Gemeenteblad van Langedijk
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Langedijk | Gemeenteblad 2018, 39856 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Langedijk | Gemeenteblad 2018, 39856 | Beleidsregels |
BELEIDSREGELS BIJZONDERE BIJSTAND
Het college van burgemeester en wethouders van Langedijk
Gelet op het bepaalde in artikel 35 van de Participatiewet,
Beleidsregel Bijzondere Bijstand Langedijk
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
maatwerk: bijzondere bijstand wordt primair op grond van de wettelijke bepalingen van deze beleidsregels vastgesteld, maar bij (zeer) bijzondere individuele omstandigheden die de persoon, zijn sociale omgeving of zijn gezin of kinderen kan raken kan de bijstand worden afgestemd op de individuele situatie.
Artikel 3 Moment van aanvragen
1. Een aanvraag om toekenning van bijzondere bijstand moet worden ingediend binnen 6
maanden nadat de kosten zich hebben voorgedaan.
2. In afwijking van het eerste lid moet de bijzondere bijstand worden aangevraagd voordat de kosten zijn gemaakt wanneer het betreft:
Artikel 5 Hoogte bijzondere bijstand en Nibud-normen
Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere noodzakelijke kosten wordt aangesloten bij de normbedragen zoals opgenomen in de prijzengids van het Nibud. Dit betekent dat de daadwerkelijk gemaakte kosten worden vergoed tot een maximum als genoemd in de prijzengids van het Nibud, tenzij deze beleidsregels anders bepalen.
HOOFDSTUK II DRAAGKRACHT BEPALINGEN
Artikel 6 Uitgangspunten draagkracht
Bij de vaststelling van de bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met de aanwezige draagkracht in het inkomen of het vermogen. Bij de vaststelling van aanwezige draagkracht wordt in ieder geval rekening gehouden met de draagkrachtperiode, het vermogen en het inkomen.
Het college hanteert geen drempelbedrag als bedoeld in artikel 35 lid 2 van de wet.
Het vermogen (vastgesteld in de maand voorafgaand aan de maand waarin de kosten zich hebben voorgedaan dan wel voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend, conform het bepaalde in artikel 7)) wordt, tot aan de op belanghebbende van toepassing zijnde grens als bedoeld in artikel 34 Participatiewet buiten beschouwing gelaten, tenzij in deze beleidsregels anders is bepaald (artikel 16 lid 5). Het vermogen boven de grens wordt volledig in aanmerking genomen voor de draagkracht.
Bij de bepaling van de draagkracht wordt de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de wet buiten beschouwing gelaten.
Artikel 12 Medische en paramedische kosten
De vergoedingen vanuit de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning en vergelijkbare regelingen zijn voorliggende voorzieningen die passend en toereikend worden geacht. Indien binnen de voorliggende voorziening een bewuste beslissing is genomen over de noodzaak van vergoeding van bepaalde kostensoorten in het algemeen of in een specifieke situatie en die kosten niet als noodzakelijk worden aangemerkt, kan daarvoor ook geen bijzondere bijstand worden verleend.
Artikel 14 Kosten verzorging, hulp en ondersteuning
Voor de volgende kosten in verband met verzorging, hulp en ondersteuning bestaat recht op bijzondere bijstand:
HOOFDSTUK V SPECIALE DOELGROEPEN
De vermogensvrijlating als bedoeld in artikel 34 van de wet is niet van toepassing.
Geen bijzondere bijstand wordt verstrekt indien op voorhand, zulks ter beoordeling op het moment van de aanvraag, vast staat dat de detentie langer duurt dan zes maanden. Indien de detentieduur op voorhand moeilijk in te schatten is kan bijstand worden verleend voor de duur van maximaal drie maanden met eventuele verlenging van 3 maanden.
Artikel 17 Vergunninghouders en jongeren die vanuit residentiele jeugdhulp begeleid gaan wonen
Aan vergunninghouders die zich voor de eerste maal vanuit het asielzoekerscentrum vestigen in de gemeente wordt bijzondere bijstand verstrekt voor de inrichtingskosten (o.a. duurzame gebruiksgoederen) en stofferingskosten van de woning, de eerste huurnota, de administratiekosten, de waarborgsom en de aanschafkosten van een fiets.
De hoogte van de bijzondere bijstand voor de inrichtingskosten bedraagt 35% van de norm die het Nibud heeft vastgesteld voor de van toepassing zijnde gezinssamenstelling onder aftrek van het normbedrag voor de stofferingskosten. De bijstand wordt als geldlening verstrekt. De bepalingen in artikel 21 zijn van overeenkomstige toepassing.
Indien de gezinssamenstelling tussentijds wijzigt in verband met gezinshereniging dan wordt alleen aanvullende bijzondere bijstand verstrekt voor de inrichtingskosten. Stofferingskosten worden alleen vergoed indien een toetsing heeft plaatsgevonden over de noodzakelijkheid van deze kosten. De hoogte van de bijstand voor de inrichtingskosten is gebaseerd op het verschil tussen het reeds verstrekte bedrag en de norm die past bij de nieuw ontstane gezinssamenstelling. De percentages als vermeld in lid 2 en 3 zijn onverkort van toepassing.
6. Bijzondere bijstand om niet wordt verstrekt voor de eerste huurnota. Bijstand wordt verstrekt over de betreffende maand plus de volgende maand.
Aan jongeren die vanuit de residentiele jeugdhulp voorziening begeleid gaan wonen, kan bijzondere bijstand verstrekt voor inrichtings- en stofferingskosten. De leden 2, 3 en 4 van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing. De bijzondere bijstand aan jongeren tot 21 jaar wordt alleen verstrekt als er een onderzoek heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 12 van de wet.
HOOFDSTUK VI OVERIGE INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND
Het college geeft geen limitatieve opsomming van kostensoorten waarvoor bijzondere bijstand
mogelijk is. Dit hangt namelijk sterk af van individuele omstandigheden en wordt daarom individueel beoordeeld. Wel is aangegeven hoe wordt omgegaan met bepaalde kostensoorten waarvoor bijzondere bijstand kan worden verleend.
Artikel 18 Bijzondere bijstand voor rechtsbijstand en griffierecht
Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de eigen bijdrage voor noodzakelijk verleende rechtshulp, het griffierecht en overige noodzakelijk te maken kosten als er een toevoeging voor rechtsbijstand is afgegeven door de Raad voor Rechtsbijstand en als deze moet worden betaald op grond van de Wet op de rechtsbijstand.
Artikel 21 Duurzame gebruiksgoederen, inrichtings- en verhuiskosten
Kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige kosten van inrichting behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Voor deze kosten dient vooraf te worden gereserveerd door middel van sparen of achteraf door middel van een geldlening. Voor zover in deze beleidsregels niet anders is bepaald, bestaat er in beginsel geen recht op bijzondere bijstand voor deze kosten.
Als belanghebbende geen of onvoldoende middelen heeft om in de kosten te voorzien en een krediet bij een kredietbank of andere kredietverstrekker niet mogelijk is, wordt bijzondere bijstand in beginsel toegekend in de vorm van een renteloze geldlening als bedoeld in artikel 51 Participatiewet. Hiervoor geldt het volgende:
Indien er sprake is van een minnelijke schuldregeling in het kader van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening of Wsnp waarbij geen nieuwe schulden gemaakt mogen worden, kan in individuele situaties worden afgeweken van het genoemde in lid 4. Bij een aanvraag om bijstand voor duurzame gebruiksgoederen moet contact opgenomen worden met de bewindvoerder dan wel de klantmanager schuldhulpverlening. Er wordt na overleg leenbijstand verleend onder de voorwaarde dat het schuldhulpverleningstraject goed wordt afgerond. Indien het traject goed wordt afgerond wordt de bijstand omgezet in om niet.
Voor verhuiskosten en inrichtingskosten die geen duurzaam karakter hebben (bijvoorbeeld kosten dubbele huur, verhuisdozen, huur verhuiswagen, verf, behang), gelden de Wmo en een lening bij een kredietverstrekkende instelling als een voorliggende voorziening. Als er geen voorliggende voorziening (mogelijk) is, kan op grond van bijzondere omstandigheden bijzondere bijstand worden verstrekt. In dat geval wordt de bijstand om niet verstrekt.
1.Bijzondere bijstand voor woonkosten is mogelijk indien:
2 Onder woonkosten wordt verstaan:
Hieronder wordt verstaan het eigenaarsdeel van de onroerendzaak- belasting, de opstalverzekering, de waterschapslasten (eigenaarsdeel) en de rioolrechten.
Indien belanghebbende een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor toekenning van de huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt een woonkostentoeslag verstrekt tot de datum waarop de betrokkene wel in aanmerking komt voor de huurtoeslag.
4 De woonkostentoeslag bij een woning in eigendom
vooraf vermindering van de voorlopige teruggave van belastingen wordt verzocht, zodat dit bedrag kan worden verrekend met de woonkostentoeslag.
5.Woonkostentoeslag voor woonkosten vanaf de maximale huurprijs kan worden
5. verstrekt, indien belanghebbende een woning in huur of eigendom bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten op grond van de Wet op de huurtoeslag een belemmering vormt voor toekenning van huurtoeslag, voor zover het bedrag van de toeslag maatschappelijk aanvaardbaar is. Onder maatschappelijk aanvaardbaar wordt verstaan een bedrag aan toeslag tot maximaal € 1000,--per maand, tenzij de bijzondere situatie van het huishouden er toe dwingt een hoger bedrag te hanteren.
6. De woonkostentoeslag wordt om niet verstrekt tot de datum waarop de betrokkene wel in
aanmerking komt voor de huurtoeslag. Als huurtoeslag niet aan de orde is wordt de woonkostentoeslag toegekend voor de een periode van 12 maanden. Na afloop van deze periode dient de toeslag op nieuw te worden aangevraagd.
Woonkostentoeslag kan worden verstrekt voor woonkosten van een jongere van 18 tot 21 jaar die zelfstandig een huurwoning bewoont en waarbij de noodzaak tot zelfstandig wonen op grond van artikel 12 van de wet is vastgesteld. In dit geval dienen de huurkosten dienen hoger te zijn dan de maximale huurgrens die geldt voor jongeren tot 23 jaar (maar lager dan de maximale huurtoeslag voor personen van 23 jaar en ouder) waardoor geen recht bestaat op huurtoeslag. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die op grond van de Wet op de huurtoeslag voor de woonkosten zou zijn ontvangen indien belanghebbende 23 jaar of ouder zou zijn. Aan de woonkostentoeslag is de voorwaarde verbonden dat de jongeren naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te vinden (verhuisplicht). Dit wordt halfjaarlijks gecontroleerd.
1. Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor noodzakelijke reiskosten buiten de gemeente Langedijk
voor bezoek aan partner en familie (eerste en tweede graad) die in een inrichting verblijven, uit huis zijn geplaatst of gedetineerd zijn.
2. De reiskosten komen alleen voor bijzondere bijstand in aanmerking als de enkele reisafstand
meer bedraagt dan 10 kilometer fietsafstand
voor maximaal 2 personen verstrekt tenzij het gaat om reiskosten in verband met detentiebezoek. In dat geval geldt als frequentie maximaal eens per 14 dagen.
Artikel 26 Reiskosten inburgering
1. Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor noodzakelijk reiskosten aan de inburgeringsplichtige die 1 keer per week of vaker moet reizen naar een opleidingsinstituut om de inburgeringscursus te volgen.
2. De reiskosten komen alleen voor bijzondere bijstand in aanmerking als de enkele reisafstand meer bedraagt dan 10 kilometer fietsafstand.
Artikel 27 Reiskosten uitstroom werk
1. Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor noodzakelijk reiskosten aan de uitkeringsgerechtigde
die geheel uitstroomt uit de uitkering naar werk en waarvan de werkgever geen of gedeeltelijke vergoeding verstrekt voor de reiskosten.
2. De reiskosten komen alleen voor bijzondere bijstand in aanmerking als de enkele reisafstand
meer bedraagt dan 10 kilometer fietsafstand
Artikel 28 Jongerentoeslag: bijzondere bijstand levensonderhoud 18-21 jarigen
1. Op aanvraag wordt aan jongeren van 18 tot 21 jaar per kalendermaand bijzondere bijstand verstrekt als bedoeld in artikel 12 van de wet in de vorm van een jongerentoeslag voor zover de belanghebbende zelfstandige huisvesting heeft en deze huisvesting noodzakelijk is.
2. De jongerentoeslag wordt verstrekt ter aanvulling van de bijstandsnorm voor jongeren tot 21 jaar en bedraagt 30% van de gehuwdennorm inclusief vakantietoeslag.
3. Een individuele beoordeling voor de hoogte van de jongerentoeslag dient te worden gemaakt bij o.a. jongeren die een kamer bewonen of
inwonend zijn. Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de kosten van kamerhuur, de zorgverzekering onder aftrek van de zorgtoeslag, de WA en inboedelverzekering (indien van toepassing), en een toeslag van 4% van de gehuwdennorm inclusief vakantietoeslag. De bijzondere bijstand bedraagt maximaal 30% van de gehuwde norm inclusief VT.
4. Voor jongeren in een maatschappelijke opvanginstelling (o.a. DNOdoen, Exodus, Oranjehuis
is de hoogte van de bijzondere bijstand gebaseerd op de begeleidings/woonkosten de
zorgverzekering onder aftrek van de zorgtoeslag, de WA en inboedelverzekering, en een toeslag
van 4 % van de gehuwdennorm inclusief vakantietoeslag
5. De bijzondere bijstand wordt alleen verstrekt als er een noodzaak is tot zelfstandig wonen, en er
een onderzoek heeft plaatsgevonden op grond van artikel 12 van de wet.
Voor kosten verbonden aan een uitvaart kan bijzondere bijstand worden verstrekt aan de nabestaanden die voor hun aandeel in de nalatenschap uitvaartkosten moeten betalen en deze kosten niet vanuit de nalatenschap van de erflater betaald kunnen worden en de nabestaanden onvoldoende draagkracht hebben om deze kosten zelf te betalen.
Ten opzichte van het hanteren van het Verstrekkingenboek bijzondere bijstand Langedijk 2009 en de aanvullende beleidsregels 2015 blijven gelden tot uiterlijk 1 april 2018 ten aanzien van belanghebbenden voor wie de onderhavige beleidsregels een ongunstige uitwerking hebben.
Artikel 33 Inwerkingtreding en citeertitel
Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente in zijn vergadering van 13 februari 2018.
In dit artikel is aangegeven wat met bepaalde begrippen wordt bedoeld en het artikel verwijst naar de begrippen van de Participatiewet.
Artikel 2 Vorm van de bijstand
Uitgangspunt is dat bijstand om niet wordt verstrekt. In de artikelen 48 en 51 van de wet is aangegeven dat de bijstand in bepaalde gevallen als lening kan worden verstrekt.
Artikel 48, tweede lid, van de wet bepaalt dat bijstand kan worden verleend in de vorm van een geldlening indien:
Dit betekent ook dat er in geen andere gevallen dan de wet voorschrijft een lening mag worden verstrekt zodat belanghebbenden niet ten onrecht worden belast met aflossingsverplichtingen aan de gemeente.
Artikel 51 van de wet bepaalt dat voor duurzame gebruiksgoederen bijzondere bijstand in de vorm van een lening kan worden verstrekt.
Het college maakt van haar bevoegdheid gebruik om daadwerkelijk in die gevallen een lening te verstrekken.
Artikel 3 Moment van aanvragen
Op grond van artikel 44 Participatiewet is het niet toegestaan bijstand toe te kennen tegen een eerdere datum dan waarop belanghebbende zich voor een aanvraag heeft gemeld. Gelet op de doelstellingen van de bijzondere bijstand (het bestrijden van armoede) moet aangenomen worden dat gemeentelijk beleid op basis waarvan met terugwerkende kracht bijzondere bijstand wordt verleend niet in strijd is met de bedoeling van de wetgever. Het toekennen van bijzondere bijstand met terugwerkende kracht kan het niet-gebruik ervan terugdringen.
Er zijn ook situaties dat een aanvraag vooraf niet mogelijk was, vanwege bijzondere omstandigheden van de aanvrager.
In het geval van duurzame gebruiksgoederen, verhuis- en/of inrichtingskosten en de kosten van een baby-uitzet dient de aanvraag vooraf te worden ingediend omdat de noodzaak van de kosten anders niet is te beoordelen. Daarnaast zijn de kosten doorgaans te voorzien en is het redelijk om ervan uit te gaan dat belanghebbende voor bijvoorbeeld een verhuizing contact opneemt met de gemeente.
Artikel 4 Vaststellen van het recht op individuele bijzondere bijstand
Uitdrukkelijk zijn de vier hoofdvragen opgenomen in de beleidsregels. Er is op dit punt geen beleidsvrijheid en het college is gedwongen deze vragen, in deze volgorde te beantwoorden om het recht op individuele bijzondere bijstand vast te stellen. Dit artikel gaat dan ook meer over het algemene kader dan op een door het college gekozen beleidsuitgangspunt voor de individuele bijzondere bijstand.
Zoals uit de zinsnede 'naar het oordeel van het college' in artikel 35 lid 1 Participatiewet blijkt, heeft het college bij de beantwoording van de vragen of de kosten kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm een beoordelingsvrijheid. Bij de beantwoording van de vragen of er sprake is van noodzakelijke kosten van het bestaan en van bijzondere omstandigheden heeft het college daarentegen géén beoordelingsvrijheid.
Dit kan als volgt worden verduidelijkt. Hoewel het begrip 'noodzakelijke kosten van het bestaan' in artikel 35 lid 1 Participatiewet een enigszins vaag begrip is en het college hierin zelf duidelijkheid zal moeten creëren, kan het daarbij niet voorbijgaan aan de objectiviteit van de norm 'noodzakelijke kosten van het bestaan'. Zo zijn kosten van een basale woninginrichting objectief noodzakelijke kosten van het bestaan: voor hun bestaan hebben mensen nu eenmaal een woning nodig die met basisgoederen, zoals een tafel met stoelen en een koelkast, is ingericht. Het college dient wél te beoordelen of er in het individuele geval ook daadwerkelijk sprake is van zulke kosten en, zo ja, of de vervanging van het desbetreffende goed noodzakelijk is. Het is onjuist om een aanvraag om bijzondere bijstand slechts te beoordelen in het kader van het ter zake gevoerde beleid, en na te laten om te beoordelen of er in de situatie van belanghebbende sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten, in andere woorden, om na te laten vraag 2 en vraag 3 te beantwoorden. Bij artikel 35 lid 1 Participatiewet is namelijk geen sprake van een discretionaire bevoegdheid maar van een gebonden bevoegdheid, hetgeen betekent dat indien is voldaan aan de wettelijke voorwaarden de gemeente gehouden is bijzondere bijstand te verlenen. Zie CRvB 21-09-2004, nr. 02/2655 NABW en CRvB 28-02-2006, nr. 05/379 WWB.
Artikel 5 Hoogte bijzondere bijstand en Nibud-normen
Om het risico van willekeur te voorkomen is hier uitdrukkelijk gekozen voor vergoeding van de goedkoopste adequate voorziening, doch in ieder geval aansluiting te zoeken bij de Nibud-Prijzengids.
Omdat de Nibud normen niet in alle gevallen passend worden geacht, wordt in een aantal gevallen een percentage van de NIBUD richtlijnen genomen. De vergoedingen en percentages worden in een aparte normenlijst opgenomen.
Bij de vaststelling van de hoogte van het percentage is een vergelijkend warenonderzoek gedaan Gekeken is naar de prijzen die bedrijven in het goedkopere segment (o.a. Action, BCC, Media Markt)
hanteren voor de kosten van woninginrichting en witgoed. In deze winkels bleken de prijzen aanzienlijk lager te liggen dan de normen die worden gehanteerd in de Nibud prijzengids voor deze kosten. Een ontwikkeling van de laatste jaren is dat veel goederen aangeschaft kunnen worden via winkels die tweedehands goederen verkopen of via marktplaats. Het is de keuze van de klant of hij daarvan gebruik wil maken. Het past niet meer in deze tijd van bezuinigingen om hoge bedragen te hanteren voor inrichtingskosten en het uitgangsprincipe dat klanten altijd over een nieuwe inrichting moeten beschikken.
Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, is dan ook in overeenstemming gebracht met marktconforme prijzen. Uitgangspunt is dat niet alle gebruiksgoederen zoals bij de prijzengids van het Nibud wel gebeurt, deel uit hoeven te maken van een complete woninginrichting. Ook wordt meegewogen dat goederen tweedehands kunnen worden aangeschaft.
Bij stofferingskosten kan niet uitgegaan worden van tweedehandsprijzen. De prijzen die het Nibud hanteert zijn vrij reëel prijzen. Daarom wordt bij deze kosten wel uitgegaan van de norm die het Nibud hanteert.
Artikel 6 Uitgangspunten draagkracht
Voor de verlening van bijzondere bijstand is het geen vereiste dat men een bijstandsuitkering voor levensonderhoud ontvangt. Bijzondere bijstand is toegankelijk voor iedereen met een laag inkomen.
Bepalend is de draagkracht van de belanghebbende(n). Is er sprake van geen of slechts een beperkte draagkracht, dan kan aanspraak op bijzondere bijstand bestaan voor specifieke kosten, die niet uit het reguliere inkomen of uit de algemene bijstand kunnen worden voldaan. De bijzondere noodzakelijke kosten moeten de draagkracht te boven gaan.
Artikel 7 Bepaling van het inkomen en vermogen
Het college heeft de vrijheid om te beoordelen in hoeverre belanghebbende inkomen of vermogen kan aanwenden, om de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd te voldoen.
De vrijlatingen genomen in artikel 31 van de wet zijn gericht op de algemene bijstand. Er wordt gebruik gemaakt van de bevoegdheid om de deze vrijlatingen ook toe te passen bij de bijzondere bijstand.
Vaststelling van het inkomen wordt gedaan aan de hand van specificaties van het inkomen direct voorafgaand aan de maand waarin de kosten zich (voor het eerst) hebben voorgedaan. Uitdrukkelijk is ervoor gekozen om, voor de bijzondere bijstand die met terugwerkende kracht wordt aangevraagd, niet uit te gaan van de draagkracht op de aanvraagdatum. De draagkracht van belanghebbende ten tijde van de aanvraag kan immers afwijken van de draagkracht op het moment waarop de kosten zich voordeden.
Als een belanghebbende in aanvulling op zijn inkomen bijstand (of IOAW/IOAZ) ontvangt hoeft belanghebbende geen extra specificaties over te leggen. Het inkomen wordt geacht al in het kader van het recht op bijstand afdoende te zijn vastgesteld. Ontvangt de belanghebbende aanvullend IOAW of IOAZ dan dient het vermogen wel bezien te worden. De IOAW kent immers geen vermogenstoets en bij de IOAZ is het vermogen als zodanig niet relevant, enkel de inkomsten er uit. Om vast te stellen of de belanghebbende over meer vermogen beschikt dan op grond van artikel 34 Participatiewet buiten beschouwing mag worden gelaten, dient de belanghebbende dan ook inlichtingen te verstrekken over zijn vermogen.
Het college is op grond van artikel 35 Participatiewet volledig vrij in het bepalen van welk deel van het inkomen en welk deel van het vermogen voor de draagkracht in aanmerking wordt genomen. Er is voor gekozen uit te gaan van het inkomens- en vermogensbegrip van de Participatiewet.
Het inkomen tot 120% van de bijstandsnorm wordt voor de individuele bijzondere bijstand in ieder geval buiten beschouwing gelaten. Voor een aantal kostensoorten geldt een inkomensgrens van 100%. Het vermogen in de eigen woning wordt in aanmerking genomen vanaf € 250.000,-.
Als in het kader van de Wsnp beslag is gelegd op het inkomen is er geen draagkracht meer aanwezig om de noodzakelijke en bijzondere kosten te voldoen. Personen wij wie een gemeentelijke schuldregeling tot stand is gekomen verkeren in een vergelijkbare situatie. Zij kunnen niet meer (volledig) over hun inkomsten beschikken. Doorgaans wordt er ook een bewindvoerder aangesteld die de financiën beheert.
In de praktijk is het zo dat de belanghebbende in een gemeentelijk traject alle (financiële) mogelijkheden moet aanwenden om tot een oplossing van de schulden te komen. Om te zorgen dat dit ook daadwerkelijk kan, wordt rekening gehouden met de afgesproken aflossingsruimte zolang iemand in een traject zit. Dit draagt bij aan een verantwoorde bijdrage aan de oplossing van de schuldenproblematiek. Kortom: er wordt dus net als voor mensen in de Wsnp, rekening mee gehouden dat er geen of maar beperkte feitelijke draagkracht is voor mensen die in het minnelijke gemeentelijke schuldentraject zitten.
Bij het bepalen van de inkomensgrens voor mensen die geen uitkering voor levensonderhoud hebben, wordt geen rekening gehouden met de kostendelersnorm, die, indien de klant een uitkering zou aanvragen, van toepassing is.
De draagkrachtperiode vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de (eerste) kosten zich hebben voorgedaan. Dit vloeit voort uit artikel 7 van de beleidsregels, op grond waarvan de draagkracht wordt vastgesteld aan de hand van het inkomen direct voorafgaand aan het moment waarop de kosten zich voordoen dan wel hebben voorgedaan.
Rekening houden met elke wijziging in inkomen of vermogen tijdens de draagkrachtperiode betekent dat de bijstandsverlening beter aansluit bij de werkelijke draagkracht van belanghebbende. Het leidt echter ook tot grote administratieve lasten. Het is dan ook efficiënter een eenmaal vastgestelde draagkracht binnen de vastgestelde draagkrachtperiode niet meer te wijzigen. Het feit dat een belanghebbende door vergroting van de draagkracht mogelijk (iets) te veel bijstand ontvangt wordt acceptabel geacht. In verband met armoedebestrijding is het echter niet acceptabel als een belanghebbende door daling van zijn draagkracht feitelijk te weinig bijstand ontvangt. In dat geval kan de belanghebbende op grond van artikel 4:6 Algemene wet bestuursrecht (Awb) altijd om herziening van de vastgestelde draagkracht verzoeken.
Afhankelijk van de kostensoort geldt een inkomensgrens van 100% of 120% van de bijstandsnorm. Als de draagkracht is vastgesteld op basis van een inkomensgrens van 120% van de bijstandsnorm en er volgt later een aanvraag voor een kostensoort met een inkomensgrens van 100%, dan wordt de hoogte van de draagkracht opnieuw vastgesteld. Andersom is dit niet nodig. Bij de periode van de draagkracht sluiten we aan bij de al eerder vastgestelde periode en deze wijzigt daardoor niet.
Artikel 11 Computer voor kinderen van 12 tot 18 jaar
In de dagelijkse onderwijspraktijk wordt gebruik gemaakt van een computer. Kinderen die thuis niet over een computer beschikken, hebben een grotere kans om een (digitale) ontwikkelingsachterstand op te lopen. In gezinnen met een minimuminkomen bestaat vaak niet de mogelijkheid om geld te reserveren voor de aanschaf van een computer. Het is noodzakelijk schoolkinderen uit gezinnen met een minimuminkomen te stimuleren en te ondersteunen in hun digitale ontwikkeling.
Er wordt maximaal 1 computer per gezin verstrekt.
Geen vergoeding wordt verstrekt voor de kosten van een printer en internet.
Artikel 12 Medische en paramedische kosten
Medische kosten komen, behoudens bijzondere gevallen, niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. De vergoedingen vanuit de Zvw, de Wmo en de Wlz zijn voorliggende voorzieningen die passend en toereikend worden geacht. Indien de voorliggende voorziening de kosten niet vergoedt, zijn deze niet noodzakelijk en kan daarvoor ook geen bijzondere bijstand worden vergoed.
Er is een collectieve aanvullende zorgverzekering afgesloten zodat belanghebbenden met een minimum inkomen zich extra kunnen verzekeren tegen medische kosten.
Artikel 13 Collectieve zorgverzekering voor minima (CZM)
De kosten van een zorgverzekering drukken zwaar op de lasten van mensen met een minimum inkomen. Mensen die weinig te besteden hebben zullen eerder bezuinigen op de zorgverzekering.
Dit is ongewenst. Daarom wordt een collectieve zorgverzekering aangeboden. Minima worden zo ondersteund voor medische kosten. Er worden verschillende pakketten aangeboden. In alle pakketten zijn extra vergoedingen opgenomen. De gemeente verstrekt een tegemoetkoming in de maandelijkse premie. Hierdoor zijn de pakketten goedkoper voor mensen met een laag inkomen.
Studenten zijn uitgesloten van deelname omdat er specifieke studentenpolissen op de markt zijn.
Artikel 14 Kosten verzorging, hulp en ondersteuning
In dit artikel worden voorbeelden van kosten genoemd die ten gevolge van ziekte of gebrek extra kosten met zich mee brengen. Na een objectieve indicatie van een (medisch) deskundige kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Hier hoeft niet altijd een keuringsarts aan te pas te komen. Indicaties voor bijvoorbeeld maaltijdvoorziening en personenalarmering worden vaak door andere hulpverleners vastgesteld. Hiermee kan de noodzaak worden aangenomen.
De meerkosten van een maaltijdvoorzieningen en de meerkosten van een dieet worden aan de hand van de in de Nibud prijzengids vermelde normbedragen vastgesteld. De extra kosten van slijtage en bewassing en de meerkosten van verwarming worden vastgesteld door een onafhankelijke arts.
De genoemde kosten zijn geen limitatieve opsomming. Ook andere kosten kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen indien zij het gevolg zijn van individuele bijzondere omstandigheden. Te denken valt aan de extra kosten van thuisdialyse.
Artikel 15 Maatwerkvoorziening voor personen die geen gebruik maken van de CZM
Uitgangspunt is dat minima deelnemen aan de CZM. De mogelijkheid bestaat echter dat een andere verzekering betere vergoedingen biedt in het specifieke geval van die belanghebbende en hij daarom niet wil overstappen. Dit moet dan wel worden aangetoond. De wijze waarop dit gebeurt wordt overgelaten aan de persoon zelf.
Gedetineerden zijn uitgesloten van bijstand. Als zij geen middelen hebben is de kans groot dat zij na detentie dakloos worden met alle gevolgen van dien. Daarom wordt in dit artikel geregeld dat bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor de kosten van het aanhouden van de woning tijdens een kortdurende detentieperiode van maximaal 6 maanden. Op deze manier kan het huis worden behouden en verdere problemen worden voorkomen. Het gaat alleen om de huurkosten dan wel de rente die moet worden betaald bij het in eigendom hebben van een woning.
Alle financiële reserves dienen te worden aangewend om de woonkosten zelf te betalen.
Hieronder wordt ook verstaan de aanwending van het eigen bescheiden vermogen. De vermogensvrijlating als bedoeld in artikel 34 van de wet is niet van toepassing.
Wel dient er altijd een onderzoek te worden verricht naar de noodzakelijkheid van de kosten.
Hierover dient te worden overlegd met de coördinator nazorg ex-gedetineerden.
Artikel 17 Vergunninghouders en jongeren die vanuit residentiele jeugdhulp begeleid gaan
Vergunninghouders die zich vanuit het AZC vestigen in de woning moeten een woning inrichten.
Vergunninghouders hebben geen mogelijkheid om te reserveren voor de inrichtings- en stofferingskosten. Dit zelfde geldt voor jongeren die vanuit residentiele jeugdhulp begeleid gaan wonen. Daarom kunnen zij in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor deze kosten.
De kosten van de eerste huurnota, administratiekosten en de waarborgsom komen ook voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Daarnaast geldt voor vergunninghouders dat zij ook nog bijzondere bijstand kunnen aanvragen voor de kosten van aanschaf van een fiets.
Bij een eerste huisvesting na het verlaten van een AZC wordt de vergunninghouder geconfronteerd met de kosten van een eerste inrichting in Nederland. Gelet op het eerder inkomen was er geen ruimte om te kunnen reserveren voor de kosten van een complete woninginrichting. Deze kosten komen dan ook voor bijzondere bijstand in aanmerking.
De Nibud norm voor een complete woninginrichting wordt als basis gehanteerd.
De bedragen waar het Nibud van uitgaat zijn hoog. Deze worden niet passend geacht.
Daarom wordt uitgegaan van een percentage van de Nibud richtlijn.
Bij de vaststelling van de hoogte van het percentage is een vergelijkend warenonderzoek gedaan Gekeken is naar de prijzen die bedrijven in het goedkopere segment (o.a. Action, BCC, Media Markt)
hanteren voor de kosten van woninginrichting en witgoed. In deze winkels bleken de prijzen aanzienlijk lager te liggen dan de normen die worden gehanteerd in de Nibud prijzengids voor deze kosten. Een ontwikkeling van de laatste jaren is dat veel goederen aangeschaft kunnen worden via winkels die tweedehands goederen verkopen of via marktplaats. Het is de keuze van de klant of hij daarvan gebruik wil maken. Het past niet meer in deze tijd van bezuinigingen om hoge bedragen te hanteren voor inrichtingskosten en het uitgangsprincipe dat klanten altijd over een nieuwe inrichting moeten beschikken.
Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, is dan ook in overeenstemming gebracht met marktconforme prijzen. Uitgangspunt is dat niet alle gebruiksgoederen zoals bij de prijzengids van het Nibud wel gebeurt, deel uit hoeven te maken van een complete woninginrichting. Ook wordt meegewogen dat goederen tweedehands kunnen worden aangeschaft.
Bij stofferingskosten kan niet uitgegaan worden van tweedehandsprijzen. De prijzen die het Nibud hanteert zijn vrij reële prijzen. Daarom wordt bij deze kosten wel uitgegaan van de norm die het Nibud hanteert.
Eerste huurbetaling/administratiekosten/waarborgsom
Bij ondertekening van het huurcontract is direct de huur voor de betreffende maand verschuldigd en soms ook de huur van de daaropvolgende maand. De financiële middelen ontbreken hiervoor.
In Nederland is het hebben van een fiets noodzakelijk. Ook voor vergunninghouders. Zij zijn o.a. voor hun boodschappen aangewezen op dit vervoermiddel. Kinderen die naar de middelbare school gaan hebben ook een fiets nodig om naar school te gaan. Voor kinderen die op de basisschool zitten is een fiets niet noodzakelijk. De school is vaak op loopafstand. Ook voor de hoogte van de vergoeding van de fiets wordt een percentage van de Nibud richtlijn gehanteerd.
Artikel 18 Bijzondere bijstand voor rechtsbijstand en griffierecht
Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage voor rechtsbijstand indien deze kosten noodzakelijk zijn. De noodzakelijkheid wordt aangenomen als er een advocaat is toegevoegd op grond van de Wet op de rechtsbijstand.
Artikel 19 Bijzondere bijstand voor beschermingsbewind, curator en mentor
Er bestaat recht op bijzondere bijstand indien de kantonrechter een beschikking heeft afgegeven waarin hij de hoogte van de beloning heeft bepaald.
De bijzondere bijstand wordt verstrekt vanaf de 1ste of de 16de dag van de maand.
In de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren is namelijk bepaald dat de jaarbeloning verschuldigd is per de 1ste of de 16de dag van de maand.
Dit betekent dat als iemand op bv 9 maart onder bewind is gesteld, de hele maand maart betaald moet worden. Als iemand de 18e onder bewind is gesteld, moet vanaf de 16e betaald worden.
Artikel 20 Bijzondere bijstand voor budgettering
Dit artikel heeft betrekking op de kosten van het budgetbeheer. De afdeling schuldhulpverlening van Halte Werk bepaalt de vorm van het budgetbeheer. Belanghebbenden zijn verplicht om hieraan hun volledige medewerking te verlenen.
Artikel 21 Duurzame gebruiksgoederen, inrichtingskosten- en verhuiskosten
Voor de vaststelling van de reserveringscapaciteit wordt gekeken naar een verantwoorde besteding van het inkomen. Het aflossen op schulden wordt in ieder geval als een verantwoorde besteding beschouwd.
Bij vaststelling van het recht op bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten wordt de Individuele inkomenstoeslag (IIT) die in de afgelopen 12 maanden is ontvangen in aanmerking genomen voor de draagkracht. Dit past in de lijn van de Participatiewet waarbinnen de bijzondere bijstand is geregeld. Door het ontvangen van de toeslag ontstaat immers ruimte in het inkomen om vervangingsuitgaven te doen. Alleen als er sprake is van noodzakelijke uitgaven die hoger zijn dan het bedrag van de IIT, is bijzondere bijstand mogelijk. Er wordt dan bijstand verstrekt voor het bedrag, dat hoger is dan de IIT.
Belanghebbende met een schuldregeling of WSNP
Belanghebbenden op een schuldhulpverleningstraject hebben meestal geen reserverings- en aflossingscapaciteit. Tijdens de looptijd van het traject kunnen zij geen nieuwe verplichtingen aangaan omdat het de bedoeling is dat na afloop van de regeling een schuldenvrije situatie is ontstaan. Bij een aanvraag om bijstand voor duurzame gebruiksgoederen moet contact opgenomen worden met de bewindvoerder (WSNP) of de klantmanager. Er wordt na overleg leenbijstand verleend onder de voorwaarde dat het schuldhulpverleningstraject goed wordt afgerond. De bijstand wordt in dat geval omgezet in bijstand om niet.
Onderscheid wordt gemaakt tussen de bewoners van een huurwoning en een woning in eigendom. Bij een huurwoning is de hoogte van de woonkostentoeslag gelijk aan de gemiste huurtoeslag. Bij een eigen woning wordt de hoogte van de woonkostentoeslag bepaald aan de hand van een huurwoning met vergelijkbare woonlasten en de daarbij gemiste huurtoeslag.
Aan de bijstandsverlening wordt de verplichting verbonden dat de belanghebbende op zoek gaat naar passende woonruimte. Hieronder wordt verstaan een woning waarvan de woonlasten uit het beschikbaar staande inkomen voldaan kunnen worden eventueel aangevuld met een bijdrage op grond van de Wht.
Verhuisplicht bij woonkostentoeslag bij huur boven de huurtoeslaggrens
Bij de eerste toekenning van de toeslag wordt direct de verhuisplicht als voorwaarde opgelegd volgens artikel 55 van de wet. De bedoeling hiervan is dat aanvrager er op gewezen wordt alles te moeten doen om zo snel mogelijk onafhankelijk van een woonkostentoeslag te worden. De verhuisplicht houdt het volgende in:
Indien uit onderzoek is gebleken dat onvoldoende is geprobeerd een goedkopere huurwoning te verkrijgen dan heeft dat gevolgen voor de beoordeling van het recht op een toeslag bij een vervolgaanvraag. De toeslag wordt dan in de vorm van een lening verstrekt. Er is dan sprake van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
Er wordt alleen bijzondere bijstand verstrekt voor de inkomensafhankelijke bijdrage die voor de eerste en tweede dag betaald moet worden.
Kinderen die in aanmerking komen voor VVE moeten 4 dagen naar de peuteropvang. Voor de eerste en tweede dag heeft men recht op de kinderopvangtoeslag van de belastingdienst. Daarnaast moet een inkomensafhankelijke bijdrage worden betaald. Voor deze bijdrage wordt bijzondere bijstand verstrekt. De derde en vierde dag wordt volledig vergoed vanuit het onderwijsachterstandsbudget.
Er wordt altijd uitgegaan van het goedkoopste reisalternatief. Als het gaat om reizen per auto, geldt een onbelaste kilometervergoeding naar de normen van de ministeriele regelingen. Voor het bepalen van de reisafstand wordt de ANWB routeplanner gehanteerd. In geval van carpoolen wordt de hoogte van de bijstand afgestemd op het aantal carpoolers.
Voor de reiskilometers anders dan het OV wordt een forfaitair bedrag vergoed op basis van € 0,19
Artikel 26 Reiskosten inburgering
Reiskosten die gemaakt worden in verband met het volgen van een inburgeringscursus komen alleen voor bijzondere bijstand in aanmerking als de enkele reisafstand meer bedraagt dan 10 km (fietsafstand). Als de afstand minder bedraagt dan 10 km wordt het vervoer met de fiets als algemeen gebruikelijk geacht. Indien de reisafstand 10 kilometer of meer bedraagt dan komt de hele reisafstand voor vergoeding in aanmerking. Voor het bepalen van de reisafstand wordt de ANWB routeplanner gehanteerd. Ook moet beoordeeld worden of het noodzakelijk is dat de cursus bij een school gevolgd wordt die op grotere afstand van de woonplaats is. Of te wel is het mogelijk dat de cursus ook dichterbij gevolgd kan worden waardoor er geen reiskosten gemaakt hoeven te worden. Voor de reiskilometers anders dan het OV wordt een forfaitair bedrag vergoed op basis van € 0,19
Artikel 27 Reiskosten uitstroom werk
Reiskosten komen alleen voor bijzondere bijstand in aanmerking als de enkele reisafstand meer bedraagt dan 10 km (fietsafstand). Als de afstand minder bedraagt dan 10 kilometer wordt het vervoer met de fiets als algemeen gebruikelijk geacht. Indien de reisafstand 10 kilometer of meer bedraagt dan komt de hele reisafstand voor vergoeding in aanmerking. Voor het bepalen van de reisafstand wordt de ANWB routeplanner gehanteerd.
Voor de reiskilometers anders dan het OV wordt een forfaitair bedrag vergoed op basis van € 0,19
Artikel 28 Jongerentoeslag: bijzondere bijstand levensonderhoud 18-21 jarigen
Wanneer er sprake is van een noodzakelijke zelfstandige huisvesting, is de algemene bijstand (lage norm) ontoereikend. Dat speelt vooral als de jongere geen beroep kan doen op zijn ouder(s) die onderhoudsplichtig is. Het verstrekken van bijzondere bijstand voor levensonderhoud kan dan noodzakelijk zijn. De hoogte van de bijstand is in principe gemaximeerd. Hiermee wordt vermeden dat de jongere meer inkomen ontvangt dan de werkende leeftijdgenoten. Tot 21 jaar is het minimumloon leeftijdgebonden.
Een toeslag van 30% van de gehuwdennorm wordt voldoende geacht om de vaste lasten e.d. te kunnen betalen, of te wel huur, gas, licht, water, zorgverzekering CZM incl. eigen risico en gemeentelijke bijdrage, internet/telefoon en aflossing lening inrichtingskosten vergunninghouder.
Hierbij is rekening gehouden met de richtlijnen die het Nibud hanteert.
T abel Berekening keuze toeslag 30% gehuwdennorm (normen per 1-1-16)
Resteert om te eten: € 181,-- per maand = € 42,-- per week
Tab el Berekening percentage toeslag Jongeren in maatschappelijke opvanginstelling
Artikel 29 Jongeren in een inrichting
Jongeren die in een inrichting verblijven hebben geen recht op algemene bijstand. Als er een onderzoek heeft plaatsgevonden naar de mogelijkheden van de onderhoudsplicht van de ouders, en andere voorliggende voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een Wajong uitkering, dan kan het inkomen worden aangevuld tot de norm levensonderhoud, voor jongeren die in een inrichting verblijven. Deze aanvulling is periodiek en duurt tot het bereiken van de 21 jarige leeftijd. De aanvulling wordt gefinancierd uit de bijzondere bijstand.
De norm wordt maximaal aangevuld tot de normen zoals genoemd in artikel 20, eerste lid van de wet (jongerennormen levensonderhoud), en niet tot de norm zoals genoemd in artikel 23 (21-plussers in een inrichting, de zogenaamde zak- en kleedgeldnorm). De reden hiervan is dat het niet de bedoeling is dat een jongere in een inrichting een hogere norm krijgt dan een leeftijdsgenoot die thuis woont.
Artikel 30 Compensatie alleenstaande ouderkop
De participatiewet kent geen aparte norm voor een alleenstaande ouder. Aanvullende inkomensondersteuning voor levensonderhoud voor de alleenstaande ouder vindt plaats middels het kindgebonden budget via de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir).
Een aantal alleenstaande ouders kan geen aanspraak maken op het verhoogde kindgebondenbudget vanwege het afwijkende partner begrip in de Awir. Het gaan dan bijvoorbeeld om de alleenstaande ouder die samenwoont met vader of moeder of alleenstaande ouders waarbij de partner in het buitenland of in detentie verblijft. Dit artikel regelt dat de alleenstaande ouder die hier geen aanspraak op kan maken (tijdelijk) via bijzondere bijstand gecompenseerd kan worden voor het gemis aan deze middelen, die bestemd zijn voor levensonderhoud.
De compensatie is altijd ter hoogte van de alleenstaande ouderkop, tenzij de alleenstaande ouder meer verdient dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm. In dat geval wordt het verschil tussen de werkelijke inkomsten en de toepasselijke norm in mindering gebracht op de compensatie.
Begrafenis/crematiekosten behoren tot de “passiva” van de nalatenschap. Daardoor komen deze kosten voor rekening van de erfgenamen. In veel gevallen heeft de overledene zelf voor deze kosten gespaard of zich verzekerd om erfgenamen hier niet mee te belasten. De erfgenamen kunnen op persoonlijke titel in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor zover hun erfdeel onvoldoende is om de kosten te kunnen voldoen.
Er kan bijzondere bijstand worden verleend voor zover er bij erfgenamen , die op grond van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest, sprake is van onvoldoende middelen en het ontbreken van een voorliggende voorziening, Er kan alleen bijzondere bijstand worden verleend voor het aandeel in de kosten die de aanvrager heeft. De goedkoopst mogelijke adequate voorziening is toereikend.
De hoogte van de vergoeding bedraagt maximaal € 3.375,--. Dit bedrag is gebaseerd op de volgende noodzakelijke kosten zoals vermeld in de Nibud prijzengids: akte van overlijden, overbrengen overleden naar rouwcentrum/woonhuis, laatste verzorging van overledene, kist, opbaren thuis/rouwcentrum, 1 rouwauto, kosten graf, maximaal 50 rouwkaarten en koffie voor maximaal 50 personen.
Als niemand voorziet of kan voorzien in de begrafenis of crematie, geldt de Wet op de Lijkbezorging. De gemeente draagt dan zorg voor de begrafenis en verhaalt de gemaakte kosten op de erfgenamen. Deze kosten komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-39856.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.