Algemene plaatselijke verordening (jaarlijkse actualisatie)

 

Zaaknummer: 1595654

 

gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders d.d.

 

betreft: Algemene plaatselijke verordening (jaarlijkse actualisatie) en intrekken Brandbeveiligingsverordening Hoorn 2010 en Regeling brandveiligheid en hulpverlening

 

De Raad van de gemeente Hoorn besluit:

 

1. De Brandbeveiligingsverordening Hoorn 2010 in te trekken.

 

2. De Regeling brandveiligheid en hulpverlening in te trekken.

 

3. De Algemene plaatselijke verordening Hoorn op de volgende punten te wijzigingen:

 

Artikel 1:1 komt te luiden:

 

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;

  • b.

    weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • c.

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • d.

    bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • e.

    rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

  • f.

    bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening Hoorn;

  • g.

    gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet daaronder wordt verstaan;

  • h.

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing of aankondiging van een bedrijfsnaam, een bedrijfskenmerk, goederen of diensten waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.

  • i.

    bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • j.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • k.

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

  • l.

    parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

 

Artikel 1:2 komt te luiden:

 

1:2 Beslistermijn
  • 1.

    Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid geldt voor de beslissing op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2:25 eerste lid een termijn van tien weken.

  • 4.

    In afwijking van het eerste en tweede lid geldt voor de beslissing op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3:3 eerste lid en artikel 2:25 eerste lid voor een groot evenement (categorie III) een termijn van twaalf weken. Het is mogelijk deze termijn te verlengen met ten hoogste twaalf weken.

  • 5.

    In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing als beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:10, 2:11, 2:12, 4:11 of 4:15.

 

Artikel 1:6 komt te luiden:

 

Artikel 1:6 Intrekking, schorsing of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken, geschorst of gewijzigd als:

  • a.

    ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking, schorsing of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

  • e.

    de houder of zijn rechtsopvolger dit verzoekt.

 

Artikel 1:7 komt te luiden:

 

Artikel 1:7 Termijnen

  • 1.

    De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

  • 2.

    De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd als het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.

 

Artikel 1:8 komt te luiden:

 

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

  • 1.

    De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de openbare veiligheid;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu.

  • 2.

    Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de volledige aanvraag daarvoor minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

  • 3.

    Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag onjuiste of valse gegevens bevat.

 

Artikel 1:9 komt te luiden:

 

Artikel 1:9 Uitsluiting Lex Silencio Positivo

Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene Wet Bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing voor de volgende artikelen in deze verordening:

  • a.

    artikel 2:25 (evenementen);

  • b.

    artikel 2:28 (exploitatievergunning horeca);

  • c.

    artikel 2:39 (vergunning speelgelegenheid);

  • d.

    artikel 3:3 (vergunning seksinrichting);

  • e.

    artikel 4:18 (recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen);

  • f.

    artikel 2:1 lid 4 (ontheffing verbod samenscholing);

  • g.

    artikel 2:10 tenzij de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is (plaatsen voorwerpen op de weg);

  • h.

    artikel 2:34b lid 5 (schenken sterke drank in paracommercie);

  • i.

    4:11 (vellen van houtopstanden).

 

Artikel 2:1 komt te luiden:

 

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

  • 1.

    Het is verboden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw of vaartuig deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen, door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden of in groepsverband dan wel afzonderlijk anderen lastig te vallen, te vechten of op andere wijze de openbare orde te verstoren.

  • 2.

    Een ieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door die ambtenaar aangewezen richting te verwijderen.

  • 3.

    Het is verboden zich te begeven of te bevinden op terreinen, wegen of weggedeelten, wanneer deze door of vanwege het bevoegd gezag in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet.

  • 4.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

 

Artikel 2:3 komt te luiden:

 

Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

  • 1.

    Hij die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.

  • 2.

    De kennisgeving bevat:

    • a.

      naam en adres van degene die de betoging houdt;

    • b.

      het doel van de betoging;

    • c.

      de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

    • d.

      de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;

    • e.

      voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling;

    • f.

      maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

  • 3.

    Hij die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.

  • 4.

    Als het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag.

  • 5.

    De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten de termijn.

 

Artikel 2:10 komt te luiden:

 

Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op, aan of boven de weg in strijd met de publieke functie ervan

  • 1.

    Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als dat gebruik:

    • a.

      schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    • b.

      hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    • c.

      zorgt voor overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak;

    • d.

      in strijd is met de openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid of bescherming van het milieu.

  • 2.

    Het bevoegde bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

    • b.

      terrassen als bedoeld in artikel 2:27;

    • c.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17;

    • d.

      voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden openbaard;

    • e.

      reclame-uitingen zoals geregeld in artikel 4:15.

  • 4.

    Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van het plaatsen van voorwerpen of stoffen waarvoor het verbod in het eerste lid niet geldt.

  • 5.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken , artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of de provinciale wegenverordening.

  • 6.

    De ontheffing wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag als het in het eerste lid bedoelde gebruik een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

Artikel 2:11 komt te luiden:

 

Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

  • 2.

    De vergunning wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, als de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam publieke werkzaamheden worden verricht.

  • 4.

    Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren 2014.

  • 5.

    In afwijking van het eerste lid kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2 lid 1 aanhef en onder d., van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

Artikel 2:15 komt te luiden:

 

Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp

Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.

 

Artikel 2:24 komt te luiden:

 

Artikel 2:24 Begripsomschrijving

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoop- en theatervoorstellingen;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet;

    • c.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten als bedoeld in 2:39 van deze verordening;

    • g.

      sportwedstrijden, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid, onder f.

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg of in de openbare buitenruimte;

    • e.

      een snuffelmarkt;

    • f.

      straatfeesten en buurtbarbecues op één dag;

    • g.

      vechtsportwedstrijden en –gala’s.

  • 3.

    In deze afdeling wordt onder klein evenement (categorie I) verstaan een eendaags evenement waarbij wordt voldaan aan alle onderstaande voorwaarden:

    • a.

      het evenement heeft niet meer dan 300 bezoekers;

    • b.

      er wordt geen tijdelijk bouwwerk geplaatst waarin meer dan 150 personen tegelijk aanwezig zijn;

    • c.

      het (binnen)evenement past binnen de geldende gebruiksvergunning

    • d.

      het evenement vindt van maandag tot en met donderdag tussen 08:00 uur tot 23:00 uur, vrijdag en zaterdag tussen 08:00 uur tot 0:00 uur en zondag tussen 13:00 uur tot 23:00 uur plaats;

    • e.

      het evenement produceert een laag geluidsniveau tot maximaal 70 dB(A)(achtergrondmuziek);

    • f.

      het evenement vindt niet plaats op de rijbaan, (brom)fietsgelegenheid en belemmert het verkeer en de hulpdiensten ook niet op een andere manier;

    • g.

      het evenement heeft een incidenteel karakter;

    • h.

      er wordt (bedrijfsmatig) geen alcohol verkocht;

    • i.

      er wordt in de openlucht geen vuur gestookt, anders dan kaarsen, fakkels en dergelijke en/of vuur dat gebruikt wordt voor koken, bakken en braden (barbecue);

    • j.

      er vindt geen ander evenement plaats op dezelfde datum en locatie.

 

Artikel 2:25 komt te luiden:

 

Artikel 2:25 Evenement

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2.

    Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, als de organisator ten minste tien werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van evenementen met het oog op de openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en ter bescherming van de woon- en leefomgeving.

  • 4.

    De burgemeester kan binnen tien werkdagen na ontvangst van de melding besluiten een klein evenement te verbieden, als er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van evenementen waar het verbod als bedoeld in het eerste en tweede lid niet van toepassing is.

  • 6.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning voor vechtsportwedstrijden of -gala’s indien de organisator of vergunningaanvrager van slecht levensgedrag is.

  • 7.

    Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen aangeleverd.

 

Artikel 2:27 komt te luiden:

 

Artikel 2:27 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.

  • 2.

    Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.

 

Artikel 2:28 komt te luiden:

 

Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf

  • 1.

    Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 1:8:

    • a.

      weigert de burgemeester de vergunning indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;

    • b.

      kan de burgemeester de vergunning weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;

    • c.

      kan de burgemeester de vergunning weigeren als het levensgedrag van de exploitant of de leidinggevende daartoe aanleiding geeft.

  • 3.

    Het eerste lid geldt niet voor een horecabedrijf in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de horeca een ondergeschikte nevenactiviteit is van de winkelactiviteit. Van een nevenactiviteit is sprake indien minder dan 10% van de verkoopvloeroppervlakte wordt gebruikt voor de horeca-activiteiten.

  • 4.

    Het eerste lid geldt niet voor een horecabedrijf in:

    • a.

      zorginstellingen;

    • b.

      scholen;

    • c.

      bedrijfskantines of bedrijfsrestaurants;

    • d.

      zorginstellingen;

    • e.

      paracommerciële sportverenigingen;

    • f.

      musea.

  • 5.

    Het college kan in het belang van de openbare orde en veiligheid, de volksgezondheid, bescherming van het milieu en het woon- en leefklimaat nadere regels stellen omtrent de exploitatie van horecabedrijven.

 

Artikel 2:31 komt te luiden:

 

Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf en verboden orde te verstoren

Het is verboden in een horecabedrijf:

  • a.

    de orde te verstoren;

  • b.

    zich te bevinden na sluitingstijd, tenzij het persoon betreft, of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid

  • c.

    het terras te exploiteren na sluitingstijd of, als de sluitingstijd later is dan 01:00 uur, tot maximaal 01:00 uur.

 

Artikel 2:32 komt te luiden:

 

Artikel 2:32 Handel in horecabedrijven

De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.

 

Artikel 2:33 komt te luiden:

 

Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan

Als een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van de artikelen 2:28 tot en met 2:31 op als bevoegd bestuursorgaan.

 

Artikel 2:34a komt te luiden:

 

Artikel 2:34a Definities

  • 1.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt onder de begrippen:

    • a.

      alcoholhoudende drank,

    • b.

      horecabedrijf;

    • c.

      horecalocaliteit;

    • d.

      inrichting;

    • e.

      paracommerciële rechtspersoon;

    • f.

      sterke drank;

    • g.

      slijtersbedrijf;

    • h.

      zwak-alcoholhoudende drank verstaan hetgeen de Drank- en Horecawet daaronder verstaat.

  • 2.

    Lappendag: de laatste dag van de kermis in de Binnenstad van Hoorn.

 

Artikel 2:39 komt te luiden:

 

Artikel 2:39 Definities

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder speelgelegenheid verstaan een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.

  • 2.

    In deze afdeling voorkomende begrippen die in de Wet op de kansspelen zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in die wet.

 

Artikel 2:40 komt te luiden:

 

Artikel 2:40 Speelgelegenheden

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te (doen) exploiteren.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet op de kansspelen en de Verordening Speelautomatenhal Hoorn.

  • 3.

    De burgemeester weigert, in aanvulling op artikel 1:8, de vergunning als:

    • a.

      naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid en/ of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;

    • b.

      de exploitatie van een speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

 

Artikel 2:41 komt te luiden:

 

Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal

  • 1.

    Het is verboden een krachtens artikel 174a Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 2.

    Het is verboden een krachtens artikel 13b Opiumwet gesloten voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 3.

    Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal of het daarbij behorend erf wegens dringende reden noodzakelijk is.

 

Artikel 2:42 komt te luiden:

 

Artikel 2:42 Plakken en kladden

  • 1.

    Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.

  • 2.

    Het college wijst aanplakborden aan voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 3.

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing voor zover gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.

 

Artikel 2:47 komt te luiden:

 

Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats:

    • a.

      te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, omheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair;

    • b.

      zich op te houden op een wijze die voor andere gebruikers of omwonenden onnodig overlast of hinder veroorzaakt.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de artikelen 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

 

Artikel 2:59a komt te luiden:

 

Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein
  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.

  • 2.

    Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:

    • a.

      op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht; en

    • b.

      het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en

    • c.

      het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.

 

Artikel 2:60 komt te luiden:

 

Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

  • 1.

    Degene die de zorg voor een dier heeft, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of voor de omgeving hinder veroorzaakt.

  • 2.

    Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer plaatsen aanwijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of van schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:

    • a.

      aanwezig te hebben; of

    • b.

      aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen ter voorkoming of opheffing van overlast of van schade aan de openbare gezondheid gestelde regels; of

    • c.

      aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven of mede is aangegeven; of

    • d.

      te voeren.

  • 3.

    Het is verboden op een krachtens het tweede lid aangewezen plaats daarbij aangeduide dieren

    • a.

      aanwezig te hebben, dan wel

    • b.

      aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels,

    • c.

      dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door het college is aangegeven, dan wel

    • d.

      te voeren.

 

Artikel 2:66 komt te luiden:

 

Artikel 2:66 Definitie

In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan de handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

 

Artikel 2:67 komt te luiden:

 

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

  • 1.

    De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en door de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:

    • a.

      het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

    • b.

      de datum van verkoop of overdracht van het goed;

    • c.

      een omschrijving van het goed, voor zover van toepassing daaronder begrepen soort, merk en nummer van het goed;

    • d.

      de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en

    • e.

      de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

  • 2.

    De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.

 

Artikel 2:71 komt te luiden:

 

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in het Vuurwerkbesluit.

 

Artikel 2:73 komt te luiden:

 

Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

  • 1.

    Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door het college in het belang van het voorkomen van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.

  • 2.

    Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te bezigen als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.

  • 3.

    De verboden zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1˚, van het Wetboek van Strafrecht.

 

Artikel 2:74 komt te luiden:

 

Artikel 2:74 Drugshandel op straat

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

 

Artikel 3:1 komt te luiden:

 

Artikel 3:1 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    advertentie: elke commerciële uiting in een medium, die een seksbedrijf of een prostituee onder de aandacht van het publiek brengt;

  • b.

    beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding van een seksbedrijf of escortbedrijf;

  • c.

    bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van de exploitant, de beheerder, de prostituee, het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is, toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 en andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is;

  • d.

    escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

  • e.

    exploitant: de natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico een seksbedrijf of escortbedrijf wordt uitgeoefend;

  • f.

    klant: degene die gebruik maakt van de door de exploitant van een (raam) prostitutiebedrijf, escortbedrijf of een prostituee aangeboden seksuele diensten;

  • g.

    prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • h.

    prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • i.

    seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen vergoeding of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen vergoeding; Onder een seksbedrijf worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf;

  • j.

    seksinrichting: voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf;

  • k.

    sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch- pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

  • l.

    werkruimte: als zelfstandig aan te merken onderdeel van een seksinrichting waarin de seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding worden verricht.

 

Artikel 3:1a komt te luiden:

 

Artikel 3:1a Bevoegd bestuursorgaan

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.

 

Artikel 3:2 komt te luiden:

 

Artikel 3:2 Nadere regels

Met het oog op de openbare orde, openbare veiligheid, overlast, (geestelijke) gezondheid, zeden, toezicht, werkomstandigheden en ter voorkoming van criminele activiteiten kan het bevoegd bestuursorgaan nadere regels stellen met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in dit hoofdstuk.

 

Artikel 3:3 komt te luiden:

 

Artikel 3:3 Seksbedrijf en escortbedrijf

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan een seksbedrijf of escortbedrijf uit te oefenen of te wijzigen.

  • 2.

    Als ten minste veertien weken voorafgaand de vervaltermijn van de vergunning verlenging van de vergunning is aangevraagd, blijft de vergunning van kracht totdat op de aanvraag om verlenging is besloten.

  • 3.

    De vergunning voor een seksbedrijf wordt verleend voor de duur van vijf jaar tenzij in de vergunning anders staat vermeld. De vergunning wordt op naam van de exploitant gesteld en is niet overdraagbaar.

  • 4.

    Ter bescherming van de in artikel 3.5 lid 5 onder f. tot en met k. benoemde belangen kan de burgemeester voor maximaal 4 seksbedrijven vergunning verlenen.

 

Artikel 3:3a komt te luiden:

 

Artikel 3:3a Concentratie seksbedrijf

Het bevoegd bestuursorgaan kan delen van de gemeente aanwijzen waarbinnen voor het vestigen van een seksbedrijf geen vergunning wordt verleend. Daarbij kan worden bepaald dat de aanwijzing geldt voor seksbedrijven.

 

Artikel 3:4 komt te luiden:

 

Artikel 3:4 Bescheiden overleggen bij aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om vergunning, zoals bedoeld in artikel 3:3, wordt ingediend door gebruikmaking van een door het bevoegde bestuursorgaan vastgestelde formulier en bedrijfsplan.

  • 2.

    Bij de aanvraag wordt vermeld voor welke activiteit vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:

    • a.

      de persoonsgegevens van de exploitant;

    • b.

      het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

    • c.

      of in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag de exploitant een vergunning voor een seksbedrijf is geweigerd of een aan de exploitant verleende vergunning voor een seksbedrijf is ingetrokken;

    • d.

      het adres waar het wordt uitgeoefend;

    • e.

      het (vaste) telefoonnummer dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt;

    • f.

      een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van de exploitant;

    • g.

      indien van toepassing, de verblijfstitel van de exploitant;

    • h.

      een actuele verklaring betalingsgedrag nakoming fiscale verplichtingen, verstrekt door de Belastingdienst;

    • i.

      bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimtes bestemd voor de uitoefening van het seksbedrijf;

    • j.

      indien van toepassing, de plaatselijke ligging van de seksinrichting waarvoor vergunning wordt aangevraagd, door middel van een situatieschets met een noordpijl en schaalaanduiding;

    • k.

      indien van toepassing, de plattegrond van de seksinrichting waarvoor vergunning wordt aangevraagd, door middel van een tekening met een schaalaanduiding.

  • 3.

    Als er een beheerder is aangesteld, is het tweede lid, onder a, b, c, g en h, van overeenkomstige toepassing op de beheerder.

  • 4.

    Het bevoegde bestuursorgaan kan aanvullende gegevens of bescheiden verlangen.

 

Artikel 3:5 komt te luiden:

 

Artikel 3:5 Weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 1:8 wordt een vergunning, zoals bedoeld in artikel 3:3, geweigerd als:

    • a.

      de exploitant of de beheerder onder curatele staat;

    • b.

      de exploitant of de beheerder is ontzet uit het ouderlijk gezag of de voogdij;

    • c.

      de exploitant of de beheerder onherroepelijk is veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel, of in enig ander opzicht van slecht levensgedrag is;

    • d.

      de exploitant of de beheerder de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;

    • e.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • f.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aanvrager in strijd zal handelen met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;

    • g.

      er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;

    • h.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden;

    • i.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      • i.

        bepalingen, gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en dit hoofdstuk;

      • ii.

        ii. de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;

      • iii.

        artikel 69 van de Algemene wet rijksbelastingen;

      • iv.

        de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

      • v.

        de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; of

      • vi.

        de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

      • vii.

        de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de Kansspelen

    • j.

      de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf of escortbedrijf strijd op zal leveren met een geldend bestemmingsplan, een bestemmingsplan in ontwerp dat ter inzage is gelegd, een beheersverordening, een exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit.

  • 2.

    Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder h., wordt gelijk gesteld:

    • a.

      een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke straf;

    • b.

      vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid, onder a., van de Algemene wet inzake rijksbelastingen , tenzij de geldsom minder dan € 375,- bedraagt.

4. De periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder h. en i., wordt bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

5. Voor de berekening van de periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder h. en i., telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee.

6. Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:

  • a.

    voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 1:8 of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;

  • b.

    als niet is voldaan aan een bij of krachtens artikel 3:4 gestelde eis met betrekking tot de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bevoegde bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen;

  • c.

    als de vergunning geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op het uitoefenen van een prostitutiebedrijf in een seksinrichting waarvoor eerder een vergunning is ingetrokken, of in die seksinrichting eerder zonder vergunning een prostitutiebedrijf is uitgeoefend;

  • d.

    als de openbare orde, de woon- en leefomgeving of de veiligheid en de gezondheid van prostituees of klanten nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de seksinrichting waarvoor de vergunning is aangevraagd;

  • e.

    het maximum van het aantal te verlenen vergunningen voor seksinrichtingen zoals genoemd in artikel 3.3 lid 5 bereikt is.

  • f.

    het voorkomen of beperken van overlast;

  • g.

    het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

  • h.

    de veiligheid van personen of goederen;

  • i.

    de verkeersvrijheid of- veiligheid;

  • j.

    de gezondheid of zedelijkheid;

  • k.

    de arbeidsomstandigheden van de prostituee.

 

Artikel 3:5a komt te luiden:

 

Artikel 3:5a Intrekken, schorsen vergunning

  • 1.

    De vergunning als bedoeld in artikel 3:3 wordt ingetrokken als:

    • a.

      de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

    • b.

      de vergunning in strijd met een wettelijk voorschrift is gegeven;

    • c.

      zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3.5 lid 1 onder a tot en met j;

    • d.

      de houder dit verzoekt;

    • e.

      de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met een geldend bestemmingsplan en een beheersverordening;

    • f.

      wanneer de exploitant van de seksbedrijf of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.

    • g.

      indien het bedrijfsplan niet voldoet aan het bepaalde in de nader regels op grond van deze verordening.

  • 2.

    De vergunning als bedoeld in artikel 3:3 kan worden geschorst of ingetrokken als:

    • a.

      is gehandeld in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen;

    • b.

      in verband met gewijzigde wettelijke voorschriften, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vergunningsvereiste is gesteld, zwaarder wegen dan het belang van de vergunninghouder bij behoud van de vergunning;

    • c.

      een niet in de vergunning vermelde persoon exploitant of beheerder is geworden;

    • d.

      is gehandeld in strijd met een of meer van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde bepalingen;

    • e.

      is gehandeld in strijd met de in het bedrijfsplan opgenomen maatregelen;

    • f.

      zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde en veiligheid;

    • g.

      de exploitant of de beheerder het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt;

    • h.

      er bij het seksbedrijf of escortbedrijf personen tewerkgesteld zijn die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel;

    • i.

      gedurende ten minste zes maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning.

 

Artikel 3:5b komt te luiden:

 

Artikel 3:5b Wijziging beheer en beëindiging exploitatie

  • 1.

    Indien een beheerder het beheer in het seksbedrijf of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2.

    Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegde bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3:5 eerste lid, a t/m j.

  • 3.

    In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.

  • 4.

    De vergunning vervalt indien de beslissing op een aanvraag om een nieuwe vergunning onherroepelijk is geworden.

 

Artikel 3:7 komt te luiden:

 

Artikel 3:7 Tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen

  • 1.

    Met het oog op de in artikel 3.5, lid 5 onder f tot en met k, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:

    • a.

      tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste lid geldende sluitingstijden vaststellen;

    • b.

      van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht maakt het bevoegd bestuursorgaan het besluit bedoeld in het eerste lid bekend op de voet van artikel 3:42, tweede lid.

 

Artikel 3:9 komt te luiden:

 

Artikel 3:9 Verbod straat- en raamprostitutie.

  • 1.

    Het is gelet op de belangen uit artikel 3.5, lid 5 onder f tot en met k, verboden zich op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, op te houden met het kennelijke doel zich beschikbaar te stellen voor prostitutie of op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten als dit kennelijk geschiedt in het kader van prostitutie.

  • 2.

    Het is gelet op de belangen uit artikel 3.5, lid 5 onder f tot en met k, een prostituee verboden:

    • a.

      zich vanuit een gebouw of vanuit de toegang naar een gebouw aan klanten die zich op of aan de weg bevinden beschikbaar te stellen; en

    • b.

      passanten hinderlijk te bejegenen of zich aan passanten op te dringen dan wel zich ongekleed of vrijwel ongekleed achter het raam van een seksinrichting of in de toegang tot een seksinrichting op te houden.

 

Artikel 3:12 komt te luiden:

 

Artikel 3:12 Adverteren voor seksbedrijf

Het is verboden in advertenties voor een bedrijf:

  • a.

    geen vermelding op te nemen van het telefoonnummer (welke is opgenomen in de vergunning) dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt, het nummer van de vergunning en van de bedrijfsnaam;

  • b.

    vermelding op te nemen van een ander nummer dan bedoeld onder a, en

  • c.

    onveilige seks aan te bieden of te garanderen dat prostituees die voor of bij het betreffende bedrijf werken vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.

 

Artikel 3:13 komt te luiden:

 

Artikel 3:13 leeftijd en verblijfstitel prostituee; verbod werken voor onvergund seksbedrijf

  • 1.

    Het is een exploitant verboden een prostituee voor of bij zicht te laten werken die:

    • a.

      nog niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt;

    • b.

      in Nederland verblijft of werkt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000.

  • 2.

    Het is een prostituee verboden werkzaam te zijn voor of bij een exploitant aan wie geen vergunning voor een prostitutiebedrijf is verleend.

 

Artikel 3:21 komt te luiden:

 

Artikel 3:21 Verbodsbepalingen klanten

  • 1.

    Het is een klant verboden seksuele handelingen te verrichten met een prostituee van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat zij werkzaam is voor of bij een exploitant aan wie geen vergunning voor een prostitutiebedrijf is verleend.

  • 2.

    Het is verboden op of aan de weg of op, aan of in een andere voor publiek toegankelijke plaats gebruik te maken van de diensten van een prostituee.

  • 3.

    Het verbod, bedoeld in het tweede lid, geldt niet in een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend.

 

Artikel 4:1 komt te luiden:

Artikel 4:1 Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

  • b.

    gevoelige gebouwen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • c.

    gevoelige terreinen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • d.

    houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

  • e.

    incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;

  • f.

    inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • g.

    onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.

 

Artikel 4:2 komt te luiden:

 

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

  • 1.

    De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 2.

    De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148 eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 3.

    In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in één of meer gebieden.

  • 4.

    Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.

  • 5.

    Als een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, kan het college een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

  • 6.

    Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr, LT veroorzaakt door de inrichting, bedraagt

    • a.

      tot 01.00 uur niet meer dan 70 dB(A) en na 01.00 niet meer dan 50 dB(A), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter;

    • b.

      tot 01.00 uur niet meer dan 55 dB(A) en na 01.00 niet meer dan 35 dB(A), gemeten binnen woningen.

  • 7.

    Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr, LT veroorzaakt door de inrichting, bedraagt:

    • a.

      tot 01.00 uur niet meer dan 80 dB(C) en na 01.00 uur niet meer dan 60 dB(C), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter;

    • b.

      tot 01.00 uur niet meer dan 65 dB(C) en na 01.00 uur niet meer dan 45 dB(C), gemeten binnen woningen.

  • 8.

    De geluidsnorm als bedoeld in lid 6 en 7 zijn inclusief onversterkte muziek en exclusief de muziekstrafcorrectieterm. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • 9.

    Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek -hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17,2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 van deze verordening- uiterlijk om 00.00 uur dan wel het tijdstip zoals is opgenomen in de vergunningvoorschriften - te worden beëindigd.

  • 10.

    Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

 

Artikel 4:3 komt te luiden:

 

Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten

  • 1.

    Het is een inrichting toegestaan maximaal 8 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17,2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.

  • 2.

    Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar in verband met de viering van incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.

  • 3.

    De directeur van de Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord stelt een formulier vast voor het doen van de melding.

  • 4.

    De melding is gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 5.

    De melding wordt geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

  • 6.

    Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr, LT veroorzaakt door de inrichting, bedraagt

    • a.

      tot 01.00 uur niet meer dan 70 dB(A) en na 01.00 niet meer dan 50 dB(A), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter;

    • b.

      tot 01.00 uur niet meer dan 55 dB(A) en na 01.00 niet meer dan 35 dB(A), gemeten binnen woningen.

  • 7.

    Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr, LT veroorzaakt door de inrichting, bedraagt:

    • a.

      tot 01.00 uur niet meer dan 80 dB(C) en na 01.00 uur niet meer dan 60 dB(C), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter;

    • b.

      tot 01.00 uur niet meer dan 65 dB(C) en na 01.00 uur niet meer dan 45 dB(C), gemeten binnen woningen.

  • 8.

    Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 van deze verordening – uiterlijk om 00.00 uur dan wel het tijdstip zoals is opgenomen in de vergunningvoorschriften, beëindigd. De geluidsnorm is inclusief onversterkte muziek en exclusief de muziekstrafcorrectieterm. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • 9.

    Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

 

Artikel 4:5 komt te luiden:

 

Artikel 4:5 Onversterkte muziek

  • 1.

    Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18 eerste lid onder f en vijfde lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer binnen inrichtingen is de in het tweede lid opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:

    • a.

      de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden als de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;

    • b.

      de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;

    • c.

      de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1, onder d, van het Besluit geluidhinder;

    • d.

      bij het bepalen van de geluidsniveaus als vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast.

  • 2.

    tabel dB(A)

     

 

7.00 – 19.00 uur

19.00 – 23.00 uur

23.00 – 7.00 uur

LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen

50 dB(A)

45 dB(A)

40 dB(A)

LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

35 dB(A)

30 dB(A)

25 dB(A)

LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen

70 dB(A)

65 dB(A)

60 dB(A)

LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

55 dB(A)

50 dB(A)

45 dB(A)

Tabel dB(C)

 

 

 

 

 

 

7.00 – 19.00 uur

19.00 – 23.00 uur

23.00 – 7.00 uur

LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen

60 dB(C)

55 dB(C)

50 dB(C)

LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

45 dB(C)

40 dB(C)

35 dB(C)

LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen

80 dB(C)

75 dB(C)

70 dB(C)

LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

65 dB(C)

60 dB(C)

55 dB(C)

 

 

 

 

 

  • 3.

    Voor de duur van zes uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid.

  • 4.

    Als versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel geschouwd als versterkte muziek en is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing.

  • 5.

    Onversterkte muziek van carillons is uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid.

  • 6.

    Het eerste lid is niet van toepassing op collectieve en incidentele festiviteiten als bedoeld in de artikelen 4:2 en 4:3.

 

Artikel 4:6 komt te luiden:

 

Artikel 4:6 Overige geluidhinder

  • 1.

    Het is verboden buiten een inrichting toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 3.

    Het college kan terreinen of wateren aanwijzen, waar het verbod niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde categorieën van toestellen of geluidsapparaten, voor zover wordt voldaan aan de door het college vastgestelde voorschriften ter voorkoming of beperking van (geluid)hinder.

  • 4.

    De in het derde lid bedoelde voorschriften kunnen onder meer betreffen:

    • a.

      het maximale geluidsniveau;

    • b.

      het aanbrengen van geluidsbegrenzers;

    • c.

      de situering van de geluidsbronnen;

    • d.

      de frequentie en tijden van gebruik.

  • 5.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.

 

Artikel 5:2 komt te luiden:

 

Artikel 5:2 Voertuigen van autobedrijf e.d.

  • 1.

    Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan:

    • a.

      het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen; of

    • b.

      het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.

  • 2.

    Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:

    • a.

      voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden; of

    • b.

      voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.

  • 3.

    Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:

    • a.

      meer dan twee voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;

    • b.

      de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.

  • 4.

    Onverminderd het derde lid onder a. is het op de door het college aangewezen wegen of weggedeelten geheel verboden een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.

  • 5.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod zoals genoemd in het derde en vierde lid.

 

Artikel 5:4 komt te luiden:

 

Artikel 5:4 Defecte voertuigen

Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.

 

Artikel 5:6 komt te luiden:

 

Artikel 5:6 Plaatsen aanhanger, caravans en andere recreatievoertuigen

  • 1.

    Het is verboden een aanhanger, caravan of ander voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:

    • a.

      langer dan gedurende drie achtereenvolgende dagen op de weg te plaatsen of te hebben; of

    • b.

      op een door het college aangewezen plaats te parkeren waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.

 

Artikel 5:8 komt te luiden:

 

Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen

  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet op door het college aangewezen plaatsen en aangewezen tijden waar dit parkeren naar hun oordeel niet buitensporig is met het oog op de verdeling van de beschikbare parkeerruimte en niet schadelijk is voor het aanzien van de gemeente.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid is voorts niet van toepassing op voertuigen als bedoeld onder artikel 5:6 eerste lid onder a., voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.

  • 5.

    Het college kan ontheffing verlenen van de verboden.

 

Artikel 5:13 komt te luiden:

 

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 2.

    Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt dan wel voor collectes die zijn opgenomen in het landelijke collecterooster van het Centraal Bureau Fondsenwerving en voor andere door het college aangewezen instellingen en organisaties.

 

Artikel 5:18 komt te luiden:

 

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

  • 2.

    Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • 3.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd als:

    • a.

      de standplaats hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; of

    • b.

      een kwantitatieve of territoriale beperking als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente noodzakelijk is in verband met een dwingende reden van algemeen belang; of

    • c.

      indien er sprake is van een ongeschikte locatie voor een standplaats; of

    • d.

      indien er, wanneer er sprake is van particulier terrein waar de standplaats in zal worden genomen, geen toestemming is verkregen van de eigenaar van het betreffende terrein.

 

Artikel 5:24 komt te luiden:

 

Artikel 5:24 Gebruik van openbaar water

  • 1.

    Het is verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water. Onder een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, wordt mede begrepen een vaartuigwrak.

  • 2.

    Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een permanent karakter op, in of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk vier weken tevoren een melding aan het college.

  • 3.

    De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder, en een beschrijving van de aard en omvang van het voorwerp.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Provinciale vaarwegenverordening of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

 

Artikel 5:25 komt te luiden:

 

Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water.

  • 2.

    Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van openbaar water:

    • a.

      nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;

    • b.

      beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien bij of krachtens de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterwet, de provinciale verordeningen of de Havenverordening Hoorn.

  • 4.

    Het college kan aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

  • 5.

    De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen

 

Artikel 6:1 komt te luiden:

 

Artikel 6:1 Strafbepaling

  • 1.

    Overtreding van het bij of krachtens de artikelen van deze verordening bepaalde en de daarbij op grond van artikel 1:4 gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak, voor zover daartegen niet reeds bij Wet, algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening is voorzien.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10, 2:11, 2:12 en 4:11 en artikel 4:15, allen voor zover de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is.

  • 3.

    In geval van overtreding van de krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste de geldboete, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s.

 

Hoorn, 18 december 2018

 

de griffier,                        de voorzitter,

 

De wijzigingen treden inwerking op de dag na publicatie.

 

Bekendmaking:

• door opname in het Gemeenteblad

 

 

Naar boven