Gemeenteblad van Renkum
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Renkum | Gemeenteblad 2018, 33125 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Renkum | Gemeenteblad 2018, 33125 | Verordeningen |
RECTIFICATIE: Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Renkum houdende belastingregels omtrent rioolgebruik Verordening rioolheffing 2018
De raad van de gemeente Renkum;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 november 2017;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2018
(Verordening rioolheffing 2018)
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
1. De belasting wordt geheven:
2. Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
3. Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als een perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
1. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a en b, wordt geheven per eigendom.
2. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, wordt geheven naar het aantal personen dat van het eigendom gebruik maakt.
3. Voor de vaststelling van het aantal personen dat van het eigendom gebruik maakt is beslissend hetgeen terzake in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) is geregistreerd, tenzij blijkt dat de gebruikssituatie anders is.
4. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel d, wordt geheven per eigendom naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.
5. Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd en/of is opgepompt. Ingeval de gebruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle kalendermaand gerekend.
6. Ingeval gebruik gemaakt wordt van een pompinstallatie, moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:
7. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
8. De op voet van het vijfde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die aantoonbaar niet als afvalwater is afgevoerd.
1. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, bedraagt per eigendom per belastingjaar € 94,29.
2. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, bedraagt per eigendom per belastingjaar € 353,38.
3. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, bedraagt per eigendom dat wordt gebruikt door:
4. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel d, bedraagt per eigendom per belastingjaar voor iedere eenheid van 250 m3 afgevoerd water € 192,70.
5. Voor de toepassing van het derde lid is beslissend de gebruikssituatie op 1 januari van het belastingjaar of, wanneer de belastingplicht later aanvangt, de gebruikssituatie bij aanvang van de belastingplicht.
6. Voor de toepassing van het vierde lid wordt de hoeveelheid afgevoerd water boven 10.250 m3 buiten de heffing gelaten.
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a en b zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar.
2. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c en d zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
3. Indien de belastingplicht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c en d in de loop van het heffingstijdvak begint, is de belasting verschuldigd voor zoveel naar maandbedragen herleide gedeelten van het overeenkomstig artikel 6 van toepassing zijnde tarief als er in dat heffingstijdvak, na het begin van de belastingplicht, nog hele kalendermaanden overblijven. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.
4. Indien de belastingplicht als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c en d in de loop van het heffingstijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel naar maandbedragen herleide gedeelten van het overeenkomstig artikel 6 van toepassing zijnde tarief als er in dat heffingstijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog hele kalendermaanden overblijven. Het zesde lid is van overeenkomstige toepassing.
5. Bij de aanvang van de belastingplicht als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c en d op de eerste van een kalendermaand is over die maand de volle belasting verschuldigd. Bij aanvang op een later tijdstip wordt over de lopende kalendermaand geen belasting geheven.
6. Bij beëindiging van de belastingplicht als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c en d na de eerste van een kalendermaand is over die maand het volle belasting verschuldigd.
7. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom in gebruik neemt.
8. Voor de belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen rioolheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.
Artikel 10 Termijnen van betaling
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen onroerende zaakbelastingen of andere heffingen meer is dan € 50,00 doch minder dan € 6.750,00 dat de aanslagen moeten worden betaald in één termijn die vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
3. In gevallen als bedoeld in het tweede lid geldt in afwijking in zoverre zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in elf termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
4. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
5. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
De verordening rioolheffing 2017 van 21 december 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede, lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.
2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rioolheffing 2018.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 december 2017
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-33125.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.