Wijzigingsverordening Algemeen plaatselijke verordening Wijchen

De raad van de gemeente Wijchen; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders 27 november 2018, 18 22497

gelet op artikel 147 en 149 Gemeentewet

besluit

 

vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening.

Artikel I Wijziging verordening

De Algemene plaatselijke verordening (Apv) wordt gewijzigd als volgt:

 

(In de ‘bestaande tekst’ zijn de woorden en leestekens waaraan iets verandert, cursief gezet. In de ‘nieuwe tekst’ zijn de nieuwe woorden en leestekens vet gedrukt.)

 

  • A.

    Artikel 1:1 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 1:1 Begripsbepalingen

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. openbare plaats: hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan;

    b. weg: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

    c. openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

    d. bromfiets: bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet;

    e. bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan de gemeenteraad de grenzen heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 20a, lid 1, Wegenverkeerswet 1994;

    f. rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

    g. bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening;

    h. gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;

    i. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

    j. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

    Artikel 1:1 Begripsbepalingen

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. openbare plaats: hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan;

    b. weg: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

    c. openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

    d. bromfiets: bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet;

    e. bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

    f. rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

    g. bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening;

    h. gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;

    i. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

    j. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

    k. college: het college van burgemeester en wethouders;

    l. motorvoertuig: motorvoertuig als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

    m. parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

    n. voertuig: voertuig als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen.

     

  • B.

    Artikel 1:2 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 1:2 Beslistermijn

    1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

    2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verlengen.

    3. In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, derde lid, aanhef en onder a, 2:12 , 4:11 of artikel 4:15.

    Artikel 1:2 Beslistermijn

    1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

    2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verlengen.

    3. In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing als beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:10A, artikel 2:11, derde lid, aanhef en onder a, artikel 2:12, artikel 4:11 of artikel 4:15.

     

  • C.

    Artikel 1:8 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 1:8 Weigeringsgronden

    Tenzij bij deze verordening anders is bepaald kan de vergunning of ontheffing door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:

    a. de openbare orde;

    b. de openbare veiligheid;

    c. de volksgezondheid;

    d. de bescherming van het milieu.

    Artikel 1:8 Weigeringsgronden

    1. Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:

    a. de openbare orde;

    b. de openbare veiligheid;

    c. de volksgezondheid;

    d. de bescherming van het milieu.

    2. Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan de in artikel 1:2 eerste lid genoemde aantal weken voor de beoogde datum van de activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

     

  • D.

    Artikel 1:9 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 1:9 Toepassing lex silencio positivo voor diensten

    Gelet op het bepaalde in artikel 28 van de Dienstenwet is:

    a. paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing op de vergunning, ontheffing of vrijstelling als bedoeld in:

    1. artikel 2:11;

    2. artikel 2:39;

    3. artikel 2:64;

    4. artikel 2:67;

    5. artikel 4:15;

    6. artikel 4:18;

    7. artikel 5:2

    8. artikel 5:6;

    9. artikel 5:7;

    10. artikel 5:8;

    11. artikel 5:11;

    12. artikel 5:13;

    13. artikel 5:16;

    14. artikel 5:22;

    15. artikel 5:23;

    16. artikel 5:31D;

    17. artikel 5:33;

    18. artikel 5:36;

    19. artikel 5:38.

    b. paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de vergunning, ontheffing of vrijstelling als bedoeld in:

    1. artikel 2:1

    2. artikel 2:10A;

    3. artikel 2:22;

    4. artikel 2:25;

    5. artikel 2:28;

    6. artikel 2:29;

    7. artikel 2:39;

    8. artikel 2:47A;

    9. artikel 2:60;

    10. artikel 2:79;

    11. artikel 3:4;

    12. artikel 4:6;

    13. artikel 5:18

    14. artikel 5:34.

    Artikel 1:9 Toepassing lex silencio positivo voor diensten

    Gelet op het bepaalde in artikel 28 van de Dienstenwet is:

    1. paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing op de vergunning, ontheffing of vrijstelling als bedoeld in:

    a. artikel 2:10A;

    b. artikel 2:39;

    c. artikel 2:64;

    d. artikel 2:67;

    e. artikel 4:18;

    f. artikel 5:2

    g. artikel 5:6;

    h. artikel 5:7;

    i. artikel 5:8;

    j. artikel 5:13;

    k. artikel 5:22;

    l. artikel 5:31D;

    m. artikel 5:36.

    2. paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de vergunning, ontheffing of vrijstelling als bedoeld in:

    a. artikel 2:25;

    b. artikel 2:28;

    c. artikel 2:29;

    d. artikel 2:39;

    e. artikel 2:47A;

    f. artikel 2:79;

    g. artikel 3:4;

    h. artikel 5:18.

     

  • E.

    Artikel 2:24 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:24 Begripsbepaling

    1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    a. bioscoopvoorstellingen;

    b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;

    c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    d. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening;

    g. sportactiviteiten en daaraan gerelateerde activiteiten in of op een sportaccommodatie tussen 7:00 uur en 23:00 uur met uitzondering van vechtevenementen.

    h. activiteiten in een inrichting in de zin van het Activiteitenbesluit milieubeheer die passen binnen de normale bedrijfsvoering van de inrichting.

    2. Onder evenement wordt mede verstaan:

    a. een herdenkingsplechtigheid;

    b. een braderie;

    c. een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;

    d. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan een openbare plaats;

    e. een klein evenement.

    Artikel 2:24 Begripsbepaling

    1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    a. bioscoop- en theatervoorstellingen;

    b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22;

    c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    d. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    f. activiteiten als bedoeld in de artikelen 2:9 en 2:39;

    g. sportactiviteiten en daaraan gerelateerde activiteiten in of op een sportaccommodatie tussen 7:00 uur en 23:00 uur met uitzondering van vechtevenementen en voetbalwedstrijden als bedoeld in artikel 2:26A lid 1;

    h. activiteiten in een inrichting in de zin van het Activiteitenbesluit milieubeheer die passen binnen de normale bedrijfsvoering van de inrichting.

    2. Onder evenement wordt mede verstaan:

    a. een herdenkingsplechtigheid;

    b. een braderie;

    c. een optocht, op de weg niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;

    d. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan een openbare plaats;

    e. een klein evenement.

     

  • F.

    Artikel 2:25 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:25 Evenement

    1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

    2. Het verbod van het eerste lid geldt niet voor kleine evenementen die voldoen aan de door de burgemeester vastgestelde nadere regels. De burgemeester kan deze nadere regels vaststellen met inachtneming van de belangen zoals bedoeld in het vierde lid.

    3. Voor evenementen zoals bedoeld in lid 2 geldt een meldingsplicht.

    4. De burgemeester kan binnen 10 werkdagen na ontvangst van de in lid 3 bedoelde melding besluiten het organiseren van het evenement te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

    5. Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto 148 van de Wegenverkeerswet 1994.

    Artikel 2:25 Evenement

    1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

    2. Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd .

    3. Het verbod van het eerste lid geldt niet voor kleine evenementen die voldoen aan de door de burgemeester vastgestelde nadere regels. De burgemeester kan deze nadere regels vaststellen met inachtneming van de belangen zoals bedoeld in het vierde lid.

    4. Voor evenementen zoals bedoeld in lid 3 geldt een meldingsplicht.

    5. De burgemeester kan binnen 10 werkdagen na ontvangst van de in lid 4 bedoelde melding besluiten het organiseren van het evenement te verbieden, als er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

    6. Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto 148 van de Wegenverkeerswet 1994.

     

  • G.

    Artikel 2:26A wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:26A Voetbalwedstrijden met enig risico

    1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder voetbalwedstrijd: een voetbalwedstrijd die wordt georganiseerd op een speelterrein in de gemeente Wijchen en waarbij ten minste één betaald-voetbalorganisatie is betrokken.

    2. Een voetbalwedstrijd is een evenement als bedoeld in artikel 2.24 van deze verordening.

    3. Het verbod als bedoeld in artikel 2:25 lid 1 geldt niet voor een voetbalwedstrijd als bedoeld in lid 1, indien de organisator uiterlijk 3 weken voorafgaand aan het evenement daarvan schriftelijk melding heeft gedaan aan de burgemeester en daarbij de noodzakelijke informatie verschaft voor een goede risicobeoordeling.

    4. De burgemeester kan na ontvangst van de melding besluiten nadere voorschriften te stellen dan wel het organiseren van het evenement te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

    Artikel 2:26A Voetbalwedstrijden met enig risico

    1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder voetbalwedstrijd: een voetbalwedstrijd die wordt georganiseerd op een speelterrein in de gemeente Wijchen en waarbij ten minste één betaald-voetbalorganisatie is betrokken.

    2. Een voetbalwedstrijd is een evenement als bedoeld in artikel 2:24 van deze verordening.

    3. De uitzondering op de vergunningplicht voor evenementen als bedoeld in artikel 2:25 lid 3 geldt niet voor voetbalwedstrijden.

     

     

  • H.

    Artikel 2:41 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal

    1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

    2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

    3. Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.

    Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal

    1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

    2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

    3. Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal of een daarbij behorend erf wegens dringende reden noodzakelijk is.

     

  • I.

    Na artikel 2:41a wordt een nieuw artikel ingevoegd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

     

    Artikel 2:41b Sluiting van voor publiek toegankelijke ruimten

    1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid, gezondheid, het woon- en leefmilieu of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden, de sluiting van een voor het publiek toegankelijke ruimte en/of de daarbij behorende erven bevelen. Hij brengt het besluit terstond ter kennis van de houder van de ruimte die het betreft.

    2. Het is de houder van een voor publiek toegankelijke ruimte verboden deze voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven gedurende de tijd dat de ruimte krachtens een op grond van het eerste lid door de burgemeester genomen besluit voor publiek gesloten dient te zijn.

    3. Het is bezoekers verboden gedurende de tijd dat een voor publiek toegankelijke ruimte krachtens een op grond van het eerste lid door de burgemeester genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin te bevinden.

    4. Voor de toepassing van dit artikel worden onder bezoekers verstaan allen die zich in de voor het publiek toegankelijke ruimte bevinden of daarin toegelaten worden met uitzondering van:

    a. de houder van de ruimte alsmede diens huisgenoten die door de gemeente Wijchen zijn ingeschreven als bewoners van de bij de ruimte behorende woning;

    b. logeergasten;

    c. hen wier tegenwoordigheid wegens dringende omstandigheden wordt vereist.

     

  • J.

    Artikel 2:44 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen

    1. Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

    2. Het verbod is niet van toepassing indien de genoemde gereedschappen, voorwerpen of middelen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor de in het eerste lid bedoelde handelingen.

    Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen

    1. Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

    2. Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.

     

  • K.

    Artikel 2:57 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:57 (Loslopende) honden

    1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    a. op een openbare plaats zonder dat die hond fysiek is met een lijn (riem of ketting) van hand tot halsband aangelijnd is;

    b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of kinderspeelweide of op een andere door het college aangewezen plaats.

    c. op een openbare plaats indien de hond niet is voorzien van een halsband met daaraan een hondenpenning waaruit blijkt wie de eigenaar of houder is.

    2. Het verbod genoemd in het eerste lid onder a is niet van toepassing op door het college aangewezen hondenuitlaatvoorzieningen, met uitzondering van de uitlaatbermen.

    3. Het verbod in het eerste lid onder a en b geldt niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden en deze vanwege de uitoefening van zijn taak onaangelijnd moet werken. Het verbod in het eerste lid onder a geldt tevens niet voor zover de eigenaar of houder van een hond in opleiding taken oefent, waarvoor deze onaangelijnd moet zijn.

    Artikel 2:57 (Loslopende) honden

    1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    a. binnen de bebouwde kom op een openbare plaats als de hond niet fysiek met een lijn (riem of ketting) van hand tot halsband aangelijnd is;

    b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of kinderspeelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;

    c. buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen openbare plaats als de hond niet fysiek met een lijn (riem of ketting) van hand tot halsband aangelijnd is.

    2. Het verbod genoemd in het eerste lid onder a is niet van toepassing op door het college aangewezen hondenuitlaatvoorzieningen, met uitzondering van de uitlaatbermen.

    3. Het verbod in het eerste lid onder a en b geldt niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden en deze vanwege de uitoefening van zijn taak onaangelijnd moet werken. Het verbod in het eerste lid onder a geldt tevens niet voor zover de eigenaar of houder van een hond in opleiding taken oefent, waarvoor deze onaangelijnd moet zijn.

     

  • L.

    Artikel 3:1 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 3:1 Begripsbepalingen

    In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    a. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

    b. prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

    c. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

    d. escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

    e. sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

    f. exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;

    g. beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;

    h. bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:

    1. de exploitant;

    2. de beheerder;

    3. de prostituee;

    4. het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;

    5. toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening;

    6. andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

    Artikel 3:1 Begripsbepalingen

    In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    a. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

    b. prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

    c. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

    d. escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

    e. sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

    f. exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;

    g. beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;

    h. bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:

    1. de exploitant;

    2. de beheerder;

    3. de prostituee;

    4. het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;

    5. toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening;

    6. andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

    i. bevoegd bestuursorgaan: het college of, voorzover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.

     

  • M.

    Artikel 3:2 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan

    In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voorzover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.

    Artikel 3:2 Afbakening

    De artikelen 1:2 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.

     

  • N.

    Artikel 4:2 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

    1. De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

    2. De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

    3. In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in de hoofdkern Wijchen en/of de diverse dorpskernen.

    4. Het college maakt de aanwijzing tenminste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.

    5. Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

    6. Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 75 dB(A) en 90 dB(C), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.

    7. De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek. De bedrijfsduurcorrectie wordt buiten beschouwing gelaten.

    8. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening- uiterlijk om 01.00 uur te worden beëindigd.

    Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

    1. De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2:19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

    2. De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

    3. In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in de hoofdkern Wijchen en/of de diverse dorpskernen.

    4. Het college maakt de aanwijzing tenminste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.

    5. Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

    6. Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 75 dB(A) en 90 dB(C), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.

    7. De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek. De bedrijfsduurcorrectie wordt buiten beschouwing gelaten.

    8. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek, hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2:19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening, uiterlijk te worden om 01.00 uur beëindigd.

     

  • O.

    Artikel 4:3 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

    1. Het is een inrichting toegestaan maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

    2. Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

    3. Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.

    4. De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid is ingevuld, tijdig is ingeleverd en de locatie inclusief plattegrond op dat formulier is vermeld.

    5. De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

    6. Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 75 dB(A) en 90 dB(C), gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.

    7. De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek. De bedrijfsduurcorrecte wordt buiten beschouwing gelaten.

    8. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening - uiterlijk om 01.00 uur beëindigd.

    9. Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

    Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten

    1. Het is een inrichting toegestaan maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.

    2. Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluitniet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste vier weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.

    3. De melding wordt geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

    4. Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 75 dB(A) en 90 dB(C), gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.

    5. De geluidsnorm als bedoeld in het vierde lid is inclusief onversterkte muziek. De bedrijfsduurcorrecte wordt buiten beschouwing gelaten.

    6. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening - uiterlijk om 01.00 uur beëindigd.

    7. Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid in het bebouwde gedeelte van de inrichting blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

     

  • P.

    Artikel 4:6 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 4:6 Overige geluidhinder

    1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer op een zodanige wijze onversterkte muziek ten gehore brengen, toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

    2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

    3. Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening Gelderland.

    Artikel 4:6 Overige geluidhinder

    1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer op een zodanige wijze onversterkte muziek ten gehore brengen, toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

    2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

    3. Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit of de Provinciale milieuverordening Gelderland.

     

  • Q.

    Artikel 5:1 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 5:1 Begripsbepalingen

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    a. voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

    b. parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens ( RVV 1990).

    Artikel 5:1

    (Vervallen)

     

  • R.

    Artikel 5:6 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 5:6 Caravans e.a.

    1. Het is verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie danwel anderszins uitsluitend of mede voor andere verkeersdoeleinden wordt gebezigd langer dan 3 achtereenvolgende dagen op een openbare plaats te plaatsen of te hebben.

    2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerst lid gestelde verbod.

    3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.

    Artikel 5:6 Caravans e.a.

    1. Het is verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, of vergelijkbaar voertuig dat gebruikt wordt voor recreatie en eventueel op een andere manier langer dan drie achtereenvolgende dagen op een openbare plaats te plaatsen.

    2. Het is verboden een aanhangwagen, keetwagen of vergelijkbaar voertuig langer dan drie achtereenvolgende dagen op een openbare plaats te plaatsen.

    3. Het verbod in het tweede lid geldt niet bij plaatsing door of namens overheden bij het uitvoeren van hun publieke taak.

    4. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste en tweede lid gestelde verbod.

    5. Het in het eerste en tweede lid gestelde verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.

     

  • S.

    Artikel 5:8 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen

    1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op andere dan door het college aangewezen plaatsen.

    2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.

    3. Het verbod in het eerst lid is niet van toepassing op een kampeerwagen, caravan, camper of bestelauto.

    Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen

    1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op andere dan door het college aangewezen plaatsen.

    2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.

    3. Het verbod in het eerst lid is niet van toepassing op voertuigen als bedoeld in artikel 5:6 eerste en tweede lid.

     

  • T.

    Artikel 5:20 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen

    1. Het verbod van artikel 5:18, eerste lid geldt niet

    a. voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.

    b. voor een standplaats bij natuurijs.

    2. De weigeringsgrond van artikel 5:18, derde lid, onder a, geldt niet voor bouwwerken.

    Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen

    Het verbod van artikel 5:18, eerste lid geldt niet:

    1. voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.

    2. voor een standplaats bij natuurijs.

     

  • U.

    Na artikel 5:37 wordt een nieuw artikel ingevoegd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

     

    Artikel 5:38 Detectorverbod

    1. Het is verboden opgravingen te doen als bedoeld in artikel 2.2 Besluit Erfgoedwet archeologie in het in bijlage 2 aangewezen gebied.

    2. Het is verboden op een openbare plaats een metaaldetector of enig ander voorwerp waarmee metalen kunnen worden opgespoord bij zich te hebben in het in bijlage 2 aangewezen gebied, met het kennelijke doel deze te gebruiken voor het opsporen van metalen.

    3. De verboden uit het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op opgravingen door een certificaathouder als bedoeld in paragraaf 5.1 van de Erfgoedwet.

     

  • V.

    Artikel 6:1 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 6:1 Strafbepaling

    1. Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

    2. De strafbaarstelling in het eerste lid is niet van toepassing op overtredingen ten aanzien waarvan straf is bedreigd in of bij andere wetten.

    Artikel 6:1 Strafbepaling

    1. Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

    2. De strafbaarstelling in het eerste lid is niet van toepassing op overtredingen ten aanzien waarvan straf is bedreigd in of bij andere wetten.

    3. In geval van overtreding van de krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste de geldboete, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio ’s.

     

  • W.

    Na artikel 6:6 worden twee bijlagen toegevoegd:

    Bijlage 1

    Bijlage 2

Artikel II Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

 

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad in de openbare raadsvergadering van 20 december 2018.

De voorzitter,

De griffier,

Naar boven