Gemeenteblad van Eijsden-Margraten
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Eijsden-Margraten | Gemeenteblad 2018, 281838 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Eijsden-Margraten | Gemeenteblad 2018, 281838 | Verordeningen |
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten houdende regels omtrent jeugdhulp Nadere regels Jeugdhulp gemeente Eijsden-Margraten 2019
Voor de afhandeling van klachten in het kader van de uitvoering van de verordening Jeugdhulp en het besluit is het gemeentelijk klachtenreglement in het kader van de Verordening interne klachtbehandeling van de gemeente Eijsden-Margraten van toepassing.
Hoofdstuk 3. Algemeen gebruikelijke voorzieningen en hulp
Artikel 6: algemeen gebruikelijke voorzieningen
Gebruikelijke voorzieningen, als gedefinieerd in artikel 1 lid c van deze nadere regels, komen niet voor verstrekking als individuele voorziening of als persoonsgebonden budget in aanmerking.
Hoofdstuk 4. Vormen van Jeugdhulp
Artikel 8: vormen van Jeugdhulp
Onder de individuele voorzieningen vallen de voorzieningen zoals opgenomen in “Beschrijving Arrangementen Jeugdhulp Zuid-Limburg 2018”en de “Verwijsgids 2018” of de eventuele opvolgers van beide hiervoor genoemde documenten. Zie www.jeugdhulpzuidlimburg.nl of www.sociaaldomein-maastricht-heuvelland.nl.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Alleen de begripsbepalingen die niet zijn opgenomen in de Wet of Verordening zijn hier opgenomen.
Artikel 2: wijze van verstrekking van een voorziening
De wetgeving noemt de individuele voorziening, dan wel het persoonsgebonden budget als verstrekkingsvormen. De term individuele voorziening wordt in de wetgeving vaak als synoniem gebruikt voor een verstrekking in natura. Daarmee wordt bedoeld dat de gemeente de aanvrager een voorziening verstrekt. Het college is in deze gevallen de opdrachtgever. Het persoonsgebonden budget is een geldbedrag.
In artikel 9 lid 1 van de verordening wordt het college opgedragen een regeling vast te stellen voor een herbeoordeling van de melding. Artikel 3 van het besluit voorziet in deze regeling.
Een second opinion heeft betrekking op situaties waarbij de cliënt zich niet geholpen voelt of het oneens is met de adviezen, verwijzingen en afspraken die voortvloeien uit het onderzoek. Het biedt cliënt een vorm van rechtsbescherming waar hij dit in de meldingsfase op grond van de Algemene wet bestuursrecht (nog) niet heeft.
Het initiatief voor de second opinion ligt in alle gevallen bij de cliënt. Hij bepaalt ook welke van de twee geboden opties de second opinion behandelt. Intern gaat het om een medewerker met een specifieke deskundigheid ten aanzien van het proces en/of de inhoud. In alle gevallen is het aan de gemeente om de behandelaar voor de second opinion aan te wijzen. In geval van een externe deskundige is het college opdrachtgever van het onderzoek en waarborgt de onafhankelijkheid. Dit is conform de praktijk ingeval van bezwaar (en beroep).
Cliënt kan in alle gevallen en op ieder moment besluiten tot het indienen van een aanvraag
Als hoofdregel is vastgelegd dat een verzoek om een second opinion niet leidt tot schorsing van rechtswege. Hiermee wordt aangesloten bij de praktijk zoals deze in de Algemene wet bestuursrecht (artikel 6:16 Awb) is vastgelegd.
In artikel 9 lid 2 van de verordening wordt het college opgedragen een regeling vast te stellen voor de behandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen. De gemeente Eijsden-Margraten kent voor de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht de ‘Verordening interne klachtbehandeling gemeente Eijsden-Margraten 2014’ en een op basis daarvan opgesteld klachtenreglement.
Artikel 5: het periodiek onderzoek.
Artikel 10 lid 3 van de verordening is bepaald dat het college nadere regels kan vaststellen ten aanzien van de periodiciteit van onderzoeken. Artikel 5 van het besluit voorziet hierin.
Gekozen is voor een termijn van in beginsel 3 jaar. Of een kortere termijn noodzakelijk is zal mede afhangen van de aard, de wijze en de omvang van de individuele ondersteuningsbehoefte van de cliënt en wat bij het onderzoek is vastgesteld. Afhankelijk hiervan kan ook een langere termijn overwogen worden.
De jeugdige en/of zijn ouders, de formele en/of informele hulp kunnen tussentijds op ieder moment om een nieuw onderzoek vragen. Professionele aanbieders hebben als opdracht aan de gemeente te signaleren wanneer de ondersteuningsbehoefte van de cliënt verandert.
Het periodiek onderzoek kan tot de conclusie leiden dat het geheel aan maatregelen nog altijd goed op de persoon is afgestemd, maar ook dat het college tot een heroverweging komt en beslist dat de cliënt meer of minder diensten en/of ondersteuning via andere voorzieningen nodig heeft.
Daar waar er geen sprake is van een individuele voorziening wordt vooralsnog geen richtinggevende termijn gesteld. Per individueel geval wordt beoordeeld in hoeverre en binnen welke termijn een periodiek onderzoek plaatsvindt.
Hoofdstuk 3. Algemeen gebruikelijke voorzieningen en hulp
Artikel 6: algemeen gebruikelijke voorzieningen
In dit artikel wordt expliciet gemaakt dat voorzieningen die als algemeen gebruikelijk kunnen worden aangemerkt niet voor verstrekking als individuele voorziening of persoonsgebonden budget in aanmerking komen.
Lid 2 bevat een niet limitatieve opsomming gebaseerd op het huidige beleid.
Waar de grens precies getrokken moet worden tussen wat algemeen gebruikelijk is en wat dat
niet is, zal afgemeten moeten worden aan algemeen maatschappelijke normen en is ter invulling van de gemeente. In het algemeen kan gesteld worden dat iets algemeen gebruikelijk is
wanneer voldaan is aan de volgende voorwaarden:
Artikel 7: algemeen gebruikelijke hulp
In dit artikel wordt expliciet gemaakt dat hulp die als gebruikelijk kan worden aangemerkt niet voor verstrekking als individuele voorziening of persoonsgebonden budget in aanmerking komt.
Uitgangspunt is dat ouders verantwoordelijk zijn voor het opgroeien en de opvoeding van hun kinderen. Daarnaast is het uitgangspunt dat mensen die samen een leefeenheid vormen, elkaar horen te helpen, waar dat kan. Ze zijn dus ook gezamenlijk verantwoordelijk voor het creëren van een veilig klimaat waarin de jeugdigen kunnen opgroeien. Ze zijn ook gezamenlijk verantwoordelijk voor een huishouden. Het aandeel dat ieder lid van de leefeenheid geacht wordt bij te kunnen dragen aan het opvoeden en opgroeien wordt gebruikelijke hulp genoemd.
Lid 2 bevat een verwijzing naar de richtlijn gebruikelijke hulp die bij de beoordeling wordt gehanteerd. Als bijlage 1 is de richtlijn gebruikelijke hulp Maastricht-Heuvelland toegevoegd.
Hoofdstuk 4. Vormen van Jeugdhulp
Artikel 9: vormen van jeugdhulp
De Jeugdwet maakt een onderscheid tussen voorzieningen die rechtstreeks toegankelijk zijn zonder – of op basis van een beperkte – toegangsbeoordeling, en voorzieningen waarvoor een besluit van het college nodig is. Deze laatste worden in de Jeugdwet ‘’individuele voorzieningen” genoemd. De afbakening van algemene en individuele voorzieningen is een belangrijk beleidsinstrument van de gemeente. In de Verordening worden deze voorzieningen op hoofdlijnen beschreven. In dit artikel van het besluit is opgenomen om welke voorzieningen het meer concreet gaat. De jeugdige en zijn ouders kunnen zich voor deze jeugdhulp dus rechtstreeks tot de jeugdhulpaanbieder wenden.
In tegenstelling tot de vrij toegankelijke jeugdhulp zijn de onder dit artikel genoemde vormen van jeugdhulp toegankelijk nadat een voorziening is toegekend door de gemeente als individuele voorziening of nadat een daartoe bevoegd orgaan de jeugdige en zijn ouders heeft verwezen.
Artikel 9: citeertitel en inwerkingtreding
Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Bijlage 1: Richtlijn gebruikelijke hulp Maastricht-Heuvelland
Het begrip gebruikelijke hulp kent de wet niet. Wel is wettelijk bepaald dat gekeken kan worden naar de eigen mogelijkheden en het oplossend vermogen van de ouder(s) en de jeugdige. Daarbij geldt het uitgangspunt dat ouders in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het verzorgen en naar eigen inzicht opvoeden van hun kinderen (zorgplicht). Het begrip gebruikelijke hulp sluit aan op het (voormalige) Besluit zorgaanspraken AWBZ en thans geldende Besluit langdurige zorg en is van belang voor de vormen van jeugdhulp: begeleiding, persoonlijke verzorging en verblijf. Het uitgangspunt is dat deze vormen van jeugdhulp niet hoeven te worden ingezet voor zover sprake is van gebruikelijke hulp. Elk kind heeft gedurende zijn leven periodes waarin het meer aanspraak maakt op zijn ouders. Dit zal in de afweging of er sprake is van gebruikelijke hulp meegenomen worden.
Gebruikelijke hulp is de hulp die van ouders, grootouders, inwonende huisgenoten en mensen uit het sociaal netwerk verwacht wordt te bieden aan kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel per leeftijd, in relatie tot jeugdzorg.
In onderstaand schema wordt een overzicht gegeven van de ontwikkelingsopgaven, opvoedingsvragen en ‘normale problemen’ per leeftijdscategorie en wat van ouders verwacht mag worden.
Figuur 1 Overzicht van ontwikkelingsopgaven, opvoedingsvragen en ‘normale problemen’
De ontwikkeling van een kind is een interactief proces is tussen kind en de (pedagogische) omgeving. De omgeving beïnvloedt de manier waarop een kind zich ontwikkelt. Maar een kind heeft ook invloed op de omgeving.
De zorgplicht van ouder(s) strekt zich uit over verzorging, begeleiding en opvoeding die de ouder(s), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de ‘zorg’ bij kortdurende ziekte. Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp voor de kinderen over. Gebruikelijke hulp voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een ouder. Dat betekent dat het college, in het geval ouders die gescheiden zijn, ook rekening kan houden met de ouder waar de jeugdige niet woonachtig is. Is er sprake van co-ouderschap dan spreekt het voor zich dat voor beide ouders wordt beoordeeld of sprake is van gebruikelijke hulp.
De beoordeling of sprake is van gebruikelijke hulp is gebaseerd op de volgende feiten en omstandigheden:
Het college kan pas na een onderzoek vaststellen of van de ouder(s) in het individuele geval verwacht mag worden dat gebruikelijke hulp wordt geboden.
Het is gebruikelijk dat ouders hun kind de dagelijkse hulp dan wel zorg bieden die past bij de leeftijd en ontwikkelingsfase van hun kind. In bijlage 1A is een overzicht van gebruikelijke zorg/hulp per leeftijdscategorie opgenomen.
Alle niet in bijlage 1A genoemde persoonlijke verzorging door de ouder / verzorger aan het kind is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden. Het aanleren van handelingen op het gebied van persoonlijke verzorging aan jeugdigen valt ook aan te merken als gebruikelijke zorg. Mocht er sprake zijn van een langdurige situatie dan zal opnieuw een beoordeling plaats dienen te vinden.
Het uitvoeren van verpleegkundige handelingen door ouders van een thuiswonend kind is gebruikelijke hulp, wanneer deze handelingen aan te leren zijn. Deze vallen onder gebruikelijke zorg als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden enin chronische situaties betreft het indiceerbare zorg.
Bij gebruikelijke hulp voor kinderen kan het ook gaan om activiteiten die niet standaard bij alle kinderen noodzakelijk zijn, maar die wel als gangbare hulp dan wel zorg van ouders aan kinderen kunnen worden aangemerkt. Zo is het bijvoorbeeld niet ongebruikelijk dat kinderen van 4 jaar nog stimulans, toezicht of hulp nodig hebben bij het naar het toilet gaan. Bij kinderen met een behoefte aan jeugdhulp is het gebruikelijk dat ouders zo nodig de dagelijkse hulp dan wel zorg leveren, die meer kan zijn dan gemiddeld noodzakelijk is bij kinderen zonder behoefte aan jeugdhulp van dezelfde leeftijd. Immers, ook bij die kinderen van dezelfde leeftijd verschilt de inzet van de dagelijkse hulp dan wel zorg van kind tot kind. Voor kinderen geldt dat er een bandbreedte is in het normale ontwikkelingsprofiel. Ook tussen kinderen van dezelfde leeftijd zonder behoefte aan jeugdhulp kan de omvang van de hulp dan wel zorg (per dag) verschillen. Elk kind ontwikkelt zich in een eigen tempo. Het college beoordeelt in dat kader of de tijd die nodig is voor de hulp dan wel zorg veel meer kost vanwege de aandoening van het kind. Denk aan het wassen en kleden van een kind met bijvoorbeeld spasticiteit.
Opvoedingsvaardigheden van de ouder(s)
Voor de beantwoording van de vraag of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) toereikend zijn geldt het volgende. Het college beoordeelt dat aan de hand van de opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen van de jeugdige en welke problemen ouders ondervinden met betrekking tot de zogeheten zorgplicht. Het kan voorkomen dat de ouder(s) zelf - al dan niet tijdelijk - onvoldoende opvoedcapaciteiten hebben om om te gaan met (kortgezegd) opgroeiproblemen van hun kinderen die daarmee verband houden. In die gevallen kan het college ondersteuning, hulp dan wel zorg bieden die er op gericht is om ouders instrumenten in handen te geven waardoor zij dit wel (weer) kunnen doen. Er bestaan echter ook (kortgezegd) opgroeiproblemen waarbij er jeugdhulp in de vorm van een voorziening noodzakelijk kan zijn, zonder dat sprake is van onwil of onvermogen bij de jeugdige of zijn ouders. Denk bijvoorbeeld aan een beperking (als bedoeld in de wet) die het noodzakelijk maakt dat er een voorziening wordt getroffen.
Permanent toezicht gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen, valt niet onder gebruikelijke hulp. Daarbij heeft het college oog voor een mogelijke aanspraak op intensieve kindzorg op grond van de Zorgverzekeringswet of toegang tot de Wet langdurige zorg.
Bij een beroep op (dreigende) overbelasting van de ouder(s) moet dat aannemelijk worden gemaakt en zo nodig nader worden onderbouwd. De ouder(s) is verplicht, desgevraagd, zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek. Weigert de ouder(s) mee te werken aan een onderzoek naar (dreigende) overbelasting, dan kan het recht op een individuele voorziening niet worden vastgesteld,.
Soms is het duidelijk dat de ouder(s) overbelast is, maar soms ook niet. Niet alleen de omvang van de planbare hulp dan wel zorg, maar ook de mate van de noodzaak tot het continu aanwezig zijn om onplanbare hulp dan wel zorg te bieden kan van invloed zijn op de belastbaarheid van de ouder(s) die geacht wordt gebruikelijke hulp te verlenen. Met andere woorden: het uitvoeren van enkele taken op vooraf gezette (gebruikelijke) momenten is vaak minder belastend dan het uitvoeren van dezelfde taken waarbij continue aanwezigheid en alertheid van de ouder(s) die geacht wordt gebruikelijke hulp te verlenen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-281838.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.