6e wijziging van de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning 2015

De raad van de gemeente Venlo;

gelezen het voorstel van het college van 20 november 2018, registratienummer 1408349;

gelet op de Wmo 2015, de Jeugdwet en artikel 147 van de Gemeentewet; gezien de voorgenomen wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;:

besluit(en) vast te stellen:

 

I. de 6e wijziging van de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Venlo 2015.

Artikel 8. Regels voor pgb

Het bestaande lid 3 wordt lid 2.

Het bestaande lid 2, wordt lid 3.

Artikel 8, lid 3, sub c wordt als volgt gewijzigd:

1. professionele en gediplomeerde hulp: maximaal de kostprijs van de goedkoopst passende voorziening in natura zoals gecontracteerd in enig jaar;

2. gediplomeerde ZZP’ers, maximaal 90% van de kostprijs zoals vermeld in onderdeel 1 ;

3. niet-professionele hulp uit het eigen sociaal netwerk: 75% van de kostprijs zoals vermeld in onderdeel 1 tot een maximum bedrag van € 20 per uur. Op gemotiveerd verzoek van e cliënt en indien dit anders leidt tot onbillijke situaties geldt een tarief tot een maximum bedrag van € 25 per uur, mits daar een financiële compensatie aan de hulp tegenover staat.

4. De relevante kostprijzen worden ingaande 1 april van het betreffende jaar gehanteerd en jaarlijks door het college vastgesteld en tijdig gepubliceerd.

Artikel 9. Regels voor bijdrage in de kosten van voorzieningen

Artikel 9, lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

a. is een cliënt een eigen bijdrage van € 17,50 per bijdrageperiode in de kosten verschuldigd zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt, of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt;

b. overstijgt de duur van de eigen bijdrage zoals bedoeld in onderdeel a, voor een maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een pgb, waarvan de aanvrager de eigendom verkrijgt niet de kostprijs van de betreffende maatwerkvoorziening;

c. wordt de eigen bijdrage voor Beschermd Wonen, in natura in de zin van de Wmo 2015, gebaseerd op het maximum dat op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is toegestaan;

d. wordt de eigen bijdrage voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang gebaseerd op het verschil tussen de bijstandsnorm die voor de client geldt en de norm persoonlijke uitgaven zoals bepaald in artikel 23 van de Participatiewet;

e. voor cliënten van 18 tot en met 20 jaar in de in de opvang van de maatschappelijke opvang bedraagt de eigen bijdrage € 300,- per maand;

f. voor cliënten in de opvang van de vrouwenopvang bedraagt de eigen bijdrage met ingang van 1 juli 2017 € 227,50 per maand, waarbij de cliënten zelf verantwoordelijk zijn voor de dagelijkse voeding;

g. Geen eigen bijdrage is verschuldigd voor:

I. een tegemoetkoming op grond van artikel 4 lid 6;

II. de toekenning van een automatische deuropener in een gemeenschappelijke ruimte;

III. bij een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt.

De bestaande onderdelen b t/m l van lid 2, komen te vervallen.

Artikel 15 Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en oneigenlijk gebruik van jeugdhulpvoorzieningen

Een nieuw artikel 15 toe te voegen:

1. Het college informeert jeugdigen en ouders in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een jeugdhulpvoorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

2. Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de Jeugdwet, waaronder de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet.

3. Het college kan nadere regels stellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.

De bestaande artikelen 15 t/m 21 worden omgezet naar 16 t/m 22.

II. Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel.

1. Deze wijziging treedt in werking per 1 januari 2019;

2. Artikel 9, lid 2, onderdelen a t/m c, treedt in werking op het moment dat de voorgestelde wijziging van het Uitvoeringsbesluit WMO 2015 in werking treedt.;

3. Meldingen of aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze wijziging, worden afgedaan op basis van oude bepalingen;

4. Bezwaarschriften die zijn ingediend voor inwerkingtreding en betrekking hebben op onderwerpen waarop deze wijziging ziet, worden afgehandeld op basis van de oude regelgeving.

5. Dit besluit wordt aangehaald als: 6e wijziging van de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Venlo 2015.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 december 2018.

De griffier De voorzitter

Geert van Soest Antoin Scholten

Toelichting  

Artikel 8. Regels voor pgb

De toelichting onder het bestaande artikel 8, lid 2 om te zetten naar lid 3 en toe te voegen:

Voor de maatwerkdiensten die volgens de methodiek van prestatiegericht denken zijn ingekocht, zoals jeugdhulp en begeleiding individueel, is deze kostprijs gebaseerd op de producten en goedkoopst passende tarieven zoals die in de raamcontracten (ZIN) van de regio zijn vastgelegd. Bij Beschermd Wonen en Beschermd thuis, waarbij ook middels de methodiek van prestatiegericht denken is aanbesteed, is sprake van een eenduidiger product waarbij de aanbiedingen vanuit ZIN beter zijn af te leiden en waarop de pgb tarieven zijn gebaseerd

De toelichting bij het bestaande artikel 8, lid 3 om te zetten naar lid 2.

Artikel 9. Regels voor bijdrage in de kosten van voorzieningen

Bij artikel 9, lid 2 toe te voegen:

De regering heeft in het regeerakkoord 2017-2021 “Vertrouwen in de toekomst” maatregelen aangekondigd om de stapeling van de eigen bijdragen in de zorg en ondersteuning te verminderen. Met de introductie van de vaste maximale bijdrage van € 17,50 per bijdrageperiode (4 weken) voor Wmo-maatwerkvoorzieningen en pgb’s per 1-1-2019 is een eerste stap gezet. De tweede stap is een beoogde wetswijziging voor het abonnementstarief per 1-1-2020 die aanvullende wijzigingen bevat zoals onder andere een deel van de algemene voorzieningen onder het abonnementstarief brengen.

Per 1-1-2019 een vaste maximale eigen bijdrage van € 17,50 per 4 weken voor Wmo-maatwerkvoorzieningen vast te stellen (verordening, artikel 9, lid 2). Ook de ondersteuningsvorm Beschermd Thuis maakt onderdeel uit van de maatwerkvoorzieningen die onder deze maatregel vallen.

Uitzonderingen op deze maatregel zijn:

o beschermd wonen (in natura) en maatschappelijke opvang, omdat het ondersteuningsvormen zijn waarbij huisvesting en de meeste dagelijkse behoeften door een instelling worden geleverd;

o niet AOW gerechtigde meerpersoonshuishoudens omdat dit een reeds bestaande uitzondering is voor meerpersoonshuishoudens met een bijdrageplichtig inkomen tot € 35.175. Om de uitvoeringscomplexiteit te beperken wordt de huidige inkomensgrens geschrapt;

o de financiële tegemoetkoming verhuizen (mits vastgesteld door de raad in de 5e wijziging van de verordening, raadsvoorstel nr. 60);

o automatische deuropeners in een gemeenschappelijke ruimte;

o een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt,

Artikel 9, lid 2 sub b:

In de memorie van toelichting staat: Voor hulpmiddelen en voor woningaanpassingen die in eigendom worden overgedragen dient op kostprijs gecontroleerd te worden of deze zijn afbetaald. Aangezien de cliënt eigenaar wordt van deze goederen en er voor de gemeente na de eigendomsoverdracht geen kosten meer aan de verstrekte voorziening zijn verbonden, is het onlogisch om de cliënt meer te laten betalen dan de kostprijs.

De bestaande toelichting onder artikel 9, zoals hieronder vermeld komt hiermee te vervallen:

De bijdragen in de kosten van maatwerkvoorzieningen zijn gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de maximale kostprijs van de voorziening (artikel 2.1.4, derde lid, eerste zin, van de Wmo 2015). In het landelijke Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 (een Algemene Maatregel van Bestuur) worden regels vastgesteld met betrekking tot deze bijdragen (artikel 2.1.4, vierde lid, van de Wmo 2015). De bijdrageregels in de verordening moeten passen binnen de kaders die het Uitvoeringsbesluit stelt.

Ten aanzien van maatwerkvoorzieningen zijn in het tweede lid de voorwaarden benoemd waar de eigen bijdrage aan moet voldoen. Voor de berekening van de eigen bijdrage wordt aangehaakt bij de tarieven zoals vastgelegd in de inkoop van maatwerkvoorzieningen bij gecontracteerde aanbieders, en bij de landelijke richtlijnen voor het meetellen van inkomen en vermogen.

In artikel 9, lid 2 sub d is echter bepaald dat voor de berekening van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening Begeleiding Individueel een tarief van € 30 per uur wordt gehanteerd. De kostprijs voor begeleiding individueel ligt echter (op basis van vergelijkingscijfers) ruim erboven. Een nog hogere eigen bijdrage kan voor cliënten een reden zijn om zorg te mijden. Met als mogelijk risico dat vervolgens nog intensievere en dus duurdere zorg moet worden ingezet.

De eigen bijdrage wordt door het CAK berekend waarbij zij tegelijkertijd het stapelingseffect van eigen bijdragen bewaken.

Voor hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen geldt een vast tarief per product. Deze wordt berekend op basis van nieuwwaarde, restwaarde bij herverstrekking en kosten voor onderhoud en eventueel verzekering. Bij de berekening van dit vaste tarief wordt rekening gehouden met een afschrijvingstermijn van zeven jaar. Een hulpmiddel voor een volwassene wordt binnen de economische levensduur van zeven jaar gemiddeld 2,5 keer herverstrekt zo blijkt uit ervaringscijfers in de branche.

Er zal nader beoordeeld moeten worden wanneer een vaste bijdrage of een eigen bijdrage een belemmering is voor deelname aan een van gemeentewege georganiseerde voorziening zoals bedoeld in lid 3. Op voorhand zijn er, met uitzondering van de GGZ-doelgroep, geen groepen die categoriaal voor korting in aanmerking komen. Als een vaste bijdrage of een eigen bijdrage wel een belemmering zijn, kan het college afwegen of de bijdrage moet worden aangepast of dat een groep deelnemers op een andere manier kan deelnemen aan de activiteiten of gebruik kan maken van een voorziening.

Artikel 15 Bevoegdheid tot aanwijzen toezichthouder rechtmatigheid jeugd

Bij artikel 15 de volgende tekst op te nemen:

In de Wmo is de bevoegdheid voor het college opgenomen om een toezichthouder aan te wijzen die belast is met toezicht op de naleving van de Wmo, waaronder ook toezicht op rechtmatigheid. De sociaal recherche is voor de gemeente Venlo al aangewezen als toezichthouder rechtmatigheid Wmo. Voor het toezicht op de kwaliteit is door de Noord-Limburgse gemeenten gezamenlijk een toezichthouder aangesteld.

In de Jeugdwet is het toezicht op de kwaliteit belegd bij de Inspectie gezondheidszorg en jeugd; het toezicht op de rechtmatigheid is een bevoegdheid van de gemeente zelf. In de Jeugdwet is niet vastgelegd hoe de gemeente het toezicht op rechtmatigheid moet vormgeven. Hierin heeft de gemeente beleidsvrijheid . Steeds meer gemeenten in het land wijzen daarvoor een toezichthouder aan. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft de mogelijkheid om een toezichthouder aan te wijzen, als dit is geregeld bij een wettelijk voorschrift (artikel 5:11 Awb en verder ).

Inmiddels is in regionaal verband overeen gekomen, dat deze taak belegd wordt bij de sociale recherche, die deze taken al uitvoert in het kader van de Participatiewet.

Artikel 15 geeft het college de bevoegdheid om een toezichthouder rechtmatigheid Jeugdwet aan te wijzen. Bestrijding van misbruik en fraude begint natuurlijk met preventie: voorkómen dat misbruik of fraude wordt gepleegd. Belangrijk is, dat gebruikers van voorzieningen goed geïnformeerd worden over de rechten en plichten die daarmee samenhangen. Dit is in dit artikel ook nog eens nadrukkelijk geregeld.

De toelichting onder de bestaande artikelen 15 t/m 22 wordt omgezet naar de artikelen 16 t/m 22.

Naar boven