Subsidieregeling welzijn voor innovatieve, kleinschalige en wijkgerichte initiatieven Den Haag 2019

 

Besluitvorming

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag,

 

gelet op artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014,

 

besluit vast te stellen de Subsidieregeling welzijn voor innovatieve, kleinschalige en wijkgerichte initiatieven Den Haag 2019.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    - college: het college van burgemeester en wethouders van DenHaag;

    - innovatieve activiteiten: aantoonbaar vernieuwend, onderscheidend en aanvullend voor de wijk, de straat of de buurt waar de activiteit wordt uitgevoerd en met meerwaarde ten opzichte van bestaande voorzieningen en activiteiten;

    - kleinschalige activiteiten: laagdrempelige, herkenbare en door de wijk vindbare activiteiten die plaatsvinden op het niveau van wijk, buurt of straat;

    - kleine organisaties: natuurlijke personen en rechtspersonen met niet meer dan 25 FTE in vaste dienst op basis van het jaarverslag van de organisatie in 2017;

    - maatschappelijke opgave: door de gemeente Den Haag geformuleerde opgaves in de wijkprogramma’s, jeugdbeleid en WMO-beleid;

    - prestatie-indicatoren: door de aanvrager geformuleerde indicatoren waarop de aanvrager kwalitatief en waar mogelijk kwantitatief omschrijft welke verandering het project bewerkstelligt;

    - kundige wijze: aanvrager is aantoonbaar in staat om voldoende kennis en kunde in te zetten om de activiteit effectief, efficiënt en transparant uit te voeren;

    - stakeholders: partijen die noodzakelijk zijn om de resultaten te kunnen behalen waar de subsidie voor is verstrekt;

    - verordening: de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014;

    - wet: de Algemene wet bestuursrecht;

    - wijk: geografische indeling conform de wijkprogramma’s 2016-2019 van de gemeente Den Haag;

    - wijkgerichte activiteiten: activiteiten die aantoonbaar aansluiten op de situatie en opgaves die in één of meerdere wijken, buurten of straten spelen.

 

Artikel 1:2 Toepassingsbereik

Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 2:2 bedoelde activiteiten.

 

Hoofdstuk 2 Doelen, activiteiten en de doelgroep

 

Artikel 2:1. Maatschappelijk doel

Het ontwikkelen van, en experimenteren met (innovatieve) activiteiten, interventies, methoden en technieken om de mate waarin Haagse inwoners naar wens en vermogen deelnemen aan de Haagse samenleving mogelijk te maken en te vergroten.

 

Artikel 2:2 Activiteiten

 

  • 1.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan één of meer van de volgende doelstellingen:

    a. de Haagse jeugd groeit veilig en gezond op;

    b. de Haagse jeugd ontwikkelt haar talenten, groeit met plezier op en neemt daarin zijn of haar verantwoordelijkheid;

    c. de Haagse inwoners wonen en werken in een prettige omgeving waarbij bewoners maximaal zeggenschap hebben over de fysieke en sociale leefbaarheid in hun Haagse wijk of buurt;

    d. de Haagse inwoners zijn vitaal en streven een gezonde leefstijl na;

    e. de gezamenlijke toekomst van Haagse bewoners telt. Iedereen krijgt ongeacht sociaal culturele achtergrond, ras, geslacht of geaardheid gelijke kansen in de samenleving;

    f. de Haagse inwoner behoudt de regie over zijn eigen leven en blijft zo lang mogelijk zelfstandig wonen, ook als er sprake is van een beperking.

  • 2.

    De activiteiten voldoen aan de volgende criteria:

    a. kleinschalig;

    b. wijkgericht;

    c. worden op kundige wijze uitgevoerd;

    d. streven naar samenwerking met andere betrokkenen in de wijk;

    e. vinden plaats binnen de gemeente Den Haag;

    f. en zijn bij voorkeur innovatief.

 

Artikel 2:3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan kleine organisaties die naar het oordeel van het college voldoende kennis hebben van de Haagse wijk waar zij de activiteit willen ontplooien.

 

Hoofdstuk 3 De kosten en de subsidie

 

Artikel 3:1. Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de activiteit als bedoeld in artikel 2:2.

  • 2.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten van vrijwilligersvergoedingen, en kosten die door de subsidieontvanger zijn gemaakt vóór indiening van de aanvraag.

  • 3.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten voor overhead die meer bedragen dan 15% van de kosten van de subsidiabele activiteiten.

 

Artikel 3:2. Hoogte van de subsidie

Het totaal van de onder deze regeling verstrekte subsidie betreft maximaal €100.000,- per aanvrager.

 

Hoofdstuk 4 Subsidieplafond en verdeling

 

Artikel 4:1 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van deze regeling gelden de volgende subsidieplafonds:

    • a.

      voor aanvragen ingediend in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 mei 2019 geldt een subsidieplafond van € 650.000,-;

    • b.

      voor aanvragen ingediend in de periode van 1 juni 2019 tot en met 31 oktober 2019 geldt een subsidieplafond van € 650.000,-.

  • 2.

    Het college kan de hoogte van een subsidieplafond wijzigen vóór het einde van de periode waar het subsidieplafond op ziet.

 

Artikel 4:2. Wijze van verdeling

  • 1.

    Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, geschiedt in volgorde van indiening bij het college, totdat het voor de betreffende periode vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 2.

    Als de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de wet de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van indiening van de aanvraag de datum waarop de aanvraag volledig is aangevuld.

  • 3.

    Indien het college op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt, meer dan één aanvraag ontvangt, stelt het de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

  • 4.

    Aanvragen die zijn ingediend in de periode 1 januari 2019 tot en met 30 mei 2019 en die zijn afgewezen omdat het subsidieplafond over deze periode is bereikt, kunnen opnieuw worden ingediend in de periode 1 juni 2019 tot en met 31 oktober 2019.

 

Hoofdstuk 5 Besluitvorming subsidie

 

Artikel 5:1. Aanvraag

  • 1.

    In aanvulling van de op grond van artikel 8, tweede en derde lid, van de verordening te over leggen gegevens, levert de aanvrager de volgende gegevens aan:

    a. hoe wijkbewoners betrokken worden bij de activiteit;

    b. omschrijving van het doel van de activiteit;

    c. of en hoe er wordt samengewerkt met andere betrokkenen

    d. zo mogelijk bewijs van eerder opgedane ervaring; en

    e. beschrijving van het waarom van de activiteit, voor wie het bedoeld is en welk maatschappelijk resultaat verwacht wordt.

  • 2.

    De aanvraag en de bijbehorende bijlagen worden zoveel mogelijk op een voor openbaarmaking geschikte manier en op een voor het algemeen publiek toegankelijke wijze opgesteld.

 

Artikel 5:2. Aanvraagtermijn  

Een aanvraag om een subsidie wordt, in afwijking van artikel 9, derde lid, van de verordening ingediend acht weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, maar uiterlijk op 31 oktober 2019.

 

Artikel 5:3. Beslistermijn 

Het college beslist, in afwijking van artikel 10, tweede lid, van de verordening, binnen zes weken nadat de volledige aanvraag om subsidie is ingediend.

 

Artikel 5:4. Aanvullende weigeringsgronden

Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet en artikel 11, eerste, tweede lid en derde lid, van de verordening kan subsidieverlening worden geweigerd als:

  • a. de aanvraag na 1 november 2019 is ingediend en deze niet reeds op grond daarvan buiten behandeling is gesteld;

  • b. de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd een langere looptijd hebben dan twaalf   maanden.

  • c. de aanvraag wordt gedaan voor activiteiten die naar het oordeel van het college reeds in voldoende mate uitgevoerd worden door anderen.

 

Hoofdstuk 6 Verplichtingen en verantwoording

 

Artikel 6:1. Verplichtingen

Onverminderd de artikelen 4:37 van de wet en artikel 15 tot en met 18 van de verordening, gelden voor de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:

  • a. indien een voorschot wordt verleend, kan de subsidieontvanger worden verplicht om een zakelijk zekerheidsrecht aan de gemeente te verlenen of een andere vorm van zekerheidsstelling voor de vorderingen die ontstaan uit vorderingen op grond van 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • b. indien de subsidieontvanger voor het uitoefenen van zijn activiteiten huisvesting behoeft en de huisvestingslasten onderdeel uit maken van de te verstrekken subsidie, kan aan de beschikking tot subsidieverlening de verplichting worden verbonden om de activiteiten van de subsidieontvanger te laten plaatsvinden in of op gemeentelijk vastgoed, voor zover het gemeentelijk vastgoed geschikt is om deze activiteiten uit te oefenen, dan wel daartoe redelijkerwijs geschikt te maken is;

  • c. indien aan een beschikking tot subsidieverlening de verplichting is verbonden dat de activiteiten van de subsidieontvanger plaatsvinden in of op gemeentelijk vastgoed, kunnen daarbij verplichtingen worden opgelegd inzake meervoudig of gezamenlijk gebruik van het betreffende gemeentelijke vastgoed;

  • d. indien de uitoefening van de activiteiten van de subsidieontvanger niet plaatsvindt in of op gemeentelijk vastgoed kan aan de beschikking tot subsidieverlening de verplichting worden verbonden dat de subsidieontvanger de huisvesting waarin de activiteiten plaatsvinden, in medegebruik geeft of verhuurt aan andere subsidieontvangers van de gemeente teneinde meervoudig of gezamenlijk gebruik van het betreffende vastgoed te realiseren.

 

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

 

Artikel 7:1 Hardheidsclausule

Het college kan een artikel of artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zo ver toepassing ervan, gelet op het belang van het nastreven van de welzijnsambities, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

 

Artikel 7:2 Evaluatie

Het college evalueert deze subsidieregeling eind 2019.

 

Artikel 7:3. Slotbepalingen

 

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019. Indien het Gemeenteblad waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2018, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2019.

  • 2.

    Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling welzijn voor innovatieve, kleinschalige en wijkgerichte initiatieven Den Haag 2019.

 

Den Haag, 18 december 2018,

Het college van burgemeester en wethouders,

 

de secretaris,

Peter Hennephof

 

de burgemeester,

Pauline Krikke

 

Algemene toelichting op de subsidieregeling welzijn voor innovatieve, kleinschalige en wijkgerichte initiatieven Den Haag 2019

Voor 2019 is in opmaat naar de herstructurering van welzijn budget vrijgemaakt dat bestemd is voor initiatieven die innovatief, kleinschalig en wijkgericht zijn. Deze initiatieven krijgen meer ruimte, kansen en vertrouwen. Op deze manier zorgen we ervoor dat we doelgroepen beter bereiken en er beter ingespeeld wordt op de specifieke vraag van bewoners. Welzijnsinitiatieven houden zich bezig met mensen en hun leefwereld en leveren een bijdrage aan de mate waarin mensen naar wens en vermogen deelnemen aan de samenleving.

 

Het jaar 2019 wordt gebruikt om te leren en om te experimenteren, samen met nieuwe en bekende partners in het welzijnsdomein. Hiertoe wordt gewerkt met zowel een subsidieregeling als opdrachtverstrekking (RIS300862). Voor doelstellingen waarbij onvoldoende subsidieaanvragen vanuit de markt komen, neemt de gemeente het initiatief om actief en gericht in te kopen om zo ook op die doelstellingen innovatie te stimuleren.

 

Deze regeling is een aanvulling op de reguliere financiering binnen het welzijnsdomein en geeft kleine organisaties (tot 25 FTE) ook de kans om vernieuwende welzijnsactiviteiten te ontplooien in aanvulling op het bestaande aanbod. Met grotere organisaties (vanaf 26 FTE) met goede plannen voor innovatieve, kleinschalige en wijkgerichte initiatieven gaat de gemeente Den Haag het gesprek aan om financieringsmogelijkheden te verkennen.

 

Er is een bedrag van 2,5 miljoen euro beschikbaar, inclusief de capaciteit die nodig is om de innovatie aan te jagen en te begeleiden. Voor de subsidieregeling geldt in eerste instantie een subsidieplafond van 1,3 miljoen euro. Het college kan het plafond uit de resterende middelen ophogen. De resterende middelen (ad 1,2 miljoen euro) worden volgens opdrachtverstrekking ‘Innovatie en Transitie Welzijn’ (RIS300862) verstrekt. Om ruim baan te bieden aan sociaal ondernemers, zzp’ers en organisaties van bewoners wordt de regeling opengesteld voor kleine organisaties. Per aanvragende partij wordt maximaal €100.000,- aan subsidie verleend, deze mag worden verdeeld over verschillende aanvragen. Deze regeling wordt eind 2019 geëvalueerd, de daaruit voortkomende aandachtspunten worden betrokken bij de structurele invulling van de intensiveringsgelden voor 2020 en verder. Voor aanvragers betekent dit dat zij een eenmalige, incidentele bijdrage krijgen. Er kunnen geen toekomstige rechten aan ontleend worden.

Naar boven