Gemeenteblad van Cuijk
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Cuijk | Gemeenteblad 2018, 283337 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Cuijk | Gemeenteblad 2018, 283337 | Verordeningen |
Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Cuijk 2019
Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorziening
Artikel 5 Bijdragen in de kosten maatwerkvoorziening (ZIN en Pgb)
De cliënt is een eigen bijdrage verschuldigd zolang hij gebruik maakt van de maatwerkvoorziening, met inachtneming van het gestelde in artikel 2.1.4 lid 3 van de Wet.
Artikel 6 Sportvoorziening als maatwerk
Het college biedt mogelijkheden voor de verstrekking van sporthulpmiddelen of andere sportvoorzieningen als maatwerkvoorziening, mits een inwoner wegens aantoonbare beperkingen onvoldoende kan participeren in de maatschappij.
Artikel 7 Persoonsgeboden budget (Pgb)
Aan het verstrekken van een Persoonsgebonden budget (Pgb) zijn, naast de verplichtingen zoals vermeld in artikel 2.3.6 van de Wet en artikel 11 van de Verordening de volgende aanvullende voorwaarden verbonden:
Artikel 8 Uitsluitingsgronden Persoonsgebonden budget (Pgb)
Naast de algemene uitsluitingsgronden voor een maatwerkvoorziening en de verplichtingen en voorwaarden zoals vermeld in artikel 11 lid 3 van de Verordening, gelden ten aanzien van het Persoonsgebonden budget de volgende specifieke uitsluitingsgronden:
Artikel 9 De hoogte van het Persoonsgebonden budget
Naast de in artikel 11 lid 1 van de Verordening opgenomen bepalingen ten aanzien van de hoogte van het Persoonsgebonden budget gelden de volgende aanvullende bepalingen:
Bij het vaststellen van de hoogte van het Persoonsgebonden budget wordt uitgegaan van een gedifferentieerde tariefstelling voor inkoop via een Pgb bij erkende zorginstellingen, een zelfstandige zonder personeel (zzp’er) of eenmansbedrijf en niet-professionals. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:
Het tarief voor het Persoonsgebonden budget voor Hulp bij het Huishouden is afgestemd op het werkelijk aantal geïndiceerde uren en minuten en wordt vastgesteld op basis van 125% van de gemiddelde salarisschaal van een thuiszorghulpverlener, conform de cao voor de Verpleeg- Verzorgingshuizen en Thuiszorg, Kraamzorg en Jeugdgezondheidszorg (VVT).
Artikel 11 Kwaliteitseisen Persoonsgebonden budget (Pgb)
Ter borging van de geleverde maatwerkvoorziening in de vorm van een Persoonsgebonden budget, gelden de volgende voorwaarden:
Indien een maatwerkvoorziening, niet zijnde een hulpmiddel of woningaanpassing, wordt uitgevoerd door een andere zorgaanbieder dan een persoon uit het sociaal netwerk, gelden naast de eisen op grond van het tweede en derde lid de volgende specifieke eisen:
de medewerkers en niet-incidentele vrijwilligers die ingezet worden bij de maatwerkvoorziening beschikken over een Verklaring omtrent Gedrag (VOG) voor natuurlijke personen die niet eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop deze persoon voor de organisatie of ondernemer ging werken;
Indien de maatwerkvoorziening, niet zijnde een hulpmiddel of woningaanpassing, wordt uitgevoerd door een persoon uit het sociaal netwerk, gelden naast de eisen op grond van het tweede en derde lid de volgende specifieke eisen:
de cliënt en de persoon die de maatwerkvoorziening uitvoert, maken gebruik van een zorgovereenkomst waarin doelen, afspraken en evaluatiemomenten worden vastgelegd. Dit plan is afgestemd op door het college gestelde doelen en evaluatiemomenten. Uit het plan blijkt de betrokkenheid van de cliënt en het sociaal netwerk;
Indien het college dit nodig acht in het kader van de veiligheid van de te leveren maatwerkvoorziening, kan het college bepalen dat de persoon die de maatwerkvoorziening uitvoert beschikt over een VOG voor natuurlijke personen die niet eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop deze persoon is gestart met het uitvoeren van de maatwerkvoorziening.
Hoofdstuk 4 Tegemoetkoming meerkosten
Artikel 13 Tegemoetkoming meerkosten voor personen met een beperking of chronische, psychische of psychosociale problemen
Het college verstrekt geen tegemoetkoming in de meerkosten voor personen met een beperking of chronisch psychische of psychosociale problemen zoals bedoeld in artikel 2.1.7 van de Wet.
Hoofdstuk 5 Kwaliteit, inspraak en slotbepalingen
Artikel 14 Reële kostprijs bij diensten van derden
Bij een inschrijving met een derde, zoals bedoeld in artikel 19 lid 1 sub b van de Verordening, wordt aan deze derde de eis gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid van artikel 19 van de Verordening.
Artikel 15 Meldingsregeling calamiteiten en geweld
Met inachtneming van artikel 20 van de Verordening kunnen naast de aanbieders ook anderen een calamiteit en/of geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de levering van een voorziening, melden aan de toezichthoudend ambtenaar.
Artikel 16 Betrekken van ingezetenen bij het beleid
Bij Verordening zijn regels gesteld in de Verordening “Adviesraad Sociaal Domein Cuijk 2016” over het betrekken van ingezetenen bij het beleid, zoals bedoeld in artikel 23 van de Verordening.
Deze “Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning” treden in werking met ingang van 1 januari 2019.
Artikel 18 Intrekking oude Nadere Regels en besluit
De Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Cuijk 2015.1 worden met ingang van 1 januari 2019 ingetrokken.
Deze Nadere Regels kunnen worden aangehaald als “Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Cuijk 2019”. Deze Nadere Regels dienen in samenhang te worden gezien met de Verordening en de toelichting daarop als uitvloeisel van de Wet.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Cuijk op 18 december 2018.
Toelichting Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning 2019
Voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning zijn de Nadere Regels een verdere uitwerking van de bepalingen in de Verordening. De in de Verordening en de Nadere Regels opgenomen bepalingen hebben betrekking op de procedure melding, onderzoek en aanvraag, de maatwerkvoorziening, het Persoonsgebonden budget, de bijdragen in de kosten, de Huishoudelijke Hulp Toelage en kwaliteit en inspraak. Alleen daar waar nodig zijn er aanvullende regels opgesteld naast de Wet en de Verordening. Dit document kan daarmee niet los worden gezien van datgene wat vast ligt in de Wmo en de Verordening. Daar waar gemeente wordt genoemd in de Nadere Regels, wordt de gemeente Cuijk bedoeld.
De Nadere Regels ontlenen hun status aan artikel 156 van de Gemeentewet: “De raad kan aan het college, een door hem ingestelde bestuurscommissie en een deelraad bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet”.
Als Nadere Regels zijn vastgesteld, kan daar in beschikkingen naar worden verwezen. Voor de gemeente zijn deze Nadere Regels evenzeer bindend als de Verordening. Bij de beoordeling van geschillen is het de rechter die toetst of de gemeente het beleidskader, zoals neergelegd in de Verordening en Nadere Regels wel correct heeft gehanteerd.
De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Cuijk 2018 is door de gemeenteraad vastgesteld. De Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning worden door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld.
Dit onderdeel behoeft geen nadere toelichting.
Hoofdstuk 2 Procedure melding, onderzoek en aanvraag
Niet alle vragen die binnenkomen bij de frontoffice Wmo zijn meldingen zoals bedoeld in de Wet en de Verordening. Indien het probleem van de inwoner direct met het verstrekken van informatie of een doorverwijzing is verholpen, blijft nader onderzoek achterwege. Zo behoren verzoeken om informatie, een vraag om maatschappelijk werk en eenvoudige vraagverheldering niet altijd tot de procedure van een maatwerkvoorziening.
In spoedeisende gevallen moet de gemeente na de melding onverwijld beslissen tot verstrekking van een tijdelijke maatwerkvoorziening (artikel 2.3.3 Wmo 2015). Er is sprake van spoed als de hulpvraag om zorg of ondersteuning binnen 24 tot 48 uur moet worden behandeld. Er wordt dezelfde dag als dat de spoedmelding is binnengekomen, opdracht gegeven om zorg of ondersteuning te verlenen.
Er wordt maximaal voor de duur van drie maanden een ‘spoedindicatie’ afgegeven. Als langer zorg of ondersteuning nodig is, vindt eerst een gedegen onderzoek plaats.
Bij cliëntondersteuning gaat het om informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner. Het betreft integrale dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdzorg, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. Het doel is regieversterking van de cliënt en zijn omgeving. Een cliëntondersteuner is bijvoorbeeld een ouderenadviseur, welzijnswerker, maatschappelijk werker of een medewerker van MEE. Cliëntondersteuning kan een belangrijke bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt. Daarbij is het uitgangspunt het belang van de cliënt en niet dat van het college. Het kan voorkomen dat cliëntondersteuning toereikend is om iemand regie te laten verkrijgen over zijn eigen situatie, waarmee een maatwerkvoorziening niet nodig is. Een cliëntondersteuner kan de cliënt helpen zijn hulpvraag te verwoorden en keuzes te maken. De cliëntondersteuner dient overigens onafhankelijk te zijn. Dat wil zeggen dat de cliëntondersteuner moet handelen in het belang van de cliënten. Het betekent ook dat degene die cliëntondersteuning biedt niet dezelfde persoon kan zijn als die beslist over de toewijzing van een maatwerkvoorziening.
Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorziening
Artikel 5 Bijdrage in de kosten
In lid 1 is bepaald dat de bijdrage verschuldigd is zolang er gebruik wordt gemaakt van de maatwerkvoorziening. In de Wet is geregeld dat de bijdrage nooit meer kan zijn dan de kostprijs van de maatwerkvoorziening. Op 1 januari 2019 treedt bovendien een Algemene Maatregel van Bestuur in werking waarin is vastgesteld dat de eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen Wmo niet meer zal bedragen dan € 17,50 per 4 weken. Enkele maatwerkvoorzieningen zijn hiervan uitgezonderd:
- Opvang (via instellingszorg)
Artikel 6 Sportvoorziening als maatwerk
Indien inwoners niet op eigen kracht of samen met anderen tot voldoende zelfredzaamheid en participatie in staat zijn, kan volgens de Wmo 2015 een beroep worden gedaan op maatwerkvoorzieningen.
Er zijn daardoor mogelijkheden om op basis van de Wmo sporthulpmiddelen te verstrekken aan mensen die door aantoonbare beperkingen onvoldoende kunnen participeren. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de verstrekking van een sportrolstoel. Ook andere sportvoorzieningen kunnen onderdeel uitmaken van de afwegingen bij de gemeente voor het verstrekken van maatwerkvoorzieningen. De behoefte om een bepaalde sport te beoefenen in relatie tot (andere vormen van) participatie en de individuele omstandigheden zijn de basis om (mogelijk) invulling te geven aan een sportvoorziening voor het beoefenen van een bepaalde sport. Bij de afwegingen in dit kader worden o.a. de volgende punten betrokken:
• Kan de aanvrager al voldoende participeren in het ontmoeten van medemensen?
• En zo nee, worden de mogelijkheden tot participatie bevorderd of behouden met het toekennen van de voorziening?
• Zijn er ook andere mogelijkheden die leiden tot een vergelijkbaar resultaat?
In voorkomende gevallen mag van de aanvrager worden verwacht dat hij/zij enige (diepliggende) motivatie laat zie waaruit blijkt dat de gevraagde sportvoorziening een wezenlijke bijdrage levert aan het oplossen van zijn/haar participatieprobleem in het ontmoeten van medemensen.
Artikel 7 Persoonsgebonden budget ( Pgb )
Dit artikel is een uitwerking van artikel 2.3.6 van de Wet, waarin wordt aangegeven dat de cliënt zicht gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als Persoonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen.
De cliënt moet in de onderzoeksfase (dan wel bij de melding) expliciet en gemotiveerd zijn voorkeur uitspreken voor een Persoonsgebonden budget boven Zorg in Natura (ZIN). Het college beoordeelt uiteindelijk of een Persoonsgebonden budget wordt verstrekt. Dit vindt onder andere plaats via een beoordeling van de schriftelijke (concept) zorgovereenkomst tussen aanbieder en cliënt. Vanuit de Wet zijn hiervoor een aantal criteria aangegeven, zoals de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid van de te leveren diensten.
Lid 5 sluit aan bij artikel 11 lid 3 sub c van de Verordening, waarbij het Persoonsgebonden budget voor inzet vanuit het sociaal netwerk mogelijk wordt gemaakt. Tot het sociaal netwerk worden personen gerekend uit de huiselijke kring (niet behorend tot het huishouden), zoals buren, vrienden kennissen, etc.
Het inzetten van een Persoonsgebonden budget voor inzet vanuit het sociaal netwerk past feitelijk niet in de werkwijze van de kanteling, waarin inzet van het sociaal netwerk wordt verwacht. In uitzonderlijke gevallen is op basis van maatwerk mogelijk om hiervan af te wijken, zoals bij complexe situaties, of bij situaties waar zorg geleverd wordt vanuit verschillende wetten. In ieder geval moet er sprake zijn van het overstijgen van de gebruikelijke hulp en moet het leiden tot betere, effectievere en doelmatigere ondersteuning.
Artikel 8 Uitsluitingsgronden Persoonsgebonden budget ( Pgb )
In lid 1 van dit artikel is aangegeven dat er geen Persoonsgebonden budget wordt toegekend indien het vermoeden bestaat dat de belanghebbende niet in staat is om zelf de besteding van het Persoonsgebonden budget of de verantwoording hiervoor te verzorgen. Of hiervan sprake is zal uit het onderzoek moeten blijken. Daarbij wordt gekeken of er sprake is van de volgende situaties:
In deze gevallen heeft de belanghebbende de mogelijkheid de verantwoordelijkheid over te dragen aan een beheerder/curator.
Lid 3 ziet onder andere op situaties bij kindvoorzieningen, of als er sprake is van een zeer progressieve ziekte.
Artikel 9 De hoogte van het Persoonsgebonden budget ( Pgb )
Het uitgangspunt bij het vaststellen van de hoogte van het Persoonsgebonden budget is dat dit een adequate oplossing moet bieden en niet duurder mag zijn dan de oplossing in natura (artikel 12, lid 1 van de Verordening). Dit betekent dat de hoogte van het budget ook lager kan zijn, dan de tarieven die gehanteerd worden in het kader van de zorg in natura. Daarbij wordt in de Verordening nog het onderscheid gemaakt in het vaststellen van de hoogte van een Persoonsgebonden budget voor het inkopen van de maatwerkvoorziening bij een organisatie/instelling, bij een ZZP-er dan wel via het sociaal netwerk.
Bij de vaststelling van het Persoonsgebonden budget voor Hulp bij het Huishouden is aansluiting gezocht bij de geldende cao VVT (Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg, Kraamzorg en Jeugdgezondheidszorg). De vaststelling van het Persoonsgebonden budget vind daarbij als volgt plaats.
Bij inkoop van zorg door de cliënt (budgethouder) via:
Daar het college geen Zorg in Natura heeft ingekocht voor verhuizingen/verhuiskosten en voor sportvoorzieningen, kan hiervoor alleen een Persoonsgebonden budget worden verstrekt. Om in alle redelijkheid de kosten hiervan te kunnen vaststellen, dient de client tenminste van 2 leveranciers een offerte voor een geschikte voorziening te overleggen. Dan geldt dat de goedkoopst compenserende oplossing, dus de offerte met het laagste bedrag, als basis wordt genomen om de hoogte van het Persoonsgebonden budget te bepalen. De kosten van verhuizen kunnen daarnaast worden getoetst aan de richtlijnen van de Rijksoverheid. Voor zelfstandige woningen geldt daarbij een vergoeding van € 6000,-.
In de beschikking wordt de hoogte van het bruto Persoonsgebonden budget opgenomen. Een bruto budget wil zeggen dat de eigen bijdrage niet is ingehouden op het vastgestelde budget en dat het ook niet betaald mag worden uit het budget. De cliënt krijgt hiervoor een aparte beschikking en factuur van het CAK.
Artikel 10 Uitbetaling van het Persoonsgebonden budget ( Pgb )
De Sociale Verzekeringsbank (SVB) is bij wet aangewezen om namens het college de uitbetaling en het beheer van het Persoonsgebonden budget uit te voeren. Hierbij vinden de betalingen aan de zorgverleners op declaratiebasis plaats. Dit wordt het trekkingsrecht genoemd.
Het trekkingsrecht maakt het mogelijk om alle betalingen aan zorgverleners vooraf te controleren. De SVB maakt inzichtelijk wat de bestedingen zijn en wat het resterende budget is. Budget dat niet wordt besteed, betaalt de SVB na afloop van het jaar terug aan de gemeente.
Artikel 11 Kwaliteitseisen Persoonsgebonden budget ( Pgb )
Dit artikel sluit aan bij artikel 2.3.6 van de Wet, waarin is bepaald dat het college moet toetsten dat het Persoonsgebonden budget in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het budget wordt verstrekt. Essentieel hierbij is dat de cliënt hiervoor afspraken maakt met de zorgaanbieder. Deze dienen te worden vastgelegd in de zorgovereenkomst.
In lid 2, 4 en 5 is nadrukkelijk aangegeven over welke aspecten in ieder geval afspraken gemaakt moeten worden. De (concept) zorgovereenkomst moet aan het college verstrekt worden. Dit proces maakt onderdeel uit van het onderzoek. Via het beoordelen van de schriftelijke (concept) zorgovereenkomst tussen de zorgaanbieder en de budgethouder (c.q. andere ter goedkeuring aan te leveren gegevens), kan het college vervolgens deze toets uitvoeren.
In lid 4 en 5 zijn tevens aanvullende kwaliteitseisen vastgelegd voor zorgaanbieders en personen uit het sociaal netwerk die de maatwerkvoorziening uitvoeren.
In lid 7 is geregeld dat indien er sprake is van een hoog budget het college de mogelijkheid heeft om een aanvullend advies te vragen. Hierbij is het mogelijk om een deskundige een check in de onderzoeksfase te laten doen, of om in een later stadium een controle te laten doen op de resultaten en een juiste inzet van het Persoonsgebonden budget.
Artikel 12 Verantwoording van het Persoonsgebonden budget ( Pgb )
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Hoofdstuk 4 Tegemoetkoming meerkosten
Artikel 13 Tegemoetkoming meerkosten voor personen met een beperking of chronische, psychische of psychosociale problemen
In de Verordening is bepaald dat het college Nadere Regels kan vaststellen omtrent deze tegemoetkoming. Het college heeft er voor gekozen om niet letterlijk artikel 2.1.7 van de Wet te volgen en is er aan gehouden om dit toe te lichten. De middelen die het college in dit kader beschikbaar heeft gekregen (in verband met het vervallen van de Wtcg en CER), zet het middels de Regeling Compensatie Zorgkosten in ten behoeve van een veel bredere doelgroep en niet voor een directe tegemoetkoming in de meerkosten. Zie voor nadere verheldering ook de toelichting op artikel 25 van de Verordening.
Hoofdstuk 5 Kwaliteit, inspraak en slotbepalingen
Artikel 14 Reële kostprijs bij diensten van derden
Op grond van artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is het college gehouden om diensten die het van deren inkoopt tegen een reële prijs in te kopen. Deze prijs moet in goede verhouding staan tot de kwaliteit van de dienst. In plaats van zelf reële prijzen vast te stellen bij een inschrijving, kan het college ervoor kiezen om van de derde die de dienst levert te eisen dat hij deze tegen een reële prijs aanbiedt (artikel 5.4 lid 4 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015). Het college maakt gebruik van deze bevoegdheid. Dat wil zeggen dat het college van de derde eist dat deze bij een inschrijving een prijs hanteert waarbij rekening is gehouden met de kosten van de beroepskracht, redelijke overheadkosten, kosten voor niet productieve uren, reis- en opleidingskosten, indexatie en overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders, waaronder rapportage-verplichtingen en administratieve verplichtingen. Bovendien moet de derde bij de prijsstelling rekening houden met de eisen aan kwaliteit van die dienst, waaronder de eisten aan de deskundigheid van de beroepskracht, alsmede met de continuïteit in de hulpverlening.
Artikel 15 Meldingsregeling calamiteiten en geweld
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 16 Betrekken van ingezetenen bij het beleid
Het betrekken van ingezetenen bij het beleid, zoals bedoeld in artikel 22 van de Verordening is geregeld via de Verordening Adviesraad Sociaal Domein Cuijk 2016.
Dit betreft de ingangsdatum van deze Nadere Regels.
Artikel 18 Intrekking oude Nadere Regels en besluit
De eerder vastgestelde Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning worden ingetrokken.
Deze Nadere Regels moeten in samenhang worden gezien met andere regelgeving in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-283337.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.