Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting 2019

 

De raad van de gemeente Moerdijk, in zijn vergadering van 13 december 2018;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 30 oktober 2018,

 

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet,

 

besluit:

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting 2019

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

  • a.

    vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie- of andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    schipper: de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze vervangt;

  • c.

    ligplaats: een plaats in of aan het water die naar plaatselijk gebruik, zulks ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het afmeren of ten anker leggen van een vaartuig;

  • d.

    lengte: de lengte over alles;

  • e.

    vaste ligplaats: ligplaats voor een vaartuig middels een abonnement toegewezen aan eenzelfde vaartuig.

 

Artikel 2 Belastbaar feit

Ter zake van het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente op vaartuigen in het watergebied van de gemeente, waarvoor in verband met de aanwezigheid aldaar een vergoeding in welke vorm dan ook wordt betaald door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, wordt onder de naam ‘watertoeristenbelasting’ een directe belasting geheven.

 

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 bij, aan of op hem ter beschikking staande ligplaatsen dan wel op hem ter beschikking staande vaartuigen.

De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, wordt als belastingplichtige aangewezen de schipper, de eigenaar of de gebruiker van een vaartuig dan wel een andere persoon die werkelijk verblijf houdt aan boord van een dergelijk vaartuig.

 

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

door degenen die verblijf houden aan boord van:

een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van bejaarden;

kano’s, roei- en volgboten;

motor- en zeilboten met een lengte van ten hoogste 4 meter;

een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt.

  • a.

    Door degenen op vaartuigen die door ijsgang, storm of andere redenen van overmacht, worden belemmerd hun reis voort te zetten.

  • b.

    Door degenen op historische vaartuigen met een bouwjaar voor 1965, die deelnemen aan als zodanig aangewezen evenementen, met een maximum van drie dagen per evenement.

  • c.

    Door deelnemers aan maritieme evenementen onder de voorwaarde dat zij aantoonbaar onderdeel uitmaken van en daardoor vormgeven aan het evenement.

 

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.

 

Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze maatstaf van heffing

Voor vaste ligplaatsen wordt in afwijking van artikel 5 de maatstaf van heffing forfaitair vastgesteld.

In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing voor vaste ligplaatsen worden vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen.

 

Artikel 7 Belastingtarief

  • 1.

    Het tarief bedraagt per persoon, per overnachting € 1,22.

  • 2.

    Het forfaitaire tarief als bedoeld in artikel 6 bedraagt per belastingjaar, per vaste ligplaats €23,70

 

Artikel 8 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 9 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 10 Minimum aanslagbedrag

Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd.

 

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    Indien een bestuurlijke boete is opgelegd is het bedrag inzake een bestuurlijke boete invorderbaar uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 3.

    In afwijking van de voorgaande leden moet een voorlopige aanslag waarvan het aanslagbiljet een dagtekening heeft die ligt in het jaar waarover deze is vastgesteld worden betaald in zoveel gelijke termijnbedragen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden van het belastingjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal betalingstermijnen steeds minimaal twee telt. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande lid gestelde termijnen.

 

Artikel 12 Registratieplicht.

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3 , eerste lid, is gehouden een registratie te houden waaruit het aantal overnachtingen als bedoeld in artikel 5 blijkt

  • 2.

    De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de forfaitaire berekeningswijze van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 6, lid 1.

  • 3.

     

Artikel 13 Kwijtschelding

Bij de invordering van de watertoeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 14 Nadere regels dagelijks bestuur

Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking West-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de watertoeristenbelasting.

 

Artikel 15 Overgangsrecht en inwerkingtreding

De 'Verordening watertoeristenbelasting gemeente Moerdijk 2018', vastgesteld bij raadsbesluit van 7 december 2017 en de 1e Wijziging van de verordening Watertoeristenbelasting 2018, vastgesteld bij raadsbesluit van 18 januari 2018 worden ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Deze verordening treedt inwerking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 1.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

 

Artikel 16 Citeertitel

 

De verordening wordt aangehaald als ‘Verordening watertoeristenbelasting gemeente Moerdijk 2019’.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 13 december 2018.

 

De griffier

H.D. Tiekstra

 

De voorzitter,

J.P.M. Klijs

Naar boven