Gemeenteblad van Uithoorn
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Uithoorn | Gemeenteblad 2018, 33528 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Uithoorn | Gemeenteblad 2018, 33528 | Verordeningen |
Verordening jeugdhulp Uithoorn 2018
De raad van de gemeente Uithoorn;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 02 november 2017;
gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
algemene voorziening: voorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling;
andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de wet;
ondersteuningsvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;
persoonsgebonden budget: het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;
perspectiefplan: het document waarin de ondersteuningsbehoeften van de jeugdige en/of zijn ouders zijn vastgelegd samen met de resultaten en hoe deze te bereiken en waarin op verschillende levensgebieden de gezinssituatie in kaart gebracht wordt om een effectieve ondersteuning van de jeugdige mogelijk te maken;
wet: de Jeugdwet;
professional: een hulpverlener die op grond van de Jeugdwet of Wet publieke gezondheidzorg verleent en voldoet aan het Kwaliteitsregister Jeugd of het register Beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG).
Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen
Paragraaf 2. Toegang specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp
In dit artikel en volgende artikelen van paragraaf 2 wordt verstaan onder jeugdhulpaanbieder: de jeugdhulpaanbieder in de zin van de wet die specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp aanbiedt zoals bedoeld in artikel 3.1 en 3.2, tenzij specifiek aangegeven is dat het om een van beide gaat.
Het college neemt het besluit tot specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp op grond van het gesprek over de ondersteuningsvraag met de jeugdige en/of zijn ouders en het opgestelde perspectiefplan zoals bedoeld in artikel 3.9, en wanneer het gaat om een persoonsgebonden budget, aanvullend op grond van het pgb-plan zoals bedoeld in artikel 3.13.
Artikel 3.7 Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag
In spoedeisende gevallen treft de lokale toegang zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening of vraagt de lokale toegang een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.
De lokale toegang verzamelt alle voor het gesprek, als bedoeld in artikel 3.9, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens met hem en/of zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt de lokale toegang zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.
Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van de lokale toegang voor het gesprek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Artikel 3.9 Het gesprek en perspectiefplan
Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet hebben opgesteld, betrekt de lokale toegang dat als eerste bij het gesprek.
Wanneer de huisarts, jeugdarts of medisch specialist verwezen heeft naar hoogspecialistische jeugdhulp, neemt de lokale toegang het besluit op grond van het door de jeugdige en/of zijn ouders – al dan niet met ondersteuning van de verwijzende huisarts, jeugdarts, of medisch specialist of de lokale toegang – opgestelde perspectiefplan, en de toets hiervan door de lokale toegang.
Paragraaf 3. Toegang dyslexiezorg
Artikel 3.11 Toegang dyslexiezorg
Het college kent een individuele voorziening voor dyslexiezorg toe door middel van een besluit dat toegang geeft tot diagnostiek, om vast te stellen of sprake is van ernstige enkelvoudige dyslexie, en behandeling, indien uit de uitgevoerde diagnostiek blijkt dat sprake is van ernstige enkelvoudige dyslexie.
Paragraaf 4 Toegang landelijk en niet ingekochte individuele voorzieningen jeugdhulp
Paragraaf 5 Aanvullende regels persoonsgebonden budget
Als de jeugdige en/of zijn ouders zich in het gesprek zoals bedoeld in artikel 3.9 gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door de door gemeente gecontracteerde jeugdhulpaanbieders niet passend achten, kunnen zij een persoonsgebonden budget aanvragen.
Paragraaf 6 Nieuwe feiten en omstandigheden
Artikel 3.15 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk, en uiterlijk binnen een maand, aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een besluit aangaande een individuele voorziening.
Als het college een besluit op grond van het tweede lid, onder a heeft ingetrokken, kan het college van degene die onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten persoonsgebonden budget.
Het college kan personen aanwijzen die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de jeugdwet.
Hoofdstuk 6. Betrekken van ingezetenen bij het beleid
Artikel 6.1 beleidsparticipatie
Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
De rechten en verplichtingen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening gelden met betrekking tot een individuele voorziening waarvoor op grond van de Verordening jeugdhulp Uithoorn 2015 een besluit is afgegeven, blijven gelden gedurende de looptijd van het besluit, dan wel tot het moment dat er op basis van een gewijzigde ondersteuningsbehoefte een nieuw besluit wordt genomen.
Het college is bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar zijn oordeel tot een bijzondere en onvoorziene hardheid leidt, ten gunste van de jeugdige en/of zijn ouders af te wijken van deze verordening, indien daar zeer dringende redenen voor zijn.
Algemene toelichting Verordening
Met inwerkingtreding van de Jeugdwet op 1 januari 2015 is de gemeente naast het preventieve jeugdbeleid ook verantwoordelijk geworden voor de jeugdhulp en jeugdbescherming en –reclassering. Op grond van de Jeugdwet is de gemeenteraad verplicht een verordening vast te stellen, zie artikel 2.9 van de Jeugdwet.
Daarnaast is de gemeente ook verplicht bij verordening regels te stellen over de beleidsparticipatie en ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp en kan zij dit doen als het gaat om de voorwaarden rond het verstrekken van een persoonsgebonden budget voor informele zorg.
De verordening is vooral ingegeven door de vernieuwing van de inkoop van de (hoog)specialistische jeugdhulp. Hierin staat het beantwoorden van de ondersteuningsvraag centraal. Dit wordt gedaan aan de hand van een door de jeugdige en / of ouders opgesteld perspectiefplan. Bij het opstellen van het perspectiefplan kan ondersteuning plaatsvinden door de lokale toegang of de verwijzer.
Artikelsgewijze toelichting Verordening
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Begrippen die in de Jeugdwet (en Besluit Jeugdwet) gedefinieerd worden, worden – in de regel – niet opgenomen in de begripsbepaling van de verordening.
De term ‘algemene voorziening’ komt uit de Wmo 2015. In de Jeugdwet wordt (maar alleen in artikel 2.9) van ‘overige voorziening’ gesproken. Deze laatste term kan verwarrend werken en doet geen recht aan de belangrijke positie van de algemene voorzieningen in het nieuwe jeugdstelsel. Zij zijn geen restcategorie.
In de verordening wordt een onderscheid gemaakt tussen specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp. Het onderscheidende karakter van de hoogspecialistische jeugdhulp ten opzichte van specialistische jeugdhulp is vooral gelegen in de intensieve aanpak en het multidisciplinaire karakter en daarmee de hoogte van de kosten en de schaarste van het aanbod. Hoogspecialistische jeugdhulp kan vanuit de aard van de zorg slechts geboden worden door een beperkt aantal jeugdhulpaanbieders. De kosten van de trajecten voor hoogspecialistische jeugdhulp liggen in de regel aanmerkelijk boven die van specialistische jeugdhulp.
Het familiegroepsplan is verankerd in de jeugdwet. In deze verordening is aan het begrip toegevoegd dat in de regel het format van het perspectiefplan kan worden gebruikt voor het opstellen van een familiegroepsplan. Dit is echter geen verplichting omdat het familiegroepsplan vormvrij is.
‘Individuele voorziening’ is de term die in de Jeugdwet gebruikt wordt voor wat in de Wmo 2015 een ‘maatwerkvoorziening’ heet. De term individuele voorziening wordt in de Jeugdwet niet gedefinieerd, vandaar dat in de verordening een begripsbepaling is toegevoegd. Het begrip verwijst naar individuele hulp en naar groepsaanbod.
In de specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp worden diverse ondersteuningsprofielen onderscheiden. Elke ondersteuningsprofiel kent vervolgens een zekere ‘intensiteit’ die iets zegt over de duur en omvang (en daarmee de kosten) van de jeugdhulp. Er worden (vastgelegd in de nadere regels) vier intensiteiten onderscheiden: perspectief, intensief en duurzaam licht en duurzaam zwaar. Bij de eerste twee intensiteiten wordt gewerkt met een vaste trajectprijs, bij de laatste twee met een vaste maandprijs.
De lokale toegang voert de toegang tot de jeugdhulp uit namens het college.
Het ondersteuningsprofiel deelt de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en zijn ouders in naar verschillende categorieën. Dit is vooral belangrijk in het kader van het inkoop- en toewijzingsproces richting aanbieders. Op deze manier kan de specifieke expertise van aanbieders goed beschreven worden. Het perspectiefplan is bedoeld om de hulpvraag breed in beeld te brengen, maar uiteindelijk wordt de toegang naar specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp altijd geformuleerd in termen van één ondersteuningsprofiel. Gekozen wordt dan voor het ondersteuningsprofiel dat het beste bij de hulpvraag van de jeugdige en/of zijn ouders past, ook al zouden wellicht meerdere profielen passend zijn.
De in de verordening opgenomen definitie is overgenomen uit de begripsbepaling van de Jeugdwet zelf, met dien verstande dat de inperking ‘niet zijnde de pleegouder’ hier is weggelaten. In de verordeningstekst wordt in de regel gesproken van ’de jeugdige en/of zijn ouders.’ Bij de definitie van ‘jeugdige’ wordt de Jeugdwet gevolgd. Het kan overigens ook zo zijn dat de jeugdige (zeker vanaf 16 jaar, maar in bijzondere gevallen ook vanaf 12 jaar) zonder betrokkenheid van zijn ouders jeugdhulp ontvangt. Ook andere opvoeders dan de ouders of verzorgers (denk aan een leerkracht) kunnen natuurlijk betrokken raken bij de jeugdhulp.
De jeugdige en/of zijn ouders stellen, al dan niet in samenspraak met de lokale toegang of huisarts, jeugdarts en/of medisch specialist en eventueel ook anderen uit het bredere sociale netwerk van de jeugdige en zijn ouders, een perspectiefplan op. Het perspectiefplan bundelt de ondersteuningsvraag en afspraken over de ondersteuning, niet alleen op het terrein van jeugdhulp, maar ook op andere terreinen, indien van toepassing voor de jeugdhulp. Deze context kan van belang zijn bij het bepalen van de ondersteuningsvraag. Uit onderzoek is meerdere malen gebleken dat de inzet van hoogspecialistische jeugdhulp voor een kind altijd in samenhang dient te worden bepaald met de gezinssituatie, omdat deze nagenoeg nooit los van elkaar staan. Met andere woorden: schulden, of woonproblemen, of problemen van de ouders kunnen invloed hebben op de ondersteuningsvraag van het kind.
Wanneer besloten wordt dat de inzet van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp nodig is, wordt ook dit in het perspectiefplan vastgelegd. Voor de jeugdhulpaanbieder is het perspectiefplan vervolgens uitgangspunt voor het verder vormgeven van het ondersteuningstraject.
Het perspectiefplan onderscheidt zich van het hulpverleningsplan van de jeugdhulpaanbieder (vaak ook behandelplan genoemd) en het plan van aanpak van de gecertificeerde instelling. Het hulpverleningsplan (of behandelplan) is een nadere uitwerking van (het jeugdhulpdeel van) het perspectiefplan door de jeugdhulpaanbieder. Het plan van aanpak van de gecertificeerde instelling is goed vergelijkbaar met het perspectiefplan, omdat hierin ook altijd breed de gezinssituatie in ogenschouw genomen wordt. Het verschil met het perspectiefplan is gelegen in het feit dat het plan van aanpak door de gecertificeerde instelling opgesteld wordt in het kader van een rechterlijke dwangmaatregel. De veiligheid van het kind zal daarin dus altijd een prominente(ere) plek hebben.
Het onderscheidende karakter van specialistische jeugdhulp ten opzichte van hoogspecialistische jeugdhulp is dat zij in de regel minder specifieke kennis en een minder intensieve en veelomvattende aanpak vraagt. De kosten zijn daardoor in de regel lager.
Met de professional wordt de jeugdhulpverlener bedoeld in het kader van de Jeugdwet, en de uitvoerder van de jeugdgezondheidszorg in het kader van de Wet publieke gezondheid. De professionals voldoen aan het Kwaliteitskader Jeugd of BIG.
Hoofdstuk 2 Algemene/overige voorzieningen
Artikel 2.1 Lokale algemene voorzieningen
In dit artikel zijn de categorieën van algemene voorzieningen omschreven. Deze voorzieningen hebben grotendeels een preventief karakter. De voorzieningen zijn zonder besluit van de lokale toegang of een verwijzer toegankelijk en kunnen ook naast een individuele voorziening worden ingezet.
Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen
Paragraaf 1 Soorten individuele voorzieningen
Artikel 3.1 Specialistische jeugdhulp
Specialistische jeugdhulp wordt gezien als aanvullend op de algemene voorzieningen zoals omschreven in hoofdstuk 2.
Specialistische jeugdhulp wordt voor het grootste gedeelte ambulant gegeven. Dat wil zeggen dat de jeugdhulpverlener met de jeugdige en of zijn ouders op de locatie van de aanbieder, thuis of op school ondersteuning biedt (bijvoorbeeld in de vorm van adviesgesprekken). De aard van de zorg kan heel divers zijn, van een gedragstherapeutische behandeling tot persoonlijke verzorging. Ook adviezen richting het sociale netwerk van de jeugdige kunnen behoren tot de specialistische jeugdhulp. De opsomming ‘in de thuissituatie, op het kinderdagverblijf, de school of de locatie van de aanbieder’ is niet limitatief. Er kunnen ook andere locaties zijn waar specialistische jeugdhulp ambulant geboden kan worden.
Naast ambulant, kan specialistische jeugdhulp ook geboden worden als dagbehandeling of dagbesteding op de locatie van de aanbieder. De jeugdige verblijft dan overdag op de locatie van de aanbieder. Ook kortdurend verblijf in de vorm van logeervoorzieningen kan behoren tot de specialistische jeugdhulp.
Artikel 3.2 Hoogspecialistische jeugdhulp
Ook hoogspecialistische jeugdhulp wordt gezien als aanvullend op de algemene voorzieningen zoals omschreven in hoofdstuk 2. De aard van de hoogspecialistische jeugdhulp betekent dat deze soms niet in de directe woonomgeving van de jeugdige geboden kan worden. In sommige gevallen zal de jeugdige voor een (dag)behandeling een eind moeten reizen of zelf korter of langer elders dan in het ouderlijk huis verblijven. Het streven is een terugkeer naar de normale opvoedsituatie.
Ook hoogspecialistische jeugdhulp kan ambulant aangeboden worden. In meer gevallen dan bij specialistische jeugdhulp zal dat dan gaan om behandeling op de locatie van de aanbieder.
Verblijfsvoorzieningen waar de jeugdige in een instelling of gezinshuis verblijft vallen altijd onder hoogspecialistische jeugdhulp. Ook gesloten jeugdzorg valt onder deze categorie. Pleegzorg kan – afhankelijk van de aard en omvang – zowel onder specialistische als hoogspecialistische jeugdhulp vallen.
Dyslexiezorg voor jeugdigen met ernstige enkelvoudige dyslexie viel tot 1 januari 2015 onder de Zorgverzekeringswet en het regiem van de geestelijke gezondheidszorg. Met inwerkingtreding van de Jeugdwet is de gemeente verantwoordelijk geworden voor deze zorg en valt zij onder de noemer ‘jeugdhulp’. In de Jeugdwet (of het Besluit of Regeling Jeugdwet) is deze vorm van jeugdhulp niet nader afgebakend. Vanaf 1 januari 2015 is door gemeente de voor die tijd gegroeide praktijk voortgezet. Deze bestond eruit dat alleen dyslexiezorg voor jeugdigen met ernstige enkelvoudige dyslexie wordt vergoed en dat het in de regel jeugdigen in de leeftijd van 7 tot en met 13 jaar betreft (deze laatste inperking lag vast in de ministeriële regeling behorende bij de Zorgverzekeringswet). Er is vooralsnog voor gekozen deze leeftijdsafbakening niet te verankeren in de gemeentelijke verordening, en de mogelijkheid open te houden dat het college hiertoe nadere bepalingen vastlegt in nadere regels.
Artikel 3.4 Landelijk en niet ingekochte individuele voorzieningen jeugdhulp
Naast de specialistische en hoogspecialistische individuele voorzieningen en dyslexiezorg kunnen in bijzondere gevallen ook andere individuele voorzieningen worden ingezet. Het gaat dan om het landelijk ingekochte aanbod en het niet ingekochte aanbod.
Van niet ingekocht aanbod is sprake als blijkt dat de ondersteuningsvraag niet opgelost kan worden met het bestaande ingekochte aanbod. Er zal dan alsnog aanbod ingekocht moeten worden.
De landelijk ingekochte functies voldoen aan drie criteria:
Inhoudelijk kunnen de overige voorzieningen een raakvlak vertonen met de specialistische en hoogspecialistische individuele voorzieningen. Omdat de toegang tot de landelijk en niet ingekochte voorzieningen niet geheel overeenkomst met de van specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp zijn deze voorzieningen apart in de verordening opgenomen.
Paragraaf 2 Toegang specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp
In paragraaf 2 wordt over de toegang naar de (hoog)specialistische jeugdhulp gesproken. Waar in deze paragraaf gesproken wordt over jeugdhulpaanbieder wordt dan ook een jeugdhulpaanbieder van (hoog)specialistische jeugdhulp bedoeld, tenzij anders vermeld. De term jeugdhulpaanbieder is gedefinieerd in de Jeugdwet zelf en kan bijvoorbeeld ook aanbieders van jeugdhulp als algemene voorziening betreffen.
Bij specialistische jeugdhulp bepaalt de jeugdhulpaanbieder (op basis van het advies van de lokale toegang) de intensiteit van de jeugdhulp. De intensiteit voor specialistische jeugdhulp ligt daarom – in tegenstelling tot de intensiteit van hoogspecialistische jeugdhulp – niet in het besluit van het college vast.
In dit derde lid is als algemene regel geformuleerd dat de toegang verloopt via het gesprek dat de lokale toegang met de jeugdige en/ of zijn ouders heeft en het perspectiefplan dat daar een weergave van is.
De nadere invulling van de ondersteuningsprofielen en intensiteiten ligt niet vast in de verordening, maar in de nadere regels. Hiervoor is gekozen omdat de verwachting is dat beide zich de komende jaren nog verder zullen ontwikkelen, waarbij het noodzakelijk is om de nadere regels snel aan te passen zodat aangesloten wordt op het beleid.
Artikel 3.6 Criteria en afwegingsfactoren bij de toekenning
In de verordening en nadere regels worden de criteria en afwegingsfactoren bij de beoordeling tot toekenning van een individuele voorziening alleen in algemene termen beschreven. In het tweede lid is een kan-bepaling opgenomen. Criteria kunnen eventueel uitgewerkt worden in nadere regels.
Artikel 3.7 Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag
Deze bepaling regelt de toegang van jeugdhulp via de gemeente en is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen. Dit alles ter uitvoering van artikel 2.9, onder a, van de wet. In lid 3 is opgenomen dat er ook een tijdelijke voorziening kan worden getroffen of machtiging gesloten jeugdhulp kan worden aangevraagd in spoedeisende gevallen. Deze stappen worden dan direct gezet naar aanleiding van de melding.
Dit lid dient ter voorbereiding van het gesprek waarbij voor het onderzoek naar aanleiding van de melding relevante bekende gegevens in kaart worden gebracht, zodat jeugdigen en / of ouders niet worden belast met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn en een goede afstemming mogelijk is met eventuele andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen. De regels met betrekking tot de privacy van betrokkenen en gegevensuitwisseling die gelden op grond van de Jeugdwet en de Wet bescherming persoonsgegevens zijn hierop van overeenkomstige toepassing.
Het familiegroepsplan moet binnen een redelijke termijn opgesteld worden. Een vaste termijn stellen is niet mogelijk, aangezien dit ook mede afhangt van de mate waarin en de vorm van eventuele geboden ondersteuning. Omdat het onderwerp zal zijn van het onderzoek, ligt het voor de hand het familiegroepsplan voorafgaand aan het begin van het onderzoek wordt opgesteld. Maar ook tijdens het onderzoek kan mogelijk nog de (gedeelde) wens ontstaan om de eigen kracht nader te onderzoeken en een familiegroepsplan op te stellen. Zo de situatie zich daarvoor leent, kan dan besloten worden hiermee aan de slag te gaan en het onderzoek daarna voort te zetten.
In het kader van de rechtmatigheid wordt de identiteit van de jeugdige of ouders vastgesteld aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
Hier is een bepaling opgenomen ter voorkoming van onnodige bureaucratie. Als de gemeente al een dossier heeft van de jeugdige of zijn ouders, en de jeugdige of zijn ouders geven toestemming om dit dossier te gebruiken, dan kan een vooronderzoek achterwege blijven. Een gesprek over de acute hulpvraag is dan in de regel nog wel nodig. Indien de hulpvraag ook al bekend is, en het bijvoorbeeld over een vervolgvraag gaat, dan kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders ook van het gesprek worden afgezien.
Artikel 3.9 Het gesprek en perspectiefplan
Er wordt in de verordening (en nadere regels) niets vastgelegd over de wijze waarop het gesprek gevoerd wordt tussen de lokale toegang en jeugdige en/of zijn ouders (en eventuele andere betrokken). Dit zou de handelingsvrijheid van de jeugdige, zijn ouders en zorgprofessionals te veel beperken. In de verordening ligt alleen vast wat er in het gesprek aan de orde kan komen (indien van belang), niet welke methodiek of instrumentarium gebruikt moet worden of wie er precies bij betrokken dienen te zijn. Natuurlijk gelden hierbij wel de eisen die de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet stellen aan de kwaliteit van de toegang.
De inhoud van het perspectiefplan is in de verordening niet in detail beschreven. Wel dat uitkomsten van het gesprek altijd in het perspectiefplan vastgelegd worden. Het perspectiefplan kan zelfstandig door de jeugdige en/of zijn ouders opgesteld worden, of met de hulp van de lokale toegang of anderen. Wanneer gekozen wordt voor de inzet van een individuele voorziening is het wel een verplichting dat de lokale toegang meekijkt en een akkoord geeft (met uitzondering van een artsverwijzing in kader van specialistische jeugdhulp).
Als er tot de inzet van een individuele voorziening jeugdhulp besloten is, is het wel van het grootste belang dat de aldus betrokken jeugdhulpaanbieder weet heeft van de gezinssituatie (voor zover relevant) en afspraken en doelen zoals vastgelegd in het perspectiefplan. De relevante informatie uit het perspectiefplan kan door de jeugdige en/of zijn ouders zelf of door de lokale toegang aan de betrokken jeugdhulpaanbieder overgedragen worden. De ouders/jeugdige zijn hier in eerste instantie zelf de verantwoordelijke partij voor.
Als het gaat om hoogspecialistische jeugdhulp heeft de gemeente ook in haar contracten met de jeugdhulpaanbieders bepaald, dat zij niet mogen starten met de hulpverlening voordat een perspectiefplan opgesteld is. Voor deze complexe en in de regel meervoudige jeugdhulp is het brede perspectief van het grootste belang om effectieve jeugdhulp te kunnen verlenen.
Natuurlijk gelden bij het delen van het perspectiefplan de privacyregels zoals die onder andere vastgelegd zijn in de Jeugdwet zelf. Ouders wordt gevraagd gegevens te delen die van belang zijn voor de ondersteuning aan de jeugdige. Het is aan de ouders om in samenspraak met de lokale toegang (of arts) te bepalen welke informatie in het perspectiefplan terecht moet komen en gedeeld moet worden met de jeugdhulpaanbieder om een effectieve ondersteuning mogelijk te maken.
Bij verschil van inzicht tussen de jeugdige en/of zijn ouders en de lokale toegang (of arts) over de noodzaak om bepaalde informatie te delen dient het recht op privacy en het belang van het kind tegen elkaar afgewogen te worden. De principes van subsidiariteit (kan het doel ook op een andere manier bereikt worden), noodzakelijkheid en proportionaliteit (staat het doorbreken van het recht op privacy in verhouding tot het doel: effectieve hulp) staan daarbij centraal.
In het perspectiefplan worden resultaten geformuleerd: wanneer worden door wie welke resultaten behaald. De jeugdige en/zijn ouders kunnen in het perspectiefplan afspraken maken om na een bepaalde tijd de resultaten met de lokale toegang, de eventueel betrokken jeugdhulpaanbieders en/of anderen te bespreken en zo het perspectiefplan te evalueren.
In dit lid is opgenomen dat een voor akkoord ondertekend perspectiefplan dient als een aanvraag. Hoe omgegaan wordt met een perspectiefplan dat niet voor akkoord is ondertekend is opgenomen in artikel 3.10 lid 5 onder b. In die gevallen is er sprake van een eenzijdig door de jeugdige en/of zijn ouders opgesteld perspectiefplan.
Huisarts, jeugdarts en medisch specialisten hebben op grond van de Jeugdwet de eigenstandige bevoegdheid om toegang te verlenen (verwijzen) tot jeugdhulp. In deze verordening wordt deze bevoegdheid voor specialistische jeugdhulp en hoogspecialistische jeugdhulp verschillend ingevuld.
Uitgangspunt bij een artsverwijzing naar specialistische jeugdhulp (dus niet zijnde hoogspecialistische jeugdhulp) is dat in de regel de afstemming met de lokale toegang en daarmee de integrale afweging van zorgbehoeften in een perspectiefplan niet perse nodig is. Als het gaat om specialistische jeugdhulp kan een arts dus zonder betrokkenheid van de lokale toegang naar een jeugdhulpaanbieder verwijzen. Ook de jeugdhulpaanbieder is dan niet verplicht contact op te nemen met de lokale toegang (maar wel met de gemeente in het kader van de zorgtoewijzing).
In crisissituaties kan soms niet gewacht worden met de inzet van (hoog)specialistische jeugdhulp tot een perspectiefplan is opgesteld. In dit soort gevallen is het de jeugdhulpaanbieder toegestaan de spoedhulp te verlenen voordat een gesprek met de lokale toegang heeft plaatsgevonden en een perspectiefplan is opgesteld. Het gaat dan om kortdurende inzet. Wanneer daarna langdurig (hoog)specialistische jeugdhulp nodig is (vanuit een ander ondersteuningsprofiel dan profiel 11), dient alsnog een perspectiefplan opgesteld te worden.
Tiende lid, besluit na artsverwijzing specialistische jeugdhulp
In dit lid wordt duidelijk gemaakt dat het college feitelijk een besluit tot inzet van specialistische jeugdhulp (niet zijnde hoogspecialistische jeugdhulp) na een verwijzing van de huisarts, jeugdarts, of medisch specialist neemt op het moment dat de jeugdhulpaanbieder zich bij de gemeente meldt met een verzoek tot toewijzing van zorg.
Voor hoogspecialistische jeugdhulp wordt ervan uitgegaan dat altijd – ook bij een artsverwijzing –een perspectiefplan waarbij de lokale toegang betrokken is, nodig is. Het gaat in die gevallen immers om hoogcomplexe en veelomvattende / meervoudige jeugdhulp, waarbij een integrale aanpak en continuïteit van het hoogste belang zijn. De arts kan wel zelfstandig verwijzen naar de jeugdhulpaanbieder, maar er zal dan vervolgens alsnog een perspectiefplan opgesteld moeten worden (door de jeugdige en /of ouders zelf, al dan niet met hulp van de arts of de lokale toegang). Dit perspectiefplan dient ook geaccordeerd te worden door de lokale toegang, voordat de inzet van hoogspecialistische jeugdhulp kan starten. Deze werkwijze is vastgelegd in de contracten met de jeugdhulpaanbieders.
De jeugdhulpaanbieder kan zich in deze gevallen via het verzoek om toewijzing van zorg bekend maken bij de gemeente, die voor de betrokkenheid van de lokale toegang zorgdraagt. Natuurlijk kan een jeugdhulpaanbieder (of arts) in deze gevallen ook zelf rechtstreeks contact opnemen met de lokale toegang
Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders bezwaar maken tegen de betrokkenheid van de lokale toegang, kunnen zij gebruik maken van een opt-out-regeling. Ook in die gevallen dient een perspectiefplan te worden opgesteld voordat de hoogspecialistische jeugdhulp kan starten, maar deze zal dan tot stand komen zonder betrokkenheid (accordering) van de lokale toegang. Het college besluit dan tot de inzet van hoogspecialistische jeugdhulp op basis van de melding van de jeugdhulpaanbieder dat een arts verwezen heeft en een perspectiefplan aanwezig is, maar de jeugdige en/of zijn ouders van de opt-out-regeling wensen gebruik te maken.
Hier is opgenomen dat het college nadere regels kan stellen over de toegangsprocedure. Het gaat dan om een specificering van hetgeen in de verordening is omschreven.
Artikel 3.10 Besluit specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp
De keuze voor specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp, het ondersteuningsprofiel en bij hoogspecialistische jeugdhulp ook de intensiteit liggen vast in het besluit. Ook is het resultaat opgenomen. De achterliggende informatie en onderbouwing is opgenomen in het perspectiefplan. In een besluit voor het toekennen van een persoonsgebonden budget is ook opgenomen wat de hoogte van het pgb is en hoe dit is bepaald is.
Het besluit van specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp voor zorg in natura die niet duurzaam is wordt in de regel afgegeven voor onbepaalde tijd. Dat wil zeggen dat bij het afgeven van het besluit de duur niet vaststaat. De gecontracteerde jeugdhulpaanbieder moet (binnen de afspraken die daarover in het contract gesteld zijn) hulp kunnen inzetten zo lang als nodig is om het beoogde resultaat te bereiken. De geldigheidsduur van het besluit eindigt als het jeugdhulptraject is beëindigd. De jeugdhulpaanbieder brengt de gemeente hiervan op de hoogte middels het stop-zorgbericht. Dit is contractueel vastgelegd. Voor pgb wordt per geval bepaald hoe lang het besluit geldig is.
Dit lid regelt een garantietermijn. Wanneer de jeugdige en/zijn ouders zich binnen vier maanden nadat het hulpverleningstraject succesvol is afgerond opnieuw bij de jeugdhulpaanbieder melden met dezelfde hulpvraag, is de jeugdhulpverlener verplicht de jeugdige en/of zijn ouders opnieuw te helpen. Het oude besluit wordt daarmee opnieuw van kracht. De jeugdige en/of zijn ouders hoeven in die gevallen dus ook niet opnieuw langs de verwijzende arts of lokale toegang. Deze garantietermijn geldt alleen voor jeugdhulptrajecten die gericht waren op herstel, niet op duurzame trajecten. Ook geldt deze garantietermijn niet wanneer de jeugdhulpaanbieder aan de ene kant of de jeugdige en/of zijn ouders aan de andere kant het traject eenzijdig (voortijdig) beëindigd hebben.
Wanneer bij het afgeven van een besluit nog niet bekend is welke jeugdhulpaanbieder betrokken wordt, dient de jeugdige en/of zijn ouders binnen drie maanden een jeugdhulpaanbieder te vinden en zich daar te melden. De jeugdhulpaanbieder accepteert vervolgens de cliënt en stuurt een verzoek tot zorgtoewijzing aan de gemeente. Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders zich niet binnen drie maanden melden bij een aanbieder, kan het besluit vervallen. De gemeente is van mening dat na die periode de omstandigheden binnen het gezin dusdanig gewijzigd kunnen zijn dat een nieuw gesprek noodzakelijk is om de ondersteuningsbehoefte opnieuw vast te stellen.
Een door de jeugdige en/ of ouders en de lokale toegang ondertekend perspectiefplan vormt het besluit. In de praktijk komt het er op neer dat de lokale toegang het perspectiefplan opstuurt naar de jeugdige en /of ouders, deze het plan ondertekenen en vervolgens de lokale toegang het plan ondertekent. In het perspectiefplan liggen alle afspraken met de jeugdige en/of zijn ouders vast. Aan een perspectiefplan hoeft niet altijd een besluit tot inzet van een individuele voorziening gekoppeld te zijn.
Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders en de lokale toegang geen overeenstemming kunnen bereiken over de inhoud van het perspectiefplan en de noodzaak of aard van de inzet van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp dienen zij een aanvraag tot een individuele voorziening in, in de vorm van een door hen eenzijdig ingevuld perspectiefplan, dan wel een aanvraag in een andere vorm. De jeugdige en/ of ouders kunnen op het perspectiefplan aangeven dat ze niet akkoord zijn (door te tekenen voor gezien) en aangeven welke voorziening zij willen aanvragen. De lokale toegang besluit dan binnen 2 weken op deze aanvraag.
In artikel 3.9 is bepaald dat bij verwijzing van een huisarts, jeugdarts, of medisch specialist naar specialistische jeugdhulp (in tegenstelling tot hoogspecialistische jeugdhulp) en in crisissituaties een gesprek met de lokale toegang niet verplicht is. In die gevallen maakt de jeugdhulpaanbieder zich via een verzoek om zorgtoewijzing bekend bij de gemeente. Op basis van dit verzoek wijst de gemeente dan de jeugdhulpaanbieder de zorg toe. De facto neemt het college hiermee een besluit over de inzet van specialistische jeugdhulp.
In dit lid is opgenomen dat de jeugdige en / of ouders altijd een beschikking krijgen als ze hierom vragen. Daarnaast geldt in de situaties zoals omschreven in lid 5 onderdeel b van dit artikel dat er ook een beschikking wordt afgegeven.
Het college kan periodiek onderzoeken of er aanleiding is een besluit te heroverwegen. Op deze manier wordt gegarandeerd dat de voorziening goed aan blijft sluiten op de ondersteuningsvraag.
Paragraaf 3. Toegang dyslexiezorg
Artikel 3.11 Toegang tot dyslexiezorg
Het besluit tot toekennen van een individuele voorziening voor dyslexiezorg geeft recht op diagnostisch onderzoek door een erkende dyslexiebehandelaar. Wanneer op basis van het onderzoek vastgesteld wordt dat het inderdaad om ernstige enkelvoudige dyslexie gaat, kan de dyslexiebehandelaar ook gelijk verder met de behandeling. Hiervoor is dan geen tweede besluit nodig.
Bij ernstige enkelvoudige dyslexiezorg gaat het om hardnekkige problemen bij het leren lezen en/of schrijven (spellen), die ook met extra ondersteuning in de klas niet verholpen kunnen worden. ‘Enkelvoudig’ slaat op het feit dat er geen sprake is van een algemene ontwikkelingsachterstand (verstandelijke beperking) of ernstige gedragsproblematiek.
Het onderzoek en de behandeling dient plaats te vinden conform de professionele (landelijk) standaard voor dyslexiezorg.
Het college is verantwoordelijk voor de controle van het leerlingdossier. Indien dit niet volledig is wordt dit teruggekoppeld naar de verwijzende school zodat zij alsnog passende extra begeleiding kunnen inzetten. Indien het leerlingdossier op orde is wordt goedkeuring gegeven en kunnen ouders en school contact leggen met een gecontracteerde dyslexieaanbieder naar keuze.
Met dit derde lid wordt de mogelijkheid gegeven dat het college nadere regels kan stellen binnen de kaders van deze verordening.
Paragraaf 4 Toegang landelijk en niet ingekochte individuele voorzieningen jeugdhulp
Artikel 3.12 Toegang landelijk en niet ingekochte individuele voorzieningen jeugdhulp
Omdat de toegang voor landelijk en niet ingekochte individuele voorzieningen jeugdhulp maar op een aantal punten afwijkt van de toegang tot specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp wordt verwezen naar de artikelen zoals openomen in paragraaf 2. De uitzondering is met name gelegen als het gaat om de aanwezigheid van een perspectiefplan bij een verwijzing, de profielen en het besluit.
Omdat de genoemde artikelen in dit geval betrekking hebben op de landelijk en niet ingekochte voorzieningen jeugdhulp wordt het begrip specialistische en / of hoog specialistische jeugdhulp vervangen door het begrip landelijk en niet ingekochte individuele voorzieningen jeugdhulp.
In dit lid is opgenomen aan welke vereisten een besluit moet voldoen. De duur van een voorziening kan ook ‘voor onbepaalde tijd’ bedragen.
Een door de jeugdige en/ of ouders en de lokale toegang ondertekend perspectiefplan vormt het besluit. In de praktijk komt het er op neer dat de lokale toegang het perspectiefplan opstuurt naar de jeugdige en /of ouders, deze het plan ondertekenen en vervolgens de lokale toegang het plan ondertekent. In het perspectiefplan liggen alle afspraken met de jeugdige en/of zijn ouders vast. Ook is hierin de afstemming met andere voorzieningen opgenomen. Aan een perspectiefplan hoeft niet altijd een besluit tot inzet van een individuele voorziening gekoppeld te zijn.
Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders en de lokale toegang geen overeenstemming kunnen bereiken over de inhoud van het perspectiefplan en de noodzaak of aard van de inzet van een individuele voorziening jeugdhulp dienen zij een aanvraag tot een individuele voorziening in, in de vorm van een door hen eenzijdig ingevuld perspectiefplan, dan wel een aanvraag in een andere vorm. De jeugdige en/ of ouders kunnen op het perspectiefplan aangeven dat ze niet akkoord zijn (door te tekenen voor gezien) en aangeven welke voorziening zij willen aanvragen. De lokale toegang besluit dan binnen 2 weken op deze aanvraag.
Op basis van het verzoek om zorgtoewijzing wijst de gemeente de jeugdhulpaanbieder de zorg toe. De facto neemt het college hiermee een besluit over de inzet van specialistische jeugdhulp.
In dit lid is opgenomen dat de jeugdige en / of ouders altijd een beschikking krijgen als ze hierom vragen. Daarnaast geldt in de situaties zoals omschreven in lid 3 onderdeel b van dit artikel dat er ook een beschikking wordt afgegeven.
Het college kan periodiek onderzoeken of er aanleiding is een besluit te heroverwegen. Op deze manier wordt gegarandeerd dat de voorziening goed aan blijft sluiten op de ondersteuningsvraag.
Paragraaf 5 Aanvullende regels persoonsgebonden budget
In de jeugdwet is opgenomen wanneer een jeugdige en / of zijn ouders in aanmerking komen voor een pgb. In ieder geval moet de pgb-aanvrager motiveren waarom het aanbod voor zorg in natura niet voldoet.
Het pgb-plan is een aanvulling op het perspectiefplan en daar onlosmakelijk mee verbonden. De ondersteuningsvraag en resultaten liggen vast in het perspectiefplan. Alleen de details met betrekking tot de uitvoerder van de pgb-zorg liggen vast in het pgb-plan.
Artikel 3.14 Vaststellen hoogte van persoonsgebonden budget
Met jeugdhulpaanbieders waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten zijn afspraken gemaakt over de tarieven. Voor jeugdhulpverleners die in het kader van een persoonsgebonden budget door ouders zelf ingehuurd worden gelden deze afspraken niet. De hoogte van het pgb wordt berekend aan de hand van het aantal benodigde eenheden (uren, dagdelen etc). Het college kan nadere regels stellen over de maximale hoogte van het pgb. Daarnaast stelt het college nadere regels over de wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld en onder welke voorwaarden personen uit het sociale netwerk kunnen worden betrokken.
Paragraaf 6 Nieuwe feiten en omstandigheden
Artikel 3.15 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking en terugvordering
Op grond van artikel 2.9 onderdeel d van de wet is de gemeente verplicht bij verordening regels te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of persoonsgebonden budget. De tekst van dit artikel is grotendeels ontleend aan de bepalingen rond bestrijding van misbruik die de wet stelt in het kader van het verstrekken van persoonsgebonden budgetten (artikel 8.1.2 tot en met 8.1.4). We herhalen in de verordening de wet om de leesbaarheid te vergroten. Bovendien wordt de toepassing van deze regels verbreed naar voorzieningen in natura. Ten slotte, het intrekken of herzien van een besluit kan natuurlijk ook relevant zijn als in gevallen waar geen sprake is van misbruik, maar gewoon van een gewijzigde (inschatting van de) situatie.
Hoofdstuk 4 Waarborging verhouding prijs-kwaliteit
Artikel 4.1 Verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen
Op grond van artikel 2.12 van de wet dient de gemeente bij verordening regels te stellen ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan.
Hoofdstuk 5 Klachten en vertrouwenspersoon
Dit artikel regelt het gemeentelijke klachtrecht. De gemeente is al op grond van de Awb in het algemeen verplicht tot een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over gedragingen van personen en bestuursorganen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn.
In de regel zal eerst de aanbieder worden aangesproken bij klachten over de wijze van behandeling. De klachtmogelijkheid tegenover de aanbieder is geregeld in artikel 4.2.1 e.v. van de wet. Pas wanneer dit klachtrecht niet bevredigend is, of niet logisch, bijvoorbeeld bij gedragingen van gemeenteambtenaren, dan komt de gemeentelijke klachtmogelijkheid in zicht.
Artikel 5.2. Vertrouwenspersoon
In artikel 2.6, eerste lid, onder f, van de wet is bepaald dat het college ervoor verantwoordelijk is dat jeugdigen, hun ouders of pleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Onafhankelijkheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid zijn belangrijke factoren (wettelijke vereisten) van de vertrouwenspersoon.
De wet adresseert het college rechtstreeks en vraagt niet om hierover bij verordening een regeling op te stellen. De bepaling uit de wet is toch in de verordening opgenomen vanwege het in het belang om in de verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van jeugdigen en ouders te geven.
Hoofdstuk 6. Betrekken van ingezetenen bij het beleid
Artikel 6.1 beleidsparticipatie
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over inspraak en medezeggenschap bij de gemeente. De mogelijkheid tot inspraak en medezeggenschap tegenover de aanbieder is al geregeld in artikel 4.2.4 e.v. van de wet.
Regeling van de inspraak en medezeggenschap is verplicht op grond van artikel 2.10 van de wet in samenhang met artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015. In artikel 2.10 (in de redactie van de Nota van wijziging op het wetsvoorstel Wmo 2015 van 12 maart 2014, kamerstukken II 22841, nr. 35) worden de artikelen 2.1.3, derde lid, en 2.5.1 (jaarlijks cliëntervaringsonderzoek) van de Wmo 2015 van overeenkomstige toepassing verklaard. Ingevolge artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015 dient bij verordening te worden bepaald op welke wijze ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van deze wet.
De verordening treedt in werking op 1 januari 2018, hetzelfde moment als de start van de nieuwe inkoop.
Artikel 7.2 Overgangsbepalingen
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het recht op zorg dat een jeugdige heeft ontvangen op grond van de ‘oude’ verordening, en de afspraken die gemeenten en jeugdhulpaanbieders maken over de financiering van de hulp in de overgang van 2017 naar 2018. Door het recht op zorg te waarborgen is de continuïteit van jeugdhulp voor de jeugdige en/of zijn ouders gegarandeerd. Geen kind mag immers de dupe worden van de gewijzigde contractafspraken tussen gemeenten en jeugdhulpaanbieders. Feit is wel dat gemeenten en jeugdhulpaanbieders in onderling overleg en op basis van de nieuwe contractafspraken met elkaar mogen besluiten om de hulp anders te benoemen, dan wel te financieren.
In uitzonderlijke gevallen (bij een zeer dringende reden) kan het college afwijken van deze verordening ten gunste van de jeugdige en/of zijn ouders.
Hiermee stelt de gemeenteraad het college verplicht binnen twee jaar een evaluatie van de verordening op te stellen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-33528.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.