Gemeenteblad van Baarn
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Baarn | Gemeenteblad 2018, 40995 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Baarn | Gemeenteblad 2018, 40995 | Verordeningen |
Gemeente Baarn - 1e wijziging Verordening declaratiefonds welzijns-, cultuur- en sportactiviteiten gemeente Baarn 2016
Onderwerp: Openstelling Declaratiefonds schuldhulpverleningstrajecten
– gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 16 januari 2018
– behandeld in het debat in de raad d.d. 14 februari 2018
1. De Verordening declaratiefonds welzijns-, cultuur- en sportactiviteiten gemeente Baarn 2016 als volgt te wijzigen: aan artikel 5 een nieuw lid 4 toe te voegen, dat luidt: Personen in een geregistreerd schuldhulpverleningstraject komen ook in aanmerking voor een tegemoetkoming, indien hun netto besteedbaar inkomen onder de in lid 1 genoemde inkomensgrens komt.
2. Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie.
Vastgesteld in de vergadering,op 21 februari 2018
N. Both griffier M.A. Röell voorzitter
VERORDENING DECLARATIEFONDS WELZIJNS-, CULTUUR- EN SPORTACTIVITEITEN 2016 GEMEENTE BAARN
Artikel 1 Doelstelling van het declaratiefonds welzijns- en sportactiviteiten en status regeling
Het declaratiefonds heeft tot doel het bevorderen en het bereikbaar houden van sociale participatie door het toekennen van een gemeentelijke tegemoetkoming/bijdrage voor het kunnen deelnemen aan welzijns-, cultuur- en sportactiviteiten. Door de verstrekking wordt tevens getracht een bijdrage te leveren aan de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting.
In deze verordening wordt verstaan onder:
Welzijns-, cultuur- en sportactiviteiten: het geheel van activiteiten dat rechtstreeks bijdraagt aan de bevordering van sociale participatie en ligt op het gebied van maatschappelijke activiteiten, sport en recreatie, onderwijs en educatie en (sociaal) culturele activiteiten, zoals deze verder uitgewerkt zijn in de bijlage bij deze verordening;
Artikel 3 Aanspraak op tegemoetkoming
Het college verstrekt op aanvraag aan een huishouden een tegemoetkoming in de kosten van deelname aan welzijns- en sportactiviteiten, voor zover deze vallen onder de toegestane kosten ingevolge deze verordening en voor zover:
Voor wat betreft de vaststelling van het inkomen van het huishouden zijn de bepalingen van de Participatiewet van toepassing. Dit wil zeggen dat bepaalde inkomensbestanddelen en middelen wel en bepaalde inkomensbestanddelen en middelen niet worden meegenomen in de berekening van de hoogte van het inkomen. Een uitzondering op de Participatiewet-bepalingen is dat de kostendelersnorm niet gehanteerd wordt ingevolge deze verordening.
Voor wat betreft de vaststelling van het vermogen van het huishouden zijn de bepalingen van de Participatiewet van toepassing. Dit wil zeggen dat bepaalde vermogensbestanddelen en middelen wel en bepaalde vermogensbestanddelen en middelen niet worden meegenomen in de berekening van de hoogte van het inkomen. Een uitzondering op de Participatiewet-bepalingen is dat vermogen in de vorm van een eigen woning die zelf bewoond wordt niet meetelt als vermogen ingevolge deze verordening.
Artikel 7 De hoogte van de tegemoetkoming
De hoogte van de basistegemoetkoming en de aanvullende tegemoetkoming wordt door het college vastgelegd in een separaat financieel besluit. Per rechthebbend persoon uit het huishouden kan een bepaald maximum basisbedrag gedeclareerd worden. In de bijlage van deze verordening staat aangegeven welke activiteiten en voorzieningen voor declaratie in aanmerking komen. In de situaties waar ten laste komende kinderen tot het huishouden behoren zijn deze kinderen ook rechtgevenden. Voor kinderen van 4 tot 18 jaar kan een aanvullende tegemoetkoming gedeclareerd worden. Het bedrag dat uitgaat boven de basistegemoetkoming dient aangewend te worden voor sport- en/of cultuuractiviteiten van het rechtgevende kind.
Artikel 8 Controle rechtmatigheid
Artikel 9 Hardheidsclausule, financieel besluit en nadere regels
In gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist het college. Het college is tevens bevoegd een financieel besluit en/of nadere regels vast te stellen.
Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Declaratiefonds gemeente Baarn 2016.
Vastgesteld in de openbare vergadering,
Bovengenoemde tekst is inclusief het wijzigingsbesluit van 21 februari 2018 (1e wijziging).
Gepubliceerd d.d. 27 februari 2018
TOELICHTING “VERORDENING DECLARATIEFONDS WELZIJNS-, CULTUUR- EN SPORTACTIVITEITEN 2016”
Via het declaratiefonds wordt aan de inwoners van de gemeente Baarn met een laag inkomen de mogelijkheid geboden om deel te nemen aan welzijns-, cultuur- en sportactiviteiten in ruime zin. Een laag inkomen kan namelijk als ongewenst neveneffect hebben dat de betrokkenen in een sociaal isolement dreigen te raken. Door middel van het declaratiefonds kan voor een belangrijk deel de budgettaire drempel worden verlaagd, zodat welzijns-, cultuur- en sportactiviteiten voor mensen met een laag inkomen toegankelijk blijven. Dit draagt weer mede bij aan een gezonde(re) levensstijl met alle gunstige gevolgen die daarbij horen.
Bij het instellen van een declaratiefonds hebben de volgende punten centraal gestaan:
Van een zelfstandige huishouding is bij wijze van uitzondering ook sprake bij bewoners van een woon-zorgcentrum, zoals bijvoorbeeld Santvoorde en Schoonoord, mits voldaan wordt aan de inkomens en vermogensbepalingen. Personen die verblijven in WLZ bekostigde verpleeginrichtingen, zoals bijvoorbeeld bewoners van de Amerpoort ASVZ of Sherpa worden niet geacht een zelfstandige huishouding te voeren voor deze regeling.
De begripsbepaling van welzijns-, cultuur- en sportactiviteiten is heel ruim. Zie voor een totaalbeschrijving de bij deze verordening behorende bijlage. De bedoeling is om zoveel mogelijk activiteiten te stimuleren en voor tegemoetkoming in aanmerking te laten komen. Niet alleen is dat voor de rechthebbende plezierig maar ook is dat voor de uitvoering eenvoudiger. De term rechtstreeks in de omschrijving houdt in dat het moet gaan om de kosten van de welzijns-, cultuur- en/of sportactiviteit zelf en niet om de bijkomende kosten, zoals bijvoorbeeld reiskosten die gemaakt moeten worden om een activiteit te bezoeken, kledingkosten voor een sportactiviteit of aanschaf van een (mobiel) telefoontoestel. Voor de doelgroep kinderen van 4 tot 18 jaar waarvoor een aanvullende tegemoetkoming geldt (zie artikel 7 plus toelichting) geldt dat het bedrag van de tegemoetkoming dat uitgaat boven de basistegemoetkoming volledig aangewend moet voor sport- en/of cultuuractiviteiten.
Voor de doelgroep is de aard van het inkomen niet bepalend en daarmee is de voorziening niet beperkt tot uitkeringsgerechtigden. Ook personen, die bijvoorbeeld een inkomen uit arbeid of studiebeurs ontvangen komen in beginsel in aanmerking. Indien het inkomen of vermogen hoger is dan de geldende grenzen is een tegemoetkoming niet mogelijk. Om de regeling niet onnodig bewerkelijker te maken is niet gekozen voor gedeeltelijke tegemoetkoming middels een draagkrachtberekening o.i.d. bij hogere inkomens dan het grensinkomen.
In dit artikel is bepaald dat ieder huishouden slechts éénmaal per kalenderjaar een aanvraag kan indienen.
Gevraagde inkomens- en vermogensgegevens/bewijzen zoals aangegeven op het aanvraagformulier en bestedingsbewijzen dienen aangeleverd te worden door de aanvrager. Als de aanvrager een periodieke bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet ontvangt, is dit bekend bij het college en is het dus niet nodig dat deze inkomens- en vermogensgegevens aangeleverd en getoetst worden. De aanvrager voldoet daarmee aan artikel 5 en artikel 6. Er is bij het declaratiefonds sprake van een doelverstrekking, dat houdt in dat bewijzen omtrent besteding van de tegemoetkoming overgelegd moeten worden. Zie voor de wijze en tijdstip hiervoor ook artikel 8 en de toelichting daarop.
In dit artikel staat aangegeven waar beneden het inkomen van het huishouden moet blijven. Dit is gerelateerd aan de bijstandsnormen. Bijstand wordt echter afgestemd op het wel of niet kunnen delen van kosten met anderen. Voor afhandeling van aanvragen van het declaratiefonds zou het te ver gaan en te ingewikkeld worden om vast te stellen welke verlaging c.q. toeslag van toepassing zou zijn.
Als het vermogen te hoog is, is er geen recht op een tegemoetkoming ingevolge het declaratiefonds. Voor wat betreft de hoogte van het vrij te laten vermogen is aansluiting gezocht bij de vermogensbepalingen in de Participatiewet. In artikel 34 van de Participatiewet staat aangegeven met welke vermogensbestanddelen wel of geen rekening gehouden moet worden. Tevens staat in dit artikel de vermogensgrens aangegeven. Uitzondering is dat er bij de bepaling van het vermogen voor het declaratiefonds geen rekening hoeft te worden gehouden met vermogen in de vorm van een eigen en bovendien zelf bewoonde woning.
In dit artikel wordt voor de hoogte van de tegemoetkoming per rechtgevend persoon verwezen naar het financieel besluit dat het college vast zal stellen. Er is geen begrenzing naar het aantal gezinsleden. De maximumtegemoetkoming is het aantal rechtgevende gezinsleden maal de basistegemoetkoming uit het financieel besluit. Voor kinderen van 4 tot 18 jaar bedraagt de maximumtegemoetkoming de basistegemoetkoming plus de aanvullende tegemoetkoming. Het bedrag dat uitgaat boven de basistegemoetkoming, moet aantoonbaar aangewend worden voor sport- en/of cultuuractiviteiten van dat kind. Desgewenst kunnen het basisbedrag en de aanvullende tegemoetkoming samen aangewend worden voor sport- en cultuuractiviteiten. Voor wat betreft de leeftijdsgrens kan een eerste tegemoetkoming verleend worden over het jaar waarin het kind 4 jaar wordt. Een laatste tegemoetkoming kan worden verleend over het jaar waarin het kind 18 jaar wordt. De bedragen moeten wel naar de afzonderlijke gezinsleden toegerekend kunnen worden. Als voor het ene gezinslid wel declaraties worden ingediend en voor het andere niet dan zal de tegemoetkoming lager uitvallen dan het voor het huishouden geldende maximumbedrag. Zie voor de kostenverantwoording de toelichting bij artikel 8.
Uit de bewijzen moet blijken dat het aannemelijk is dat de aanvrager het volledige aangevraagde bedrag besteed gedurende het kalenderjaar waarvoor de aanvraag is ingediend.
Veelal wordt uit een maandelijkse (automatische) betaling/incasso duidelijk dat er over een heel kalenderjaar voldoende kosten worden gemaakt om het aangevraagde bedrag aan te tonen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de abonnementskosten voor een alles-in-1-pakket voor internet, bellen en telefonie of de contributiekosten voor een vereniging. Om de administratieve last voor de aanvrager te verminderen, is het voldoende één maandelijkse betaling aan te tonen bij de aanvraag. Voor de aanvullende tegemoetkoming blijft artikel 4 lid 5 wel van toepassing. Per rechthebbend kind tussen de 4 en 18 jaar moet aangetoond worden dat hij/zij is ingeschreven bij een sport- of cultuurvereniging en/of dat er kosten gemaakt worden zoals in de bijlage staat omschreven.
Op deze manier blijft het mogelijk om per 1 februari de volledige basistegemoetkoming en eventuele aanvullende tegemoetkoming(en) aan te vragen. De kosten die in januari van dat jaar gemaakt worden, kunnen dan bij de aanvraag aangetoond worden.
Nieuw is dat het college de mogelijkheid heeft om op basis van steekproef te controleren of het aangevraagde en toegekende bedrag volledig is besteed. Indien uit de steekproef blijkt dat het bedrag niet volledig is besteed, wordt het gedeelte dat niet is besteed in mindering gebracht wanneer de aanvrager in een volgend kalenderjaar een aanvraag indient. Het college kan dus geen bedragen terugvorderen.
Omdat het niet redelijk is om de aanvrager de bewijsstukken meerdere jaren te laten bewaren, kan het college hooguit één kalenderjaar terugvragen. De aanvrager moet de bewijsstukken bewaren tot en met het jaar dat volgt op het jaar waarover de tegemoetkoming is verleend. Als voorbeeld: doet de aanvrager zijn aanvraag op 22 februari 2016, dan moet hij de bewijsstukken bewaren tot en met 31 december 2017.
Het is niet mogelijk de zaken uitputtend te regelen. In die gevallen waarbij de verordening geen uitsluitsel biedt beslist het college. Hierbij zal het voornamelijk gaan om individuele situaties. Tevens kan het college als de uitvoering van de verordening dat nodig maakt nadere regels vaststellen. Hierbij zal veelal gaan om het regelen van algemene(r)e zaken.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting
Bijlage behorende bij de Verordening Declaratiefonds welzijns- cultuur- en sportactiviteiten 2016.
De volgende categorieën van activiteiten en voorzieningen komen voor de basistegemoetkoming in aanmerking.
* Voor kinderen van 4 tot 18 jaar die een aanvullende tegemoetkoming krijgen voor sport- en/of cultuuractiviteiten (artikel 7 van de verordening) mag de tegemoetkoming naast de betaling van contributie ook worden aangewend voor de aanschaf van sportkleding en sportattributen die nodig zijn voor de desbetreffende sport, alsmede voor cultuuractiviteiten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-40995.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.