Gemeenteblad van Tilburg
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Tilburg | Gemeenteblad 2018, 279430 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Tilburg | Gemeenteblad 2018, 279430 | Verordeningen |
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2019
De raad van de gemeente Tilburg;
- gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
1. De huidige Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2018 intrekken.
2. De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2019 vaststellen, waarin de volgende wijzigingen ten opzichte van de huidige verordening zijn opgenomen:
Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;
onafhankelijke cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie en advies die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;
Artikel 2.1 Melding en vooronderzoek
Voor of tijdens het gesprek verschaft de cliënt en/of zijn vertegenwoordiger het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover de cliënt op dat moment redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
Artikel 2.5 Aanvraag persoonsgebonden budget
In aanvulling op artikel 2.4 omvat een aanvraag voor een persoonsgebonden budget in elk geval:
Artikel 2.6 Inhoud beschikking
Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:
het een melding of aanvraag betreft van een persoon die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 2.2 heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of soort van voorziening kunnen beïnvloeden.
Hoofdstuk 3 Algemene voorzieningen
Artikel 3.2 Waardering voor mantelzorgers
Het college draagt jaarlijks zorg voor een blijk van waardering voor mantelzorgers. Het college zal bij nadere regeling regels stellen over op welke wijze zorg wordt gedragen voor de jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente.
Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorzieningen
Artikel 4.1 Criteria voor een maatwerkvoorziening
Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, of
ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige en doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot maatwerkvoorzieningen behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en
bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.
Artikel 4.3 Aanvullende criteria voor woonvoorzieningen
Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 4.1, eerst of de cliënt kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning en die verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat. Deze beoordeling zal alleen plaatsvinden indien de aanpassing van de woning een bedrag zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg te boven gaat.
Artikel 4.6 Aanvullende criteria voor opvang en beschermd wonen
Artikel 4.7 Weigeringsgronden en voorwaarden voor maatwerkvoorzieningen
Het college verstrekt geen woonvoorziening:
als het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingenbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;
Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budgetten -
Artikel 5.2 Persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen binnen het kernassortiment
Het persoonsgebonden budget voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Het college zal de cliënt verzoeken om één of twee offertes te vragen. Het college kan ook zelf nog een offerte opvragen om de offerte(s) van de cliënt te toetsen.
Artikel 5.3 Persoonsgebonden voor hulpmiddelen buiten het kernassortiment
Het persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen die buiten het kernassortiment van de gemeente Tilburg vallen wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Het college zal de cliënt verzoeken om één of twee offertes op te vragen. De offerte moet ook (indien van toepassing) een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur bevatten. Het college kan ook zelf nog een offerte opvragen om de offerte(s) van de cliënt te toetsen.
Artikel 5.4 Persoonsgebonden budget voor een sportvoorziening
Voor een sportvoorziening wordt uitsluitend een gemaximeerd persoonsgebonden budget verstrekt. De hoogte is, ongeacht het inkomen, gelijk aan de werkelijke kosten van de sportvoorziening tot een maximum van € 2.968,41. Tegelijk met de verstrekking van de aanschafkosten wordt een forfaitair bedrag verstrekt van € 660,00 waarmee voor een periode van drie jaar een sportvoorziening aangepast, verzekerd, gerepareerd en onderhouden dient te worden.
Als de cliënt nog steeds gebruikt maakt van de sportvoorziening, kan aansluitend aan de in het tweede lid bedoelde periode van drie jaar, jaarlijks een forfaitair bedrag in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt worden van € 457,32 in de kosten van aanpassing, verzekering, onderhoud en reparatie van de sportvoorziening. De werkelijke kosten van de sportvoorziening worden bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Het college zal de cliënt verzoeken om één of twee offertes te vragen. De offerte moet ook bevatten een indicatie voor de onderhouds- en reparatiekosten gedurende de afschrijvingsduur. Het college kan ook zelf nog een offerte opvragen om de offerte(s) van de cliënt te toetsen. Indien een geschikt middel verkrijgbaar is bij een gecontracteerde leverancier kan het persoonsgebonden budget nooit hoger zijn dan de kosten die het college kwijt zou zijn bij deze gecontracteerde leverancier.
Artikel 5.5 Persoonsgebonden budget voor vervoerskosten
De tarieven (lid 1 sub a en b) zijn gebaseerd op de voorziening in natura (regiotaxi/regiovervoer) waarbij maximaal 2000 kilometer per (kalender)jaar gereisd mag worden en een kilometertarief van € 0,31 per kilometer. Het tarief onder lid 1 sub c is gebaseerd op een kilometertarief van € 0,19 per kilometer.
Indien een cliënt geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, regiotaxi niet mogelijk is en eigen vervoer niet beschikbaar is, en op geen enkele andere manier een goedkopere passende vervoersvoorziening gegeven kan worden, wordt aan de cliënt een persoonsgebonden budget verstrekt om met een reguliere (rolstoel)taxi te reizen. Dit bedrag wordt vastgesteld op grond van het feitelijke vervoerspatroon van de cliënt, maar met een maximum van 2000 kilometer tegen een bedrag dat met het taxibedrijf wordt afgesproken, maar maximaal het goedkoopste tarief van de reguliere (rolstoel)taxi
Artikel 5.7 Tarieven voor cliënt met een toekenning voor vervoerskosten op grond van de Wmo 2007 (vóór 1 januari 2015).
Voor cliënten aan wie een financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget voor vervoer is toegekend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2007 blijven de bedragen zoals toegekend van toepassing voor de duur dat de beschikking is afgegeven. De tarieven worden geïndexeerd zoals beschreven in artikel 5.50.
Artikel 5.8 Persoonsgebonden budget voor een gehandicapten parkeerkaart / kosten parkeerplaats
Als een cliënt niet of onvoldoende gecompenseerd wordt met collectief vraagafhankelijk vervoer (regiotaxi/regiovervoer) en het gebruik van een auto wel voldoende compensatie biedt, kan hij, als een gehandicaptenparkeerkaart voor hem noodzakelijk is, in aanmerking komen voor een persoonsgebonden budget voor de kosten van een invalidenparkeerkaart en de kosten van de noodzakelijke medische keuring.
Als een cliënt niet of onvoldoende gecompenseerd wordt met collectief vraagafhankelijk vervoer en het gebruik van een auto wel voldoende compensatie biedt, kan hij, als een gehandicaptenparkeerplaats voor hem noodzakelijk is, in aanmerking komen voor een persoonsgebonden budget in verband met de aanleg van die parkeerplaats. De hoogte van het persoonsgebonden budget is gelijk aan de kosten die de gemeente in rekening brengt voor het aanleggen van de parkeerplaats.
Artikel 5.9 Persoonsgebonden budget voor een autoaanpassing
Het persoonsgebonden budget voor een autoaanpassing wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Het college zal de cliënt verzoeken om één of twee offertes op te vragen. De offerte moet ook (indien van toepassing) een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur bevatten. Het college kan ook zelf nog een offerte opvragen om de offerte(s) van de cliënt te toetsen.
Artikel 5.10 Persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen
Het persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Het college zal de cliënt verzoeken om één of twee offertes op te vragen. Het college kan ook zelf nog een offerte opvragen om de offerte(s) van de cliënt te toetsen.
Het is mogelijk een persoonsbonden budget te krijgen voor de kosten van het aanbouwen of uitbreiden van een vertrek bij een bestaande woning of de extra bouwkosten bij een nieuw te bouwen woning. Voor de berekening van het persoonsgebonden budget wordt als richtlijn genomen een aantal extra m2 (conform de aanvullende criteria in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg), vermenigvuldigd met de verdiepingshoogte, met een maximum van 3.00m. De grondprijs wordt bepaald op grond van het "Kader Grondprijzen" dat jaarlijks door de gemeenteraad wordt vastgesteld. De kubieke meterprijs is bepaald op maximaal € 389,67 per m3.
Artikel 5.11 Persoonsgebonden budget voor verhuis-en inrichtingskosten en bezoekbaar maken van een woning
Artikel 5.12 Persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen van niet bouwkundige of technische aard
Indien de bedoelde voorziening een wo¬ningsa¬nering betreft, die noodzakelijk is in verband met cara en/of allergi¬sche aandoenin¬gen, of de vervanging van tapijt dat niet geschikt is voor rolstoelgebruik, worden de maximale vergoe¬dingsbedragen bere¬kend op de wijze als aange¬geven onder a en b.
Artikel 5.14 Persoonsgebonden budget voor keuring, onderhoud en reparatie van woonvoorzieningen
Ten aanzien van de onder lid 2 genoemde voorzieningen komen de werkelijk gemaakte kosten voor reparatie in aanmerking voor vergoeding alsmede de kosten van de wettelijke verplichte keuringen en de onderhoudskosten (1 maal per jaar) in aanmerking voor vergoeding. De hoogte van het persoonsgebonden budget is dan gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten
Artikel 5.15 Persoonsgebonden budgetten voor diensten
Er is sprake van gedifferentieerde tariefstelling. Een pgb-houder die een zorgorganisatie inschakelt kan het maximale pgb-tarief ontvangen. Inschakeling van een ZZP’er leidt als gevolg van verminderde aannemelijke kosten, tot een verlaging van het maximale pgb-tarief. Ook bij inschakeling door de pgb-houder van iemand uit zijn sociale netwerk geldt een korting op het pgb-tarief. Verderop in dit hoofdstuk zijn de maximale pgb-bedragen per categorie dienst opgenomen.
Onder een zorgaanbieder/zorgorganisatie verstaan we een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving van het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van zorg die meerdere personeelsleden in dienst heeft.
Onder een ZZP'er verstaan we een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelswetregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van zorg en die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel.
Indien een cliënt een persoonsgebonden budget wil verzilveren bij een door de gemeente Tilburg gecontracteerde aanbieder (Zorg in Natura) wordt het PGB budget gelijkgesteld aan het tarief dat de aanbieder bij Zorg in Natura zou ontvangen (ongeacht het aantal uren of dagdelen begeleiding dat nodig is voor het te behalen resultaat). Dit is conform de contractuele afspraken die met de aanbieders voor Zorg in Natura zijn gemaakt.
Artikel 5.16 Persoonsbonden budget voor maatwerkvoorzieningen Hulp bij het huishouden
Voor cliënten die vanaf 1 januari 2015 een persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening Hulp aan Huis toegekend krijgen zijn de volgende pgb-tarieven van toepassing:
Artikel 5.17 Tarieven voor cliënten met een toekenning PGB huishoudelijke hulp op grond van de Wmo 2007 (vóór 1 januari 2015).
Voor cliënten die een persoonsgebonden budget toegekend hebben gekregen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2007 blijven de tarieven zoals toegekend van toepassing voor de duur dat de beschikking is afgegeven. De tarieven worden geïndexeerd zoals beschreven in artikel 5.50.
Begeleiding individueel/begeleiding groep/ logeeropvang/persoonlijke verzorging
Artikel 5.18 Persoonsgebonden budget voor begeleiding individueel, begeleiding groep, logeeropvang en/of persoonlijke verzorging
Cliënten die in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening kunnen kiezen om zelf ondersteuning in te kopen via een persoonsgebonden budget. De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt bepaald op basis van het aantal benodigde uren/dagdelen x het geldende tarief. De toegangsprofessional bepaalt het aantal benodigde uren/dagdelen.
Het is toegestaan om een hoger tarief met de zorgverlener af te spreken mits de resultaten zoals beschreven in het plan van aanpak worden behaald. Het afspreken van een hoger tarief dan de tarieven in dit hoofdstuk beschreven zal nooit leiden tot een verhoging van het persoonsgebonden budget of het toekennen van meer dagdelen of uren tegen dit hogere tarief.
De toegangsprofessional beoordeelt op basis van het budgetplan of het resultaat zoals beschreven in het plan van aanpak, met het voorstel van de cliënt en zijn zorgverlener, redelijkerwijs kan worden behaald. Indien de toegangsprofessional van mening is dat het resultaat niet kan worden behaald, wordt het budgetplan afgewezen.
Artikel 5.21 Tarieven voor begeleiding individueel geleverd door een informeel zorgverlener
Artikel 5.22 Tarieven voor begeleiding groep geleverd door een zorgaanbieder zonder vervoer
Artikel 5.24 Tarieven voor begeleiding groep geleverd door een informeel zorgverlener zonder vervoer
Artikel 5.25 Tarieven voor begeleiding groep geleverd door een zorgaanbieder met vervoer (zonder rolstoel)
Artikel 5.26 Tarieven voor begeleiding groep geleverd door een ZZP'er met vervoer (zonder rolstoel)
Artikel 5.27 Tarieven voor begeleiding groep geleverd door een informeel zorgverlener met vervoer (zonder rolstoel)
Artikel 5.28 Tarieven voor begeleiding groep geleverd door een zorgaanbieder met vervoer (met rolstoel)
Artikel 5.29 Tarieven voor begeleiding groep geleverd door een ZZP'er met vervoer (met rolstoel)
Artikel 5.30 Tarieven voor begeleiding groep geleverd door een informeel zorgverlener met vervoer (met rolstoel)
Artikel 5.32 Tarieven voor persoonlijke verzorging geleverd door een zorgaanbieder
Artikel 5.33 Tarieven voor persoonlijke verzorging geleverd door een ZZP'er
Artikel 5.34 Tarieven voor persoonlijke verzorging geleverd door een informeel zorgverlener
Artikel 5.35 Persoonsgebonden budget voor Beschermd Wonen bij psychi(atri)sche en/of psychosociale problemen
Er kan alleen een persoonsgebonden budget worden toegekend voor beschermd wonen indien de zorgaanbieder voldoet aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg. Voldoet de beoogd zorgaanbieder niet aan de kwaliteitseisen dan wordt het persoonsgebonden budget niet verstrekt. De cliënt kan dan kiezen voor een andere pgb aanbieder of voor zorg in natura.
Cliënten kunnen uitsluitend in aanmerking komen voor de tarieven genoemd in artikel 5.36 t/m 5.41 indien er sprake is van 24 uurs onplanbare zorgbehoefte, en indien ze wonen in een zorginstelling met 24 uurs aanwezigheid of binnen 15 minuten beschikbaarheid en aanwezigheid van professionele begeleiding.
Artikel 5.43 Persoonsgebonden budget voor Beschermd Wonen bij een (vermoeden van een) licht verstandelijke beperking.
Er kan alleen een persoonsgebonden budget worden toegekend voor beschermd wonen indien de zorgaanbieder voldoet aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg. Voldoet de beoogd zorgaanbieder niet aan de kwaliteitseisen dan wordt het persoonsgebonden budget niet verstrekt. De cliënt kan dan kiezen voor een andere pgb aanbieder of voor zorg in natura.
Artikel 5.47 Tarieven voor beschermd wonen ZZP VG 3 geleverd door een informeel zorgverlener
Artikel 5.48 Tarieven voor beschermd wonen ZZP VG 4 geleverd door een informeel zorgverlener
Artikel 5.49 Tarieven voor beschermd wonen ZZP VG 6 geleverd door een informeel zorgverlener
Artikel 6.1 Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen
Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd:
voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel in de vorm van een pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, overeenkomstig het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Het college kan afwijkende regels stellen ten opzichte van bepaalde voorzieningen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Tilburg (Besluit MO Tilburg).
De bijdrage voor maatwerkvoorzieningen, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 een lagere bijdrage is verschuldigd. Het college bepaalt bij nadere regeling op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt bepaald.
Artikel 6.2 Eigen betaling voor de algemene voorziening Hulp aan Huis
Cliënten die gebruik maken van de algemene voorziening Hulp aan Huis zijn hiervoor een eigen betaling verschuldigd per ingeleverde cheque (één cheque per uur).
Artikel 6.3 Basistarief voor dienstencheques en alfacheques
Er zijn verschillende tarieven voor de dienstencheque en de alfacheque.
Het basistarief van de dienstencheque is € 15,00 per uur, van de alfacheque € 13,50 per uur. Afhankelijk van het inkomen, gezinssamenstelling en leeftijd kan een cliënt korting krijgen op dit basistarief. De tariefindeling is opgenomen in bijlage 1 bij deze verordening.
Artikel 6.4 Maximum aantal uren
De algemene voorziening Hulp aan Huis is gemaximeerd tot 3 uur per week. Indien een cliënt meer dan 3 uur per week aan hulp nodig heeft krijgt hij aanvullend op de algemene voorziening een maatwerkvoorziening.
Het college stelt nadere regels over de uitvoering van Hulp aan Huis.
Hoofdstuk 7 Toezicht en handhaving
Artikel 7.1 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen pgb's en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015
Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet en/of een algemene voorziening zoals bedoeld in artikel 3.1 van deze verordening.
Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening, algemene voorziening of het ten onrechte genoten pgb.
Artikel 7.2 Opschorting betaling uit het persoonsgebonden budget
Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting van ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e van de wet.
Artikel 7.3 Onderzoek naar kwaliteit en recht-en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten
Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en pgb's met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht-en doelmatigheid daarvan.
Hoofdstuk 8 Kwaliteit en Klachten
Artikel 8.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
Artikel 8.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden
Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een reële prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.
Artikel 9.1 Betrekken van ingezetenen bij het beleid
Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.
Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Artikel 11.1 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt of mantelzorger afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Het college kan aan het verstrekken van een voorziening voorwaarden verbinden, die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde voorziening.
Artikel 11.3 Besluit en Beleidsregels
Het college stelt een Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg en beleidsregels vast. Hierin neemt het nadere regels op over de uitvoering van deze verordening, over de omvang van verstrekkingen en over de omvang van de eigen bijdrage.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit geldende bedragen indexeren. In deze verordening en in het Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg is opgenomen voor welke bedragen dit geldt, welk prijsindexcijfer gehanteerd wordt en over welke periode van 12 maanden de index berekend wordt.
Artikel 11.5 Intrekking oude verordening en overgangsrecht
Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg maart 2018, geschiedt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg maart 2018 die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.
Artikelsgewijze toelichting op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2019.
Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
In de Wmo en het daarop gebaseerde Besluit is een groot aantal definities opgenomen. Voor de leesbaarheid is een selectie hiervan opgenomen in de begripsbepalingen van de verordening. Niet iedere bepaling behoeft toelichting.
a. Algemeen gebruikelijke voorziening
Het is niet de bedoeling dat de gemeentelijke overheid voorzieningen verstrekt, waarvan gelet op de omstandigheden van de cliënt, aannemelijk is te achten dat deze daarover, ook als hij of zij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken. Het college moet steeds onderzoeken of een voorziening ook algemeen gebruikelijk is voor de cliënt. De beoordeling of sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening voor de cliënt richt zich op het beantwoorden van de vraag of de cliënt over de voorziening zou (hebben kunnen) beschikken als hij geen beperkingen zou hebben gehad. Bij die beoordeling kunnen, zo blijkt uit jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep op grond van de Wmo 2007, de volgende criteria een rol spelen:
- Is de voorziening gewoon te koop?
- Is de prijs van de voorziening vergelijkbaar met soortgelijke producten die algemeen gebruikelijk worden geacht?
- Is de voorziening specifiek voor personen met een beperking ontworpen?
- Is de voorziening voor de persoon als de aanvrager ook algemeen gebruikelijk?
Bijdrage in de kosten van een algemene of maatwerkvoorziening (m.u.v. onafhankelijke cliëntondersteuning). Voorheen werd dit eigen bijdrage of eigen aandeel genoemd. In hoofdstuk 6 wordt dit nader uitgewerkt.
In het budgetplan beschrijft de cliënt, samen met de beoogd zorgverlener, hoe zij het persoonsgebonden budget wilt besteden. De basis voor dit plan is het gesprek dat de cliënt heeft gehad met de Toegangsprofessional en het Plan van Aanpak dat is opgesteld. In het Plan van aanpak staat ook beschreven wat de cliënt met deze ondersteuning concreet moet bereiken. Het ingevulde budgetplan wordt beoordeeld door de Toegangsprofessional.
College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg
Hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.
Het gesprek is het mondeling contact na een melding waarin het college met degene die maatschappelijke ondersteuning vraagt zijn gehele situatie inventariseert ten aanzien van zijn mogelijkheden om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van voorliggende voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen of maatwerkvoorzieningen zijn zelfredzaamheid of participatie te verbeteren of te voorkomen dat hij gebruik moet maken van beschermd wonen of opvang.
Iedereen kan zich melden met een hulpvraag. Door het melden maakt men de hulpvraag aan het college kenbaar. In vervolg op deze melding zal het college in samenspraak met de cliënt zo spoedig mogelijk een onderzoek (laten) instellen. Indien de ingezetene alleen informeert naar bijvoorbeeld de beschikbaarheid van een algemene voorziening of kenbaar maakt gebruik te willen maken van een algemene voorziening, is er geen aanleiding om een onderzoek zoals bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid van de wet, in te stellen.
In het plan kan de cliënt, al dan niet tezamen met zijn persoonlijke netwerk, de omstandigheden zoals bedoeld in artikel 2.3.2 lid 2 onderdelen a tot en met e van de wet, en de maatschappelijke ondersteuning die door hem wordt gewenst beschrijven.
Deze verordening kent twee doelgroepen. Allereerst cliënten die in aanmerking komen voor
een maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie. Om hiervoor in
aanmerking te komen dient de cliënt ingezetene te zijn van de gemeente Tilburg. We gaan
hierbij uit van de inschrijving in de Basis registratie personen (Brp).
Om voor een maatwerkvoorziening gericht op beschermd wonen in aanmerking te komen
moet de men in ieder geval ingezetene zijn van Nederland, maar niet per se van de gemeente
Mantelzorgers kunnen voor vormen van ondersteuning in aanmerking komen, indien degene
voor wie zij mantelzorger zijn ingezetene is van de gemeente Tilburg.
Artikel 2.1 Melding en vooronderzoek
In dit artikel is opgenomen dat een hulpvraag schriftelijk, elektronisch, mondeling of
telefonisch bij het college kan worden gedaan. Dit kan zowel op het gemeentelijk LoketZ als bij één van de partners van de gemeente die gezamenlijk de Tilburgse Toegang vormen. De melding kan door of namens de cliënt worden gedaan, wat betekent dat ook iemand uit de omgeving van de cliënt als vertegenwoordiger kan optreden.
In lid 2 is opgenomen dat het college de ontvangst van de melding registreert (tijdstip van
melding) en schriftelijk bevestigt. Tevens wordt de cliënt geïnformeerd over de
vervolgprocedure en diens rechten en plichten (zoals het maken van een afspraak voor het
gesprek, de mogelijkheid tot het indienen van een persoonlijk plan en de mogelijkheid
gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning. De cliënt mag zich tijdens het onderzoek laten bij
bijstaan door iemand uit zijn eigen netwerk of een cliëntondersteuner. Het gebruik van een
cliëntondersteuner is altijd gratis.
In lid 3 is opgenomen dat in spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3. van de
wet het college na ontvangst van de melding een tijdelijke maatwerkvoorziening treft in
afwachting van de uitkomst van het onderzoek. Met onverwijld bedoelen wij binnen
In lid 5 is opgenomen dat het college alle gegevens verzamelt die door het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet, toegankelijk en van belang zijn over de cliënt en zijn situatie. Er wordt zo spoedig mogelijk een afspraak gemaakt voor een gesprek.
Lid 6 bepaalt dat de cliënt voor het gesprek alle overige gegevens en bescheiden die naar oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen aan het college moet overhandigen. In ieder geval verstrekt de cliënt een identificatiedocument zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
In lid 7 is opgenomen dat de cliënt de mogelijkheid heeft een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid van de wet op stellen. In dit plan kan de cliënt aangeven op welke wijze hij vorm wil geven aan zijn persoonlijk arrangement om zelfredzaam te kunnen zijn en te participeren. Dit draagt bij aan de mate van eigen regie door de cliënt. Indien de cliënt zo'n persoonlijk plan wil indienen dient hij dit uiterlijk 7 dagen na de melding te overhandigen aan het college.
In dit artikel is opgenomen dat het college in een gesprek onderzoek doet. Het onderzoek vormt de kern van de procedure. De wet beschrijft in artikel 2.3.2 vierde lid de zaken die tijdens het onderzoek aan bod moeten komen. In dit artikel wordt benadrukt dat een gesprek deel uitmaakt van het onderzoek en dat het past in het stelsel van deze Wmo dat daar de omgeving van de cliënt zoveel mogelijk bij betrokken wordt.
Het gesprek wordt gevoerd namens het college door professionals. Het uitgangspunt hierbij is dat het (eerste) gesprek bij de cliënt thuis zal plaatsvinden. Op verzoek van de cliënt kan het gesprek ook op een andere locatie plaatsvinden.
In lid 2 is opgenomen dat indien de cliënt een persoonlijk plan heeft overhandigd dit wordt betrokken bij het onderzoek.
In lid 3 is bepaald dat het college de cliënt informeert over de gang van zaken tijdens het gesprek, dienst rechten en plichten, uitleg geeft over de vervolgprocedure en hem vraagt om toestemming te geven voor het verwerken van zijn persoonsgegevens.
Lid 4 bepaalt dat voor het inwinnen van informatie bij derden (bijvoorbeeld hulp- of zorgverleners) een toestemmingsverklaring wordt ondertekend.
Lid 5 bepaalt dat indien de cliënt genoegzaam bekend is het college met de cliënt kan besluiten af te zien van het onderzoek zoals bedoeld in de wet. De cliënt kan dan middels een aanvraagformulier een aanvraag indienen voor een maatwerkvoorziening.
Artikel 2.3 Verslag van het onderzoek
Het college draagt zorg voor een schriftelijke verslaglegging van het onderzoek en verstrekt dit binnen 10 werkdagen aan de cliënt. De weergave van het onderzoek bevat tevens een verslag van het gesprek. Dit is een beknopte weergave zijn van hetgeen besproken is.
In lid 3 is opgenomen dat de cliënt het verslag tekent voor gezien of akkoord. Indien hij uitsluitend tekent voor gezien kan hij daarbij tevens aangeven waarom hij niet akkoord is. De cliënt draagt er zorg voor dat het getekende exemplaar binnen 10 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd.
In lid 5 is opgenomen dat indien de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening hij dit kan aangeven op het door hem ondertekende verslag. Dit verslag dient dan tevens als aanvraag.
Artikel 2.4 Aanvraag maatwerkvoorziening
In de Wmo 2015 zijn de termijnen afwijkend geregeld ten opzichte van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Na ontvangst van de melding dient er binnen maximaal zes weken een onderzoek plaats te vinden. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is afgerond tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na de melding.
Na ontvangst van een aanvraag heeft het college twee weken de tijd om een beschikking af te geven.
Indien er conform artikel 2.2 lid 5 wordt afgezien van een onderzoek kan de cliënt of zijn gemachtigde of (wettelijk) vertegenwoordiger een aanvraag schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.
Lid 3 bepaalt dat ook een ondertekend verslag van het onderzoek kan dienen als aanvraag indien de cliënt op het verslag heeft aangegeven in aanmerking te willen komen voor een maatwerkvoorziening.
Artikel 2.5 Aanvraag persoonsgebonden budget
Voor maatwerkvoorzieningen bestaat in beginsel de mogelijkheid om te kiezen tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget. Indien iemand kiest voor verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget, moet hij hiervoor een motivering kunnen geven, zoals bedoeld in artikel 2.3.6 tweede lid onder b van de wet. Door de motivatie-eis wordt geborgd dat duidelijk is dat het de beslissing van de aanvrager zelf is om een pgb aan te vragen. Ook moet hij vooraf inzicht geven in hoe de besteding van het persoonsgebonden budget voorziet in de vastgestelde ondersteuningsbehoefte. Mede door aan deze eisen te voldoen maakt de cliënt zich verantwoordelijk voor een passende besteding van het budget.
Met sub c bedoelen we bij een materiele zaak bijvoorbeeld technische eisen van bijvoorbeeld een traplift of scootermobiel. Bij een dienst gaan we uit van het budgetplan waarin staat opgenomen hoe, door wie en in welke vorm de dienst wordt verleend.
Artikel 2.6 Inhoud beschikking
In dit artikel is opgenomen welke elementen worden opgenomen in de beschikking. In de beschikking staat de informatie die voor de cliënt nodig is om zijn rechtspositie te bepalen en te begrijpen.
Dit artikel bepaalt dat het college bevoegd is degene door of namens wie een melding is gedaan of door of namens wie een aanvraag is ingediend, alsmede diens huisgenoten op te roepen in persoon te verschijnen en te bevragen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en te laten onderzoeken en/of bevragen door een of meer daartoe aangewezen deskundigen. Dit alles met de beperking dat dit in het belang moet zijn voor de beoordeling van de aanspraak op een voorziening.
Hoofdstuk 3 Algemene voorzieningen
Artikel 3.1 Algemene voorziening
Een algemene voorziening is in de wet gedefinieerd als een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op het versterken van zelfredzaamheid en participatie of op opvang. De beperkte toegangsbeoordeling van de algemene voorziening zal voornamelijk betrekking hebben op de doelgroep van de voorziening.
Het college kan de regels voor bepaalde algemene voorzieningen nader uitwerken in beleidsregels.
Artikel 3.2 Waardering voor mantelzorgers
Het college moet zorgdragen voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van haar cliënten. Artikel 2.1.6 van de wet stelt dat het moet gaan om mantelzorgers van cliënten in de gemeente. De woonplaats van de cliënt is bepalend, het kan dus ook mantelzorgers betreffen die in andere gemeenten wonen.
Het gaat hierbij ook om mantelzorgers van cliënten die een hulpvraag hebben aangemeld, ook al is daar geen voorziening op basis van de wet uitgekomen.
Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorzieningen
Artikel 4.1 Criteria voor maatwerkvoorzieningen
In dit artikel is het algemene afwegingskader dat in deze Wmo centraal staat nogmaals uiteengezet. De nadruk ligt, nog meer dan onder Wmo 2007, op de eigen kracht en hulp van anderen. De maatwerkvoorziening vormt slechts het sluitstuk van de maatschappelijke ondersteuning.
In artikel 2.1.3 tweede lid onderdeel a van de wet is bepaald dat de raad bij verordening moet aangeven op basis van welke criteria het college kan vaststellen of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt. In dit artikel van de verordening zijn de algemene criteria opgenomen, in de volgende artikelen uit dit hoofdstuk zijn meer specifieke criteria opgenomen per productgroep. Bij het verstrekken van maatwerkvoorzieningen komt het neer op het leveren van maatwerk. Het is daardoor niet mogelijk en wenselijk om in de verordening limitatief te regelen welke maatwerkvoorzieningen zullen worden verstrekt.
In lid 2 is bepaald dat het college kan volstaan met de goedkoopst compenserende voorziening. Voorzieningen die in het kader van deze verordening worden verstrekt dienen naar objectieve maatstaven gemeten zowel compenserend als de meest goedkope voorziening te zijn. Met nadruk wordt hierbij gesteld dat met het begrip compenserend bedoeld wordt: volgens objectieve maatstaven nog toereikend. Eigenschappen die kostenverhogend werken zonder dat zij de voorziening meer adequaat maken, zullen in principe niet voor vergoeding in aanmerking komen. Daarbij kan een overweging zijn dat de bruikbaarheid van een voorziening niet alleen door technische en functionele aspecten bepaald wordt. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat een product dat duurder is dan een vergelijkbaar product, langer meegaat en dus uiteindelijk goedkoper is. Wat betreft het kwaliteitsniveau waarvan uitgegaan wordt, moge duidelijk zijn dat bij een verantwoord, maar ook niet meer dan dat, niveau dient te worden aangesloten. Het is uiteraard wel mogelijk een compenserende voorziening te verstrekken die duurder is dan de goedkoopst compenserende voorziening, mits de belanghebbende bereid is het prijsverschil uit eigen middelen te betalen.
Ook bij maatwerkvoorziening in de vorm van dienstverlening is het begrip goedkoopst compenserend van toepassing. Indien bijvoorbeeld de kosten van het te leveren aantal uren begeleiding de vastgestelde tarieven voor Beschermd Wonen (een zwaardere ondersteuningsvorm) overstijgt kan het persoonsgebonden budget voor begeleiding worden gemaximeerd tot het niveau van de kostprijs van Beschermd Wonen.
In dit artikel is opgenomen dat het college een persoonsgebonden budget verstrekt in overeenstemming met de wet. Een pgb wordt alleen verstrekt als de cliënt dit wenst en hier gemotiveerd om vraagt. Door deze motivatie-eis wordt geborgd dat duidelijk is dat het de beslissing van de aanvrager zelf is om een pgb aan te vragen.
In lid 2 is opgenomen dat het in beginsel niet mogelijk is om kosten achteraf te declareren.
Lid 3 bepaalt de wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld. Het tarief van het pgb is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden en is toereikend om effectieve en kwalitatief goede ondersteuning in te kopen. De hoogte van het pgb bedraagt maximaal de hoogte van de kostprijs van de in betreffende situatie goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura. De situatie waarin het door de cliënt beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het college betekend niet bij voorbaat dat het pgb om die reden geheel geweigerd zal worden. Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.
Er zijn verschillende tarieven voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. Er wordt rekening worden gehouden met onder andere de rechtsvorm van de dienstverleners.
Tevens wordt in nadere regels verder uitgewerkt onder welke voorwaarden een cliënt de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoord tot zijn sociale netwerk. Uitgangspunt is hierbij dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt.
Artikel 4.3 Aanvullende criteria voor woonvoorzieningen
Verhuizing naar een geschikte woning of een gemakkelijk geschikt te maken woning kan een snelle(re) oplossing bieden dan het aanpassen van een woning. Bovendien kan een woning zich niet lenen voor aanpassing. Dat kan betekenen dat er eerst naar alternatieven gekeken zal moeten worden. Daarbij zal zo mogelijk rekening gehouden worden met de behoeften van de cliënt. Dat wil zeggen dat in een afweging bepaald zal worden hoe die behoeften zich verhouden tot de belangen (met name financiële) van de gemeente.
Het college stelt hier nadere regels over op.
Artikel 4.4 Aanvullende criteria voor vervoersvoorzieningen
In dit artikel is bepaald dat bij vervoersvoorzieningen een aanwezige en bruikbare algemene voorziening (zoals een rolstoel of scootermobielpoule) een oplossing kan bieden voor personen met een beperkte vervoersbehoefte op de korte afstand. Datzelfde geldt voor het zogenaamde vraagafhankelijke vervoer van deur tot deur. Om hierbij te komen tot maatwerk zal de vervoersbehoefte van de cliënt uitgangspunt zijn voor de beoordeling welke voorziening nodig is om het te bereiken resultaat te bereiken. Voorliggende voorzieningen kunnen maatwerkvoorzieningen voorkomen.
De omvang van de te bieden compensatie zal over het algemeen liggen tussen de 1500 en 2000 kilometer per jaar.
Het college stelt hier nadere regels over op.
Artikel 4.5 Aanvullende criteria voor hulp bij het huishouden
Dit artikel gaat in op het onderdeel gebruikelijke zorg. Er wordt rekening gehouden met huisgenoten uit de leefeenheid die ouder zijn dan 18 jaar. Wanneer die in staat zijn werkzaamheden over te nemen wordt allereerst gekeken of dit niet een voorliggende voorziening is. Alle huisgenoten boven de 18 jaar zijn met elkaar verantwoordelijk voor het voeren van een huishouden. Dat betekent dan, wanneer één van de huisgenoten uitvalt, via herverdeling de andere huisgenoten deze taken zullen moeten overnemen. Alleen als er geen huisgenoten zijn of als huisgenoten met enige regelmaat langdurig afwezig (bijvoorbeeld militairen op uitzending) zijn kan er aanleiding bestaan voor het verstrekken van een voorziening.
Uiteraard bestaat er een noodzaak tot verstrekken van een voorziening als de huisgenoot zelf ook niet in staat is de bedoelde werkzaamheden te verrichten. Niet gewend zijn deze werkzaamheden te verrichten is geen reden tot het verstrekken van een voorziening. Alleen dreigende overbelasting of bestaande overbelasting van huisgenoten kan hiertoe aanleiding zijn. Door onderzoek zal deze overbelasting vastgesteld worden.
Het college stelt hier nadere regels over op.
Artikel 4.6 Aanvullende criteria voor opvang en beschermd wonen
In dit artikel zijn de voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen opvang of beschermd wonen.
Indien blijkt dat beschermd wonen voor een cliënt noodzakelijk is wordt er ook altijd beoordeeld wat voor deze cliënt de meest passende plek is.
In lid 4 is de doelgroep opgenomen van volwassenen bij wie behoefte is aan een beschermde woonomgeving om verslechtering van de huidige situatie te voorkomen en/of verbetering te bereiken. De gemeente heeft een verplichting tot het verstrekken van een tijdelijke beschermde woonomgeving indien dit noodzakelijk is. Uitgangspunt hierbij is dat een cliënt pas in aanmerking komt voor een beschermde woonomgeving indien begeleiding in de vorm van ambulante begeleiding en dagbesteding onvoldoende is.
Artikel 4.7 Weigeringsgronden en voorwaarden voor maatwerkvoorzieningen
In lid 1 sub a wordt bepaald dat voor zover er met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat, er geen maatwerkvoorziening wordt toegekend.
Lid 1 sub b is een herhaling van het algemene toetsingskader zoals deze in de wet centraal staat. Indien men op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen bestaat er geen noodzaak voor een maatwerkvoorziening.
Ook lid 1 sub c is een herhaling van het algemene toetsingskader van de wet. Een algemene voorziening gaat voor op een maatwerkvoorziening. Kan men gebruik maken van een algemene voorziening dan bestaat er geen noodzaak tot verstrekking van een maatwerkvoorziening.
Lid 1 sub d gaat over algemeen gebruikelijke voorzieningen. Bij de begripsbepalingen is een nadere uitleg opgenomen over het begrip algemeen gebruikelijk voorziening. Indien een voorziening voor een persoon als de aanvrager als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd bestaat er geen noodzaak tot verstrekking van een maatwerkvoorziening.
In lid 1 sub f is opgenomen dat geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt voor zover deze niet in overwegende mate op het individu is gericht. De maatwerkvoorziening is immers gericht op de individuele cliënt. Het past niet om generieke voorzieningen te treffen, daar zijn algemene voorzieningen meer geschikte instrumenten voor.
In lid 1 sub g is opgenomen dat er geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt indien de noodzaak voor deze voorziening door de cliënt redelijkerwijs te voorzien was en de cliënt in redelijkheid te vergen mogelijkheden heeft/had om zelf voor een passende oplossing te zorgen.
In lid 2 is opgenomen dat er geen voorziening wordt verstrekt indien deze niet langdurig noodzakelijk is. Er worden alleen voorzieningen verstrekt als die voor langere tijd nodig zijn en tevens noodzakelijk zijn om de beperkingen op te heffen of te verminderen.
Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budgetten
In dit hoofdstuk is de tariefstelling van de persoonsgebonden budgetten geregeld. Er zijn diverse soorten tarieven voor persoonsgebonden budgetten zoals voor hulpmiddelen (zoals bijvoorbeeld rolstoelen), voor vervoersvoorzieningen, woningaanpassingen maar ook voor begeleiding (individueel/groep), logeeropvang en beschermd wonen. De opbouw van de tarieven staat hier beschreven maar ook de daadwerkelijke tarieven zijn opgesomd per voorzieningencategorie.
Voor enkele voorzieningen wordt voor een nadere uitwerking verwezen naar bijlage 2,3 & 4.
In artikel 5.4 wordt de sportvoorziening geregeld. Daarbij is opgenomen dat een sportvoorziening kan worden toegekend als zonder een sportvoorziening niet gesport kan worden. Sporten, zowel in groepsverband als individueel, draagt bij aan de gezondheid en mede daardoor aan een betere participatie. Een sportvoorziening kan worden toegekend als duidelijk is dat zonder deze voorziening geen mogelijkheden zijn voor de cliënt voor sportbeoefening.
Artikel 6.1 Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen
Dit artikel geeft uitvoering aan het artikel 2.1.4, eerste tot en met derde en zevende lid, en 2.1.5, eerste lid van de wet.
De wet maakt onderscheid tussen bijdragen in de kosten voor algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. De bijdragen in de kosten voor maatwerkvoorzieningen zijn gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs van de voorziening.
In het landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 worden regels vastgesteld met betrekking tot deze bijdragen. Het CAK is verantwoordelijk voor de vaststelling en inning van de eigen bijdragen.
Het college regelt in nadere regelgeving voor welke maatwerkvoorzieningen een eigen bijdrage is verschuldigd.
De bijdragen voor algemene voorzieningen mogen kostendekkend zijn.
Artikel 6.2 Eigen betaling voor de algemene voorziening Hulp aan Huis
Al enkele jaren kent de gemeente Tilburg een algemene voorziening voor huishoudelijke hulp, genaamd Hulp aan Huis. Bij deze algemene voorziening wordt er per geleverd uur huishoudelijke hulp een cheque ingeleverd. De cliënt heeft de keuze uit een dienstencheque (ondersteuning wordt verleend door een zorgaanbieder) of voor een alfacheque (de ondersteuning wordt geleverd door een alfahulp). De cliënt mag een vrije keuze maken tussen de 2 soorten cheques. De eigen betaling is de cliënt verschuldigd per ingeleverde cheque.
De algemene voorziening Hulp aan Huis is toegankelijk voor alle inwoners van de gemeente Tilburg die behoren tot de Wmo-doelgroep.
Artikel 6.3 Basistarief voor dienstencheque of alfacheque
Er zit een verschil tussen het basistarief van de dienstencheque en de alfacheque. Dit heeft te maken met een verschil in kostprijs. De kostprijs van een uur ondersteuning door een alfahulp is lager dan een uur ondersteuning door een zorgaanbieder. Het basistarief van de alfacheque is hierdoor ook lager.
Het uitgangspunt is het basistarief van de alfacheque en dienstencheque. Aangezien dit tarief niet voor iedere inwoner betaalbaar is kan er op grond van het inkomen (en eventuele andere eigen bijdragen voor ondersteuning die wordt betaald aan het CAK), gezinssamenstelling en leeftijd korting worden gegeven op dit basistarief. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen met de exacte tarieven en bijbehorende inkomenscategorieën.
Artikel 6.4 Maximum aantal uren
De algemene voorziening Hulp aan Huis is gemaximeerd tot 3 uur per week. Deze 3 uur is in de meeste gevallen toereikend voor het schoonhouden van de woning. Indien deze 3 uur niet voldoende zijn kan er aanvullend een maatwerkvoorziening worden verstrekt.
Het aantal van 3 uren per week is gebaseerd op de gemiddelde gebruikscijfers (2,6 uur per week, afgerond naar boven) van huishoudelijke hulp vanaf de invoering van de Wmo in 2007 tot aan de invoering van de algemene voorziening in 2013. In de jaren 2013 en 2014 mochten cliënten zelf bepalen hoeveel uren zijn wilden afnemen. Ook na deze periode waarin cliënten zelf het aantal uren mochten bepalen was er géén toename van het aantal afgenomen uren.
Het college stelt nadere regels over de uitvoering van de voorziening Hulp aan Huis.
Hoofdstuk 7 Toezicht en handhaving
Artikel 7.1 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015
In dit artikel zijn regels opgenomen ter bestrijding van het onterecht ontvangen van een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget alsmede misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Dit artikel is tevens van toepassing op de algemene voorziening zoals bedoeld in artikel 3.1 van deze verordening.
Het is van belang dat cliënten zich bewust zijn van de rechten, maar ook de plichten die verbonden zijn aan een maatwerkvoorziening of een daaraan gekoppeld persoonsgebonden budget. Denk bijvoorbeeld aan de plicht om het college op de hoogte te houden van alle relevante feiten en omstandigheden of de medewerkingsverplichting. Of de regels rondom verantwoording van een pgb. Het college moet de cliënt hierover informeren en ook uitleggen welke mogelijke consequenties het kan hebben als men zich niet houdt aan deze verplichtingen.
Deze bepaling berust mede op artikel 2.3.8 van de wet, waarin is vastgelegd dat de cliënt het college alle informatie verstrekt die van belang kan zijn voor de verlening van een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget. De medewerkeringsverplichting uit het derde lid van artikel 2.3.8 ziet toe op alle denkbare vormen van medewerking om toe te kunnen zien op rechtmatige verstrekking van een maatwerkvoorziening of pgb.
Deze bepaling regelt in welke gevallen het college een besluit tot verlening van een maatwerkvoorziening of algemene voorziening zoals bedoeld in artikel 3.1 van deze verordening, kan beëindigen of wijzigen, dan wel intrekken of herzien. Bij "wijzigen" gaat het om het aanpassen van de aanspraak naar de toekomst toe. De tegenhanger is "herzien", wat een wijziging van de aanspraak over het verleden betreft. Intrekking ziet eveneens op het verleden: een aanspraak wordt dan beëindigd vanaf een in het verleden gelegen datum.
Deze bepaling ziet op het wettelijk mogen verwerken/gebruikmaken van (bijzondere) persoonsgegevens bij controle door de Toezichthouder Wmo. Ook vormt dit de grondslag om (controlerende) interventies en passende maatregelen te kunnen toepassen.
Artikel 7.2 Opschorting betaling uit het persoonsgebonden budget
In dit artikel is geregeld dat het college aan de Sociale Verzekeringsbank kan verzoeken om de betalingen uit het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk op te schorten (voor maximaal 13 weken van betalingen) als er een ernstig vermoeden is dat er sprake is van een omstandigheid uit artikel 2.3.10 eerste lid, onder a, d of e. Het gaat dan om bijvoorbeeld niet voldoende aan de gestelde voorwaarden of het persoonsgebonden budget gebruiken voor een ander doel dan waarvoor het is toegekend.
Artikel 7.3 Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten
Naast met het oog op de beoordeling van kwaliteit, dient het college, al dan niet steekproefsgewijs, ook te onderzoeken of de verstrekte maatwerkvoorzieningen in natura en pgb's worden gebruik, respectievelijk besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze zijn verstrekt en of de besteding op een rechtmatige manier gebeurt. Een onderzoek kan zowel betrekking hebben op het handelen van een cliënt of pgb-houder, als op de ondersteuningsverlening door een aanbieder. Het onderzoek kan onder meer bestaan uit: dossieronderzoek, bezoek aan de cliënt, bezoek aan de locatie waar de cliënt ondersteuning krijgt en uit gesprekken met de aanbieder.
Hoofdstuk 8 Kwaliteit en klachten
Artikel 8.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
In dit artikel zijn de kwaliteitseisen opgenomen voor aanbieders ten behoeve van een goede kwaliteit van voorzieningen en deskundigheid van beroepskrachten.
Het college kan tevens nadere regels stellen op het gebied van kwaliteit voor te verstrekken persoonsgebonden budgetten.
Het college ziet toe op naleving van de eisen door periodieke overleggen, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en indien nodig het ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.
Artikel 8.2 Verhouding prijs en kwaliteit voorzieningen door derden
In dit artikel wordt geregeld dat het college voor het leveren van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4. van de wet, of een vaste prijs vaststelt of een reële prijs vaststelt die geldt als ondergrens voor een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde of die geldt als ondergrens voor de vaste prijs. In het geval het college en reële prijs vaststelt, is het mogelijk dat inschrijvers een hoger tarief dan de reële prijs neerleggen. Het is niet mogelijk een lagere prijs neer te leggen. Indien het college een vaste prijs vaststelt, dan zal het tarief voor de inschrijvers gelijk zijn aan de vaste prijs.
In het tweede lid is opgenomen dat bij het vaststellen van de prijs het college rekening dient te houden met de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet en de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.
Het derde lid bepaalt dat het college de vaste prijs of reële prijs minimaal moet baseren op de in het artikel genoemde kostprijselementen. De opsomming in dit lid is niet uitputtend, er kunnen elementen aan worden toegevoegd.
Het vierde lid biedt het college de mogelijkheid om geen vaste of reële prijs te bepalen op basis van de genoemde kostprijselementen maar de bepaling van de hoogte van de reële prijs over te laten aan de inschrijvende partijen.
Artikel 8.3 Meldingsregeling calamiteiten en geweld
De aanbieder heeft op grond van de wet een meldingsplicht bij de gemeentelijke toezichthouder. Daarnaast zullen meldingen over incidenten, calamiteiten en geweld ook in het kader van het contractmanagement onderwerp van gesprek zijn.
Aanbieders van voorzieningen moeten beschikken over een interne klachtregeling. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de aanbieder om de cliënt te informeren over het bestaan van de klachtenregeling. In de contracten met de aanbieder worden eisen vastgelegd die van belang zijn om de klachtenregeling goed te kunnen laten functioneren.
Artikel 8.5 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning
Aanbieders van maatwerkvoorzieningen in de vorm van dienstverlening, opvang of beschermd wonen moeten beschikken over een regeling voor medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn.
Het college ziet toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door het voeren van periodieke overleggen met de aanbieders en door een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.
Artikel 9.1 Betrekken van ingezetenen bij beleid
Deze bepaling geeft uitvoering aan artikel 2.1.3, derde lid, van de wet.
In lid 1 wordt verwezen naar de door gemeente vastgestelde inspraakverordening ter waarborging van eenzelfde inspraakprocedure voor het Wmo-beleid als op andere terreinen.
De inspraak geldt voor alle ingezetenen, omdat iedereen op enig moment aangewezen kan raken op ondersteuning.
Het college heeft op 15 december 2015 een Privacyprotocol vastgesteld met betrekking tot de vastlegging en verwerking van persoonsgegevens. Voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo2015) is het vastleggen en verwerken van persoonsgegevens noodzakelijk. Naast de regels die opgenomen in de wetgeving is ook het Privacyprotocol Toegang Tilburg van toepassing.
Artikel 11.1 Hardheidsclausule
Juist omdat het in de Wmo om maatwerk gaat zal het college er niet aan ontkomen om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is. Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de aanvrager ook een beroep doen op deze hardheidsclausule.
In dit artikel wordt bepaald dat er aan het verstrekken van voorzieningen voorwaarden verbonden mogen worden.
Artikel 11.3 Besluit en Beleidsregels
In dit artikel wordt bepaald dat er een Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg en beleidsregels worden vastgesteld. Deze documenten bevatten richtlijnen over de uitvoering van deze verordening. Het besluit onder andere de hoogte van eigen bijdrage in de kosten.
De tarieven en bijdragen uit deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg kunnen jaarlijks worden geïndexeerd. In deze verordening en in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg staan de regels opgenomen op grond waarvan dit gebeurd.
Artikel 11.5 Intrekkingen oude verordening en overgangsrecht
De wet zelf bevat overgangsrecht voor cliënten die vanuit de Wmo overgaan naar de Wmo 2015 (artikel 8.9). In dit artikel is het overgangsrecht op gemeentelijk niveau geregeld. Bestaande rechten lopen door, totdat een nieuwe beoordeling heeft plaatsgevonden.
In het derde lid is als hoofdregel opgenomen dat aanvragen die nog bij het college in behandeling zijn, op grond van deze verordening beoordeeld zullen worden. Omdat dit nadelige gevolgen voor de cliënt kan hebben, is in het vierde lid bepaald dat de vorige verordening gebruikt mag worden, als dit evident voordeliger is voor de cliënt. Dit ter voorkoming dat de cliënt gedupeerd is als zijn aanvraag enige tijd bij het college in behandeling is geweest en zijn rechtspositie door het tijdsverloop wordt aangetast. De zelfde regeling is voor de bezwaarfase opgenomen in het zesde lid.
Artikel 11.6 Inwerkingtreding en citeertitel
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening en de wijze waarop deze wordt geciteerd. De kortere vorm voor dagelijks gebruik is Verordening MO Tilburg 2019.
Bijlage 1 Tarieven Hulp aan Huis 2019
Tariefindeling voor Tilburgers zonder andere maatwerkvoorziening Wmo of andere voorziening waarbij een eigen bijdrage aan het CAK wordt betaald.
een ongehuwd persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AOW, nog niet heeft bereikt |
||
een ongehuwd persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AOW, heeft bereikt |
||
Tariefindeling voor Tilburgers met meerdere maatwerkvoorzieningen Wmo of of andere voorziening waarbij een eigen bijdrage aan het CAK wordt betaald.
een ongehuwd persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AOW, nog niet heeft bereikt |
||
Bijlage 2 Persoonsgebonden Budget tool hulpmiddelen 2019 per voorzieningencategorie
Lees de bijbehorende artikelen in hoofdstuk 5 van deze verordening.
De vermelde PGB-bedragen voor aanschaf van een maatwerkvoorziening zijn gebaseerd op de PGB-prijzen van Medipoint (huidige leverancier).
Voor de vermelde bedragen kan een nieuwe voorziening worden gekocht. Dit geldt niet voor scootermobielen:
Het College heeft (1 februari 2011, nummer 12) besloten dat het resultaat waar het om gaat, namelijk het zich lokaal kunnen verplaatsen, ook bereikt kan worden met een gereconditioneerde (tweedehands) scootermobiel. Om die reden heeft het college besloten het persoonsgebonden budget voor scootermobielen te verlagen met 20%. Deze verlaging is verwerkt in de bedragen voor 2019.
Uitgangspunt is dat een cliënt die met een persoonsgebonden budget een voorziening koopt tenminste 84 maanden (volwassene) of 60 maanden (kinderen) (zie Kolom C) van deze voorziening gebruik kan maken. Na afloop van de periode van 84 resp. 60 maanden wordt alleen opnieuw een persoonsgebonden budget voor een voorziening verstrekt als de voorziening technisch gezien
aan vervanging toe is. Koopt de cliënt een tweede handsvoorziening, dan wordt het maximaal te verstrekken bedrag (Kolom D) naar rato van de leeftijd van de voorziening verlaagd en wordt de gebruiksperiode met de leeftijd van de voorziening verlaagd.
Verminder het aantal maanden uit kolom C met het aantal maanden dat het hulpmiddel oud is.
Vermenigvuldig het aantal resterende maanden met het bedrag uit kolom E. Dan heb je het bedrag dat voor het gebruikte hulpmiddel maximaal wordt verstrekt.
Bij de prijs van de scootermobielen is al uitgegaan van een gebruikte voorziening. De prijs is om die reden al verlaagd. Alleen als een cliënt een gebruikte voorziening koopt die ouder is dan 17 maanden, wordt de berekening die hierboven wordt beschreven uitgevoerd. Koopt de cliënt een nieuw middel of een gebruikte voorziening die jonger is dan 18 maanden dan wordt het maximale bedrag (kolom D) verstrekt.
Als een cliënt een voorziening aanschaft voor een prijs die lager is dan het in kolom D genoemde bedrag, dan wordt het lagere bedrag verstrekt. Hetzelfde geldt voor onderhoudskosten en voor verzekeringskosten.
Het persoonsgebonden budget bestaat uit:
Bijlage 3 Toelichting zorgzwaartepakketten Beschermd Wonen bij psychi(atri)sche en/of psychosociale problemen
Alle intramurale arrangementen zijn onderverdeeld in zorgzwaartepaketten. Een zorgzwaartepakket (ZZP) is een volledig pakket van intramurale begeleiding met 24 uurs onplanbare begeleidingsbehoefte, dat aansluit op de kenmerken van de cliënt en het soort begeleiding die de cliënt nodig heeft. Deze omschrijvingen zijn afkomstig uit het rapport Zorgzwaartepakketten Sector GGZ van Bureau HHM (juni 2011).
De onderstaande pakketten zijn van toepassing op cliënten die op grond van artikel 4.6 lid 3 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2019 in aanmerking komen voor Beschermd Wonen. Dit betreft cliënten met psychi(atri)sche en/of psychosociale problemen.
Deze cliëntgroep heeft vanwege een lichte psychiatrische aandoening, begeleiding en vooral bescherming en stabiliteit nodig, in een veilige en weinig eisende woonomgeving.
Deze cliëntgroep heeft vanwege een psychische aandoening continu begeleiding nodig. De cliënten hebben een structuur, stabiliteit, bescherming en veiligheid biedende woonomgeving nodig waarin toezicht wordt gehouden en die weinig eisen stelt.
Deze cliëntgroep heeft vanwege een complexe psychiatrische aandoening intensieve begeleiding nodig. De cliënten hebben een veilige, weinig eisende en prikkelarme woonomgeving nodig die bescherming, stabiliteit en structuur biedt. De symptomatologie is bij deze cliënten naar de achtergrond geschoven en de 'defecten' staan op de voorgrond. De zorg is dan ook met name gericht op het omgaan met deze defecten.
Deze cliëntgroep heeft vanwege een complexe psychiatrische aandoening intensieve begeleiding nodig. De cliënten hebben een structuur en toezicht biedende beschermende woonomgeving nodig, die deels een besloten karakter kan hebben (gecontroleerde in- en uitgang). Er is ondersteuning van taken op alle levensterreinen nodig inclusief hulp vanwege (somatische) gezondheidsbeperkingen.
Deze cliëntgroep heeft vanwege een psychiatrische aandoening intensieve begeleiding nodig. De woonomgeving moet veel structuur, veiligheid en bescherming bieden, die deels een besloten karakter kan hebben (gecontroleerde in-en uitgang). Er is ondersteuning en overname van taken op alle levensterreinen nodig.
Deze cliëntgroep heeft vanwege een psychiatrische aandoening, in combinatie met een somatische aandoening, lichamelijke handicap of verstandelijke beperking, intensieve begeleiding nodig. De woonomgeving moet veel structuur, veiligheid en bescherming bieden en zijn aangepast aan de beperkingen van de cliënten (bijvoorbeeld rolstoelgebruik). Er is veelal overnamen van taken op alle levensterreinen nodig.
Beschermd wonen extramuraal met bescherming
Deze zorgvorm biedt bescherming, structuur en stabiliteit vanuit een veilige en weinig eisende woonomgeving. Er wordt toezicht gehouden die weinig eisen stelt en geen 24 uur aanwezig is, maar wel beschikbaar is (al dan niet op afroep). Beschermd Wonen extramuraal biedt cliënten de mogelijkheid om zich geleidelijk voor te bereiden op (meer) zelfstandigheid en kunnen alleen tijdelijk (maximaal 1 jaar) worden ingezet voor volwassenen met een geldige indicatie, in de overgang van beschermd wonen intramuraal naar zelfstandig wonen met individuele begeleiding vanuit de Wmo.
Bijlage 4 Toelichting zorgzwaartepakketten Beschermd Wonen bij een (vermoeden van een) licht verstandelijke beperking
De onderstaande pakketten zijn van toepassing op cliënten die op grond van artikel 4.6 lid 4 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2019 in aanmerking komen voor Beschermd Wonen. Dit betreft cliënten met cliënten met (een vermoeden van) een licht verstandelijke beperking.
Deze cliëntgroep functioneert sociaal beperkt zelfstandig. De cliënten wordt een veilige en vertrouwde leef- en woonomgeving geboden. De ondersteuning is gericht op het stimuleren van de zelfredzaamheid bij het uitvoeren van taken en op regievoering over het eigen leven.
Deze cliëntgroep functioneert sociaal zeer beperkt zelfstandig vanwege een verstandelijke handicap. Een belangrijk doel van de begeleiding is het bieden van een vertrouwde leef- en werkwoonomgeving.
Deze cliëntgroep functioneert sociaal zeer beperkt zelfstandig en is intensief begeleidingsbehoeftig vanwege een verstandelijke handicap gecombineerd met gedragsproblematiek en/of psychiatrische problematiek.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-279430.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.