Verordening rioolheffing Molenlanden 2019

De raden van de gemeenten Giessenlanden en Molenwaard

(ieder binnen de eigen bevoegdheid);

 

gelezen het voorstel van de gezamenlijke colleges van Giessenlanden en Molenwaard (ieder binnen de eigen bevoegdheid) over bovenstaand onderwerp;

 

overwegende dat het van belang is dat de per 1 januari 2019 te vormen gemeente Molenlanden bij haar start beschikt over voor al haar inwoners gelijke voorschriften op het punt van de heffing en invordering van rioolheffing;

 

besluiten vast te stellen

de Verordening rioolheffing Molenlanden 2019

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • d.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

Artikel 2. Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwater-stand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3. Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven:

    • a.

      van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en

    • b.

      van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2.

    Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3.

    Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel -niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4- voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4. Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als een perceel worden aangemerkt.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

  • 1.

    Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 2.

    Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 3.

    Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat naar het perceel is toegevoerd of opgepompt.

  • 4.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

  • 5.

    De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschied op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 6.

    Indien wordt aangetoond dat de toegevoerde waterhoeveelheid niet op de riolering is geloosd en indien deze hoeveelheid tenminste 20% van de toegevoerde hoeveelheid water bedraagt, met dien verstande dat dit tenminste 100 m3 is, wordt op voet van de in het 3e lid bepaalde hoeveelheid afvalwater verminderd met de op andere wijze afgevoerde waterhoeveelheid.

  • 7.

    Indien kan worden aangetoond dat 2.000 m3 afgenomen water of meer in het productieproces achterblijft en lid 5 van dit artikel niet van toepassing is, wordt korting verleend naar rato van het werkelijke percentage water dat in het productieproces achterblijft ten opzichte van de werkelijk afgenomen hoeveelheid water.

  • 8.

    Indien lid 5 van dit artikel van toepassing is en het waterverbruik van een woning niet aan de hand van een “eigen” watermeter door het waterbedrijf kan worden vastgesteld, wordt het waterverbruik bepaald op 50 m3 water per persoon per jaar bij een huishouden tot en met 3 personen en voor elke volgende persoon per huishouden wordt het verbruik vastgesteld op 20 m3 water per persoon per jaar.

Artikel 6. Belastingtarieven

  • 1.

    Het eigenarendeel bedraagt:

    • a.

      per perceel: € 81,92

    • b.

      in afwijking van onderdeel a, per perceel dat niet direct of indirect is aangesloten op een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van huishoudelijke afvalwater en bedrijfsafvalwater in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente: € 20,48

  • 2.

    Het gebruiksdeel bedraagt:

    • per kubieke meter afvalwater per jaar: € 0,97

Artikel 7. Belastingjaar

  • 1.

    Met betrekking tot het eigenarendeel is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2.

    Met betrekking tot het gebruikersdeel is het belastingjaar gelijk aan de verbruiksperiode waarop de afrekening van waterbedrijf Oasen N.V. te Gouda betrekking heeft.

Artikel 8. Wijze van heffing

  • 1.

    Het eigenarendeel wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    Het gebruikersdeel wordt geheven bij wege van het vorderen van een bedrag. Het gevorderde bedrag wordt vermeld op een gedagtekende kennisgeving. Als kennisgeving wordt aangemerkt de afrekening van waterbedrijf Oasen N.V. te Gouda.

Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    Het eigenarendeel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het eigenarendeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde eigenarendeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Het gebruikersdeel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet het eigenarendeel worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen of zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden min één in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste negen bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet het gebruikersdeel, waarbij het voorlopig gevorderde bedrag via de voorschotnota's wordt geheven en het definitief gevorderde bedrag via de afrekening wordt geheven, worden voldaan binnen een termijn van een maand na de dagtekening van de voorschotnota's of afrekeningsnota tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop de voorschotnota en de afrekening van waterbedrijf Oasen N.V. te Gouda moet worden voldaan.

  • 4.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 12. Kwijtschelding

Bij de invordering van de rioolheffing op grond van artikel 6, lid 1 wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13. Intrekking oude verordeningen / Overgangsrecht

  • 1.

    De verordening rioolheffing Giessenlanden 2016 van 12 november 2015, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 13 november 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede, lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    De verordening rioolheffing 2018 (Molenwaard) van 12 december 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede, lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 14. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking, doch niet eerder dan 31 december 2018.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 31 december 2018.

Artikel 15. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening rioolheffing Molenlanden 2019’.

 

 

 zie hierna ook de toelichting op de Verordening rioolheffing Molenlanden 2019

Vastgesteld tijdens de openbare raadsvergadering gemeente Giessenlanden,

gehouden op 12 december 2018.

de griffier,

mr. A. van Dijk-van den Hoef

de voorzitter,

R.E.C. Reynvaan-Jansen

Vastgesteld tijdens de openbare raadsvergadering gemeente Molenwaard,

gehouden op 12 december 2018.

de griffier,

A.J.M. Anthonissen

de voorzitter,

D.R. van der Borg

Toelichting op de Verordening rioolheffing Molenlanden 2019

Uitgangspunten

Op 11 juli 2018 stelden de gemeenteraden van Giessenlanden en Molenwaard uitgangspunten vast voor de harmonisatie van het belastingbeleid voor de gemeente Molenlanden, conform de bij dat besluit behorende ‘Uitgangspuntennotitie Belastingbeleid Molenlanden 2019’. Als vervolg daarop is concreet over de rioolheffing tijdens de gezamenlijke raadsvergadering van 26 september 2018 het volgende uitgangspunt geformuleerd:

  • ‘De rioolheffingen voor Molenlanden met ingang van 2019 harmoniseren op basis van een overgangstermijn van 3 jaren. De lagere opbrengst in 2019 en 2020 compenseren ten laste van de voorziening/reserve Rioleringen’; dit als onderdeel (uitgangspunt 13) van de op 11 juli 2018 vastgestelde ‘Uitgangspuntennotitie Belastingbeleid Molenlanden 2019’.

In zijn algemeenheid is verder overwogen dat op het punt van kwijtschelding geen nadere harmonisatie/regelgeving nodig is. Om tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard kan de hardheidsclausule worden toegepast. Rondom de vraag ‘wie/hoe toepassing hardheidsclausule’ is vertrekpunt artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen: ‘Onze Minister is bevoegd voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, welke zich bij de toepassing van de belastingwet mochten voordoen’. Op basis van artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet is de Algemene Wet inzake de rijksbelastingen van toepassing op de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen als waren die belastingen rijksbelastingen. In artikel 236, eerste lid, van de Gemeentewet wordt artikel 63 van de Algemene wet inzake de rijksbelastingen niet buiten toepassing verklaard. Artikel 231, tweede lid, onderdeel a, van de Gemeentewet bepaalt dat voor ‘Onze Minister van Financiën’ moet worden gelezen ‘het college’. Hieruit volgt dat het college bevoegd is tot toepassing van de in artikel 63 van de Algemene Wet inzake de rijksbelastingen neergelegde hardheidsclausule.

Met deze uitgangspunten als kader is de Verordening rioolheffing Molenlanden 2019 opgesteld.

Toelichting tarieven

De tarieven voor de rioolheffing zijn kostendekkend uitgerekend. Conform de afspraken rondom harmonisatie van de tarieven worden de tarieven voor 2019 vastgesteld op 80% van het kostendekkende tarief. De tarieven zijn aansluitheffing € 81,92 en gebruikersheffing € 0,97 per m3. Deze tarieven liggen in lijn met de huidige tarieven van Giessenlanden (€ 79,50 en € 1,02). In Molenwaard daalt het tarief voor de aansluitheffing (was € 270,00) en stijgt het tarief voor de gebruikersheffing (was € 0,50).

Naar boven