Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:
- a.
gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;
- b.
minister: minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
- c.
omgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- d.
gemeentelijk erfgoedregister: door het college van burgemeester en wethouders bijgehouden register van aangewezen cultureel erfgoed;
- e.
Erfgoedcommissie: de op basis van art. 15 van de Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak te adviseren over aanvragen om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en daarnaast als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Erfgoedwet, de Erfgoedverordening en het erfgoedbeleid;
- f.
archeologisch
monument: terrein dat deel uitmaakt van cultureel erfgoed vanwege de daar aanwezige overblijfselen, voorwerpen of andere sporen van menselijke aanwezigheid in het verleden, met inbegrip van die overblijfselen, voorwerpen en sporen;
- g.
gemeentelijke archeologische waardenkaart: topografische kaart van (delen van) het gemeentelijke grondgebied waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;
- h.
archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;
- i.
(voor)onderzoek: rapportage van een conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie uitgevoerd archeologisch (voor)onderzoek waaruit blijkt wat de specifieke archeologische waarde van een plangebied is;
- j.
Beschermd Gemeentelijk Karakteristiek Pand (BGKP): pand, geen monument zijnde, dat van algemeen belang is voor de gemeente, als beeldondersteunend of beeldbepalend element in een bepaald gebied, als kenmerkende uitdrukking van een bepaalde bouwwijze c.q. verkaveling, of als relict van de historische ontwikkeling.
- k.
stads- en dorpsgezichten: groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meerdere monumenten of waardevolle panden bevinden;
- l.
Cultuurhistorische Waardenkaart: kaart waarop de (al dan niet als zodanig aangewezen) cultuurhistorische waarden, zoals sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en die een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling, staan vermeld;
- m.
gemeentelijke stads- en dorpsgezichten: stads- en dorpsgezichten die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht zijn aangewezen;
- n.
bouwhistorisch onderzoek: in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument;
- o.
redengevende omschrijving: de beschrijving van de specifiek te beschermen waarden en kwaliteiten die onderdeel uitmaken van besluiten tot aanwijzing als gemeentelijk monument, Beschermd Gemeentelijk Karakteristiek Pand of gemeentelijk stads- of dorpsgezicht;
- p.
karakteristiek pand: pand, geen monument zijnde, dat van algemeen belang is voor de gemeente, als beeldondersteunend of beeldbepalend element in een bepaald gebied, als kenmerkende uitdrukking van een bepaalde bouwwijze c.q. verkaveling, of als relict van de historische ontwikkeling.
- q.
waardevol pand: pand, geen monument zijnde, dat van algemeen belang is voor de gemeente, als beeldondersteunend of beeldbepalend element in een bepaald gebied, als kenmerkende uitdrukking van een bepaalde bouwwijze c.q. verkaveling, of als relict van de historische ontwikkeling.
Artikel 2. Gemeentelijk erfgoedregister
- 1.
Burgemeester en wethouders houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk register bij van krachtens deze verordening onherroepelijk aangewezen cultureel erfgoed (gemeentelijk erfgoedregister).
- 2.
Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:
- a.
gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;
- b.
gegevens over door burgemeester en wethouders van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet.
§ 2. Aanwijzing gemeentelijk monument
Artikel 3. Aanwijzing als gemeentelijk monument
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument.
- 2.
Dit artikel is niet van toepassing op:
- a.
- b.
monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.
Artikel 4. Voornemen tot aanwijzing
- 1.
Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 3 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.
- 2.
Voordat een kerkelijk monument wordt aangewezen, voeren burgemeester en wethouders overleg over het voornemen met de eigenaar.
Artikel 5. Voorbescherming
- 1.
De bescherming van paragraaf 3 is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 4 is bekendgemaakt.
- 2.
De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister of op het moment waarop het aanwijzingsbesluit wordt herroepen of door de bestuursrechter wordt vernietigd.
Artikel 6. Advies gemeentelijke adviescommissie (Erfgoedcommissie)
- 1.
Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 3 advies aan een gemeentelijke adviescommissie waarbinnen enkele leden deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg. Van de adviescommissie maken geen deel uit leden van het gemeentebestuur.
- 2.
De gemeentelijke adviescommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.
- 3.
De gemeentelijke adviescommissie brengt binnen twaalf weken na ontvangst van de adviesaanvraag schriftelijk en deugdelijk gemotiveerd advies uit.
Artikel 7. Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit
- 1.
Op een aanvraag om aanwijzing dient te worden besloten binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag.
- 2.
De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.
Artikel 8. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving
- 1.
De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.
- 2.
Zodra een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt deze onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.
Artikel 9. Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument
- 1.
In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 8 wordt in dat geval aan de gemeentelijke adviescommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.
- 2.
Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 26 weken of zoveel eerder als burgemeester en wethouders een besluit hebben genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 3.
- 3.
Paragraaf 3 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.
Artikel 10. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige gemeentelijke monumenten ambtshalve wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.
- 2.
Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register is paragraaf 3 van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
- 3.
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.
§ 3. Bescherming gemeentelijk monument
Artikel 11. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument
Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.
Artikel 12. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument
- 1.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een gemeentelijk monument:
- a.
te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of
- b.
te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
- 2.
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 13. Intrekken van de omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 12, eerste lid, kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken:
- a.
als de verlening berust op onjuiste of onvolledige gegevens en de juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zouden hebben geleid;
- b.
voor zover veranderde omstandigheden of feiten met betrekking tot de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van die activiteit verzetten.
Artikel 14. Weigeringsgronden
- 1.
De vergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.
- 2.
Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.
Artikel 15. Advies omgevingsvergunning rijksmonument
Burgemeester en wethouders zenden onverwijld een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een rijksmonument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor advies aan de adviescommissie, bedoeld in artikel 8, eerste lid. Artikel 8, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
§ 5. Beschermde Gemeentelijke Karakteristieke Panden (BGKP)
Artikel 16. De aanwijzing tot BGKP
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, besluiten een karakteristiek pand aan te wijzen als Beschermd Gemeentelijk Karakteristiek Pand dan wel een dergelijke aanwijzing in te trekken.
- 2.
Besluiten omtrent (intrekking van de) aanwijzing als Beschermd Gemeentelijk Karakteristiek Pand kunnen slechts worden genomen nadat de Erfgoedcommissie daarover is gehoord.
- 3.
Met betrekking tot de aanwijzing als Beschermd Gemeentelijk Karakteristiek Pand of de intrekking daarvan, is het bepaalde in de artikelen 6 en 7 van overeenkomstig toepassing
Artikel 17. Instandhouding
De artikelen in paragraaf 3 zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover de activiteiten betrekking hebben op de in de redengevende omschrijving genoemde onderdelen
§ 6. Karakteristieke panden
Artikel 18. Aanwijzen tot Karakteristiek pand
- 1.
Het college kan, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, besluiten een pand aan te wijzen als karakteristiek pand dan wel besluiten een dergelijke aanwijzing in te trekken.
- 2.
Besluiten omtrent (intrekking van de) aanwijzing als karakteristiek pand kunnen slechts worden genomen nadat de Erfgoedcommissie daarover is gehoord.
Artikel 19 Opname in bestemmingsplan
- 1.
Karakteristieke panden worden bij de eerstvolgende gelegenheid opgenomen in het bestemmingsplan.
- 2.
In het bestemmingsplan wordt ten behoeve van karakteristieke panden een sloopregeling opgenomen.
Artikel 20. Instandhouding
Een karakteristiek pand kan alleen gesloopt worden onder de voorwaarden dat een conform de geldende regelgeving noodzakelijke sloopmelding is gedaan en een omgevingsvergunning voor nieuwbouw is verleend.
Artikel 21. Aanwijzen tot waardevol pand
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, besluiten een pand aan te wijzen als waardevol pand of een dergelijke aanwijzing in te trekken..
- 2.
Besluiten omtrent (intrekking van de) aanwijzing als waardevol pand kunnen slechts worden genomen nadat de Erfgoedcommissie daarover is gehoord.
§ 8. Gemeentelijke stads- en dorpsgezichten
Artikel 22. Aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht
- 1.
De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, stads- of dorpsgezichten aanwijzen als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.
- 2.
Burgemeester en wethouders zenden het voorstel voor advies aan de adviescommissie, bedoeld in artikel 6, eerste lid. Artikel 6, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
- 3.
De gemeenteraad beslist binnen 26 weken na verzending van het voorstel, bedoeld in het tweede lid.
- 4.
Een aangewezen gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.
- 5.
De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- en dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.
- 6.
Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt, dan wel of een beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening kan worden vastgesteld.
- 7.
Dit artikel is niet van toepassing op beschermde stads- en dorpsgezichten die zijn aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 23. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijke stads- en dorpsgezicht
- 1.
De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 22, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 22, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- en dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft heeft als zodanig is tenietgegaan.
- 2.
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:
- a.
beschermd stads- en dorpsgezicht als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988, of
- b.
beschermd stads- en dorpsgezicht op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
- 3.
Zodra de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt dat onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.
Artikel 24. Verbodsbepaling en aanvraag vergunning
- 1.
Het is in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een bouwwerk te slopen.
- 2.
De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.
- 3.
De artikelen 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing.
- 4.
Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet.
Artikel 25. Vangnet archeologie
- 1.
Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten worden verwacht als in het daar vigerende bestemmingsplan niet is voldaan aan artikel 3.1.6, vijfde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, tenzij:
- a.
voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend;
- b.
het de verstoring betreft van een archeologisch monument of verwachtingsgebied dat is aangegeven op de provinciale archeologische monumentenkaart of de gemeentelijke archeologische waardekaart en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met de door burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;
- c.
de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of
- d.
met een (voor)onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- 2.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over het verrichten van archeologisch onderzoek.
- 3.
Burgemeester en wethouders vragen advies aan een deskundige om tot een gedegen besluit te kunnen komen omtrent de (te verwachten) archeologische monumenten.
§ 10. Handhaving en toezicht
Artikel 26. Strafbepaling
Degene die handelt in strijd met artikel 11, het bepaalde krachtens artikel 12, derde lid of artikel 24, eerste lid, van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.
Artikel 27. Toezichthouders
- 1.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening is belast de inspecteur Bouwtoezicht.
- 2.
Burgemeester en wethouders kunnen daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.
Artikel 28. Intrekken oude verordening
De Erfgoedverordening 2010 Gemeente Hengelo wordt ingetrokken.
Artikel 29. Overgangsrecht
- 1.
Een krachtens de ‘Erfgoedverordening 2010 Gemeente Hengelo’ aangewezen en geregistreerd gemeentelijke monument, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
- 2.
Aanvragen om vergunningen die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de Erfgoedverordening 2010 Gemeente Hengelo.
Artikel 30. Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018.
- 2.
Deze verordening wordt aangehaald als: Erfgoedverordening gemeente Hengelo 2018.
Aldus vastgesteld in de vergadering
van de raad van de gemeente Hengelo d.d. 13 februari 2018
De voorzitter,
De griffier,