Beleidsregels Handhaving Wet Kinderopvang Heerlen 2018

Burgemeester en wethouders van Heerlen,

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Toepassing

Deze Beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving.

 

Artikel 2 Vormen van handhaving

Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:

1. een informeel middel zoals een waarschuwing;

2 .een op herstel gericht handhavingsmiddel zoals een herstelsanctie;

3. een bestraffende sanctie.

 

Artikel 3 Kwaliteitseisen

1. De kwaliteitseisen, waar aan voldaan moet worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving.

2 .De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van deze kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport.

3. In deze beleidsregels wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.

4. In het afwegingsoverzicht worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven en voorzien van een prioritering en bepaling van de hoogte van de bestuurlijke boete in geval van een overtreding. Het afwegingsoverzicht is als bijlage aan deze beleidsregels toegevoegd.

 

 

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Artikel 4 Herstelmaatregel

1. Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend handhavingstraject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en op voorkoming van herhaling van de overtreding(-en)

2. Bij het uitvoeren van het herstellend handhavingstraject hanteert het college de volgende stappen:

A. stap 1: aanwijzing;

B. stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang;

C. stap 3: exploitatieverbod;

D. stap 4: intrekken van de toestemming tot exploitatie en verwijdering uit het landelijk register kinderopvang.

3. Indien de aard van de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen van het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.

4. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.

5. Bij het geven van een aanwijzing gelden de volgende hersteltermijnen:

A .prioriteit hoog: maximaal 2 weken;

B. prioriteit gemiddeld: maximaal 2 maanden;

prioriteit laag: maximaal 6 maanden.

Deze termijnen worden eveneens gehanteerd als begunstigingstermijn indien ervoor gekozen is om een last onder dwangsom / last onder bestuursdwang in te zetten.

 

Artikel 5 Intrekken toestemming tot exploitatie

Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang voor wat betreft de geregistreerde voorziening (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang) wordt de gegeven toestemming tot exploitatie ingetrokken door middel van een beschikking overeenkomstig artikel 1.46, leden 5 en 6 Wet kinderopvang en wordt de registratie verwijderd uit het landelijk register kinderopvang.

 

 

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

1 .Het college legt een bestuurlijke boete op bij:

A. overtredingen zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage, die niet binnen de hersteltermijn opgelost zijn;

B. overtredingen waarbij sprake is van een verzwarende omstandigheid;

C. dezelfde overtredingen die op dezelfde locatie binnen drie jaar geconstateerd zijn;

D. overtreding van een norm zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder “overige overtredingen” met uitzondering van het niet onverwijld melden van wijzigingen. In dit laatste geval wordt in eerste instantie een waarschuwing afgegeven;

2. Bij een eerste overtreding zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage kan het college een bestuurlijke boete opleggen.

3. Het college kan besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen van het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen. In beginsel wordt het stroomschema boetebeleid zoals in de algemene toelichting is opgenomen, als leidend gezien.

 

Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete

1.Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72, eerste lid van de Wet kinderopvang wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is neergelegd in het afwegingsoverzicht als richtlijn gehanteerd.

2.In afwijking van het vorige lid, geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang als uitgangspunt dat het boetebedrag zoals neergelegd in het afwegingsoverzicht met 0,5 kan worden vermenigvuldigd. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt opgelegd

 

Artikel 8 Recidive

Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:

A. 1,5 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien een door een bestuurlijke boete te handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van drie jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd;

B. 2 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien er sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van drie jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd.

 

Artikel 9 Matiging

1. Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van

A. de ernst van de overtreding;

B. de mate van verwijtbaarheid;

C. de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of;

D. de omstandigheden waarin de overtreder verkeert,

boeteoplegging volgens deze beleidsregels onevenredig is.

2. Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van deze beleidsregels niet is voorzien.

 

Artikel 10 Samenloop

De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.

 

Artikel 11 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels Handhaving Wet kinderopvang Heerlen 2018”.

 

Artikel 12 Ingangsdatum

1. Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2018.

 

2. De Beleidsregel Handhaving wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heerlen 2014” wordt ingetrokken, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op overtredingen ter zake waarvan voor 1 januari 2018 reeds een bestuurlijke sanctie is opgelegd.

 

Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders der gemeente Heerlen van 19 december 2017.

 

 

 

 

 

 

 

Toelichting

 

Algemene toelichting

 

 

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

 

In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.

Stap 1: aanwijzing, artikel 1.65 lid 1 Wet kinderopvang

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens de artikelen 1.47 lid 1 en 1.49 tot en met 1.59 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.

1 .In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. Voorts wordt aangegeven wat de consequenties zijn indien herstel niet binnen de daarvoor gegeven termijn plaatsvindt. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.

2 .In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, bedraagt de hersteltermijn maximaal 14 dagen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 2 of 6 maanden. In spoedeisende gevallen, waarin de veiligheid of gezondheid van personen in gevaar is, kan een veel kortere termijn aangehouden worden of kunnen meteen maatregelen getroffen worden.

3. Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding duurzaam beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel aan de GGD opdracht geven voor een her-inspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan wordt een volgende stap ingezet.

 

Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang, artikel 125 lid 2 Gemeentewet en artikel 5:32 Awb. Voorafgaand aan de last onder dwangsom of last onder bestuursdwang dient het bestuursorgaan de overtreder te horen op grond van artikel 4:8 Awb.

De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.

1. Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.

2. De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden tot een volgende stap in het herstellend handhavingstraject.

3. De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt: dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.

 

Stap 3: exploitatieverbod, artikel 1.66 Wet kinderopvang

Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in exploitatie te nemen dan wel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college onder andere in de volgende gevallen:

1. Zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is (lid 1).

2. Als een kindercentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet (lid 2).

 

Stap 4: intrekken van de beschikking met toestemming tot exploitatie en verwijdering uit het landelijk register kinderopvang. artikel 1.46 lid 5 en 6 Wet kinderopvang, artikel 1.47a lid 2 Wet kinderopvang en artikel 8 lid 1 Besluit registers kinderopvang.

Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het register kinderopvang kan verwijderen en de toestemming tot exploitatie kan intrekken:

1. Indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening exploiteert.

2. Indien uit een GGD-onderzoek of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften.

3. Indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de kinderopvangvoorziening niet daadwerkelijk is aangevangen.

 

Vanaf het moment dat de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van de exploitatie leidt tot niet registreerde kinderopvang (illegale kinderopvang) en tot een bestuurlijke boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

 

 

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

 

Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die reeds begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang en kwaliteit is de bestuurlijke boete (artikel 1.72 lid 1 Wet kinderopvang).

 

In de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Heerlen 2018 is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.

De wnd. gemeentesecretaris,

drs. D. Schipperheijn

De burgemeester,

R.K.H. Krewinkel

Naar boven