APV regeling Haaksbergen(7.2b)

Samenvatting

Deze APV regeling bevat nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten op grond van de Algemene plaatselijke verordening.

 

Burgemeester en wethouders van Haaksbergen;

 

Wettelijke basis:

bepalingen van de Algemene plaatselijke verordening (artikelen 1:4, 1:8, 2:10, 2:25 en 2:25a, 3:4, 4:6, 4:11a, 4:11b, 4:11c , 5:8, 5:18) en de Algemene wet bestuursrecht.

 

Besluit en :

Vast te stellen de APV regeling.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder APV: de Algemene plaatselijke verordening.

Artikel 1.2 Aanwijzing vergunningen met aanvraagtermijn van tien, veertien of achttien weken (artikel 1:8, derde lid, APV)

  • 1.

    Voor de vergunning als bedoeld in artikel 2:25 van de APV wordt de termijn om een aanvraag in te dienen verlengd tot achttien weken.

  • 2.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      A-evenement: een evenement, waarbij het (zeer) onwaarschijnlijk is dat die gebeurtenis leidt tot risico’s voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu en maatregelen of voorzieningen vergt van het daartoe bevoegd gezag om die dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken;

    • b.

      B-evenement: een evenement, waarbij het mogelijk is dat die gebeurtenis leidt tot risico’s voor de openbare, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu en maatregelen of voorzieningen vergt van het daartoe bevoegd gezag om die dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken.

    • c.

      C-evenement: een evenement waarbij het (zeer) waarschijnlijk is dat die gebeurtenis leidt tot risico’s voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu en maatregelen of voorzieningen vergt van het daartoe bevoegde gezag om die dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid wordt de termijn om een aanvraag in te dienen verkort tot:

    • a.

      tien weken indien het bevoegd gezag de aanvrager schriftelijk heeft meegedeeld dat zijn aanvraag betrekking heeft op een A-evenement;

    • b.

      veertien weken indien het bevoegd gezag de aanvrager schriftelijk heeft meegedeeld dat zijn aanvraag betrekking heeft op een B-evenement.

  • 4.

    Indien het bevoegd gezag de aanvrager schriftelijk heeft meegedeeld dat zijn aanvraag betrekking heeft op een C-evenement, geldt een aanvraagtermijn van achttien weken.

Hoofdstuk 2 Regelingen op grond van hoofdstuk 2 van de APV

Artikel 2.1 Uitstallingen

  • 1.

    In dit artikel wordt onder uitstallingen verstaan: het plaatsen van branche gebonden goederen op de weg en het publiekelijk aanprijzen van deze goederen met als doel het stimuleren van de verkoop.

  • 2.

    Uitstallingen mogen zonder ontheffing worden geplaatst mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      er mogen slechts uitstallingen en/of reclameborden op de openbare weg worden geplaatst die tot het branchepatroon van de winkel behoren;

    • b.

      de uitstallingen en/of reclameborden moeten qua karakter daarbij aansluiten;

    • c.

      directe verkoop van goederen op de weg is niet toegestaan (hiervoor is een afzonderlijke standplaatsvergunning vereist);

    • d.

      de uitstallingen en/of reclameborden mogen slechts bestaan uit verplaatsbare objecten;

    • e.

      de uitstallingen en/of reclameborden mogen niet tot gevolg hebben dat het stallen van fietsen in de daarvoor bestemde fietsenrekken wordt belemmerd;

    • f.

      de uitstallingen en/of reclameborden mogen niet aanwezig zijn buiten de openingstijden van de winkel;

    • g.

      het aanbrengen van goederen aan een luifel of zonnescherm is niet toegestaan;

    • h.

      aan de uitstallingen en/of reclameborden mogen zich geen scherp uitstekende delen bevinden;

    • i.

      de uitstallingen en/of reclameborden dienen uit eigen initiatief te worden ontruimd indien dit noodzakelijk is in verband met de uitvoering van werken van openbaar nut, in het belang van de openbare orde of (verkeers-)veiligheid; dan wel ter realisering van gemeentelijke plannen. Bij deze ontruiming bestaat geen aanspraak op schadevergoeding;

    • j.

      de door de politie, brandweer of daartoe door het college aangewezen ambtenaren te geven aanwijzingen over de uitstallingen en/of reclameborden dienen stipt te worden opgevolgd;

    • k.

      van de houder van de uitstallingen en/of reclameborden wordt verwacht dat hij/zij redelijkerwijs al het mogelijk doet om te voorkomen dat de gemeente alsmede derden door de uitstalling schade lijden;

    • l.

      uitstallingen kunnen slechts geplaatst worden bij winkels;

    • m.

      tussen de uitstalling en/of reclamebord en het gedeelte van de weg dat wordt gebruikt voor voertuigen (rijgedeelte), is een vrije ruimte aanwezig van tenminste 1,50 meter en als geheel is er steeds een logische loopruimte aanwezig;

    • n.

      er worden maximaal twee reclameborden toegestaan die afzonderlijk geen grotere afmeting hebben dan 1.20 meter x 0.80 meter (hoogte x breedte).

Artikel 2.2 Beleidsregel circusvoorstellingen (artikel 2:25 APV)

De burgemeester verleent uitsluitend een vergunning voor een evenement dat bestaat uit circusvoorstellingen, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a.

    er worden maximaal twee circussen per jaar toegestaan;

  • b.

    bij het verlenen van vergunning wordt gebruik gemaakt van een roulatiesysteem;

  • c.

    als geschikt terrein voor circusvoorstellingen wordt het grasveld bij sporthal De Els aangewezen.

Artikel 2.3 Handreiking van toepassing bij evenementenvergunning (artikel 2:25 APV)

  • 1.

    Bij het toetsen van een aanvraag voor een vergunning op grond van artikel 2:25 van de APV maakt het bevoegd gezag gebruik van de laatste door het bevoegd gezag en de burgemeester vastgestelde Handreiking van de Veiligheidsregio Twente, die ziet op de regionale werkwijze ten aanzien van evenementenadvisering. Dit geldt ook voor de Regionale werkwijze evenementenveiligheid van de Veiligheidsregio Twente of andere door de Veiligheidsregio Twente vastgestelde documenten die betrekking hebben op de werkwijze evenementenveiligheid.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor de aanvraagtermijn van een evenementenvergunning. Daarvoor is artikel 1.2 van deze regeling van toepassing.

Artikel 2.4 Eindtijden evenement (artikel 1:4 APV)

In de vergunning voor een evenement worden als voorschriften de eindtijden van geluid, tappen en eetkramen aangegeven.

Hoofdstuk 3 Regelingen op grond van hoofdstuk 3 van de APV (nadere regels seksinrichtingen en escortbedrijven artikel 3:3 APV)

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 3.1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    verblijfsruimte: een verblijfsruimte als bedoeld in artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012;

  • b.

    werkruimte: een verblijfsruimte waar de feitelijke seksuele dienstverlening plaatsvindt;

  • c.

    prostitutiebedrijf: een seksinrichting of een escortbedrijf, dan wel een combinatie van beide;

  • d.

    geschiktheidsverklaring: besluit van het bevoegd gezag waaruit blijkt dat het pand waarin de seksinrichting wordt gevestigd voldoet aan het bepaalde in paragraaf 3 en 4.

Artikel 3.2 Termijn vergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 3:4 van de APV wordt verleend voor een periode van ten hoogste drie jaar.

Paragraaf 2 Geschiktheidsverklaring seksinrichting

Artikel 3.3 Aanvraag geschiktheidsverklaring

  • 1.

    De aanvraag om een geschiktheidsverklaring wordt ingediend bij het college.

  • 2.

    In de aanvraag wordt in ieder geval vermeld of bijgevoegd:

    • a.

      de persoonsgegevens van de exploitant;

    • b.

      de persoonsgegevens van de beheerder;

    • c.

      de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf;

    • d.

      een bouwkundige plattegrondtekening van de inrichting met een schaal van ten minste 1:100 waarop duidelijk weergegeven het gebruik en de afmetingen van de aanwezige ruimten alsmede de brandpreventieve voorzieningen;

    • e.

      het aantal werkzame prostituees;

    • f.

      de plaatselijke en kadastrale ligging van de inrichting door middel van een situatietekening met een schaal van ten minste 1:1.000

    • g.

      bewijs waaruit blijkt dat de exploitant (zelfstandig) gerechtigd is tot het gebruik van de ruimten bestemd voor de seksinrichting;

    • h.

      de vaste telefoonnummers (06-nummers met abonnement en vaste nummers) zoals vermeld in de vergunning waarmee het escortbedrijf de prostitutie aanbiedt.

Artikel 3.4 Termijn van beslissing

  • 1.

    Het bevoegd bestuursorgaan beslist op een aanvraag om een geschiktheidsverklaring binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 2.

    Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste twaalf weken verdagen. Van het besluit tot verdaging wordt voor de afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste en het tweede lid houdt het bevoegd bestuursorgaan de beslissing op de aanvraag aan indien:

    • a.

      een omgevingsvergunning is vereist en op deze aanvraag nog niet is beslist;

    • b.

      op dezelfde seksinrichting een aanschrijving rust wegens strijd met de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 of het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken en aan die aanschrijving (nog) niet is voldaan.

  • 4.

    De in het vorige lid bedoelde aanhouding eindigt zes weken nadat op de aanvraag om een omgevingsvergunning is beslist of nadat is voldaan aan de aanschrijving.

Artikel 3.5 Weigering geschiktheidsverklaring

Een geschiktheidsverklaring wordt geweigerd indien een van de volgende omstandigheden zich voordoet:

  • a.

    de omgevingsvergunning is geweigerd;

  • b.

    de seksinrichting voldoet niet aan het bepaalde in paragraaf 3 of 4.

Artikel 3.6 Intrekken of wijzigen geschiktheidsverklaring

Het bevoegd bestuursorgaan kan een geschiktheidsverklaring intrekken of wijzigen indien:

  • a.

    zich met betrekking tot de verklaring een van de omstandigheden voordoet als genoemd in artikel 1.6 van de APV;

  • b.

    de inrichting zodanig wordt of is gewijzigd dat voor die wijziging een omgevingsvergunning vereist is.

Paragraaf 3 Inrichtingseisen seksinrichtingen

Artikel 3.7 Reikwijdte

Het bepaalde in deze paragraaf is niet van toepassing op een seksbioscoop en een seksautomatenhal.

Artikel 3.8 Verblijfsruimten

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet beschikt een seksinrichting ten minste over:

    • a.

      een verblijfsruimte ingericht als keuken;

    • b.

      een verblijfsruimte ingericht als kleedkamer met per werkruimte een afsluitbare hang-/legkast;

    • c.

      een verblijfsruimte die is ingericht als dagverblijf (bijeenkomstfunctie) met een breedte, hoogte en vloeroppervlakte van ten minste de grenswaarde zoals aangegeven voor deze gebruiksfunctie in afdeling 4.1 van het Bouwbesluit 2012.

  • 2.

    Samenvoeging van de keuken en het dagverblijf, dan wel de kleedkamer en het dagverblijf, is toegestaan als daarmee, naar het oordeel van het bevoegd bestuursorgaan, een gelijkwaardige situatie wordt bereikt.

  • 3.

    Het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer mogen niet voor prostitutiedoeleinden worden gebruikt.

  • 4.

    In het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer moet in voldoende mate daglicht kunnen toetreden en vanuit deze verblijfsruimten moet visueel contact met buiten mogelijk zijn.

  • 5.

    Het bevoegde bestuursorgaan kan, voor zover het Bouwbesluit 2012 daartoe de mogelijkheid biedt, voor bestaande seksinrichtingen besluiten dat het bepaalde in het eerste lid, onderdeel c, niet van toepassing is.

Artikel 3.9 Werkruimten

  • 1.

    Een werkruimte heeft een breedte, hoogte en vloeroppervlakte van ten minste de grenswaarde zoals aangegeven voor deze gebruiksfunctie in afdeling 4.1 van het Bouwbesluit 2012.

  • 2.

    Elke werkruimte moet zijn voorzien van een wasbak met warm en koud stromend water en van heldere witte elektrische verlichting.

  • 3.

    Het bevoegde bestuursorgaan kan, voor zover het Bouwbesluit 2012 daartoe de mogelijkheid biedt, besluiten dat het bepaalde in het eerste lid niet van toepassing is.

Artikel 3.10 Sanitaire voorzieningen

In een seksinrichting is:

  • a.

    afhankelijk van de bezettingsgraad en de gebruiksoppervlakte van de inrichting, het aantal toiletruimten of toiletgelegenheden in overeenstemming met afdeling 4.2 van het Bouwbesluit 2012, met een minimum van twee (afsluitbare) toiletruimten met elk een vloeroppervlakte van ten minste 0,9 m x 1,2 m en een hoogte van 2,1 m;

  • b.

    een badruimte aanwezig met een minimaal vloeroppervlak van 1,6 m² en een hoogte van 2,3 m.

Artikel 3.11 Overige voorzieningen

  • 1.

    Verblijfs,- toilet,- en badruimten zijn voorzien van een voorziening voor luchtverversing van voldoende capaciteit zoals bedoeld in het Bouwbesluit 2012.

  • 2.

    Een seksinrichting moet zijn voorzien van verwarmingsapparatuur waarmee alle besloten ruimten veilig kunnen worden verwarmd.

Paragraaf 4. Veiligheid

Artikel 3.12 Sociale veiligheid

  • 1.

    Iedere werkruimte dient voorzien te zijn van een zogenaamd stil alarm/functionerende alarmknop.

  • 2.

    De toegangsdeur van een werkruimte kan in noodgevallen van beide zijden geopend worden.

Artikel 3.13 Constructie- en brandveiligheid

  • 1.

    Een seksinrichting voldoet qua bouwkundige voorschriften ten minste aan het bepaalde in het Bouwbesluit 2012.

  • 2.

    Een seksinrichting dient qua gebruik ten minste te voldoen aan het bepaalde in het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken.

Paragraaf 5. Eisen ten aanzien van de bedrijfsvoering

Artikel 3.14 Register

  • 1.

    De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht een register bij te houden met daarin opgenomen naam, adres en geboortedatum van alle in het bedrijf werkzame personen.

  • 2.

    De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht het register als bedoeld in het eerste lid op eerste vordering ter inzage te geven aan een ambtenaar van politie.

Artikel 3.15 Toegang ambtenaren van politie

De exploitant en beheerder van een seksinrichting zijn verplicht ervoor te zorgen dat ambtenaren van politie onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot de seksinrichting:

  • a.

    gedurende de tijd dat de seksinrichting voor bezoekers geopend is; dan wel

  • b.

    gedurende de tijd dat het bedrijf gesloten dient te zijn en indien ambtenaren van de politie hun vermoeden uiten dat daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn.

Artikel 3.16 Bescherming van de gezondheid en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituee

  • 1.

    De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht maatregelen te treffen in het belang van de veiligheid, de hygiëne en de bescherming van de gezondheid van de in het prostitutiebedrijf werkzame prostituee, alsmede de bescherming van de volksgezondheid.

  • 2.

    De exploitant en de beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht de in het bedrijf werkzame prostituees in de gelegenheid te stellen zich regelmatig te laten onderzoeken op seksueel overdraagbare aandoeningen overeenkomstig de landelijke richtlijnen van de stichting SOA-bestrijding.

  • 3.

    Indien een arts vast verbonden is aan de seksinrichting of het escortbedrijf, meldt de exploitant of beheerder de naam en adres van deze arts aan de GGD.

  • 4.

    De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht medewerkers van de GGD toegang te verlenen tot het prostitutiebedrijf om controle uit te voeren in het kader van het protocol Technische Hygiënezorg Seksinrichtingen en om voorlichtings- en preventieactiviteiten uit te voeren en voorlichtingsmateriaal te verstrekken gericht op bevordering en instandhouding van de gezondheidssituatie van de in het prostitutiebedrijf werkzame prostituees.

  • 5.

    De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht er zorg voor te dragen dat onder de in het prostitutiebedrijf werkzame prostituees voldoende informatie- en voorlichtingsmateriaal in verschillende talen wordt verspreid over de aan prostitutie verbonden gezondheidsrisico's en over de aanwezigheid en bereikbaarheid van instellingen op het gebied van de gezondheidszorg en de hulpverlening.

  • 6.

    De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht een bedrijfsbeleid te voeren waarin de toepassing van veilige sekstechnieken en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituee centraal staan

  • 7.

    De in het vorige lid bedoelde verplichting houdt in ieder geval in dat:

    • a.

      in de werkruimten altijd voldoende wettelijk goedgekeurde condooms voor gebruik beschikbaar zijn;

    • b.

      de prostituee het werken zonder condoom mag weigeren;

    • c.

      de prostituee klanten en/of bepaalde diensten mag weigeren;

    • d.

      de prostituee mag weigeren met de klant alcoholhoudende dranken te drinken;

    • e.

      de prostituee niet verplicht kan worden zich geneeskundig te laten onderzoeken;

    • f.

      de prostituee het recht heeft op een vrije artsen keuze;

    • g.

      voor een seksinrichting of escortbedrijf geen reclame wordt gemaakt waarbij de garantie wordt gegeven of op andere wijze wordt aangegeven dat de in het bedrijf werkzame prostituees vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.

Hoofdstuk 4 Regelingen op grond van hoofdstuk 4 van de APV

Artikel 4.1 Grenswaarden geluid (artikelen 4:6 en 1:4 APV)

  • 1.

    Het college verleent een ontheffing als bedoeld in artikel 4:6, tweede lid van de APV als blijkt dat aan de volgende grenswaarden wordt voldaan:

Periode

Basisnorm

Maximale gevelbelasting / op 100 meter afstand

Maximale gevelbelasting/ op 100 meter afstand

Dag 07.00 – 19.00 uur

35 dB(A)

77 dB(A)

90 dB(C)

Avond 19.00 – 23.00 uur

Vrij-, zaterdag 24.00 of 01.00 uur

30 dB(A)

77 dB(A)

90 dB(C)

Nacht 23.00 – 07.00 uur

25 dB(A)

50 dB(A)

63 dB(C)

 

  • 2.

    Het college neemt als voorschrift in een ontheffing als bedoeld in artikel 4:6, tweede lid, van de APV voor evenementen de grenswaarden zoals bepaald in het eerste lid van dit artikel op.

  • 3.

    Het college kan een geluidsontwerp als onderbouwing van de in lid 1 van dit artikel bepaalde geluidsruimte vragen en dit als onderdeel verbinden aan de ontheffing als bedoeld in artikel 4:6, tweede lid van de APV.

Artikel 4.2 Uitzonderingen eindtijden geluid bij een evenement (artikelen 1:4 en 4:6 APV)

  • 1.

    Het college neemt als voorschrift in een ontheffing als bedoeld in artikel 4:6, tweede lid, van de APV voor evenementen de volgende eindtijden voor geluid op:

    • a.

      een evenement dat plaatsvindt op zondag, maandag, dinsdag, woensdag en donderdag: 23.00 uur en 24.00 uur als op de dag erna een erkende vrije dag volgt;

    • b.

      een evenement dat plaatsvindt op vrijdag en zaterdag: 24.00 uur;

    • c.

      een evenement dat plaatsvindt op vrijdag of zaterdag of een dag waarop een erkende vrije dag volgt: 01.00 uur mits aanvrager dit goed motiveert;

  • 2.

    Het college neemt in de ontheffing als bedoeld in artikel 4:6, tweede lid van de APV voor de volgende evenementen de volgende eindtijd voor geluid op:

    • St. Isidorushoeve Zomerfeesten

      • 02.30 uur (Hemelvaartsdag, vrijdag en zaterdag)

      • 24.00 uur op zondag

    • Buurse School- en Volksfeesten

      • 02.30 uur (vrijdag en zaterdag)

      • 24.00 uur op zondag

  • 3.

    Het college kan in de ontheffing als bedoeld in artikel 4:6, tweede lid van de APV voor evenementen met meer dan 1500 bezoekers op één avond maximaal twaalf keer per jaar de eindtijd voor geluid op 02.00 uur stellen.

  • 4.

    Het college neemt als voorschrift in de ontheffing als bedoeld in artikel 4:6, tweede lid van de APV voor evenementen die plaatsvinden in het Park Groot Scholtenhagen de volgende eindtijd voor geluid op: 23.00 uur.

  • 5.

    Het college kan in de ontheffing als bedoeld in artikel 4:6, tweede lid van de APV voor evenementen die plaatsvinden in het Park Groot Scholtenhagen maximaal tien keer per jaar afwijken van het gestelde in lid 4 van dit artikel, waarbij bestaande evenementen voorrang krijgen bij het verlenen van de evenementenvergunning. Bij nieuwe evenementen geldt dat bedrijven en organisaties, gevestigd op het Park Groot Scholtenhagen voorrang krijgen. Daarnaast wordt gekeken naar de volgorde van binnenkomst.

Artikel 4.3 Uitleg toetsingsgronden vergunning vellen houtopstand (artikel 4:11a APV)

  • 1.

    Onder de toetsingsgronden in artikel 4:11a APV wordt het volgende verstaan:

    • a.

      landschappelijke waarde van de houtopstand:

      • De houtopstand accentueert een karakteristiek landschappelijk element of structuur of vormt een herkenningspunt in het landschap;

      • De houtopstand vormt een onderdeel van een boomgroep of uniforme laan- of wegbeplanting die een karakteristieke structuur in het landschap zichtbaar maakt;

    • b.

      de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon:

      • De houtopstand vormt een onderdeel van een boomgroep of uniforme laan- of wegbeplanting die een karakteristieke structuur in stad of dorp zichtbaar maakt;

      • De houtopstand draagt bij aan de stedenbouwkundige indeling en structuur;

      • De houtopstand vormt een geheel met (het) omringende gebouw (bijv. een woning) of gebouwen;

      • Veel bomen maken onderdeel uit van een laan- of wegbeplanting of dragen op een andere wijze bij aan een bepaalde structuur of zijn om een andere reden van waarde voor stads- en dorpsschoon of hebben een landschappelijke waarde. De kap van een of meerdere bomen betekent niet automatisch dat afbreuk wordt gedaan aan deze waarden. Bij bijvoorbeeld dunning van wegbeplanting, blijft in veel gevallen de structuur van de beplanting wel in tact. Er is in die gevallen geen reden om de vergunning te weigeren op basis van de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon of de landschappelijke waarde van de houtopstand;

    • c.

      de beeldbepalende waarde van de houtopstand:

      • De houtopstand moet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg en moet bepalend zijn voor de sfeer en het karakter van de plek. Het zou als een gemis worden ervaren als de houtopstand zou verdwijnen. Bepalend hiervoor is of de houtopstand bijzonder, zeldzaam of karakteristiek is (hoogte, dikte, vorm, leeftijd, soort) of een bijzonder standplaats heeft;

    • d.

      de cultuurhistorische waarde van de houtopstand:

      • Hieronder worden ten eerste begrepen herdenkingsbomen en markeringsbomen. Sommige bomen komen voor in lokale verhalen en legenden of hebben een bijzonder gebruik. Andere bomen hebben een duidelijk verband met de geschiedenis van een plaats of belangrijk persoon of zijn geplant ter herdenking aan een bepaalde gebeurtenis of persoon;

      • De houtopstand vormt een onderdeel van een cultuurhistorisch waardevol object. Bijvoorbeeld een boom op het erf bij een oude boerderij;

    • e.

      de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand

      • De houtopstand vormt een eenheid met de omringende bomen. De resterende houtopstand zal schade ondervinden bij verwijdering van de houtopstand. Er wordt in ieder geval gekeken naar/of:

        • de conditie van houtopstand,

        • de stabiliteit/ breukvastheid (wortelstelsel/stam/kroon) van de houtopstand,

        • de houtopstand een onlosmakelijk onderdeel van het geheel vormt (stabiliteit).

  • 2.

    Indien een houtopstand over een of meer van bovengenoemde waarden beschikt, wordt geen omgevingsvergunning voor het kappen verleend, tenzij de belangen van aanvrager zwaarder wegen dan de belangen die ten grondslag liggen aan de weigeringsgronden. Hiervan zal sprake zijn als er een zwaarwegend maatschappelijk of algemeen belang is bij de kap of er sprake is van andere dringende redenen. Een voorbeelden van een zwaarwegend maatschappelijk of algemeen belang is: de aanleg van een nieuwe woonwijk of een weg. Van andere dringende redenen is bijvoorbeeld sprake bij ernstige schadedreiging aan bebouwing, ondergrondse infrastructuur, verkeer etc.

  • 3.

    Voor bomen die in het kader van de herplantplicht zijn geplant, geldt dat zeer terughoudend wordt omgegaan met het verlenen van een omgevingsvergunning voor het kappen. Het is onwenselijk dat een boom die in het kader van een herplantplicht is geplant na bijv. een jaar al weer wordt gekapt.

Artikel 4.4 Uitwerking herplantplicht of herplantvergoeding (artikel 4:11b APV)

  • 1.

    In de volgende situaties ziet het bevoegd gezag af van het opleggen van herplantplicht:

    • a.

      door de kap wordt het natuurlijk evenwicht ter plaatse niet verstoord;

    • b.

      in de omgeving van de gekapte houtopstand is voldoende jonge aanplant aanwezig;

    • c.

      de omgevingsvergunning wordt verleend om zogenaamde groeibomen een kans te geven.

  • 2.

    Als het bevoegd gezag een herplantplicht oplegt dan wordt standaard de maat 12-14 opgelegd. In bijzondere gevallen kan het bevoegd gezag hiervan afwijken. Betreft het bijvoorbeeld de kap van een boom met beeldbepalende waarde dan kan een afwijkende maat worden opgelegd, afhankelijk van de situatie. Hetzelfde geldt voor een herplant die wordt opgelegd in het kader van een kap zonder vergunning, ook dan kan een afwijkende maat worden opgelegd.

  • 3.

    Aan de herplantplicht wordt binnen een jaar na het onherroepelijk worden van de opgelegde herplantplicht voldaan. Bij het niet slagen van de opgelegde herplantplicht, legt het bevoegd gezag opnieuw een herplantplicht op. Van de termijn kan het bevoegd gezag afwijken indien de kap bijvoorbeeld samenhangt met een bouwplan. In dat geval kan de termijn voor herplant bijvoorbeeld ingaan op de dag van de gereedmelding van de bouw.

 

Hoofdstuk 5 Regelingen op grond van hoofdstuk 5 van de APV

Paragraaf 1. Parkeren grote voertuigen

Artikel 5.1 Aangewezen wegen waar het verboden is grote voertuigen te parkeren (artikel 5:8, tweede lid, APV)

  • 1.

    Het college wijst als wegen bedoeld in artikel 5:8, tweede lid, van de APV aan: de wegen die zijn gelegen in de bebouwde kom, met uitzondering van de volgende wegen:

    • a.

      binnen het gebied van Industrie-West: Industriestraat, Nijverheidsstraat, Handelsstraat, het gedeelte van de Ruwerstraat vanaf de Kruislandstraat tot aan de bocht, het gedeelte van de Kruislandstraat tussen de Twijnerstraat en Industriestraat (noord) en Tolstraat;

    • b.

      binnen het gebied van Bedrijventerrein Stepelo: Metaalstraat, Bouwstraat, Elektrostraat en Textielstraat;

    • c.

      de Parallelweg (ter hoogte van parkeerplaatsen GE) (de onder a, b en c genoemde wegen zijn weergegeven op de bij deze regeling behorende situatietekening die als bijlage A is opgenomen).

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde aanwijzing geldt niet vanaf 1 uur vóór aanvang van de warenmarkt op de Markt tot 1 uur na afloop van de warenmarkt op de Markt voor voertuigen die noodzakelijk zijn voor de aan- en afvoer van goederen voor die warenmarkt.

Paragraaf 2. Beleidsregels standplaatsvergunningen (artikel 5:18 APV)

Artikel 5.2 Aanvrager standplaatsvergunning

De aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 5:18, eerste lid, van de APV wordt ingediend door de natuurlijke persoon of rechtspersoon die gebruik wenst te maken van de betreffende vergunning.

Artikel 5.3 Vereisten voor verlenen standplaatsvergunning

Het college kan een standplaatsvergunning verlenen indien tenminste aan de volgende vereisten wordt voldaan:

  • a.

    de standplaatsvergunning stemt overeen met het bepaalde over het maximumstelsel en de branche-indeling zoals geregeld in artikel 5.4 van deze regeling.

  • b.

    de maximale lengte van een kraam is 10 meter (inclusief dissel) en de oppervlakte bedraagt maximaal 36 m2.

  • c.

    een standplaats kan alleen worden ingenomen op locaties met een hoge concentratie consumentenbezoeken, zoals winkelgebieden.

Artikel 5.4 Maximumstelsel

Voor het verlenen van standplaatsvergunningen geldt een maximumstelsel, dat inhoudt:

  • a.

    maximaal 5 standplaatsen op de Markt in Haaksbergen;

  • b.

    maximaal 1 standplaats aan de Stationsstraat voor supermarkt Jumbo;

  • c.

    maximaal 1 standplaats op de parkeerplaats aan de Veldmaterstraat, tegenover de supermarkt;

  • d.

    maximaal 3 standplaatsen per dag in de bebouwde kom van Buurse (parkeerplaats De Trefkoel), uitgezonderd de woensdagen;

  • e.

    maximaal 3 standplaatsen per dag in de bebouwde kom van St. Isidorushoeve (parkeerplaats café Dwars en parkeerplaats ‘t Meuke), uitgezonderd de woensdagen;

  • f.

    maximaal 1 standplaats op de parkeerplaats bij het pand Textielstraat 2A.

Artikel 5.5 Branche-indeling

Uit oogpunt van een gevarieerd aanbod voor het publiek c.q. de consument, ter voorkoming van leegstand in het kernwinkelgebied en een verdeling van de schaarse plaatsen is een evenwichtige brancheverdeling nodig. Voor de hele gemeente geldt dat bij vaste standplaatsen:

  • a.

    alle branches zijn toegestaan op de verschillende standplaatslocaties;

  • b.

    op de in artikel 5.4 genoemde standplaatslocaties wordt per branche niet meer dan één vergunning per dag verleend;

  • c.

    er zijn geen terrassen toegestaan bij de standplaatsen. Wel mogen er maximaal twee statafels geplaatst worden als er etenswaren verkocht worden. Door de plaatsing van de twee statafels mag de maximale oppervlakte van 36 m2 per standplaats niet overschreden worden. De te plaatsen statafels mogen de vrije doorgang van hulpverleningsdiensten niet belemmeren of mogen niet tot verkeersonveilige situaties leiden.

Artikel 5.6 Dag en tijdstip waarop een standplaats mag worden ingenomen

  • 1.

    Een standplaatsvergunning wordt alleen verleend voor de dagen maandag, dinsdag, donderdag, vrijdag en zaterdag, tussen 08.00 uur en 18.00 uur.

  • 2.

    Een standplaatsvergunning voor de vrijdag wordt op aanvraag ook verleend tussen 18.00 uur en 21.00 uur.

  • 3.

    Een standplaatsvergunning wordt verleend voor één of meerdere dagdelen . Een dagdeel is een aaneengesloten periode van 5 uren op een dag. Voor het gebruik van een standplaats wordt marktgeld in rekening gebracht . Voor de berekening van het marktgeld wordt een gedeelte van een marktdag ook aangemerkt als een hele marktdag. Indien gebruik gemaakt wordt van de door de gemeente aangebrachte elektriciteitsvoorziening wordt het marktgeld verhoogd met een bedrag per dagdeel. Bij inname van een standplaats voor meer dan 5 uren worden twee dagdelen (betreft inname standplaats voor 6 tot en met 10 uren) dan wel drie dagdelen (betreft inname standplaats voor 11 tot en met 15 uren) in rekening gebracht.

  • 4.

    Een aanvraag voor een standplaatsvergunning op particuliere (onder)grond wordt alleen verleend als er een schriftelijke toestemming van de eigenaar van de (onder)grond kan worden overlegd.

Artikel 5.7 Verdelingsprocedure van standplaatsvergunningen

Het college hanteert bij de verdeling van standplaatsvergunningen het verdelingssysteem op basis van het beginsel ‘van de volgorde van binnenkomst’.

Artikel 5.8 Geldingsduur standplaatsvergunning

  • 1.

    Een standplaatsvergunning wordt voor maximaal één jaar verleend.

  • 2.

    Verlenging van deze termijn is alleen mogelijk wanneer er geen andere gegadigden zijn voor de betreffende standplaatslocatie.

Artikel 5.9 Seizoensgebonden producten

  • 1.

    Voor de volgende seizoensgebonden producten kan het college een standplaatsvergunning verlenen:

    • a.

      oliebollen;

    • b.

      kerstbomen;

    • c.

      ijs

  • 2.

    Een standplaatsvergunning voor seizoensgebonden producten wordt slechts verleend voor de volgende locaties:

    • a.

      de Markt (m.u.v. woensdag);

    • b.

      de Veldmaterstraat, op de parkeerplaats tegenover de supermarkt, maximaal 1

    • c.

      de Spoorstraat nabij het gebouw van de ABN-AMRO, maximaal 1.

    • d.

      Partkeerplaats De Trefkoel (Buurse) en parkeerplaats ’t Meuken (St. Isidorushoeve).

  • 3.

    De standplaatsvergunning voor verkoop van seizoensgebonden producten wordt voor maximaal drie maanden verleend.

  • 4.

    De standplaatsvergunning voor de verkoop van ijs wordt verleend voor de periode van 1 april tot 1 oktober.

Artikel 5.10 Vergunningvoorschriften

Aan de vergunning verbindt het college in elk geval de volgende voorschriften:

  • a.

    een standplaatsvergunning is persoons - of bedrijfsgebonden en locatiegebonden/branchegebonden;

  • b.

    een standplaatsvergunning geldt voor een periode van maximaal één jaar;

  • c.

    degene die een standplaats inneemt of wenst in te nemen, dient op eerste aanvraag van de door het college aangewezen toezichthouders aan te tonen dat hij de vergunninghouder is;

  • d.

    de vergunninghouder dient bij zijn standplaats duidelijk zichtbaar zijn naam en bedrijfsnaam aan te geven.

Artikel 5.10 Standplaatsen voor doeleinden met een maatschappelijk belang

  • 1.

    Onder doeleinden met een maatschappelijk belang wordt onder andere verstaan: belangen van gezondheid, maatschappelijke ondersteuning, jeugd, participatie. Een voorbeeld daarvan is het landelijk bevolkingsonderzoek naar borstkanker.

  • 2.

    Het college verleent een standplaatsvergunning voor doeleinden met een maatschappelijk belang mits wordt voldaan aan de voorwaarden uit het derde en vierde lid van dit artikel.

  • 3.

    De standplaats voor doeleinden met een maatschappelijk belang bevindt zich op één van de volgende locaties:

    • a.

      maximaal 1 standplaats parkeerplaats voor scholengemeenschap aan de Bouwmeester;

    • b.

      maximaal 1 standplaats aan de Markt in Haaksbergen;

    • c.

      maximaal 1 standplaats nabij sporthal De Els;

    • d.

      maximaal 1 standplaats op de parkeerplaats tegenover de supermarkt aan de Veldmaterstaat;

    • e.

      maximaal 1 standplaats in de kern van Buurse (parkeerplaats De Trefkoel);

    • f.

      maximaal 1 standplaats in de kern van St. Isidorushoeve (parkeerplaats ’t Meuken).

  • 4.

    Het college verleent per locatie per jaar maximaal 12 keer een standplaatsvergunning voor doeleinden met een maatschappelijk belang.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 15 maart 2018.

  • 2.

    Op het moment dat deze regeling in werking treedt, worden de op 29 juni 2010 vastgestelde en op 11 november 2014 en 6 juli 2016 gewijzigde APV regeling en het op 21 maart 2017 vastgestelde Evenementenbeleid ingetrokken.

Artikel 6.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: APV regeling.

 

Haaksbergen, 21 februari 2018

M.E. Kragting

secretaris

 

G.J. Kok MDR

burgemeester

 

 

G.J. Kok MDR

burgemeester

 

Bijlage bij deze regeling:

Bijlage A: Situatietekening wegen waar wel grote voertuigen geparkeerd mogen worden (artikel 5.1)

Naar boven