperiode sprake is geweest van een langdurig laag inkomen zoals bedoeld in de verordening, dienen belanghebbenden bewijsstukken bij de aanvraag te voegen. Welke dat zijn staat in het door het college vastgestelde aanvraagformulier.

 

Belanghebbenden die gedurende de gehele referteperiode bijstand hebben ontvangen, behoeven geen kopieën betreffende het inkomen en vermogen mee te sturen. Het college beschikt in dat geval al over de benodigde gegevens.

Artikel 3 Uitzicht op inkomensverbetering

In dit artikel wordt het begrip ‘uitzicht op inkomensverbetering’ nader uitgewerkt.

Als belanghebbende op de datum waarop de aanvraag is ingediend een studie of opleiding volgt is er sprake van uitzicht op inkomensverbetering. Een studie of opleiding is immers uiteindelijk gericht op arbeidsinschakeling en daarmee is er een reëel perspectief op inkomensverbetering. Ook is sprake van uitzicht op inkomensverbetering als belanghebbende in de twaalf maanden voorafgaand aan de datum waarop de aanvraag is ontvangen, een studie of opleiding heeft afgerond. In deze gevallen wordt de aanvraag afgewezen.

 

Als er sprake is geweest van een gedraging waarvoor een maatregel van 100% is opgelegd, deze maatregel houdt verband met het niet nakomen van verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling en de maatregel is opgelegd in de twaalf maanden die voorafgaan aan de datum waarop de aanvraag is ingekomen, dan wordt gesteld dat belanghebbende onvoldoende inspanning heeft verricht om te komen tot inkomensverbetering en wordt de aanvraag afgewezen. Gekeken wordt naar de datum van de beschikking waarbij de maatregel is opgelegd, niet naar de datum waarop de maatregelwaardige gedraging heeft plaatsgevonden.

 

Het uitgangspunt is dat bij gehuwden (of daarmee gelijk gestelden als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de Participatiewet) uitzicht op inkomensverbetering door beide partners gerealiseerd kan worden. Bij gehuwden wordt dan ook bij beide partners gekeken of bij één van hen één van de weigeringsgronden van toepassing is. Als dat het geval is, is er voor de gehuwden uitzicht op inkomensverbetering. Als voor één van de partners geconstateerd wordt dat er uitzicht is op inkomensverbetering, bestaat er geen recht op een individuele inkomenstoeslag voor beide partners.

 

In het vierde lid is opgenomen dat het college van de vorige leden kan afwijken op grond van de individuele omstandigheden van belanghebbende(n).

Artikel 5 Overgangsbepaling

Gekozen is voor een overgangsbepaling met eerbiedigende werking. Deze sluit aan bij de overgangsbepaling in de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2018.

Dit gemeenteblad 2018, nummer 26, is uitgegeven op 14 februari 2018 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halve Maanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Naar boven