Beleidsregels aanvullende tegemoetkoming kinderopvang gemeente Haarlemmermeer 2019

Burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer;

gelet op artikel 63 van de Verordening sociaal domein gemeente Haarlemmermeer 2019;

gelezen het voorstel d.d. 9 oktober 2018;

besluit vast te stellen:

 

HOOFDSTUK 1: BEGRIPSBEPALINGEN REGELING

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze uitvoeringsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet kinderopvang (Wk), de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb), Wet inburgering (WI) de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Gemeentewet.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer;

    • b.

      de Wet: de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

    • c.

      BRP: Basisregistratie Persoonsgegevens;

    • d.

      kinderopvang: het bedrijfsmatig of tegen een vergoeding verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint;

    • e.

      ouder: degene die het gezag uitoefent over het kind als bedoeld in artikel 1:251 Burgerlijk Wetboek;

    • f.

      verzorger: degene die benoemd is als voogd, als bedoeld in artikel 1:280 van de Burgerlijk Wetboek of degene die optreedt als pleegouder, als bedoeld in artikel 1 Wet op de Jeugdzorg;

    • g.

      tegemoetkoming: een bijdrage als bedoeld in artikel 1.13 van de Wet;

    • h.

      kinderopvangtoeslag: de bijdrage in de kinderopvang die Belastingdienst /Toeslagen op basis van art. 1.5 van de Wet verstrekt;

    • i.

      maximale uurprijs: de te vergoeden uurprijs voor kinderopvang zoals bedoeld in artikel 1.7 lid 2 van de Wet.

 

HOOFDSTUK 2: BELEIDSREGELS TEGEMOETKOMING KINDEROPVANG

Artikel 2. Doelgroep

Deze beleidsregels zijn van toepassing op een ouder/verzorger:

  • a.

    die volgens de BRP woonachtig is in de gemeente Haarlemmermeer;

  • b.

    de ouder als bedoeld in artikel 1.6 eerste lid sub c en e van de Wet; en

  • c.

    de ouder als bedoeld in artikel 1.6 eerste lid onder a van de Wet, die aanvullend op het inkomen een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ.

  • d.

    de inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 3 van de Wet inburgering.

 

Artikel 3. Noodzaak van kinderopvang

  • 1.

    Een tegemoetkoming wordt slechts verleend voor het aantal af te nemen uren kinderopvang dat naar het oordeel van het college als noodzakelijk kan worden aangemerkt in verband met de combinatie van de zorg voor het kind met:

    • a.

      deelname aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

    • b.

      deelname aan een lopende voorziening vóór 1 januari 2013 op grond van de Wet Inburgering;

    • c.

      het verrichten van betaalde werkzaamheden en aanvullend een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ.

  • 2.

    Voor het bepalen van het noodzakelijke aantal uren kinderopvang zijn de regels die op grond van artikel 1.7 van de Wet gelden met betrekking tot het maximale uren voor de bepaling van de hoogte van de kinderopvangtoeslag, van overeenkomstige toepassing voor de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming op basis van deze beleidsregel.

 

Artikel 4. Ingangsdatum tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt toegekend met ingang van de datum waarop de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Als op de in het eerste lid genoemde datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang daadwerkelijk plaatsvindt.

 

Artikel 5. Hoogte en duur van de tegemoetkoming

  • 1.

    De hoogte van de tegemoetkoming wordt vastgesteld aan de hand van het aantal uren dat naa het oordeel van het college als noodzakelijk kan worden aangemerkt.

  • 2.

    De tegemoetkoming wordt gebaseerd op het deel van de kosten kinderopvang waarover de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag berekent op grond van art. 1.7 van de Wet en de werkelijke kosten.

  • 3.

    Voor de ouder/verzorger met een inkomen tot maximaal 120% van de voor hem toepasselijke bijstandsnorm bedraagt de tegemoetkoming 100% van de kinderopvangkosten. Voor de ouder/verzorger met een inkomen dat hoger is dan 120% van de voor hem geldende bijstandsnorm, wordt 35% van dit meerdere inkomen op de tegemoetkoming in mindering gebracht.

  • 4.

    Indien de ouder/verzorger beschikt over een vermogen dat meer bedraagt dan het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet, niet zijnde het vermogen in de eigen woning, bestaat er geen recht op een tegemoetkoming.

  • 5.

    De tegemoetkoming wordt toegekend voor de duur van maximaal 12 maanden en kan daarna middels een herindicatie telkens met maximaal 12 maanden worden verlengd.

 

Artikel 6. Uitbetaling

De tegemoetkoming wordt in maandelijkse termijnen rechtstreeks uitbetaald aan de ouder/verzorger.

De tegemoetkoming wordt betaald op basis van een factuur.

 

Artikel 7. Inlichtingenplicht van de ouder/verzorger

  • 1.

    De ouder/verzorger of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot wijziging of beëindiging van de tegemoetkoming.

  • 2.

    De ouder/verzorger verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van belang zijn.

 

HOOFDSTUK 3: SLOTBEPALINGEN REGELING

Artikel 8. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de

bepalingen in deze beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende

aard zou leiden.

 

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na die van bekendmaking en werken terug

tot en met 31 december 2018, behoudens in situaties waarbij sprake is van negatieve gevolgen voor

de belanghebbende en vervangen daarmee het Besluit beleidsregels aanvullende tegemoetkoming

kinderopvang gemeente Haarlemmermeer 2013.

 

Artikel 10. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels aanvullende tegemoetkoming

kinderopvang gemeente Haarlemmermeer 2019”.

 

 

ALGEMEEN

In deze beleidsregels zijn de bepalingen met betrekking tot de vaststelling van de noodzaak van

kinderopvang, de verlening, de hoogte en de vaststelling van de tegemoetkoming opgenomen.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

HOOFDSTUK 1: BEGRIPSBEPALINGEN REGELING

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen die noodzakelijk zijn voor het begrip van deze

regeling.

 

HOOFDSTUK 2: BELEIDSREGELS

Artikel 2. Doelgroep

De doelgroepen zijn niet beperkt tot de in de wet genoemde doelgroepen. Van de mogelijkheid

om zelf doelgroepen aan te wijzen is in deze beleidsregels gebruik gemaakt. Naast de doelgroepen

zoals die zijn opgenomen in de wet, blijft de gemeente de tegemoetkoming verstrekken aan

inburgeraars die vóór 1 januari 2013 deelnamen aan een verplicht inburgeringstraject. De doelgroep

inburgeraars is uit de wet gehaald omdat de regels voor inburgering per 1 januari 2013 veranderen.

De gemeenten kunnen vanaf 1 januari 2013 inburgeraars geen inburgeringstraject bieden. Deze

verantwoordelijkheid wordt overgeheveld naar het DUO, waardoor deze doelgroep bij gemeenten

niet meer in beeld zijn. Met de overgangsregeling kan de doelgroep inburgeraars onder dezelfde

voorwaarden (v.w.b. kosten kinderopvang) het inburgeringstraject afmaken.

Tevens blijft de gemeente de tegemoetkoming verstrekken aan parttime werkenden met een

aanvullende Participatiewet, IOAW of IOAZ uitkering. Nuggers vallen niet onder deze regeling.

 

Artikel 3. Noodzaak van kinderopvang

Een tegemoetkoming wordt slechts verstrekt indien kinderopvang noodzakelijk is voor de

combinatie van de zorg voor het kind en de taak van de ouder waardoor deze tot de doelgroep

behoort (deelname aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, participatie, inburgering

of het verrichten van betaald werk). Bij de bepaling van de noodzaak wordt tevens rekening

gehouden met de verplichtingen van de eventuele partner van de ouder en de reistijden van de

ouder en de partner. Indien de ouder gedurende meer uren gebruik maakt van kinderopvang dan

naar het oordeel van het college noodzakelijk is, dan wordt bij de bepaling van de

tegemoetkoming slechts rekening gehouden met de kosten tot het maximaal aantal noodzakelijke

uren. De meerkosten als gevolg van het onnodig afnemen van uren worden niet meegenomen bij

het bepalen van het recht op de tegemoetkoming. Hierbij wordt aangesloten bij de regels op

grond van 1.7 van de wet.

De tegemoetkoming die de gemeente verstrekt, wordt berekend op basis van het verschil van de

kinderopvangtoeslag die door de Belastingdienst wordt verstrekt en de werkelijke kosten, rekening

houdend met het maximale uurtarief dat de door de Belastingdienst is vastgesteld.

Lid 1 onder c

De tegemoetkoming in de kosten kinderopvang wordt ook verstrekt aan de groep parttime

werkenden met een aanvullende Participatiewet. IOAW en IOAZ-uitkering.

 

Artikel 4. Ingangsdatum tegemoetkoming

De tegemoetkoming moet door de ouder(s)/verzorger(s) schriftelijk worden aangevraagd bij het

college. De aanvraagdatum is in principe de ingangsdatum. De tegemoetkoming wordt alleen

verstrekt als er daadwerkelijk kinderopvang plaatsvindt.

 

Artikel 5. Hoogte en duur van de tegemoetkoming

Net als bij de tegemoetkoming op grond van de Wk is de hoogte van de tegemoetkoming voor de

kosten van kinderopvang afhankelijk van het aantal uren kinderopvang dat noodzakelijk is en de

prijs die voor de kinderopvang betaald moet worden. Verder wordt een maximale uurprijsvergoeding

gehanteerd voor de kinderopvang. Deze uurprijsvergoeding en het maximaal te vergoeden uren,

wordt jaarlijks vastgesteld door de Belastingdienst. Indien er geen kinderopvang beschikbaar is

tegen de maximale uurprijs, dan kan het college afwijken van deze regel.

Voor de ouder(s)/verzorger(s) met inkomen tot 120% van de voor hen toepasselijke bijstandsnorm,

betaalt de gemeente de volledige kinderopvangkosten rekening houdend met de maximale

uurprijsvergoeding. Ouder(s)/verzorger(s) met inkomen hoger dan 120% van de voor hen

toepasselijke bijstandsnorm, moeten een deel van de kosten zelf betalen. Van het inkomen dat

hoger is dan 120% van de toepasselijke norm, wordt 35% op de tegemoetkoming in mindering

gebracht.

Indien de ouder(s)/verzorger(s) een vermogen hebben dat hoger is dan het vrij te laten bescheiden

vermogen zoals dat opgenomen is in artikel 34 van de Participatiewet, bestaat er geen recht op een

tegemoetkoming. Er wordt geen rekening gehouden met het vermogen in de door de

ouder(s)/verzorger(s) bewoonde (eigen) woning.

 

Artikel 6. Uitbetaling

De tegemoetkoming wordt in beginsel maandelijks aan de ouder/verzorger uitbetaald aan de hand

van te overleggen nota‘s.

 

Artikel 7. Inlichtingenplicht van de ouder/verzorger

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

HOOFDSTUK 3: SLOTBEPALINGEN REGELING

Artikel 8. Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 9. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 10. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Naar boven