Algemene plaatselijke verordening

De raad van de gemeente Heumen in openbare vergadering bijeen;

Gezien het voorstel van het college van 23 oktober 2018;

Gehoord de Commissie Bestuur en Organisatie van 8 november 2018;

Gelet op de artikelen 149, 151c en 151d van de Gemeentewet;

besluit:

Vast te stellen de verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Heumen 2009 betreffende:

  • 1.

    het laten vervallen van artikel 1:3 van hoofdstuk 1. Algemene bepalingen en het in plaats daarvan toevoegen van een tweede lid en derde lid aan artikel 1:8.

  • 2.

    het wijzigen van artikel 1:7 van hoofdstuk 1. Algemene bepalingen door het toevoegen van een tweede lid;  

  • 3.

    het wijzigen c.q. samenvoegen van de artikelen 2:10 en 2:10 A van hoofdstuk 2. Openbare orde, afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg;

  • 4.

    het wijzigen van de artikelen 2:24 - 2:26e van hoofdstuk 2. Openbare orde, afdeling 7. Evenementen;

  • 5.

    het wijzigen van de artikelen 2:27 - 2:34 van hoofdstuk 2. Openbare orde, afdeling 8. Toezicht op openbare inrichtingen;

  • 6.

    het toevoegen van artikel 2:38 aan hoofdstuk 2. Openbare orde, afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf;

  • 7.

    het toevoegen en vernummeren van artikel 2:41 respectievelijk 2:41a aan hoofdstuk 2. Openbare orde, afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid;

  • 8.

    het toevoegen van artikel 2:44 a aan hoofdstuk 2 Openbare orde, afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid;

  • 9.

    het toevoegen van artikel 2:74a aan hoofdstuk 2 Openbare orde, afdeling 14. Drugsoverlast;

  • 10.

    het wijzigen van artikel 2:77 van hoofdstuk 2. Openbare orde, afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen en gebiedsontzegging;

  • 11

    het toevoegen van artikel 2:80 aan hoofdstuk 2. Openbare orde, afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen en gebiedsontzegging;

  • 12

    het wijzigen van de artikelen 1:10, 2:44, 4:13, 4:17, 4:18, 4:19, 5:8 en 5:13;

  • 13

    het wijzigen van de artikelen 6:1 - 6:6 van hoofdstuk 6. Straf,- Overgangs- en slotbepalingen;

  • 14

    inspraak op de wijzigingen in deze verordening te verlenen en de wijze van inspraak te bekrachtigen en daarmee vast te stellen;

  • 15

    de “Brandbeveiligingsverordening 2011” in te trekken.

     

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1:3 Indiening aanvraag (vervallen)

 

Artikel 1:7 Termijnen

  • 1.

    De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet

  • 2.

    De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd als het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.

 

Artikel 1:8 Weigieringsgronden

  • 1.

    Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de openbare veiligheid;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu.

  • 2.

    Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan zes weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

  • 3.

    Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het tweede lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste dertien weken.

 

Artikel 1:10 Geen toepassing lex silencio positivo voor diensten

Gelet op het bepaalde in artikel 28 van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing op de vergunning, ontheffing of vrijstelling zoals bedoeld in:

  • 1.

    Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden;

  • 2.

    Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan een openbare plaats in strijd met de publieke functie ervan;

  • 3.

    Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn;

  • 4.

    Artikel 2:25 Evenement;

  • 5.

    Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting;

  • 6.

    Artikel 2:29 Sluitingstijd;

  • 7.

    Artikel 2:39 Speelgelegenheden;

  • 8.

    Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren;

  • 9.

    Artikel 3:4 Seksinrichtingen;

  • 10.

    Artikel 4:6 Overige geluidhinder;

  • 11

    Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.;

  • 12

    Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden;

  • 13

    Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

 

Hoofdstuk 2 Openbare Orde

Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

  • 2.

    De vergunning wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag als het in het eerste lid bedoelde gebruik een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan een vergunning worden geweigerd:

    • a.

      als het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    • b.

      als het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; of

    • c.

      in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak

  • 4.

    Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

    • b.

      terrassen als bedoeld in artikel 2:27, tweede lid;

    • c.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17;

    • d.

      voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard;

    • e.

      vlaggen, wimpels en vlaggenstokken indien ze geen gevaar of hinder kunnen

       opleveren voor personen of goederen en niet voor commerciële doeleinden worden

       gebruikt;

    • f.

      zonneschermen, voorzover ze zijn aangebracht boven het voor voetgangers

       bestemde gedeelte van de weg en voorzover:

      • -

        elk onderdeel zich hoger dan 2,2 meter boven dat gedeelte bevindt; en

      • -

        elk onderdeel, in welke stand het scherm ook staat, zich op meer dan 0,5 meter

        van het voor het rijverkeer bestemde gedeelte van de weg bevindt, en;

      • -

        elk onderdeel, in welke stand het scherm ook staat, minder dan 1,5 meter

        buiten de opgaande gevel reikt;

    • g.

      de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht

      worden in verband met laden of lossen ervan. Degene die de werkzaamheden

      verricht of doet verrichten draagt er zorg voor dat onmiddellijk na het beëindigen

      daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg  

      verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;

    • h.

      uitstallingen in een overdekt winkelcentrum.

  • 5.

    Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod in het eerste lid niet geldt, mits wordt voldaan aan door hen te bepalen voorschriften

  • 6.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien in de Wet milieubeheer, de Woningwet, de Wet beheer rijkwaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 of het Provinciaal wegenreglement.

 

Afdeling 7 Evenementen

Artikel 2:24 Begripsbepaling

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoop- en theatervoorstellingen; 

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22;

    • c.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten als bedoeld in de artikelen 2:9 en 2:39;

    • g.

      sportwedstrijden, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid, onder f. en niet zijnde een voetbalwedstrijd als bedoeld in artikel 2:26c.

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

    • e.

      een straatfeest of buurtbarbecue;

    • f.

      een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala's;

    • g.

      een voetbalswedstrijd als bedoeld in artikel 2:26c, met dien verstande dat voor deze evenementen met een melding kan worden volstaan.

  • 3.

    In deze afdeling wordt onder klein evenement verstaan een eendaags evenement waarbij:

    • a.

      het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 150 personen;

    • b.

      de activiteiten plaatsvinden tussen 10.00 en 0.00 uur;

    • c.

      geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 10.00 uur of na 0.00 uur;

    • d.

      de activiteiten niet plaatsvinden op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormen voor het verkeer en de hulpdiensten;

    • e.

      slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 25 vierkante meter per object; en

    • f.

      er een organisator is.

Artikel 2:25 Evenement

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. 

  • 2.

    Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid moet tijdig worden aangevraagd door middel van het door de burgemeester vastgestelde aanvraagformulier.

  • 3.

    Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

  • 4.

    Geen vergunning is vereist voor:

    • a.

      een klein evenement, als de organisator ten minste 3 weken voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester door middel van het door de burgemeester vastgestelde aanvraagformulier.

    • b.

      een voetbalwedstrijd als bedoeld in artikel 2:26c, indien de organisator ten minste 3 weken

  • 5.

    voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester door middel van het door de burgemeester vastgestelde aanvraagformulier en daarbij de noodzakelijke informatie verschaft voor een goede risicobeoordeling.

  • 6.

    De burgemeester kan na ontvangst van de melding besluiten nadere voorschriften te stellen dan wel het organiseren van het evenement als bedoeld in het vierde lid te verbieden, als er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt. 

  • 7.

    Het verbod is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148 van de Wegenverkeerswet 1994. 

  • 8.

    Het vierde lid is niet van toepassing op een krachtens artikel 2:24, tweede lid, onder f, aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.

  • 9.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning voor een vechtsportevenement als bedoeld in artikel 2:24, tweede lid, onder f, weigeren als de organisator of de aanvrager van de vergunning van slecht levensgedrag is. 

Artikel 2:26 Ordeverstoring

  • 1.

    Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

  • 2.

    Eenieder is verplicht bij evenementen alle aanwijzingen van ambtenaren van politie en brandweer in het belang van de openbare orde en/of veiligheid direct en stipt op te volgen.

Artikel 2:26a Beëíndiging evenementen

  • 1.

    De burgemeester kan, indien het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid dit vordert, het bevel geven een evenement te beëindigen.

  • 2.

    Degene die een evenement organiseert of bij dat evenement feitelijk de leiding heeft, is verplicht:

    • a.

      dat evenement onverwijld te beëindigen indien de burgemeester hiertoe een bevel geeft;

    • b.

      ervoor te zorgen dat, nadat het onder a. bedoelde bevel door de burgemeester is gegeven, geen publiek meer tot het evenement wordt toegelaten;

    • c.

      ervoor te zorgen dat ambtenaren van politie te allen tijde toegang hebben tot het evenement.

  • 3.

    Indien een evenement gepaard gaat of dreigt te gaan met een ernstige verstoring van de openbare orde is degene die een evenement organiseert of bij dat evenement feitelijk de leiding heeft, verplicht op bevel van een ambtenaar van politie het evenement onverwijld te beëindigen en geen publiek meer tot het evenement toe te laten.

  • 4.

    Het is verboden aanwezig te zijn bij een evenement ten aanzien waarvan een bevel als bedoeld in het eerste lid of het derde lid gegeven is.

Artikel 2:26b Verwijderplicht

Indien een evenement is verboden of een bevel tot beëindiging als bedoeld in artikel 2.26a is gegeven, is eenieder die zich op de plaats of in de directe nabijheid van het evenement bevindt op eerste vordering van een ambtenaar van politie verplicht zich direct te verwijderen in de door die ambtenaar bevolen richting.

Artikel 2:26c Vjoetbalwedstrijden met enig risico

Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder voetbalwedstrijd: een voetbalwedstrijd die wordt georganiseerd op een speelterrein in de gemeente Heumen en  waarbij ten minste één betaald-voetbalorganisatie is betrokken.

Artikel 2:26d Orde in verband met voetbalwedstrijden

Vanaf vier uur voor het vastgestelde begin tot vier uur na afloop van een voetbalwedstrijd als bedoeld in artikel 2.26c is het niet toegestaan voorwerpen mee te voeren waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze zijn bedoeld om de openbare orde te verstoren.

Artikel 2:26e Verwijderingspilicht voetbalsupporters

Personen, die zich op de dag van een voetbalwedstrijd als bedoeld in artikel 2.26c door kleding, uitrusting of gedragingen manifesteren als voetbalsupporters, en de openbare orde verstoren dan wel tegen wie het vermoeden bestaat dat zij voornemens zijn de orde te verstoren, (waaronder mede begrepen het niet kunnen tonen van een geldig toegangsbewijs terwijl de kaartverkoop reeds is gesloten), zijn verplicht zich op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie met inachtneming van diens aanwijzingen naar een in het bevel aangegeven plaats dan wel buiten de gemeentegrenzen te begeven.

Afdeling 8 Toezicht op openbare inrichtingen

Artikel 2:27 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.

  • 2.

    Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.

Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting

  • 1.

    Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2.

    De burgemeester weigert de vergunning indien de vestiging of exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • 3.

    De burgemeester weigert de vergunning indien de aanvrager geen verklaring omtrent gedrag overlegt die uiterlijk drie maanden vóór de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

  • 5.

    Bij de toepassing van de in het vierde lid genoemde weigeringsgronden houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van de openbare inrichting en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.

  • 6.

    Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:

    • a.

      winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;

    • b.

      zorginstelling;

    • c.

      museum; of

    • d.

      bedrijfskantine of -restaurant.

  • 7.

    Het eerste lid geldt niet voor een openbare inrichting voor zover die beschikt over een geldige vergunning op grond van de Drank- en Horecawet.

Artikel 2:29 Sluitingstijd

  • 1.

    Openbare inrichtingen zijn gesloten op maandag tot en met vrijdag tussen 0.1.00 uur en 0.6.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 0.2.00 uur en 0.6.00 uur.

  • 2.

    Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.

  • 3.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.

  • 4.

    Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28, zesde lid, aanhef en onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

  • 5.

    Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.

Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.

Artikel 2:31 Verboden gedragingen

Het is verboden in een openbare inrichting:

  • a.

    de orde te verstoren;

  • b.

    zich te bevinden na sluitingstijd, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;

  • c.

    op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras. 

Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen

De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.

Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan

Als een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van de artikelen 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.

Artikel 2:34 Vervallen

 

Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister

Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

Artikel 2:41 Sluiting van voor publiek toegankelijke ruimten

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid, gezondheid, het woon- en leefmilieu of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden, de sluiting van een voor het publiek toegankelijke ruimte en/of de daarbij behorende erven bevelen. Hij brengt het besluit terstond ter kennis van de houder van de ruimte die het betreft.

  • 2.

    Het is de houder van een voor publiek toegankelijke ruimte verboden deze voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven gedurende de tijd dat de ruimte krachtens een op grond van het eerste lid door de burgemeester genomen besluit voor publiek gesloten dient te zijn.

  • 3.

    Het is bezoekers verboden gedurende de tijd dat een voor publiek toegankelijke ruimte krachtens een op grond van het eerste lid door de burgemeester genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin te bevinden. 

  • 4.

    Voor de toepassing van dit artikel worden onder bezoekers verstaan allen die zich in de voor het publiek toegankelijke ruimte bevinden of daarin toegelaten worden met uitzondering van: 

    • a.

      de houder van de ruimte alsmede diens huisgenoten die door de gemeente Heumen zijn ingeschreven als bewoners van de bij de ruimte behorende woning;

    • b.

      logeergasten;

    • c.

      hen wier tegenwoordigheid wegens dringende omstandigheden wordt vereist.

Artikel 2:41a Betreden gesloten woning of lokaal

  • 1.

    Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 2.

    Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 3.

    Deze verboden zijn niet van toepassing op personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal of een daarbij behorend erf wegens dringende reden noodzakelijk is.

Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

  • 2.

    Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.

Artikel 2:44a Vervoer geprepareerde voorwerpen

  • 1.

    Het is verboden op de weg of in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van (winkel)diefstal te vergemakkelijken.

  • 2.

     Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.

Afdeling 14 Drugsoverlast

Artikel 2:74 Drugshandel op straat

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik

Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

 

Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen en gebiedsontzegging

Artikel 2:77 Carmeratoezicht op openbare plaatsen

  • 1.

    De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

  • 2.

    De burgemeester heeft die bevoegdheid eveneens ten aanzien van parkeerterreinen en andere plaatsen die vanwege het doelgebonden verblijf niet onder de definitie van openbare plaats uit artikel 1 van de Wet openbare manifestaties (Wom) vallen.

Artikel 2:80 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:

    • a.

      geluid- of geurhinder;

    • b.

      hinder van dieren;

    • c.

      hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

    • d.

      overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

    • e.

      intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

       

Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.

  • 1.

    Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

    • a.

      onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;

    • b.

      bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;

    • c.

      kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, voor zover het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; of

    • d.

      mestopslag, gierkelders of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.

  • 2.

    Het college kan bij de aanwijzing nadere regels stellen.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door of krachtens de Wet ruimtelijke ordening of de Provinciale verordening.  

     

Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen

Artikel 4:17 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen

  • 1.

    Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan, de beheersverordening, exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit is bestemd of mede bestemd.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein. 

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van de bescherming van:

    • a.

      natuur en landschap; of

    • b.

      een stadsgezicht.

Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen

  • 1.

    Artikel 4:18, eerste lid, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.

  • 2.

    Het college kan daarbij nadere regels stellen ter bescherming van de belangen genoemd in artikel 4:18, vierde lid. 

     

Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente

Afdeling 1 Parkeerexcessen

Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen

  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een door het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente. 

  • 2.

    Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op een door het college aangewezen weg, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op campers, kampeerauto’s, caravans en kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.

  • 4.

    Het tweede lid is voorts niet van toepassing op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.

  • 5.

    Het college kan ontheffing verlenen van de verboden.

     

Afdeling 2 Collecteren

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 2.

    Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan: het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor een inzameling of werving die wordt gehouden:

    • a.

      in besloten kring;

    • b.

      door een instelling die is ingedeeld in het door het college voor het betreffende kalenderjaar vastgestelde collecte- en wervingsrooster, mits de inzameling of werving overeenkomstig dat collecte- en wervingsrooster en met inachtneming van de door het college gegeven voorwaarden plaatsvindt;

    • c.

      door een andere, door het college aangewezen instelling.

       

Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6:1 Strafbepaling

  • 1.

    Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing voor zover de Wet economische delicten van toepassing is via de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 3.

    In geval van overtreding van de krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste de geldboete, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s.

Artikel 6:2 Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast: alle politieambtenaren werkzaam onder verantwoordelijkheid van de nationale politie en de buitengewone opsporingsambtenaren werkzaam onder de verantwoordelijkheid van de gemeente.

  • 2.

    Daarnaast zijn met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.  

Artikel 6:3 Binnentreden woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 6:4 Wijziging oude verordening

De Algemene plaatselijke verordening Heumen 2009, APV 2009 wordt gewijzigd

Artikel 6:5 Overgangsbepaling

Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

Artikel 6:6 Inwerkingtreding

Deze verordening wordt digitaal bekendgemaakt in het digitaal gemeenteblad op www.officiëlebekendmakingen.nl en treedt op 1 januari 2019 in werking.

Artikel 6:7 Citeertitel

De gewijzigde- in artikel 6:4 genoemde verordening wordt aangehaald als: Algemene plaatselijke verordening  Heumen 2019, APV 2019.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 november 2018.

 

De raadsgriffier, E. Boers

De burgemeester, drs. G.M. Mittendorff

 

Naar boven