Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer houdende regels omtrent jeugdhulp Nadere regels Jeugdhulp gemeente Opmeer 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer,

 

gelet op het besluit van de raad van 21 december 2017 tot vaststelling van de Verordening Jeugdhulp Opmeer 2018.

 

overwegende dat de bepalingen van de Verordening Jeugdhulp Opmeer 2018 nadere invulling behoeven door middel van Nadere regels;

 

besluit vast te stellen de Nadere regels Jeugdhulp 2018 gemeente Opmeer.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Alle definities die in deze nadere regels worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en de Verordening jeugdhulp Opmeer 2018.

Artikel 2 Toegang tot jeugdhulp (niet via WIJkteam OpMEER)

Bij verwijzing via huisarts, medisch specialist en jeugdarts of toegang via gecertificeerde instelling, de kinderrechter, het openbaar ministerie of een justitiële instelling en de toegang via Veilig Thuis kan de jeugdige terecht bij het ondersteuningsaanbod van het WIJkteam OpMEER dan wel bij het aanbod van de jeugdhulpaanbieders die de gemeente heeft ingekocht.

Hoofdstuk 2 Procedure via WIJkteam OpMEER

Artikel 3. Melding hulpvraag

Iedere jeugdige waarvan de gezaghebbende ouder zijn of haar woonplaats heeft in de gemeente Opmeer kan zich rechtstreeks met een jeugdhulpvraag richten tot het WIJkteam OpMEER via

  • Telefonisch contact

  • Mailcontact

  • Het inloopspreekuur

  • Het schoolmaatschappelijk werk binnen het primair onderwijs

Artikel 4. Vooronderzoek en gesprek

  • 1.

    Het WIJkteam OpMEER maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek en informeert de jeugdige en/of de ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 2.

    Het WIJkteam OpMEER doet vooronderzoek.

  • 3.

    Het gesprek omvat alle gesprekken die nodig zijn om inzicht te verkrijgen in de jeugdhulpvraag.

Artikel 5 Verslag

  • 1.

    Het verslag van het gesprek wordt zo spoedig mogelijk na het gesprek aan de jeugdige en/of de ouders gestuurd of overhandigd, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 2.

    Het gespreksverslag bevat afspraken over vervolgstappen in verband met de besproken jeugdhulpvraag. In deze vervolgstappen wordt aangegeven:

    • a.

      of de jeugdhulpvraag aanleiding geeft tot het opstellen van een ondersteuningsplan;

    • b.

      welke ondersteuning door het WIJkteam OpMEER dan wel door een toe te kennen individuele jeugdhulpvoorziening wordt ingezet;

    • c.

      op welke wijze de ondersteuning wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen, en/of

    • d.

      (indien van toepassing) hoe rekening wordt gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.

  • 3.

    Het al dan niet geheel of gedeeltelijk accepteren van het aanbod voor het opstellen van een familiegroepsplan, met of zonder professionele begeleiding wordt opgenomen in het verslag.

  • 4.

    Het verslag kan worden aangemerkt als ondersteuningsplan, indien deze door de jeugdige en/of zijn ouders is ondertekend en dit expliciet is aangegeven.

Artikel 6 Ondersteuningsplan

  • 1.

    Het ondersteuningsplan wordt opgesteld vanuit het kader: een gezin, een plan, een regisseur/contactpersoon.

  • 2.

    Het familiegroepsplan kan onderdeel uitmaken van het ondersteuningsplan. Het familiegroepsplan is een plan van aanpak opgesteld door de ouder(s), samen met bloedverwanten, of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren.

  • 3.

    In het ondersteuningsplan wordt vermeld van welke vrij toegankelijke jeugdhulpvoorzieningen de jeugdige en/of de ouders gebruik gaan maken en/of voor welke individuele jeugdhulp voorzieningen de jeugdige en/of de ouders een aanvraag indienen bij het WIJkteam OpMEER.

Artikel 7 Aanvraag

  • 1.

    Uit de aanvraag blijkt welke ondersteuning wordt aangevraagd door de jeugdige en/of zijn ouders en welk doel deze ondersteuning dient.

  • 2.

    Het WIJkteam OpMEER neemt het verslag, en in voorkomende gevallen het ondersteuningsplan, als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag voor een individuele jeugdhulpvoorziening.

Artikel 8 Advisering

In complexe situaties kan door het WIJkteam OpMEER extern advies gevraagd worden voordat een individuele jeugdhulpvoorziening wordt toegewezen.

Hoofdstuk 3 Het persoonsgeboden budget (PGB)

Artikel 9 kwaliteitseisen aan zorgaanbieders

Voor PGB zorgaanbieders gelden de volgende kwaliteitseisen:

  • a.

    de professional dient te beschikken over een geldige en recente (maximaal 1 jaar oud) Verklaring omtrent het gedrag (VOG);

  • b.

    een zorgaanbieder levert deskundige zorg, en handelt overeenkomstig de (Jeugd)wet, en de gemeentelijke voorwaarden en beleid;

  • c.

    jeugdhulpverleners zijn geregistreerd in het beroepsregister;

  • d.

    hulpaanbieders en vrij gevestigden zijn bij voorkeur aangesloten bij een professioneel collectief. Het collectief is mede verantwoordelijk voor de kwaliteit van de hulpverlening;

  • e.

    hulpaanbieders zijn verplicht te melden in de Verwijsindex Noord-Holland (VIN) en hanteren de meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling;

  • f.

    hulpverleners kunnen de grenzen van het eigen kunnen en bevoegdheden inschatten en aangeven wanneer specialistische ondersteuning is gewenst;

  • g.

    de hulpaanbieder werkt actief samen met andere jeugdhulpverleners wanneer er sprake is van een bedreiging van de veiligheid of welzijn van de jeugdige of betrokkenen.

  • h.

    De hulpaanbieder kan door middel van methodieken en verslaglegging de realisatie van de gestelde hulpverleningsdoelen inzichtelijk maken.

Artikel 10 Hulp uit het Sociale netwerk

  • 1.

    Het WIJkteam OpMEER kan een individuele jeugdhulpvoorziening in de vorm van een PGB verstrekken voor zover de aanvraag betrekking heeft op zorg die uitstijgt boven de gebruikelijke zorg die ouders aan hun kinderen geven.

  • 2.

    Om te bepalen wat gebruikelijke zorg is wordt gebruik gemaakt van het overzicht in de bijlage bij deze nadere regels, Bijlage 1: Gebruikelijke zorg.

  • 3.

    De persoon aan wie een PGB wordt verstrekt, kan de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk (een niet-professional.

  • 4.

    Voor de in artikel 11.3 bedoelde vorm van besteding van het PGB gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      Er is sprake van een zware beperking en deze vorm van ondersteuning is noodzakelijk voor het kunnen wonen en functioneren van de jeugdige binnen het eigen gezin;

    • b.

      de hulp is niet goed vooraf in te plannen;

    • c.

      de hulp moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;

    • d.

      de hulp moet op veel korte momenten per dag geboden worden;

    • e.

      de hulp moet op verschillende locaties worden geleverd;

    • f.

      de hulp moet 24 uur per dag en op afroep beschikbaar zijn;

    • g.

      de hulp moet vanwege de aard van de beperking geboden worden door een persoon waar de jeugdige geen hechtings- of contactprobleem mee heeft.

  • 5.

    De hoogte van het PGB:

    • a.

      is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het PGB gaan besteden,

    • b.

      is toereikend om effectieve zorg in te kopen,

    • c.

      bedraagt nimmer meer dan 100% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele jeugdhulpvoorziening in natura;

  • 6.

    Het uurtarief voor het PGB door een niet-professional uit het sociale netwerk wordt door het college vastgesteld.

  • 7.

    Het Wijkteam onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van de pgb’s.

Hoofdstuk 4 De beschikking

Artikel 11 Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als PGB wordt verstrekt.

  • 2.

    In de beschikking wordt aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en (geldigheids)duur van de verstrekking is,

    • c.

      binnen welke termijn de zorg moet worden verzilverd,

    • d.

      hoe de voorziening wordt verstrekt,

    • e.

      en indien van toepassing, welke andere voorziening(en) relevant zijn of kunnen zijn.

  • 4.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het PGB kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB. Deze kwaliteitseisen zijn gelijk aan die van vergelijkbare zorgaanbieders in natura;

    • c.

      wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld,

    • e.

      binnen welke termijn het PGB moet worden verzilverd,

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.

Hoofdstuk 5 Aangepaste procedure bij dyslexiezorg

Artikel 12 Procedure dyslexiezorg

  • 1.

    De toegang tot dyslexiezorg wordt belegd bij de gecontracteerde aanbieders van dyslexiezorg. Daartoe:

    • a.

      stuurt de school het complete leesdossier naar de dyslexie-instelling ter beoordeling of de leerling in aanmerking komt voor vergoede zorg;

    • b.

      screent de dyslexie-instelling het dossier;

    • c.

      stuurt de dyslexie-instelling, bij toelating, via Vecozo een 315 bericht naar de gemeente Opmeer met daarin de zorgtoewijzingsvraag voor EED voor de duur van in totaal maximaal 2 jaar;- en 4250 minuten;

    • d.

      stuurt de gemeente via Vecozo een 301 bericht terug aan de dyslexie-instelling met daarin een besluitnummer en de zorgtoewijzing van diagnostiek en behandeling voor de duur van maximaal 2 jaar;

    • e.

      stuurt de gemeente een beschikking aan de ouders met het besluit of de leerling is afgewezen dan wel toegelaten in het vergoede zorgtraject;

    • f.

      Start de dyslexie-instelling de diagnostiek en eventuele behandeling;

    • g.

      stuurt de dyslexie-instelling via Vecozo een afsluitbericht en de factuur naar de gemeente als het alleen bij diagnostiek blijft;

    • h.

      start het behandeltraject direct na de diagnose als zorg wel nodig is;

    • i.

      stuurt de dyslexie-instelling via Vecozo een afsluitbericht en de factuur naar de gemeente als de zorg wordt beëindigd.

  • 2.

    Indien de situatie daar aanleiding toe geeft, kan het wijkteam het dossier opvragen bij de aanbieder om de rechtmatigheid van de toekenning te controleren

Hoofdstuk 6 Kindermishandeling en huiselijk geweld

Artikel 13 Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld

  • 1.

    Het WIJkteamOpMEER gebruikt een meldcode bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling en volgt daarbij minimaal de volgende 5 stappen:

    • 1.

      De signalen worden in kaart gebracht;

    • 2.

      Er vindt overleg plaat met een collega en (raadpleging) Veilig Thuis;

    • 3.

      Er vindt een gesprek met de cliënt plaats waarbij:

      • a.

        het wijkteamlid het kind altijd zelf ziet,

      • b.

        het wijkteamlid altijd controleert of cliënten kinderen hebben;

    • 4.

      Het geweld of de kindermishandeling wordt gewogen en

      • a.

        bij twijfel wordt altijd Veilig Thuis geraadpleegd

      • b.

        besloten wordt al dan niet een signaal af te geven in de verwijsindex;

    • 5.

      Beslissen: hulp organiseren, melden bij Veilig thuis of opschalen naar het schakeloverleg.

  • 2.

    De wijkteammedewerker betrokken bij de casus heeft de verantwoordelijkheid tot handelen. Alle wijkteamleden kunnen melden bij Veilig Thuis of opschalen naar het schakeloverleg.

Artikel 14 Aandachtfunctionaris

  • 1.

    Binnen het WIJkteam OpMEER wordt een getrainde de medewerker aangewezen als aandachtfunctionaris kindermishandeling en huiselijk geweld.

  • 2.

    De taken van de aandachtfunctionaris zijn:

    • a.

      adviseren van collega’s over beleidsontwikkelingen met betrekking tot de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld;

    • b.

      adviseren van collega’s in cases waarbij sprake is van (een vermoeden) van kindermishandeling en/of huiselijk geweld;

    • c.

      Coördineren van de uitvoering van de stappen van de meldcode indien er sprake is van (een vermoeden van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking onmiddellijk na de bekendmaking.

Artikel 16 Citeerartikel

Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: Nadere regels jeugdhulp gemeente Opmeer 2018.

 

Aldus vastgesteld op 13 februari 2018

De burgemeester,

G.J.A.M. Nijpels

de secretaris,

M.A.S. Winder

Bijlage 1 Gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel bij verschillende leeftijden

 

Kinderen van 0 tot 3

  • hebben bij alle activiteiten zorg van een ouder nodig;

  • hebben ouderlijk toezicht van heel nabij nodig;

  • Zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen.

 

Kinderen van 3 tot 5

  • Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotore ontwikkeling;

  • kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • ontvangen zindelijkheidstraining van ouders/verzorgers

  • hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij: aan- en uitkleden, eten en wassen, in en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • hebben begeleiding nodig bij hun sport/spel/vrijetijdsbesteding;

  • doen sport- en hobbyactiviteiten niet in verenigingsverband;

  • zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven.

 

Kinderen van 5-12

  • kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. het kind kan buiten spelen in directe omgeving van de woning als de ouder thuis is);

  • hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotore ontwikkeling;

  • zijn overdag zindelijk, en 's nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • hebben sport- en hobbyactiviteiten in verenigingsverband, ongeveer 2 maal per week;

  • hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrijetijdsbesteding gaan;

 

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • kunnen vanaf 12 jaar een oplopend aantal uren alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen ;

  • hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • hebben een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • hebben geen begeleiding nodig van en naar hun vrijetijdsactiviteiten;

  • hebben sport- en hobbyactiviteiten in verenigingsverband, een aantal keren per week;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv.

huiswerk).

 

Toelichting op de Nadere regels jeugdhulp Opmeer 2018

 

Algemeen 

Op 21 december 2017 is de verordening jeugdhulp gemeente Opmeer 2018 vastgesteld door de raad. Deze verordening wordt voorgeschreven door de Jeugdwet en voorziet in een jeugdzorgstelsel dat jeugdigen en ouders waar nodig en tijdig, bij hun situatie passende hulp biedt, met als doel de eigen kracht van de jongere en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken.

 

In de voorliggende nadere regels zijn de artikelen van de verordening, voor zover nodig, verder uitgewerkt. Daarnaast wordt een aangepaste procedure voor dyslexiezorg vastgelegd en een bepaling opgenomen met betrekking tot de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 2 Toegang

Jeugdhulp is toegankelijk via de gemeente maar ook rechtstreeks via de huisarts, de jeugdarts of medisch specialist. De betrokken jeugdhulpaanbieder moet zich in dat geval houden aan afspraken die gemaakt zijn met de gemeente in het kader van een inkoopcontract of subsidierelatie. Deze contractafspraken zijn onder meer bedoeld om te waarborgen dat de gemeente haar regierol kan uitvoeren, en een integrale benadering rond het kind (1 gezin - 1 plan - 1 contactpersoon) tot stand komt.

 

Toegang is ook mogelijk via Veilig Thuis, gecertificeerde instellingen (G.I.), de kinderrechter, het openbaar ministerie of een justitiële instelling. G.I.’s zijn verplicht om in het kader van een door de rechter opgelegde kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering te overleggen met het wijkteam. Ook hier geldt dat de G.I. in beginsel gebonden is aan de jeugdhulp die de gemeente heeft ingekocht. Dit type toegang wordt in de Jeugdwet geregeld en wordt in de verordening Jeugdhulp en de nadere regels niet nader uitgewerkt.

 

Artikel 3 Melding hulpvraag

Het college is bevoegd om de toegang tot jeugdhulp te verlenen op grond van de wet. In onze gemeente is de beslissing over het inzetten van jeugdhulp gemandateerd aan deskundigen in het WIJkteam OpMEER. Dat geldt ook voor spoedeisende gevallen als een passende tijdelijke maatregel moet worden getroffen of een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet moet worden aangevraagd (artikel 5 verordening Jeugdhulp Opmeer).

 

Er wordt onderscheid gemaakt tussen individuele en overige voorzieningen. De jeugdige of zijn ouders die een beroep willen doen op een overige voorziening kunnen hier direct naartoe zonder meldingsprocedure. Onder de overige voorzieningen valt bijvoorbeeld de opvoedondersteuning.

 

Artikel 4 Vooronderzoek en gesprek

Voor het onderzoek worden relevante bekende gegevens in kaart gebracht, zodat cliënten niet worden belast met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn. Ook is afstemming mogelijk met eventuele andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.

 

De regels met betrekking tot de privacy van betrokkenen en gegevensuitwisseling die gelden op grond van de Jeugdwet en de Wet bescherming persoonsgegevens zijn hierop van toepassing. Indien gegevens nodig zijn waartoe het WIJkteam OpMEER geen toegang heeft in verband met de privacyregels kan het de jeugdige of zijn ouders vragen om toestemming om deze op te vragen of in te zien.

 

Met het vooronderzoek kan worden beoordeeld of sprake is van een voorliggende voorziening en of het WIJkteam OpMEER op grond van artikel 1.2 van de wet al dan niet is gehouden om een voorziening op basis van deze wet te treffen.

 

Als het WIJkteam OpMEER al een dossier heeft van de jeugdige of zijn ouders, en de jeugdige of zijn ouders geven toestemming om dit dossier te gebruiken, dan kan een vooronderzoek achterwege blijven. Een gesprek over de acute jeugdhulpvraag is dan in de regel nog wel nodig. Indien de jeugdhulpvraag ook al bekend is, en het bijvoorbeeld over een vervolgvraag gaat, dan kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders ook van het gesprek worden afgezien.

 

Artikel 5 Verslag

Het verslag is in het belang van een zorgvuldige dossiervorming en een zorgvuldige procedure. De invulling van deze verslagplicht is vormvrij. Een goede weergave maakt het voor het WIJkteam OpMEER inzichtelijk om een juiste beslissing te nemen op een jeugdhulpvraag en draagt bij aan een inzichtelijke communicatie met de cliënt. Uiteraard zal de weergave van de uitkomsten van het onderzoek variëren met de uitkomsten van het onderzoek. Zo zal de weergave van het onderzoek bijvoorbeeld heel beperkt kunnen zijn als de cliënt van mening is goed geholpen te zijn en de uitkomst is dat geen aanvraag van een individuele voorziening noodzakelijk is. Bij meer complexe onderzoeken zal uiteraard een uitgebreidere weergave noodzakelijk zijn.

 

Desgewenst kan het WIJkteam OpMEER de schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek ook gebruiken als een met de cliënt overeengekomen ondersteuningsplan waarin de gemaakte afspraken en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, zijn vastgelegd. Het is in dat geval passend dat het WIJkteam OpMEER en de cliënt dit plan ondertekenen.

 

Artikel 6 Ondersteuningsplan

Het ondersteuningsplan wordt samen met de jeugdige en/of de ouders en mogelijk andere betrokkenen opgesteld. In het ondersteuningsplan staan in de eerste plaats de afspraken over wat de jeugdige en/ of zijn ouders zelf gaan oppakken. Daarnaast wordt beschreven welke overige jeugdhulpvoorzieningen en welke individuele jeugdhulpvoorzieningen nodig zijn. Het ondersteuningsplan vormt de verbinding met ondersteuning uit andere voorzieningen bijvoorbeeld onderwijs, participatie en volwassenenzorg.

 

Het ondersteuningsplan is geen statisch document. Er kunnen afspraken aan toegevoegd worden, wanneer dat naar inzicht van de jeugdige en/of de ouders of het college van belang is. Bovendien kan het zijn dat als er meerdere vragen/problemen in een gezin zijn, deze niet allemaal tegelijkertijd worden opgepakt.

 

Artikel 7 Aanvraag

Een aanvraag is nodig om een verleningsbeschikking voor een individuele jeugdhulpvoorziening te verkrijgen.  In de Awb worden regels gegeven omtrent de aanvraag. De verordening en nadere regels wijken daarvan niet af.

 

In artikel 4:13 van de Awb is bepaald dat een beschikking dient te worden gegeven binnen een redelijke termijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag. Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, dient het bestuursorgaan dit binnen deze termijn aan de aanvrager mede te delen en daarbij een redelijk termijn te noemen waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien (artikel 4:14, derde lid, van de Awb).

 

Deze termijnen zijn maximumtermijnen. Indien nodig kan na een melding binnen enkele dagen een individuele jeugdhulpvoorziening worden verstrekt, in complexe situaties zal in de regel in het belang van een zorgvuldig onderzoek een langere termijn nodig zijn. Bijvoorbeeld, indien een langer durend diagnosetraject benodigd is, kan dit ook tot een wat langere afhandelingsduur van de aanvraag leiden.

 

Artikel 8 Advisering

Het WIJkteam OpMEER kan extern advies inwinnen indien dat voor de beoordeling van een aanvraag of het opstellen van het ondersteuningsplan nodig is; als dat de enige mogelijkheid is om een zorgvuldig onderzoek naar de aanvraag te doen, is het zelfs in zekere zin verplicht. Het is bij de adviesvraag van belang dat hierbij een heldere vraag of afgebakende opdracht wordt verstrekt, zodat duidelijk is voor de cliënt en de adviseur welk aanvullend onderzoek nog nodig is.

 

Artikel 9 Kwaliteitseisen aan zorgaanbieders

Deze eisen zijn bedoeld om de kwaliteit van de PGB zorg op gelijke hoogte te krijgen als zorg in natura. Een PGB kan geweigerd worden wanneer de kwaliteit van de zorg niet gegarandeerd is. Hiermee wordt voorkomen dat malafide aanbieders hulp aanbieden.

 

Artikel 10 Hulp uit het Sociale netwerk

Hier worden de aanvullingen genoemd op de voorwaarden in de verordening om in aanmerking te komen voor een PGB. Deze aanvullingen voorkomen dat ouders alle zorg die hun kind nodig heeft in hun zorgplan opvoeren.

 

Uitgangspunt van de wet is dat de jeugdige of zijn ouders een voorziening in ‘natura’ krijgen. Indien gewenst, en indien voldaan wordt aan de criteria in artikel 4.2, bestaat echter de mogelijkheid van het toekennen van een PGB. 

 

Een PGB is gemiddeld genomen goedkoper dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. De maximale hoogte van een PGB bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele jeugdhulpvoorziening in natura. Het WIJkteam OpMEER kan het PGB weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan deze door het WIJkteam OpMEER te bieden individuele jeugdhulpvoorziening in natura.

 

Artikel 11 Inhoud beschikking

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 12 Procedure dyslexiezorg

De aard en organisatie van de dyslexiezorg is dusdanig dat de zorgtoewijzingen kunnen worden overgelaten aan de aanbieders zelf. Indien de situatie daar aanleiding toe geeft, kan het wijkteam dossier opvragen bij de aanbieder om de rechtmatigheid van de toekenning te controleren.

 

Artikel 13 Kindermishandeling en huislijk geweld

De Aanpak Kindermishandeling/huiselijk geweld, ouderenmishandeling is in heel Nederland ingevoerd. Het doel is het realiseren van een sluitende aanpak van kindermishandeling/huiselijk geweld. Binnen deze aanpak is een van de (verplichte) stappen van de Wet Meldcode, stap 2, een deskundige collega of Aandachtfunctionaris te consulteren. Dat impliceert dat die specifieke deskundigheid ook in huis (binnen de organisatie) aanwezig moet zijn. Organisaties waar de meldcode op van toepassing is wordt geadviseerd om een Aandachtfunctionaris aan te stellen.

 

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 15 Citeerartikel

Dit artikel spreekt voor zich.

Naar boven