Wijzigen van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015, gemeente Amsterdam

De gemeenteraad van Amsterdam

 

Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 13 november 2018 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1333);

Gelet op:

  • -

    artikel 121 van de Gemeentewet;

  • -

    artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015,

 

Besluit:

 

  • 1.

    Vast te stellen de volgende

 

Verordening tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015, vastgesteld bij raadsbesluit van 26 november 2016 (Gemeenteblad afd. 3A, nr. 294, 1098) en aangepast bij raadsbesluit van 21 december 2016 (Gemeenteblad 3A, nr. 418/671), 28 juni 2017 (Gemeenteblad 3A, nr. 194/674) en 20 december 2017 (Gemeenteblad 3A, nr. 426/1578).

artikel 1  

 

Artikel 2.1, lid 8 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

 

  • 8.

    Bij het onderzoek wordt de cliënt geïnformeerd over de keuze tussen een maatwerkvoorziening in natura, als financiële tegemoetkoming of in de vorm van een persoonsgebonden budget en de gevolgen daarvan.

 

artikel 2  

 

Na artikel 2.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2.5a - Aanvraag financiële tegemoetkoming meerkosten

Een aanvraag voor een financiële tegemoetkoming meerkosten wordt door een cliënt schriftelijk of digitaal ingediend.

 

 

 

 

artikel 3  

 

Artikel 2.6 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

 

Inhoud beschikking

  • 1.

    Bij het treffen van een maatwerkvoorziening in natura of als financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking in elk geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te treffen voorziening is;

    • b.

      wat de duur van de verstrekking is, voorzover dit door het college wordt bepaald;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt;

    • d.

      welke verplichtingen zijn verbonden aan het verstrekken van de maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Bij het treffen van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking in elk geval vastgelegd:

    • a.

      voor welke maatwerkoplossing het persoonsgebonden budget kan worden aangewend;

    • b.

      wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is;

    • c.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget is bedoeld, voorzover dit door het college wordt bepaald;

    • d.

      welke verplichtingen zijn verbonden aan het persoonsgebonden budget, en

    • e.

      welke regels gelden ten aanzien van facturering en verantwoording van het persoonsgebonden budget.

  • 3.

    Als er sprake is van een te betalen bijdrage in de kosten wordt dit in de beschikking opgenomen.

  • 4.

    Bij de toekenning van een financiële tegemoetkoming meerkosten wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      welke vergoeding wordt toegekend;

    • b.

      wat de duur van de toekenning is;

    • c.

      welke verplichtingen zijn verbonden aan de toekenning.

 

artikel 4  

 

De indeling van Hoofdstuk 4 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

 

Hoofdstuk 4 A. Maatwerkvoorzieningen

 

artikel 5  

 

Artikel 4.2, lid 2 onder f wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

 

  • f.

    voor zover dit is bedoeld voor reis-, parkeer-, ondersteunings- of administratiekosten in verband met het persoonsgebonden budget.

 

artikel 6  

 

Artikel 4.2, lid 3 en 4 worden gewijzigd en komen als volgt te luiden:

 

  • 3.

    De tarieven van het persoonsgebonden budget zijn:

    • a.

      voor ambulante ondersteuning € 41,76 per uur;

    • b.

      voor dagbesteding € 35,48 per dagdeel;

    • c.

      [Vervallen per 01-01-2019]

    • d.

      voor beschermd wonen geldt een tarief dat is gebaseerd op de geïndiceerde onderdelen van de GGZ-C Zorgzwaartepakketten (ZZP) 3 tot en met 5 conform de AWBZ 2014;

    • e.

      toeslag op het tarief voor beschermd wonen voor een gezamenlijk wooninitiatief: € 4.000,00;

    • f.

      voor logeeropvang € 103,83 per etmaal;

    • g.

      voor woonvoorzieningen geldt het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte;

    • h.

      voor hulp bij huishouden € 4,35 per punt;

    • i.

      voor vervoersvoorzieningen geldt het volgende:

      • i.

        Bij koop van een individuele vervoersvoorziening wordt het persoonsgebonden budget vastgesteld op basis van de goedkoopst adequate voorziening. Het budget wordt indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud of verzekering.

      • ii.

        De hoogte van het Pgb voor gebruik taxi of vervoer door derden bedraagt € 1.438,17 of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen € 1.078,37 ieder, op jaarbasis.

      • iii.

        De hoogte van het Pgb voor gebruik rolstoeltaxi of vervoer door derden bedraagt € 2.213,28 of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen € 1.660,22 ieder, op jaarbasis.

      • iv.

        De hoogte van het Pgb voor gebruik taxi of vervoer door derden naast gebruik van fiets, scootmobiel of (elektrische) rolstoel bedraagt € 539,70 of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen € 405,03 ieder, op jaarbasis.

      • v.

        In het geval van een maatwerkbedrag taxi of vervoer door derden kan de daarvoor geïndiceerde aanvrager ook kiezen voor een tegemoetkoming op declaratiebasis (maatwerkbedrag). Uitbetaling vindt plaats op basis van declaratie. Als de declaratie niet voldoet aan in de beschikking gestelde verplichtingen en voorwaarden zal deze niet uitbetaald worden.

      • vi.

        De maximumhoogte van het bedrag als bedoeld onder v. bedraagt per jaar:

        • a.

          voor vervoer als bedoeld in lid ii € 4.934,40 of € 3.700,80 voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder;

        • b.

          voor vervoer als bedoeld in lid iii € 3.726,50 of € 2.795,13 voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder;

        • c.

          voor vervoer als bedoeld in lid iv € 1.850,40 of € 1.387,80 voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder.

      • vii.

        De hoogte van het Pgb voor aanpassing aan de eigen auto wordt vastgesteld op het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

      • viii.

        Voor een rolstoel wordt het persoonsgebonden budget vastgesteld op de hoogte van de goedkoopst adequate voorziening. Het budget wordt indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud of verzekering.

  • 4.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget voor niet-professionele ondersteuning bedraagt voor zover deze afwijkt van het bepaalde in het derde lid;

    • a.

      voor ambulante ondersteuning € 20,00 per uur;

    • b.

      voor dagbesteding € 20,00 per dagdeel.

 

artikel 7  

 

Artikel 4.7, lid 3 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

 

  • 3.

    Een persoon met beperkingen kan alleen voor woonvoorzieningen in aanmerking komen als hij rechtmatig een woonruimte bewoont, geen tijdelijke huurovereenkomst heeft en de ondervonden beperkingen in de woonruimte niet voortvloeien uit de aard van de in de woonruimte gebruikte materialen of uit de slechte staat van onderhoud van de woonruimte.

 

artikel 8  

 

Artikel 4.11 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

 

Financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Het college kan ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie op aanvraag een financiële tegemoetkoming verstrekken.

  • 2.

    De hoogte van de financiële tegemoetkomingen bedraagt voor:

    • a.

      De kosten van verhuizing en inrichting: € 2.412,72;

    • b.

      Gebruik van een eigen gesloten buitenwagen of een gesloten buitenwagen in bruikleen: per jaar € 222,05, of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder € 166,54;

    • c.

      Gebruik van een eigen personenauto of een personenauto in bruikleen: per jaar € 644,56, of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder € 483,16;

    • d.

      Gebruik van een eigen personenbus of een personenbus in bruikleen: per jaar € 933,42, of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder € 700,07.

  • 3.

    De hoogte van de financiële tegemoetkomingen voor:

    • a.

      De tegemoetkoming tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijke huur van de nog aan te passen woonruimte;

    • b.

      De tegemoetkoming bij huurderving is gelijk aan de kale huur;

    • c.

      Stallingskosten voor een scootmobiel zijn gelijk aan het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten;

    • d.

      De aanleg van een parkeerplaats is gelijk aan de kosten daarvoor zoals bepaald bij de legesverordening;

    • e.

      Vervoer naar dagbesteding is per jaar gelijk aan het aantal dagen dat de dagbestedingslocatie per week wordt bezocht maal 52 maal

      • i.

        € 6,39 voor een cliënt met een psychiatrische beperking;

      • ii.

        € 7,55 voor een cliënt met een lichamelijke, niet-aangeboren lichamelijke of verstandelijke beperking of leeftijdgerelateerde problematiek, en

      • iii.

        € 18,22 ingeval van rolstoelvervoer.

artikel 9  

 

Na Hoofdstuk 4 A wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

 

Hoofdstuk 4 B. Financiële tegemoetkoming meerkosten

 

Artikel 4.12 - Financiële tegemoetkoming meerkosten

  • 1.

    Het college kan ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie op aanvraag een financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.1.7 van de wet verstrekken aan ingezetenen die als gevolg van een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen aannemelijke meerkosten hebben.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming meerkosten kan in ieder geval worden verstrekt voor de meerkosten voor een voorziening, dan wel een aanpassing aan een voorziening, voor sportbeoefening.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels over de gevallen waarin een tegemoetkoming meerkosten kan worden verstrekt, de berekening van de hoogte en de wijze van verstrekking van de tegemoetkoming.

  • 4.

    De tegemoetkoming meerkosten kan inkomensafhankelijk zijn.

 

artikel 10  

 

Artikel 5.1.1, lid 2 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

 

  • 2.

    De cliënt is een bijdrage verschuldigd voor alle maatwerkvoorzieningen met uitzondering van ambulante ondersteuning als bedoeld in artikel 4.3, dagbesteding als bedoeld in artikel 4.4 en de financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.11.

artikel 11  

 

Artikel 5.3.1 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

 

Bijdrageplicht maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    De bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening, met uitzondering van de voorzieningen bedoeld in artikel 4.5, voor een persoon met beperkingen van 18 jaar en ouder is per vier weken maximaal € 13,00.

  • 2.

    [Vervallen per 01-01-2019]

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid is de gehuwde of de gehuwden tezamen, waarvan een van beiden of beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt of nog niet hebben bereikt geen bijdrage verschuldigd.

  • 4.

    [Vervallen per 01-01-2019]

  • 5.

    De kostprijs voor een maatwerkvoorziening wordt berekend op basis van:

    • a.

      als de dienst per uur wordt geleverd, de gecontracteerde uurprijs en de geleverde uren;

    • b.

      voor woon- en vervoersvoorzieningen, de laagste kostprijs die de gemeente betaalt voor de voorziening;

    • c.

      voor overige gevallen per periode en op basis van de vergoeding die de gemeente voor de dienstverlening over die periode verschuldigd is;

    • d.

      voor een persoonsgebonden budget voor bijdrageplichtige diensten en woon- en vervoersvoorzieningen: op basis van het door de cliënt bestede bedrag.

  • 6.

    Het college brengt de bijdrage voor de volgende periode in rekening:

    • a.

      voor dienstverlening: zolang de toekenning voor de dienstverlening niet is ingetrokken en er in een periode ondersteuning is geboden;

    • b.

      voor een voorziening in natura, anders dan onder a: zolang de cliënt gebruik maakt van of in het bezit is van de voorziening, en waar van toepassing tot maximaal de kostprijs van een eenmalig verstrekte voorziening;

    • c.

      bij een periodieke verstrekking van een persoonsgebonden budget: over iedere periode waarover een persoonsgebonden budget is verstrekt;

    • d.

      voor logeeropvang: het aantal etmalen dat de cliënt gebruik heeft gemaakt van de voorziening.

  • 7.

    Als een persoon over een periode voor meerdere voorzieningen een bijdrage is verschuldigd, dan komt de betaalde bijdrage allereerst ten goede aan de voorziening die eenmalig is verstrekt en waarvoor het college geen huur verschuldigd is.

  • 8.

    Wanneer meerdere personen gebruik maken van één voorziening, wordt de bijdrage berekend over de kosten gedeeld door het aantal bijdrageplichtige gebruikers.

  • 9.

    [Vervallen per 01-01-2019]

  • 10.

    In afwijking van het voorgaande geldt voor collectief vervoer een ritbijdrage die gelijk is aan het tarief voor het openbaar vervoer voor volwassenen (voltarief) dat door het dagelijks bestuur van de Stadsregio Amsterdam wordt vastgesteld. Een cliënt die tussen 18.00 uur en 01.00 uur reist krijgt 10% korting op de ritbijdrage.

 

Artikel 12  

 

Artikel 6.1, lid 3 en 4 worden gewijzigd en komen als volgt te luiden:

 

  • 3.

    Een besluit tot verlening van een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming kan worden ingetrokken als blijkt dat het budget binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    Als het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaald persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming worden teruggevorderd met terugwerkende kracht tot uiterlijk de datum dat het recht is ingetrokken.

 

Artikel 13  

 

Artikel 9.3 wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

 

  • II.

    Kennis te nemen van de hiernavolgende wijzigingen in de Toelichting Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015.

    • A.

      Aan artikel 2.1 over melding en onderzoek wordt aan de laatste zin van de 3e alinea een tekst toegevoegd die luidt:

      De aanvrager wordt in de onderzoeksfase reeds voorbereid op de eventuele keuze tussen een ondersteuning in natura, een financiële tegemoetkoming en een persoonsgebonden budget, ingeval er een maatwerkvoorziening wordt aangevraagd. De termijn voor het vaststellen van de ondersteuningsbehoefte bedraagt uiterlijk zes weken.

    • B.

      Aan artikel 2.5 over aanvraag persoonsgebonden budget wordt aan de eerste alinea een tekst toegevoegd die luidt:

      Voor maatwerkvoorzieningen bestaat in beginsel de mogelijkheid om te kiezen tussen de voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming en een persoonsgebonden budget. Indien iemand kiest voor verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget, moet hij hiervoor een motivering kunnen geven, zoals gesteld in het tweede lid onder b van artikel 2.3.6 van de wet.

    • C.

      In artikel 3.2 over basisvoorzieningen is de tweede zin gewijzigd en komt te luiden:

      De basisvoorzieningen zijn beschikbaar in alle wijken, en het Dagelijks Bestuur van de stadsdelen zal in de uitvoering een belangrijke rol spelen.

    • D.

      De titel van hoofdstuk 4 wordt gewijzigd en komt te luiden:

      Hoofdstuk 4 A. Maatwerkvoorzieningen

    • E.

      Aan artikel 4.2 over aanvullende criteria persoonsgebonden budget wordt een zin toegevoegd aan de tweede alinea die luidt:

      Het persoonsgebonden budget moet besteed worden aan het inkopen van zorg of ondersteuning. De cliënt mag het persoonsgebonden budget niet gebruiken voor bijvoorbeeld reiskosten, bemiddelingskosten en telefoonkosten.

    • F.

      Aan artikel 4.2 over aanvullende criteria persoonsgebonden budget wordt de tekst van de laatste zin van de 4e alinea gewijzigd die komt te luiden:

      Gemeenten kunnen bij het vaststellen van tarieven in de verordening bijvoorbeeld onderscheid maken tussen professionele ondersteuning waarbij wordt gewerkt volgens de toepasselijke kwaliteitsstandaarden en niet-professionele ondersteuning.

    • G.

      Aan artikel 4.2 over aanvullende criteria persoonsgebonden budget wordt de tweede zin van de 6e alinea verwijderd, en de komt de 6e alinea te luiden:

      Voor ambulante ondersteuning en dagbesteding geldt het gewogen gemiddelde tarief op basis van de tarieven die zijn afgesproken voor de maatwerkvoorziening in natura, minus een afslagpercentage van 15%. Voor logeeropvang geldt het tarief dat voor de maatwerkvoorziening in natura is afgesproken. Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt berekend via een puntensysteem. Het aantal vastgestelde punten maal het per punt geldende tarief bepaalt het budget. Aan de hand van de maatstaf voor hulp bij het huishouden worden aan de activiteiten en de frequentie ervan punten toegekend. Op basis van het aantal punten per jaar wordt de hoogte van het budget per week bepaald. Bij het bepalen van het tarief per punt is uitgegaan van het Pgb-tarief van € 17,40 per uur. Het Pgb-uurtarief en het tarief per punt zijn hierdoor automatisch aan elkaar gekoppeld.

      Het niet- professionele tarief voor ambulante ondersteuning en dagbesteding is vastgesteld op basis van een benchmark met diverse andere grote gemeenten.

    • H.

      Van artikel 4.4 over aanvullende criteria dagbesteding wordt de laatste zin gewijzigd en komt te luiden:

      In geval van een persoonsgebonden budget is hiervoor een financiële tegemoetkoming mogelijk.

    • I.

      De titel en inhoud van artikel 4.11 over de financiële tegemoetkoming is ingevoegd en luidt:

      In twee uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 12 februari 2018 heeft de rechter in zaken tegen de gemeenten Veldhoven en Uden bepaald dat de Wmo 2015 de mogelijkheid biedt om ondersteuning in de vorm van een financiële tegemoetkoming te verstrekken. Dat is in dit artikel geregeld. De financiële tegemoetkoming voor kosten van een verhuizing is een Amsterdamse regeling, en is ook bestemd voor de inrichtingskosten. Het bedrag dat per jaar wordt verstrekt voor vervoer naar dagbesteding wordt berekend aan de hand van het bedrag per etmaal vermenigvuldigd met het aantal dagen dat de dagbestedingslocatie wordt bezocht maal 52 weken.

    • J.

      Na hoofdstuk 4 A. wordt een hoofdstuk ingevoegd dat luidt:

      Hoofdstuk 4 B. Financiële tegemoetkoming meerkosten

      Artikel 4.12 Financiële tegemoetkoming meerkosten

      De Wmo 2015 kent de mogelijkheid van een financiële tegemoetkoming in de meerkosten en dat wordt met dit artikel geregeld. De financiële tegemoetkoming voor meerkosten voor een voorziening voor sportbeoefening kan ook een aanpassing aan een voorziening voor sportbeoefening betreffen. Het college kan naast de genoemde tegemoetkomingen meer tegemoetkomingen in nadere regels opnemen, en zal daarin tevens aangeven op welke wijze de afstemming met Wpi plaatsvindt.

    • K.

      Van hoofdstuk 5 over bijdragen is de 5e alinea gewijzigd en komt te luiden:

      Voorts wordt een bijdrage in de kosten gevraagd voor maatwerkvoorzieningen. Een bijdrage in de kosten kan de vraag remmen doordat burgers zelf een voorziening aanschaffen in plaats van deze bij de gemeente aan te vragen, kiezen voor een goedkopere oplossing of afzien van een voorziening voor incidenteel gebruik. Een uitzondering op de bijdrageplicht voor maatwerkvoorzieningen wordt gemaakt voor de financiële tegemoetkoming, ambulante ondersteuning en dagbesteding.

      Voor het collectief vervoer geldt dat het OV-tarief in Amsterdam wordt vastgesteld door de Stadsregio en te vinden is op www.stadsregioamsterdam.nl. Er geldt een korting van 10% op de ritbijdrage voor cliënten die buiten de drukke tijden reizen, dat wil zeggen tussen 18.00 uur en 01.00 uur (daltarief).

  • III.

    In te stemmen met een mandaat aan het college voor het aanbrengen van eventueel noodzakelijke redactionele wijzigingen in de tekst van de verordening en de toelichting op de verordening die het gevolg kunnen zijn van de bekendmaking van het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) die het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 zal wijzigen met betrekking tot het introduceren van een abonnementstarief voor de bijdrage in de kosten voor maatwerkvoorzieningen.

  • IV.

    Te bepalen dat de verordening wordt gepubliceerd in het Gemeenteblad en in werking treedt op 1 januari 2019, met dien verstande dat de wijziging onder 1. artikel 11 in werking treedt met ingang van het moment dat de overeenkomstige wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 in werking treedt.

 

Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd

in zijn vergadering op 19 december 2018.

De voorzitter

Femke Halsema

De raadsgriffier

Marijke Pe

Naar boven