Gemeenteblad van Amsterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2018, 34899 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2018, 34899 | Overige besluiten van algemene strekking |
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent voorzieningen voor peuters die extra zorg nodig hebben Subsidieregeling peuters met bijzondere zorg 2018
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Brengen ter algemene kennis dat zij in hun vergadering van 9 januari 2018 hebben besloten:
Voor kinderen die bijzondere of extra zorg nodig hebben, bijvoorbeeld vanwege een stoornis of ontwikkelachterstand, geldt dat zij niet altijd terecht kunnen op een reguliere peutergroep in een kinderdagverblijf. Om het ontwikkelrecht voor deze peuters te operationaliseren, zijn voorzieningen nodig, waar de markt niet in voorziet. Amsterdam heeft sinds 2016 middels een pilot met verschillende soorten kleinschalige groepen, ruimte gecreëerd voor peuters die extra zorg nodig. Naar aanleiding van de positieve evaluaties van deze pilot stelt het college met deze subsidieregeling, kinderopvangorganisaties in staat dit aanbod wel te realiseren. Zo geeft het college verder invulling aan een ontwikkelrecht voor alle Amsterdamse peuters. Dit is in lijn met het in februari 2017 vastgestelde beleidsplan “Eén voorziening voor alle Amsterdamse peuters”.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:
Artikel 2 Toepasselijkheid ASA 2013
De ASA 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze subsidieregeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.
Artikel 3 Doel subsidieregeling
De regeling beoogt, in lijn met de doelstellingen van het beleidsplan Eén voorziening voor alle Amsterdamse peuters 2018-2022, te voorzien in een ontwikkelaanbod voor peuters die bijzondere zorg nodig hebben wanneer dit aanbod niet in een reguliere kinderopvanggroep kan worden geboden.
Artikel 7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
Om voor subsidie in aanmerking te komen, zet de houder in de aanvraag uiteen op welke wijze het voorschoolse ontwikkelaanbod bijdraagt aan het welzijn van de peuters en bij hun ontwikkelmogelijkheden. Hiertoe worden door de aanvrager, in aanvulling op artikel 5 lid 2 ASA 2013, in ieder geval de volgende stukken overgelegd:
indien er op een kindercentrum waarvoor subsidie wordt aangevraagd, door de toezichthouder één of meer overtredingen zijn geconstateerd van de belangrijkste voorwaarden voor de wettelijke basiskwaliteit van kindercentra, bedoeld in artikel 8.3 van deze regeling: gegevens en documenten waaruit blijkt dat en binnen welke termijn deze overtredingen zijn respectievelijk worden hersteld en hoe deze overtredingen in het vervolg worden voorkomen;
Burgemeester en wethouders voornoemd,
J.J. van Aartsen,
waarnemend burgemeester
A.H.P. Van Gils,
gemeentesecretaris
Deze subsidieregeling heeft de vorm van nadere regels als bedoeld in artikel 3 onder 2 van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (verder de ASA). Dit betekent dat op de subsidies die op grond van deze regeling worden verstrekt tevens de ASA en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing zijn. Deze regeling vormt een aanvulling op hetgeen in de ASA is geregeld. Waar dat noodzakelijk is wordt verwezen naar het betreffende artikel uit de ASA. In deze toelichting wordt voor zover noodzakelijk per artikel nadere uitleg gegeven.
Met de wijziging van de Wet Kinderopvang per 1 januari 2018 wordt het volledige aanbod voor kinderen onder de vier jaar uitgevoerd door de markt. Deze subsidieregeling is ervoor bedoeld om voorzieningen in stand te houden waarvan het bestaansrecht niet aan de kinderopvangmarkt kan worden overgelaten, omdat door het lagere aantal kinderen per groep en de hogere personeelskosten (als gevolg van het opleidingsniveau) niet kostendekkend geëxploiteerd kan worden. Door middel van deze subsidieregeling blijft tevens de kennis en deskundigheid, die nodig zijn voor de ontwikkeling van peuters met bijzondere zorg, die in de afgelopen jaren is opgebouwd, in stand. De benodigde capaciteit van de verschillende activiteiten wordt jaarlijks, na goed overleg met het veld, vastgesteld door het college.
Voor de begripsomschrijvingen in deze nadere regels is zoveel mogelijk aangesloten bij de begrippen uit de Wet kinderopvang, de Wet op het primair onderwijs en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.
Artikel 2 Toepasselijkheid ASA 2013
Voorliggende subsidieregeling heeft de vorm van nadere regels als bedoeld in artikel 3 onder 2 van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (verder de ASA). Dit betekent dat op de subsidies die op grond van deze regeling worden verstrekt tevens de ASA en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing zijn. Deze regeling vormt een aanvulling op hetgeen in de ASA is geregeld. Waar dat noodzakelijk is wordt verwezen naar het betreffende artikel uit de ASA. Hieronder wordt, voor zover noodzakelijk, per artikel nadere uitleg gegeven.
Artikel 3 Doel subsidieregeling
Het is belangrijk dat alle kinderen in de stad goede ontwikkelkansen krijgen en dat ze elkaar op jonge leeftijd al tegenkomen. Doel van deze subsidieregeling is om ervoor te zorgen dat er ook voor peuters die bijzondere zorg nodig hebben een kwalitatief goed voorschools ontwikkelaanbod beschikbaar is.
Artikel 4 Subsidiabele activiteiten
Een voorschool-plusgroep is een aangepaste voorschoolgroep met maximaal 10 peuters (van 2,5 tot 4 jaar), die allen bijzondere zorg nodig hebben
Een MOC/VVE groep is een diagnose/analysegroep binnen het Medisch Orthopedagogisch Centrum voor peuters tussen de 2 en 4,5 jaar, aangevuld met VVE
AZC-groep: een maatwerkaanbod dat voorziet in de optimale ontwikkeling van asielzoekerspeuters dan wel een voorbereiding hierop. Ouders worden hier nadrukkelijk in meegenomen.
Artikel 5 Subsidieplafond en capaciteit
Op basis van voorgaand jaar wordt de capaciteit jaarlijks vastgesteld. Daarbij gaat het om het aantal groepen per subsidiabele activiteit en het bedrag per groep. Het subsidieplafond bestaat uit het aantal groepen per subsidiabele activiteit maal het daarvoor vastgestelde tarief.
Naast de volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen is een evenwichtige spreiding over de stad van groot belang bij de beoordeling en toekenning van subsidie.
De eerste subsidie voor het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten kan tussen het moment van inwerkingtreding en 1 februari 2018 aangevraagd worden. Subsidie voor hierop volgende kalenderjaren dient, conform ASA 2013, aangevraagd te worden voor 1 oktober van het daaropvolgende jaar.
Artikel 7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
De houder die op grond van deze regeling subsidie aanvraagt, voegt bij de aanvraag informatie waaruit blijkt dat de houder ervaring heeft met het uitvoeren van een ontwikkelaanbod voor peutergroepen die bijzondere zorg nodig hebben. Daarbij geeft de houder in iedere geval een omschrijving van de wijze waarop zij in extra zorg hebben geboden of bieden voor kinderen die dat nodig hebben, alsmede een omschrijving van het ontwikkelaanbod waarmee zij werken.
Dit artikel bevat de gronden waarop subsidie kan worden geweigerd. De weigeringsgronden in lid 1 en 2 gelden voor alle subsidiabele activiteiten in deze regeling.
Het doel van de subsidie is het realiseren van een kwalitatief hoogwaardig ontwikkelaanbod dat waar mogelijk voldoet aan de eisen van voorschoolse educatie. In verband daarmee heeft het college besloten alleen subsidie te verlenen als de belangrijkste voorwaarden voor de basiskwaliteit van de vestiging op orde zijn. De Inspectie Kinderopvang beoordeelt in hoeverre er invulling is gegeven aan de kwaliteitseisen en voorwaarden. Het college maakt, indien de Inspectie Kinderopvang tekortkomingen constateert, de afweging welke consequenties daar aan worden verbonden voor het al dan niet toekennen van subsidie. De subcriteria of inspectie-items die onder lid 3 (basiskwaliteit) vallen, zijn:
Voldoende gekwalificeerd personeel
1.1.1 Alle beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie.
1.1.2 Bij de inzet van beroepskrachten in opleiding wordt rekening gehouden met de opleidingsfase waarin zij zich op dat moment bevinden.
Er worden dagelijks voldoende beroepskrachten ingezet voor het aantal kinderen dat wordt opgevangen.
De houder, beroepskrachten, uitzendkrachten, stagiaires en andere personen die op het kindercentrum aanwezig zijn, zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag.
2.1.1 Het kindercentrum beschikt over een pedagogisch beleidsplan, waarin de voor dat kindercentrum kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven.
2.1.2 Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competentie, en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt.
De houder biedt verantwoorde kinderopvang aan die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind. De houder voert hiertoe een zodanig pedagogisch beleid dat dit leidt tot verantwoorde kinderopvang. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:
2.2.1 Houder draagt zorg voor het waarborgen van de emotionele veiligheid
2.2.2 Houder draagt zorg voor ontwikkelen persoonlijke competentie
2.2.3 Houder draagt zorg voor ontwikkelen sociale competentie
2.2.4 Houder draagt zorg voor overdracht normen en waarden
2.2.5 Houder en beroepskrachten handelen in de praktijk naar het pedagogisch beleidsplan
2.3 Opvang vindt plaats in stamgroepen of vaste groepen.
3.1.1 Houder biedt verantwoorde kinderopvang aan in een veilige omgeving.
3.1.2 Houder heeft een risico-inventarisatie veiligheid van maximaal één jaar oud.
3.1.3 Houder voert het beleid uit waardoor de veiligheid van de kinderen zoveel mogelijk wordt gewaarborgd.
3.2 Meldcode kindermishandeling
De houder heeft een meldcode kindermishandeling.
4.1.1 Houder biedt verantwoorde kinderopvang aan in een gezonde omgeving.
4.1.2 Houder heeft een risico-inventarisatie gezondheid van maximaal één jaar oud.
4.1.3 Houder voert het beleid uit waardoor de gezondheid van de kinderen zoveel mogelijk wordt gewaarborgd.
5.1 Elke (stam)groep beschikt over een afzonderlijke vaste ruimte.
5.2 Per aanwezig kind is ten minste 3,5 m2 binnenspeelruimte beschikbaar.
5.3 De binnenspeelruimte is veilig, toegankelijk en passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.
Artikel 9 Aanvullende verplichtingen
Dit artikel verplicht de subsidieontvanger tot het naleven van de daargenoemde verplichtingen gedurende de periode waarvoor de subsidie is verleend. De inhoud van de verplichtingen komt deels overeen met de weigeringsgronden. Daarnaast gelden nog enkele andere verplichtingen. Zo is de subsidieontvanger bijvoorbeeld verplicht tot het meewerken aan een onderzoek naar voorschoolse educatie. Dit onderzoek maakt onderdeel uit van de beleidsvoorbereiding en -evaluatie van het aanbieden van kwalitatief goed ontwikkelaanbod / voorschoolse educatie. Daarmee valt dit binnen de doelstelling van de subsidieregeling. Begin 2018 wordt het aangepaste inspectiekader voor de voorschool-plus-, de MOC/VVE– en de AZC-groepen vastgesteld.
Artikel 10 Inwerkingtreding en geldigheidsduur
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Tarievenblad bij de Subsidieregeling Peuters met bijzondere zorg 2018
Deze bijlage betreft een uitwerking van artikel 5 lid 4 van de Subsidieregeling peuters met bijzondere zorg 2018 en geeft de hoogte aan van de subsidiebedragen voor het jaar 2018.
Het college stelt jaarlijks, op basis van het aanbod van voorgaand jaar, per subsidiabele activiteit de benodigde capaciteit vast. Voor een voorschool-plusgroep wordt de capaciteit voor 2018 vastgesteld op 5 groepen. Voor een MOC-groep wordt de capaciteit voor 2018 vastgesteld op 4 groepen. En voor een groep in/bij een AZC wordt de capaciteit voor 2018 vastgesteld op 1 groep.
Het college stelt jaarlijks per subsidiabele activiteit de hoogte van het subsidieplafond vast.
Voor de voorschool-plusgroep wordt de hoogte van het subsidiebedrag voor 2018 vastgesteld op € 66.970. Dit bedrag is opgebouwd uit € 38.350 voor kwaliteit (maximaal voor een groep van 16 peuters) en € 28.620 voor een tegemoetkoming in de exploitatie i.v.m. zes lege kindplaatsen.
Voor de MOC-groep wordt de hoogte van het subsidiebedrag voor 2018 vastgesteld op € 95.590. Dit bedrag is opgebouwd uit € 38.350 voor kwaliteit (maximaal voor een groep van 16 peuters), € 38.160 voor een tegemoetkoming in de exploitatie i.v.m. acht lege kindplaatsen en € 19.080 voor een tegemoetkoming in de exploitatie i.v.m. combinatie dagdelen MOC.
Voor de groep in/bij een AZC wordt de hoogte van het subsidiebedrag voor 2018 vastgesteld op € 114.670. Dit bedrag is opgebouwd uit € 38.350 voor kwaliteit (maximaal voor een groep van 16 peuters) en € 76.320 voor een tegemoetkoming in de volledige exploitatie.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-34899.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.