Beleidsregels Wet bevordering integriteitsbeoordelingen 2017 gemeente Leek

 

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leek, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

 

gelezen het advies met registratienummer 2018000178;

 

overwegende dat:

  • -

    de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

  • -

    de burgemeester en het college op grond van de Wet Bibob de mogelijkheid hebben om beschikkingen (vergunningen en subsidies) te toetsen en vervolgens te weigeren dan wel in te trekken ofwel niet mee te werken aan vastgoed- en grondtransacties of overheidsopdrachten als er een ernstig vermoeden bestaat dat met de beschikking/transacties strafbare feiten gepleegd gaan worden en/of dat crimineel vermogen wordt geïnvesteerd.

 

gelet op:

  • -

    de Wet bevordering integriteitsbepalingen door het openbaar bestuur;

  • -

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet;

  • -

    artikel 30b van de Wet op de kansspelen;

  • -

    de artikelen 1.1, 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • -

    de bepalingen in de Algemene plaatselijke verordening gemeente Leek 2012;

  • -

    de bepalingen in de Algemene subsidieverordening gemeente Leek 2006;

 

B E S L U I T E N:

 

vast te stellen de Beleidsregels Wet bevordering integriteitsbeoordelingen 2017 gemeente Leek.

 

Paragraaf 1 Algemeen

 

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Leek;

    • b.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen van de gemeente Leek;

    • c.

      overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 van de wet en waarop de wet kan worden toegepast;

    • d.

      vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

      • 1.

        het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

      • 2.

        huur of verhuur;

      • 3.

        het verlenen van een gebruiksrecht; of

      • 4.

        de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt;

    • e.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;

    • f.

      eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau Bibob aan te vragen;

    • g.

      Bureau Bibob: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, als bedoeld in artikel 8 van de wet;

    • h.

      RIEC: Het Regionaal Informatie en Expertise Centrum ondersteunen de convenantpartners bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit.

 

Paragraaf 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

 

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal in beginsel, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot aanvragen van beschikkingen zoals bedoeld in:

    • -

      artikel 3 van de Drank- en Horecawet (uitgezonderd een horecabedrijf als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en horecawet)

    • -

      artikel 30b van de Wet op de kansspelen (vergunning aanwezigheid kansspelautomaten);

    • -

      artikel 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Leek 2012 (vergunning seksinrichting of escortbedrijf)

    • -

      artikel 2:24 en 2:25 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Leek 2012 (evenementenvergunning), indien sprake is van een aanvraag om een evenementenvergunning voor een vechtsportgala;

 

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in de toelichting van deze beleidsregel daarover is bepaald, een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot beschikkingen zoals vermeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten) en op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet (omgevingsvergunning inrichtingen Wet milieubeheer).

     

    De toepassing wordt in beginsel alleen uitgevoerd als:

    • -

      ambtelijke informatie, en/of

    • -

      informatie verkregen van het Bureau Bibob, en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip),

       

    aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

     

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan, naast hetgeen in de voorgaande leden met betrekking tot aangevraagde beschikkingen is bepaald, bij iedere aangevraagde beschikking een Bibob-toets uitvoeren, indien er op grond van:

    • -

      ambtelijke informatie, en/of

    • -

      informatie verkregen van het Bureau Bibob, en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip),

     

    aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

 

  • 4.

    Het bestuursorgaan zal tevens een Bibob-toets uitvoeren indien blijkt, dat ten aanzien van de betrokkene bij een beschikking elders in het land in de achterliggende periode van twee jaar een ernstig gevaar is vastgesteld.

 

  • 5.

    De Bibob-toets zal niet worden uitgevoerd in geval de aanvraag afkomstig is van:

    • -

      overheidsinstanties;

    • -

      semi-overheidsinstanties;

    • -

      toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning).

 

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Het bestuursorgaan kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

  • 1.

    de verstrekte beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een generieke Bibob-toets;

  • 2.

    vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • 3.

    informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet Bibob verkregen, vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau BIBOB, die duidt op een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • 4.

    bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuur het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.

Artikel 2.2a  

Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 jo 3 van de Wet Bibob. De verstrekte vergunning zal als gevolg daarvan worden ingetrokken.

 

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij subsidies

Het bestuursorgaan zal de wet in beginsel toepassen met betrekking tot een aanvraag voor dan wel de intrekking van een reeds verleend subsidie als bedoeld in de gemeentelijke subsidieregeling.

 

Het besluit tot uitvoering van het Bibob-onderzoek zal gebaseerd zijn op:

  • -

    ambtelijke informatie, en/of

  • -

    informatie verkregen van het Bureau Bibob, en/of

  • -

    informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

  • -

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip),

 

aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

 

Paragraaf 3 Privaatrechtelijke transacties

 

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

De rechtspersoon met een overheidstaak kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1 onder e, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.

 

In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

 

De Bibob-toets wordt in beginsel beperkt tot de gevallen, die een of meerdere van onderstaande kenmerken hebben:

  • -

    hoge mate van financiële complexiteit;

  • -

    behorend tot een als zodanig door college van B en W benoemde risicobranche;

  • -

    behorend tot een als zodanig door college van B en W benoemd risicogebied;

  • -

    hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

  • -

    exceptioneel financieel risico voor de gemeente.

 

Het besluit tot uitvoering van het Bibob-onderzoek kan daarnaast ook gebaseerd zijn op:

  • -

    ambtelijke informatie, en/of

  • -

    informatie verkregen van het Bureau Bibob, en/of

  • -

    informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

  • -

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip),

 

aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

 

Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

 

Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij aanbestedingen

De rechtspersoon met een overheidstaak zal het Bibob-onderzoek ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet, in beginsel alleen uitvoeren bij overheidsopdrachten, die vallen binnen de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) of bouw en die, conform de geldende richtlijnen van de gemeente Leek, voor aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen, gedateerd 4 februari 2014, openbaar moeten worden aanbesteed.

 

Een besluit tot uitvoering van een Bibob-onderzoek zal daarnaast ook plaatsvinden indien:

  • 1.

    op basis van eigen ambtelijke informatie en/of

  • 2.

    informatie verkregen van het Bureau Bibob en/of

  • 3.

    informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de wet (OM-tip) en/of

  • 4.

    informatie verkregen vanuit een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat er sprake is van een ernstig risico als bedoeld in artikel 3 van de wet.

 

Paragraaf 4 Uitvoering

 

Artikel 4.1 Eigen onderzoek

In de in deze beleidsregels bepaalde gevallen, zal betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en inleveren bij het bestuursorgaan. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid van de Wet Bibob genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.

 

In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag hiervoor.

 

Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning.

 

Het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit twee stappen:

 

Stap 1

Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • -

    de door de aanvrager/houder van de vergunning aangereikte informatie/documenten bij de Bibob-vragenformulier(en) (inclusief bijlagen) en de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

  • -

    eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie;

  • -

    open bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster etc.).

 

De Bibob-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.

 

Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning.

 

Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van bestuursorganen versterkt worden vanuit het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC). Ook kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.

 

Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de vergunning weigeren of intrekken.

 

Stap 2

Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau Bibob worden gevraagd indien:

  • a.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd,

  • b.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en),

  • c.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten,

  • d.

    de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen.

     

Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau Bibob geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.

 

Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

 

De adviesaanvraag bij het Bureau Bibob is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

 

Bij een 'mindere mate van gevaar' dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden. Deze voorwaarden dienen Bibob-gerelateerd te zijn.

 

Artikel 4.2 Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau Bibob. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31, juncto 15. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau Bibob.

  • 2.

    In geval een van het Bureau Bibob ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

 

Artikel 4.3 Adviestermijn

  • 1.

    Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau Bibob, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau Bibob in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15, lid 1 van de wet.

  • 2.

    Indien het Bureau Bibob het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om, op grond van artikel 15, derde lid van de wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15, lid 3 van de wet.

  • 3.

    Het Bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

  • 4.

    De verlenging van de adviestermijn van het Bureau Bibob, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau Bibob, in gevallen als bedoeld in artikel 15, lid 2 van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

 

Artikel 4.4 Beschikking

  • 1.

    Het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau Bibob blijkt dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

  • 2.

    Indien het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijze in te brengen.

  • 3.

    Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking, is vatbaar voor beroep en bezwaar.

  • 4.

    Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak, die een advies van het Bureau Bibob als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

 

Paragraaf 5 Invoering

 

Artikel 5.1 Invoeringsdatum

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag nadat deze bekendgemaakt zijn en werken terug tot en met 1 februari 2018.

  • 2.

    Dit besluit kan aangehaald worden als Beleidsregels Wet bevordering integriteitsbeoordelingen 2017 gemeente Leek.

 

 

Aldus besloten in de vergadering

van burgemeester en wethouders

van de gemeente Leek,

d.d. 23 januari 2018.

B.C. Hoekstra, burgemeester M. Schomper, secretaris

Naar boven