Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Echt-Susteren houdende regels omtrent individuele inkomenstoeslag Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Echt-Susteren 2019

De raad van de gemeente Echt-Susteren,

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren d.d. 09-10-2018 met BBV nummer 544319;

 

gezien het advies van het Participatieplatform

 

Besluit:

 

De volgende verordening vast te stellen:

 

Verordening Individuele inkomenstoeslag gemeente Echt-Susteren 2019.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de Wet;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      inkomen: het inkomen bedoeld in artikel 32 van de wet. Een bijstandsuitkering wordt in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op de individuele inkomenstoeslag als inkomen gezien;

    • d.

      peildatum: de datum waarop de aanvraag van de individuele inkomenstoeslag is ontvangen;

    • e.

      referteperiode: een periode van 24 maanden voorafgaand aan de peildatum;

    • f.

      SVB: Sociale verzekeringsbank;

    • g.

      UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

    • h.

      Wet: Participatiewet.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Voorwaarden

  • 1.

    Een belanghebbende kan op verzoek in aanmerking komen voor een individuele inkomenstoeslag als hij:

    • a.

      op de peildatum 21 jaar of ouder is, maar de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt;

    • b.

      langdurig een laag inkomen heeft;

    • c.

      op de peildatum geen in aanmerking te nemen vermogen heeft;

    • d.

      naar het oordeel van het college, op de peildatum gelet op de individuele omstandigheden, geen uitzicht heeft op inkomensverbetering; en

    • e.

      op de peildatum de gemeente Echt-Susteren als woonplaats heeft.

      • 3.

        Tot de omstandigheden, bedoeld in het eerste lid onder d, worden in ieder geval gerekend:

    • a.

      de krachten en bekwaamheden van de persoon, waarbij de navolgende, individuele aspecten betrokken kunnen worden:

      • -

        de medische, psychische en sociale omstandigheden;

      • -

        opleidingsniveau;

      • -

        werkervaring;

      • -

        gevolgde trajecten, gericht op participatie en arbeidsinschakeling;

    • b.

      de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen, waarbij betrokken wordt:

      • -

        of er gedurende de referteperiode sprake is geweest van een maatregel in verband met het niet nakomen van de arbeids- en re-integratieverplichtingen, opgelegd door het UWV, SVB of het college en/of;

      • -

        belanghebbende gedurende de referteperiode verwijtbaar heeft nagelaten om factoren die het uitzicht op inkomensverbetering belemmeren op te lossen.

Artikel 3. Langdurig laag inkomen

Een belanghebbende heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder b van deze verordening als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Hierbij wordt de toepasselijke bijstandsnorm voor alleenstaande ouders verhoogd met een bedrag gelijk aan 20% van de echtparennorm.

Artikel 4. Gehuwden

  • 1.

    Indien het een verzoek van gehuwden of samenwonenden betreft, dienen beide gehuwden/samenwonenden te voldoen aan de voorwaarden - gesteld in artikel 2 van deze verordening.

  • 2.

    Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 3.

    Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.

Artikel 5. Hoogte van de toeslag

  • 1.

    De Individuele inkomenstoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      Voor gehuwden of samenwonenden gezamenlijk € 550;

    • b.

      Voor een alleenstaande ouder € 550;

    • c.

      Voor een alleenstaande € 400.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid is de gezinssituatie op de peildatum bepalend.

Artikel 6 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet of waarbij de toepassing tot onrechtvaardige gevolgen zou leiden beslist het college.

Artikel 7 Inwerkingtreding en intrekken oude regeling

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Echt-Susteren 2015.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Echt-Susteren 2019”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 13 december 2018.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad d.d. 13-12-2018.

De raad voornoemd,

mr. M.M.W.H.Y. Hermans

griffier

dr. J.W.M.M.J. Hessels

burgemeester.

Toelichting bij de verordening Individuele inkomenstoeslag gemeente Echt-Susteren 2019

Algemeen

Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van een component reservering, in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is bij de invoering van de Wet werk en bijstand (hierna: WWB) in 2004 de langdurigheidstoeslag in het leven geroepen. Per 1 januari 2015, met de overgang van de WWB naar de Participatiewet (hierna: PW), vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag.

 

De individuele inkomenstoeslag is dus bedoeld voor personen die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen zonder dat zij zicht hebben op verbetering van dat inkomen. Dat laatste onderdeel betekent dat er individueel getoetst moet worden of iemand in aanmerking kan komen voor een individuele inkomenstoeslag.

 

Vanaf 1 januari 2019 kunnen personen naast de individuele inkomenstoeslag, mits men voldoet aan de vereisten voor deze beleidsregel, tevens in aanmerking komen voor de Maatschappelijk actief bonus gemeente Echt-Susteren 2019.

 

Vast te leggen regels in verordening

De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor personen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die belanghebbende, geen uitzicht hebben op inkomensverbetering.

 

Bij verordening moet de gemeenteraad op grond van artikel 8 PW regels stellen over het verlenen van de individuele inkomenstoeslag. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’.

 

Daarnaast moet er in de verordening nader invulling worden gegeven aan het criterium ‘geen uitzicht op inkomensverbetering. Hierbij dienen de volgende criteria betrokken worden:

 

- de krachten en bekwaamheden van de persoon om tot inkomensverbetering te komen

(art. 36 lid 2 onder a PW);

- de inspanningen die de persoon heeft gedaan om tot inkomensverbetering te komen

(art.36 lid 2 onder b PW.).

 

In de verordening wordt aangegeven welke criteria daarbij relevantie hebben of kunnen hebben.

 

(Voorgaande) Verordening individuele inkomenstoeslag

In de Uitgangspuntennotitie Participatiewet uit 2014 is ervoor gekozen om als invulling van ‘geen zicht op inkomensverbetering’ en de daarmee samenhangende omstandigheden onder andere te bepalen dat alleen mensen met een (gehele of gedeeltelijke) ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling of mensen die werken in aanmerking komen voor de individuele inkomenstoeslag.

 

Met de Verordening individuele inkomenstoeslag formaliseerde de gemeente Echt-Susteren deze invulling.

 

Verordening individuele inkomenstoeslag 2019

De Rechtbank Limburg heeft op 29 augustus 2016 een uitspraak gedaan over het bij verordening aanwijzen van een categoriale doelgroep, waardoor iedereen die niet tot de aangewezen doelgroep behoort, wordt uitgesloten van de individuele inkomenstoeslag.

 

De uitspraak (ECLI=NL:RBLIM:2016:7454) komt er op neer dat uit de bepalingen van de ‘oude’ verordening voortvloeit dat uitsluitend die personen, die geen arbeidsverplichting hadden, in aanmerking komen voor een individuele inkomenstoeslag. Het bij verordening aanwijzen van een categoriale doelgroep, waardoor iedereen die niet tot de aangewezen doelgroep behoort, wordt uitgesloten van de individuele inkomenstoeslag, acht de rechtbank in strijd met artikel 36 van de PW.

 

Artikel 36 eerste lid van de PW gaat namelijk uit van maatwerk waarbij het recht op een individuele inkomenstoeslag bepaald moet worden op basis van een individuele beoordeling.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1.

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn door de bepaling in het eerste lid van toepassing op deze verordening.

 

Inkomen

Voor het begrip inkomen is een van de Participatiewet afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te geven voor het begrip langdurig, laag inkomen, is de bevoegdheid ontstaan om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 Participatiewet nader te omschrijven. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 Participatiewet.

 

Peildatum

Onder peildatum wordt de datum verstaan waarop het verzoek om een individuele inkomenstoeslag wordt ontvangen. Vanaf de peildatum wordt beoordeeld of de belanghebbende langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft en, gelet op de omstandigheden van die belanghebbende, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft.

 

Referteperiode

Verder is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van 2 jaren voorafgaand aan de peildatum.

 

Artikel 2.

De criteria die in het eerste lid, in de onderdelen a tot en met e staan genoemd, zijn de criteria die ook in artikel 36 PW zijn benoemd.

 

Uit onderdeel d vloeit voort dat er naast de vaste criteria ook een individuele toets plaatsvindt. Het college moet beoordelen of er, gelet op de individuele omstandigheden van de persoon, uitzicht is op inkomensverbetering. Daarbij moet het college op grond van de wet in ieder geval betrekken:

  • a.

    de krachten en bekwaamheden van de persoon; en

  • b.

    de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Aangezien het hier een toetsing van de individuele omstandigheden betreft, worden geen vaste doelgroepen benoemd in de verordening die wel of niet in aanmerking kunnen komen voor de toeslag. In het tweede lid is - niet limitatief - aangegeven wat het college kan of zou kunnen betrekken bij de afweging of, gelet op de individuele omstandigheden, er geen uitzicht is op inkomensverbetering.

 

In het tweede lid, onder b, is aangegeven dat een opgelegde maatregel wordt betrokken bij de beoordeling van de inspanningen die een persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Het betreft een maatregel in verband het niet nakomen van de arbeidsverplichting en re-integratieverplichting opgelegd door het UWV, SVB of het college.

 

Het college is bevoegd ook in andere situaties waarbij mensen in onvoldoende mate getracht hebben om tot inkomensverbetering te komen, dan wel verwijtbaar hebben nagelaten om belemmeringen die aan de weg staan tot inkomensverbetering weg te nemen of aan te pakken, de individuele inkomenstoeslag niet toe te kennen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het door eigen toedoen vroegtijdig beëindigen van een schuldhulpverleningstraject.

 

Artikel 3.

Van belang bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, is wat onder ‘langdurig’ en onder ‘laag’ wordt verstaan.

Langdurig

De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum, wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 1 onder e van deze verordening.

Laag inkomen

Een inkomen is laag als het totale inkomen gedurende de gehele referteperiode niet hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm, exclusief de vakantiegelduitkering.

 

Artikel 4.

Bij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op individuele inkomenstoeslag de gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden personen op peildatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet.

 

Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag.

 

Voor de toepassing van deze beoordeling wordt gekeken naar de gezinssituatie op de peildatum.

 

Gehuwden/samenwonenden

Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand.

Als slechts één partner recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Dat is geregeld in het tweede lid.

Daarbij moet rekening gehouden worden met de toepassing van artikel 32, derde en vierde lid van de Participatiewet.

 

Artikel 5.

Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaande, een alleenstaande ouder en gehuwden.

 

Artikel 6.

De individuele inkomenstoeslag is onderworpen aan het individualiseringsbeginsel van de PW. Omwille van de duidelijkheid wordt met dit artikel aangegeven dat het college de opdracht heeft om te beoordelen of er redenen zijn om af te wijken van de algemene regel. Indien daar redenen toe zijn kan uitsluitend ten gunste van de verzoeker worden afgeweken. Dit is een bevoegdheid van het college.

 

Artikel 7.

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 8.

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Naar boven