Artikel 5:12 Stallen van (brom)fietsen
1. Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan: tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, tegen dan wel bij een parkeermeter, tegen een op of aan een weg geplaatst monument, beeldhouwwerk of ander ter verfraaiing van het stadsschoon aangebracht werk, indien:
a. dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw, dat portiek, dat monument of werk;
b. daardoor die ingang versperd wordt, dan wel het gebruik van de meter wordt belemmerd of verhinderd.
2. Het is verboden een (brom)fiets aan een dranghek te bevestigen waardoor het verwijderen van het dranghek wordt gehinderd of belemmerd.
3. Het is verboden op door het college aangewezen op de weg gelegen plaatsen, in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, een (brom)fiets onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimtes of plaatsen te laten staan.
4. Het is verboden (brom)fietsen, die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in verwaarloosde toestand verkeren, op de weg te laten staan of in de voor (brom)fietsen bestemde ruimten te plaatsen.
5. Het is verboden in door het college aangewezen openbare (brom)fietsstallingsgebieden, in het belang van het beheer van de openbare ruimte, een (brom)fiets langer dan twaalf dagen onafgebroken te stallen.
|
Artikel 5:12 Stallen van (brom)fietsen
1. Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan: tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, tegen dan wel bij een parkeermeter, tegen een op of aan een weg geplaatst monument, beeldhouwwerk of ander ter verfraaiing van het stadsschoon aangebracht werk, indien:
a. dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw, dat portiek, dat monument of werk;
b. daardoor die ingang versperd wordt, dan wel het gebruik van de meter wordt belemmerd of verhinderd.
2. Het is verboden een (brom)fiets aan een dranghek te bevestigen waardoor het verwijderen van het dranghek wordt gehinderd of belemmerd.
3. Het is verboden op door het college aangewezen op de weg gelegen plaatsen, in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, een (brom)fiets onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimtes of plaatsen te laten staan.
4. Het is verboden (brom)fietsen, die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in verwaarloosde toestand verkeren, op de weg te laten staan of in de voor (brom)fietsen bestemde ruimten te plaatsen.
5. Het is verboden in door het college aangewezen openbare (brom)fietsstallingsgebieden, in het belang van het beheer van de openbare ruimte, een (brom)fiets langer dan twaalf dagen onafgebroken te stallen.
6. Het is verboden behoudens ontheffing van het college om bedrijfsmatig fietsen voor gebruik door derden op de weg te plaatsen.
|