Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent wijzigen parkeerverordening Verordening tot wijziging van de Parkeerverordening 2013

De gemeenteraad van Amsterdam

 

Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 20 november 2018 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1338);

Gelet op:

  • -

    artikel 149 van de Gemeentewet;

  • -

    artikel 225, lid 1 van de Gemeentewet;

  • -

    de Parkeerverordening 2013,

 

Besluit:

 

  • I.

    vast te stellen de volgende

 

Verordening tot wijziging van de Parkeerverordening 2013, vastgesteld bij raadsbesluit van 3 april 2013 (Gemeenteblad 2013, afd. 3A, nr. 60/163), laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 14 maart 2018 (Gemeenteblad 2018, 81915)

Artikel 1  

  • 1.

    van artikel 1 worden de huidige onderdelen a t/m oo en vernummerd tot b t/m pp.

 

  • 2.

    aan artikel 1 wordt een nieuw onderdeel a toegevoegd, dat als volgt komt te luiden:

 

  • a.

    adres: een adresseerbaar object - dat wil zeggen een zelfstandig verblijfsobject, ligplaats of standplaats - zoals opgenomen in de Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG), niet zijnde een nevenadres;

Artikel 2  

Artikel 1 onderdeel f wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • f.

    bedrijventerrein: een bedrijven- of kantorenterrein zoals vermeld in de Structuurvisie Amsterdam 2040: Economisch sterk en duurzaam;

 

Artikel 3  

Artikel 1 onderdeel g wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • g.

    bedrijventerrein Overamstel: het gebied waarvan de grens wordt gevormd door het midden van de Weespertrekvaart, het midden van de ringweg A10, de grens met de gemeente Ouder-Amstel, de Nieuwe Utrechtseweg tot aan de afrit naar de Joan Muyskenweg, een lijn tussen de Nieuwe Utrechtseweg ter hoogte van de afrit naar de Joan Muyskenweg en de Duivendrechtse Vaart, gaande tussen de adressen Joan Muyskenweg 2 N en Joan Muyskenweg 4, het midden van de Duivendrechtse Vaart, de zijarm van de Duivendrechtsevaart, een lijn tussen de zijarm van de Duivendrechtse Vaart en de westelijke teen van het talud van de spoorlijn / metrolijn Amsterdam Amstel - Amsterdam Bijlmer, in rechte lijn met de zijarm en de westelijke teen van het talud van de spoorlijn / metrolijn Amsterdam Amstel - Amsterdam Bijlmer, tot aan de Weespertrekvaart, met uitzondering van de Kop Weespertrekvaart dat wordt gevormd door de oostzijde van de spoorlijn, de zuidelijke rooilijn van de Lindenhoevestraat in een denkbeeldige lijn naar het midden van de Weespertrekvaart en het midden van de Weespertrekvaart in noordelijke richting tot aan de spoorbrug;

Artikel 4  

Artikel 1 onderdeel i wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • i.

    bedrijventerrein Sloterdijk I: het gebied Sloterdijk I wordt aan de noordkant begrensd door de spoorlijn gelegen langs de Generatorstraat en Accumulatorweg, aan de oostkant door de grens met het stadsdeel West (Sportpark Transformatorweg en begraafplaats Sint Barbara), aan de zuidkant door de spoorlijn gelegen langs de Condensatorweg en Sloterdijkerweg en aan de westkant door de A10-West;

Artikel 5  

Artikel 1 onderdeel k wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • k.

    bewoner: inwoner van de gemeente Amsterdam die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en is ingeschreven als ingezetene in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente Amsterdam op het adres dat hij bewoont of een inwoner van Amsterdam die is ingeschreven in de protocollaire basisadministratie op het adres dat hij bewoont en beschikt over een identiteitsbewijs van het Ministerie van Buitenlandse Zaken waaruit blijkt dat er sprake is van een geprivilegieerde status;

 

Artikel 6  

Artikel 1 onderdeel qq wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • qq.

    werknemer: persoon, werkzaam in een bedrijf voor minimaal 36 uur per week; werknemers in deeltijd worden herleid tot voltijdse equivalenten;

Artikel 7  

Artikel 4, eerste lid onder f wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • f.

    het maximum aantal te verlenen vergunningen op basis van artikel 9, tweede lid en artikel 10, tweede, vijfde en zesde lid.

Artikel 8  

Artikel 4, vierde lid wordt toegevoegd en komt te luiden:

 

  • 4.

    Het college kan een vergunningenplafond van nul vergunningen vaststellen voor een vergunningengebied.

Artikel 9  

Artikel 9 wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 1.

    Het college kan een bewonersvergunning verlenen aan de houder van een motorvoertuig die bewoner is van een adres, gelegen in een vergunninggebied en een bewoner van dat adres niet beschikt of niet kan beschikken over een stallingsplaats en/of een belanghebbendenparkeerplaats binnen de gemeente Amsterdam.

  • 2.

    Het college kan in nadere regels bepalen dat per adres nul, één of twee bewonersvergunningen kunnen worden verleend. Op de adressen waar twee bewonersvergunningen kunnen worden verleend, geldt als voorwaarde voor het verlenen van een tweede bewonersvergunning dat de bewoner of bewoners van dat adres houder zijn van ten minste twee motorvoertuigen.

  • 3.

    Het college kan in nadere regels bepalen dat in vergunninggebieden buiten de Ring A-10 en in de vergunninggebieden in stadsdeel Noord per adres maximaal drie parkeervergunningen kunnen worden verleend, indien de parkeerdruk het toelaat en de bewoner of bewoners van dat adres houder zijn van ten minste drie motorvoertuigen.

  • 4.

    Indien binnen een vergunninggebied twee bewonersvergunningen per adres kunnen worden verleend, wordt het aantal stallingsplaatsen en belanghebbendenparkeerplaatsen waar bewoners of een bewoner van dat adres over beschikken of kunnen beschikken afgetrokken van het maximum aantal te verlenen bewonersvergunningen per adres.

  • 5.

    Het college kan in nadere regels bepalen dat het maximum aantal te verlenen bewonersvergunningen wordt verminderd met het aantal op hetzelfde adres verleende bedrijfsvergunningen en milieuparkeervergunningen voor bedrijven.

  • 6.

    Het aantal te verlenen bewonersvergunningen wordt verminderd met het aantal op hetzelfde adres verleende milieuparkeervergunningen voor bewoners.

Artikel 10  

Artikel 10 wordt gewijzigd en komt te luiden:

  • 1.

    Het college kan een bedrijfsvergunning verlenen aan een bedrijf dat gevestigd is op een adres dat gelegen is in een vergunninggebied of aan een ambulante handelaar die werkzaam is in een vergunninggebied.

  • 2.

    Het aantal vergunningen per bedrijf is afhankelijk van het aantal werknemers dat daadwerkelijk bij het bedrijf is gestationeerd op het adres waarvoor de vergunning wordt verleend en kan minimaal nul bedragen en maximaal:

    • a.

      één per vijftig werknemers indien het bedrijf gelegen is in gebied I;

    • b.

      één per tien werknemers indien het bedrijf gelegen is in gebied II;

    • c.

      één per vijf werknemers indien het bedrijf gelegen is in gebied III;

  • 3.

    Indien een bedrijf gelegen is op een bedrijventerrein, wordt het maximale aantal te verlenen vergunningen bepaald overeenkomstig de normen van het locatiebeleid.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing voor bedrijven op de bedrijventerreinen Schinkel, Overamstel of Sloterdijk I.

  • 5.

    Het college stelt het maximaal aantal te verlenen bedrijfsvergunningen per bedrijf vast voor bedrijven gelegen op bedrijventerrein Schinkel, Overamstel of Sloterdijk I.

  • 6.

    Aan een bedrijf met 15 of minder werknemers in dienstverband kunnen additioneel maximaal drie bedrijfsvergunningen worden verleend ten behoeve van bedrijfsvoertuigen.

  • 7.

    Het aantal op basis van dit artikel te verlenen vergunningen wordt verminderd met het aantal bij het bedrijf behorende of zich op het grondgebied van het bedrijf bevindende stallingsplaatsen en/of belanghebbendenparkeerplaatsen.

  • 8.

    Het college kan in nadere regels bepalen dat het voorgaande lid buiten toepassing wordt gelaten indien het bedrijf voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het bedrijf heeft een volcontinu bedrijfsproces;

    • b.

      het bedrijf beschikt over congresfaciliteiten voor meer dan honderd personen;

    • c.

      de bedrijfsvoering van het bedrijf is overwegend afhankelijk van de fysieke aanwezigheid van klanten, en

    • d.

      de bij het bedrijf behorende of zich op het grondgebied van het bedrijf bevindende stallingsplaatsen en/of belanghebbendenparkeerplaatsen worden uitsluitend gebruikt door klanten en personeel van het bedrijf, tenzij het college expliciet toestemming heeft gegeven om de aan het bedrijf behorende of zich op het grondgebied van het bedrijf bevindende stallingsplaatsen en/of belanghebbendenparkeerplaatsen ter beschikking te stellen van derden.

  • 9.

    Indien op een adres met een woonbestemming tevens een bedrijf is gevestigd wordt het aantal bedrijfs- en bewonersvergunningen op dat adres verminderd met de bij het bedrijf behorende of zich op het grondgebied van het bedrijf bevindende stallingsplaatsen en belanghebbendenparkeerplaatsen, en het aantal stallingsplaatsen en belanghebbendenparkeerplaatsen waarover een bewoner van het adres met een woonbestemming beschikt of kan beschikken.

  • 10.

    Het college kan in nadere regels bepalen dat het aantal op basis van dit artikel te verlenen bedrijfsvergunningen wordt verminderd met het aantal verleende bedrijfsvergunningen met wisselend kenteken, het aantal verleende hulpverlenervergunningen en het aantal verleende milieuparkeervergunningen voor bedrijven.

  • 13.

    Het college kan in nadere regels bepalen dat aantal op basis van dit artikel te verlenen bedrijfsvergunningen wordt verminderd met het aantal op hetzelfde adres verleende bewonersvergunningen en milieuparkeervergunningen voor bewoners.

  • 12.

    Het college kan in nadere regels bepalen dat aan een ambulante handelaar als extra voorwaarde wordt gesteld dat hij een minimum aantal dagen per week werkzaam is in het betrokken vergunninggebied.

Artikel 11  

Artikel 11, eerste lid, wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 1.

    Het college kan bij nadere regeling bepalen dat een bedrijfsvergunning op verzoek van de aanvrager met wisselend kenteken kan worden verleend aan een bedrijf dat gevestigd is op een adres dat gelegen is in een vergunninggebied indien de verlening met wisselend kenteken nodig is vanwege de bedrijfsvoering omdat:

    • a.

      het bedrijf een volcontinu bedrijfsproces heeft, of

    • b.

      sprake is van een voortdurend en onvermijdelijk wisselend bestand aan auto's.

Artikel 12  

Artikel 12, eerste lid wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 1.

    Het college kan een overloopvergunning verlenen, indien:

    • a.

      het college een vergunninggebied of een deel van een vergunninggebied als overloopgebied heeft aangewezen, en

    • b.

      de aanvrager op een in artikel 34 bedoelde wachtlijst is geplaatst vanwege de weigering van een bewonersvergunning, een bedrijfsvergunning, een milieuparkeervergunning voor bewoners of een milieuparkeervergunning voor bedrijven, en

    • c.

      het vergunningenplafond, bewonersvergunningenplafond dan wel bedrijfs-vergunningenplafond van het (deel van het) vergunninggebied dat als overloopgebied is aangewezen nog niet is bereikt.

Artikel 13  

Artikel 13, eerste lid, wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 1.

    Het college kan een sportverenigingvergunning verlenen aan een niet-commerciële sportorganisatie die gevestigd is op een adres dat gelegen is in een vergunninggebied en die is aangesloten bij een door het NOC*NSF erkende sportbond.

Artikel 14  

Artikel 21, derde lid, wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 3.

    Per adres kan slechts één mantelzorgvergunning worden verleend, met dien verstande dat bij de vergunning drie kentekens kunnen worden vermeld.

Artikel 15  

Artikel 21, vierde lid, wordt toegevoegd en komt te luiden:

 

  • 4.

    De vergunning kan slechts voor één kenteken tegelijkertijd worden gebruikt.

 

Artikel 16  

Artikel 22, vijfde lid wordt toegevoegd en komt te luiden:

 

  • 5.

    De vergunning kan slechts voor één kenteken tegelijkertijd worden gebruikt.

Artikel 17  

Artikel 23, eerste lid, wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 1.

    Het college kan een kraskaartvergunning verlenen aan een gehandicapte bewoner van een adres, gelegen in een vergunninggebied, die blijkens een medische indicatie aangewezen is op vervoer door derden.

 

Artikel 18  

Artikel 24, eerste lid, wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 1.

    Het college kan in nadere regels bepalen dat een bezoekersvergunning kan worden verleend aan een bewoner van een adres, gelegen in een vergunninggebied.

Artikel 19  

Artikel 24, derde lid, wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 3.

    De bezoekersvergunning geeft een bewoner recht om diens bezoek een door het college vastgesteld aantal uur per maand tegen een gereduceerd tarief van 50% te laten parkeren in het vergunninggebied van het adres van de vergunninghouder.

Artikel 20  

Artikel 32, derde lid, wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 3.

    Een bewonersvergunning, een overloopvergunning, een bedrijfsvergunning, en een volkstuinvergunning wordt tevens geweigerd indien het vergunningenplafond van het desbetreffende vergunninggebied is bereikt.

Artikel 21  

Artikel 32, zevende lid, wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 7.

    Het college kan, in navolging van het zesde lid, nadere weigeringsgronden vaststellen voor een milieuparkeervergunning voor bewoners en een milieuparkeervergunning voor bedrijven.

Artikel 22  

Artikel 33 wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Een bewonersvergunning en een milieuparkeervergunning voor bewoners wordt niet geweigerd wegens het bereiken van het vergunningenplafond als bedoeld in artikel 32, derde, vierde en zesde lid, indien:

  • a.

    de aanvrager in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag, houder was van een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners, voor hetzelfde adres;

  • b.

    de onder a genoemde vergunning is ingetrokken op verzoek van de vergunning-houder;

  • c.

    de aanvraag niet eerder is ontvangen dan zes maanden na intrekking van de onder a genoemde vergunning;

  • d.

    het adres waarvoor de vergunning wordt aangevraagd niet is gelegen in een vergunninggebied met een vergunningenplafond van nul, bewonersvergunningenplafond van nul dan wel milieuparkeervergunningenplafond van nul, en

  • e.

    wordt voldaan aan de overige voorwaarden voor een bewonersvergunning en milieuparkeervergunning voor bewoners, gesteld bij of krachtens deze verordening.

Artikel 23  

Artikel 34, eerste lid, wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 1.

    De aanvrager wordt op een wachtlijst geplaatst, indien zijn aanvraag voor een bewonersvergunning, een bedrijfsvergunning of een volkstuinvergunning is geweigerd op grond van het feit dat het adres waarvoor de vergunning is aangevraagd is gelegen in een vergunninggebied waarvan het vergunningenplafond, het bewonersvergunningenplafond of het bedrijvenvergunningenplafond is bereikt, behoudens het derde en het achtste lid.

Artikel 24  

Artikel 34, tweede lid, wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 2.

    De aanvrager wordt op een wachtlijst geplaatst, indien een milieu-parkeervergunning voor bewoners of een milieuparkeervergunning voor bedrijven is geweigerd op grond van het feit dat het milieuparkeervergunningenplafond is bereikt, behoudens het derde en het negende lid.

Artikel 25  

Artikel 34, derde lid, wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 3.

    Een aanvrager wordt in afwijking van het eerste en tweede lid niet op een wachtlijst geplaatst indien het vergunningenplafond is vastgesteld op nul.

Artikel 26  

Artikel 35 onderdeel e. wordt toegevoegd en komt te luiden:

 

  • e.

    het motorvoertuig, waarvoor de vergunning is aangevraagd dan wel op de wachtlijst staat, wordt aangedreven door een kracht die wordt ontleend aan dieselolie en vóór 1 januari 2005 voor het eerst is toegelaten of wordt aangedreven door benzine of andere koolstofhoudende brandstoffen en vóór 1 juli 1992 voor het eerst is toegelaten, tenzij de aanvrager kan aantonen dat het motorvoertuig is omgebouwd naar een elektrisch voertuig als bedoeld in artikel 22, derde lid, van de Wet op de motorvoertuigbelasting 1994.

Artikel 27  

Artikel 37, eerste lid, wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 1.

    Het college trekt een vergunning in, indien:

    • a.

      de vergunninghouder daarom verzoekt;

    • b.

      blijkt dat bij de aanvraag om de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit op de aanvraag om de vergunning zou hebben geleid;

    • c.

      niet voldaan of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening of de vigerende Verordening Parkeerbelasting;

    • d.

      de vergunningverlening onjuist was en de vergunninghouder dit wist of behoorde te weten;

    • e.

      de vergunning is verleend ten behoeve van een motorvoertuig dat niet meer voldoet aan de definitie van een motorvoertuig zoals vermeld in het op de Wegenverkeerswet gebaseerde Regeling voertuigen.

    • f.

      een bewonersvergunning, een overloopvergunning, een bedrijfsvergunning, een hulpverlenersvergunning, een maatschappelijke vergunning of een stadsbrede autodeelvergunning is verleend ten behoeve van een motorvoertuig, dat wordt aangedreven door een kracht die wordt ontleend aan dieselolie en vóór 1 januari 2005 voor het eerst is toegelaten of wordt aangedreven door benzine of andere koolstofhoudende brandstoffen en vóór 1 juli 1992 voor het eerst is toegelaten, tenzij de aanvrager kan aantonen dat het motorvoertuig is omgebouwd naar een elektrisch voertuig als bedoeld in artikel 22, derde lid, van de Wet op de motorvoertuigbelasting 1994.

Artikel 28  

Artikel 37, tweede lid, wordt gewijzigd en komt te luiden:

  • 2.

    Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen, indien:

    • a.

      de vergunninghouder verhuist naar een ander vergunninggebied;

    • b.

      zich een wijziging voordoet in de omstandigheden voor zover die gewijzigde omstandigheden zich verzetten tegen het in stand laten van de verleende vergunning;

    • c.

      de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    • d.

      op een adres twee of drie bewonersvergunningen zijn verleend en het vergunningenplafond binnen het desbetreffende vergunninggebied inmiddels is bereikt;

    • e.

      de vergunninghouder de vergunning gebruikt voor een ander doel dan waarvoor de vergunning is verleend, of

    • f.

      het college heeft besloten het vergunningenplafond voor het vergunningengebied waarvoor de vergunning is verleend op nul vast te stellen. De vergunning wordt ingetrokken met inachtneming van een redelijke termijn.

    • g.

      de vergunningverlening onjuist was.

Artikel 29  

Artikel 38 wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Onverminderd artikel 27 vervalt een vergunning door het verstrijken van de geldigheidsduur.

Artikel 30  

Artikel 45 wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Het college kan voor een gebied waar parkeerregulering op grond van deze verordening is ingevoerd voor de duur van een te houden experiment, de werking van bepaalde artikelen voor een bepaald gebied, buiten toepassing stellen

Artikel 31  

Artikel 46, vijfde lid, wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 5.

    De weigeringsgronden uit artikel 32, tweede lid, de verwijderingsgronden uit artikel 35 onder e en de intrekkingsgronden uit artikel 37, eerste lid onder g, zijn niet van toepassing op:

    • a.

      aanvragen gedaan vóór 1 april 2017 waarop nog geen beslissing is genomen;

    • b.

      aanvragers die vóór 1 april 2017 op grond van artikel 34 op de wachtlijst zijn geplaatst;

    • c.

      aanvragen voor een vergunninggebied dat na 1 april 2017 voor het eerst als vergunninggebied is aangewezen en waarbij de aanvrager op het moment van aanwijzing reeds houder van het motorvoertuig was.

Artikel 32  

Artikel 46, zevende lid, komt te luiden:

 

  • 7.

    De weigeringsgronden uit artikel 32, tweede lid, de verwijderingsgronden uit artikel 35 onder e en de intrekkingsgronden uit artikel 37, eerste lid onder g, zijn niet van toepassing indien de vergunninghouder verhuist naar een ander vergunninggebied en voldoet aan de voorwaarden uit het vijfde en zesde lid.

 

  • II.

    kennis te nemen van de volgende wijzigingen in de toelichting op de Parkeerverordening:

 

De toelichting op artikel 1 wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Artikel 1 onder a. Het is mogelijk dat aan éénzelfde adresseerbaar object meer dan één nummeraanduiding wordt toegekend. Deze worden dan onderscheiden in hoofdadres en nevenadres. Een nevenadres kan worden toegekend als dit in het dagelijkse verkeer wenselijk is om een andere ontsluiting te kunnen vinden, zoals een aparte leveranciersingang. Omdat een nevenadres niet wordt toegekend aan een aparte adresseerbaar object, kan op een nevenadres geen parkeervergunningen worden verleend.

 

Artikel 1 onder p. Vanwege de mogelijkheid van het intrekken van één van de twee verleende bewonersvergunningen bij het ontstaan van een wachtlijst is het onderscheid tussen eerste en tweede vergunningen ingevoerd.

 

Artikel 1 onder u. Houder van een motorvoertuig is degene op wiens naam een kenteken van een motorvoertuig is geregistreerd in het kentekenregister als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994. Bedrijfsauto's die incidenteel mee naar huis genomen worden, vallen niet onder de regeling. Als kentekenbewijs wordt mede aangemerkt: een op naam afgegeven verzekeringsbewijs van een niet-kentekenplichtig motorvoertuig.

 

Artikel 1 onder w. ‘Met regelmaat' betekent dat de zorg vrijwel dagelijks en in ieder geval wekelijks wordt verleend.

Artikel 1 onder y. Aangesloten is bij de definitie van het Reglement voor verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV). Voor deze verordening is daar de brommobiel aan toegevoegd. Ook gehandicaptenvoertuigen (zoals gedefinieerd in het RVV) mogen op fiscale plaatsen staan.

 

Artikel 1 onder ee. Deze parkeerrechten zijn de digitale opvolgers van de parkeerkaarten. Met ‘tijdgebonden' wordt het onderscheid met parkeervergunningen aangeduid.

 

Artikel 1 onder hh. Voor een parkeerplaats op eigen terrein die niet voor openbaar verkeer toegankelijk is, wordt de term ‘stallingsplaats' gebruikt. De woorden "planologisch bestemd" verwijzen naar het vigerende bestemmingsplan of een legale afwijking van het bestemmingsplan.

 

Artikel 1 onder oo. Dit is de digitale opvolger van de parkeervergunningen op code. De vergunninghouder kan zelf via internet het kenteken van het voertuig waarvoor de vergunning wordt gebruikt, wijzigen. Zo kan de vergunning afwisselend voor verschillende auto's worden gebruikt.

Artikel 1 onder tt. en uu. Het verhoogde tarief van 150% voor de tweede en volgende bewonersvergunningen is vastgesteld in de Verordening Parkeerbelastingen 2017. Het verhoogde tarief geldt ook voor bewoners die voor hun eerste auto een stallingsplaats gebruiken en voor hun tweede auto over een (eerste) bewonersvergunning beschikken. In dit geval wordt de ‘eerste bewonersvergunning’ als een ‘tweede bewonersvergunning’ gezien.

 

De toelichting op artikel 9 lid 1 wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Lid 1. Bij de beoordeling van de vraag of een bewoner over een stallingsplaats en/of een belanghebbendenparkeerplaats beschikt of kan beschikken, wordt op grond van de jurisprudentie uitgegaan van een ruime interpretatie. Onder ‘kan beschikken' wordt dus ook verstaan dat de aanvrager een stallingsplaats kan kopen of huren in de garage die hoort bij het blok(deel) waar hij gevestigd is. Het gaat daarbij niet om de vraag of men financieel in staat is een stallingsplaats te kopen of huren, maar om de vraag of er een stallingsplaats te koop of te huur is. In een vergunninggebied waarin het parkeren inpandig is georganiseerd en geen parkeervergunningen worden verstrekt, worden opvolgende kopers of huurders van eerste kopers of huurders zonder stallingplaats, geacht bekend te zijn met het gegeven dat er voor dat adres geen aanspraak bestaat op een parkeervergunning. Indien een bewoner een stallingsplaats niet als zodanig gebruikt of heeft gerealiseerd, komt dit voor risico van de bewoner. Gedacht kan worden aan de situatie dat een woning beschikt of behoort te beschikken over een garage of een parkeerplek maar dat deze voor andere doeleinden wordt gebruikt. Indien, voordat een beleidsvoornemen tot invoering van betaald parkeren is vrijgegeven, stallingplaatsen aard- en nagelvast zijn verbouwd en redelijkerwijs niet meer als stallingplaats bruikbaar zijn, worden deze stallingsplaatsen niet afgetrokken van het recht op parkeervergunningen.

 

De toelichting op artikel 19 lid 3 wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Lid 3. Het gaat in dit artikel om een parkeervergunning voor professionele autodeelorganisaties, niet om autodelen binnen de privékring van familie, kennissen of anderszins.

 

De toelichting op artikel 28 lid 4 wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Lid 4. Op basis van deze bepaling kan de geldigheid van de parkeervergunningen beperkt worden naar plaats gedurende bepaalde tijden om de bereikbaarheid te verhogen door lang parkeren met een parkeervergunning te beperken. De tijdelijke parkeerrechten genoemd in artikel 26 zijn in dat geval wel geldig.

 

De toelichting op artikel 37 wordt gewijzigd en komt te luiden::

 

Lid 2 onder f. Een nulplafond wordt ingesteld met het oogmerk om geen parkeervergunningen te verlenen voor parkeren op straat. Parkeervergunningen die zijn verleend voordat het nulplafond werd ingesteld, moeten daarom kunnen worden ingetrokken. Daarvoor wordt een overgangsregeling getroffen waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van de vergunninghouders en specifieke omstandigheden met betrekking tot het betreffende vergunningengebied.

 

De toelichting op artikel 45 wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Het is denkbaar, dat onder bepaalde condities experimenten op het gebied van parkeren kunnen plaatsvinden. Soms is het daarvoor nodig om de werking van bepalingen van de verordening buiten werking te stellen. In dat geval kan het college daartoe besluiten voor de duur van het experiment.

 

  • III.

    te bepalen dat deze verordening in werking treedt op 1 januari 2019;

 

  • IV.

    te bepalen dat deze verordening wordt bekendgemaakt in het Gemeenteblad.

Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd

in zijn vergadering op 19 december 2018.

De voorzitter

Femke Halsema

De raadsgriffier

Marijke Pe

Naar boven