Gemeenteblad van Nijmegen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Nijmegen | Gemeenteblad 2018, 278887 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Nijmegen | Gemeenteblad 2018, 278887 | Verordeningen |
Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2019
De Raad van de Gemeente Nijmegen, bijeen in zijn openbare vergadering van 19 december 2018;
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 november 2018;
Gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet;
Besluit vast te stellen de navolgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2019 (Verordening Reinigingsheffingen 2019).
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
Perceel: een gebouwde onroerende zaak -of gedeelte ervan- dat blijkens indeling en inrichting geschikt is om als afzonderlijk geheel door een particuliere huishouding te worden gebruikt. Onder een perceel wordt mede begrepen een stacaravan, een woonboot of een woonwagen, ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt, voor zover deze percelen dienen tot hoofdverblijf;
HOOFDSTUK II AFVALSTOFFENHEFFING
Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit
De Afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Afvalstoffenheffing wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt (in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer) van een perceel waarvan ingevolge de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De Afvalstoffenheffing wordt geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in geval dat:
het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen afvalstoffenheffing of andere heffingen meer dan €100,- is, maar minder dan € 5000,- in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn een maand later.
het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen afvalstoffenheffing of andere heffingen € 5000,- of meer is, in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn een maand later.
In gevallen bedoeld in het eerste lid onder b geldt in afwijking van het aldaar bepaalde, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de 26e dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens op de 26e dag van elke volgende maand.
HOOFDSTUK III REINIGINGSRECHTEN
Reinigingsrechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht.
Artikel 13 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De Reinigingsrechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten als bedoeld in artikel 15, derde lid verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van reinigingsheffingen.
De "Verordening Reinigingsheffingen 2018", zoals deze is vastgesteld bij raadsbesluit van 20 december 2017 en gepubliceerd onder nr. Gmb-2017-230757, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid van artikel 21 genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Reinigingsheffingen 2019".
Tarieventabel behorende bij de verordening Reinigingsheffingen 2019, zoals deze luidt met ingang van 1 januari 2019
Hoofdstuk 1 Maatstaven en tarieven Afvalstoffenheffing
Het tarief voor het vervangen van een afvalpas bij diefstal of verlies bedraagt €10,00 indien de belastingplichtige langer dan 6 maanden op het aan de afvalpas gekoppelde adres woonachtig is. In geval de belastingplichtige korter dan 6 maanden op het aan de afvalpas gekoppelde adres woonachtig is dan zal er gratis een nieuwe afvalpas worden verstrekt.
Hoofdstuk 2 Maatstaven en tarieven Reinigingsrechten
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 december 2018.
De raadsgriffier ,
Drs. S.J. Ruta
De voorzitter,
Drs. H.M.F. Bruls
TOELICHTING VERORDENING REINIGINGSHEFFINGEN
Deze verordening bevat twee afzonderlijke heffingen: de Afvalstoffenheffing en de Reinigingsrechten. Uiteraard zijn deze heffingen los van elkaar te zien maar de onderlinge samenhang is zo groot dat beide heffingen in één verordening zijn samengevoegd.
De Afvalstoffenheffing, gebaseerd op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, kan worden beschouwd als een gebruiksretributie, en daarmee als een belasting. Tegenover de heffing staat geen individueel aanwijsbare prestatie van de gemeente in de vorm van het daadwerkelijk meenemen van huishoudelijke afvalstoffen, maar een nakoming van de wettelijke inzamelverplichting bij het desbetreffende perceel door die overheid. Dit leidt er ook toe dat de gemeente voor het gebruik van dat perceel geen Afvalstoffenheffing kan heffen, als zij haar inzamelplicht bij een bepaald perceel niet nakomt. Anderzijds wordt wel afvalstoffenheffing geheven als de gemeente haar inzamelplicht nakomt, maar er geen afval wordt aangeboden.
De Reinigingsrechten zijn gebaseerd op het bepaalde in artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet, en kan worden aangeduid als een genotretributie.
Bij deze rechten is wel sprake van een individueel aanwijsbare prestatie van de overheid in de vorm van het daadwerkelijk meenemen van bedrijfsafvalstoffen. Als de belastingplichtige kan aantonen dat hij geen gebruik maakt van de door de gemeente aangewezen afvalinzameldienst , is hij geen Reinigingsrechten verschuldigd. Het karakter van de Reinigingsrechten is daarmee wezenlijk anders dan het karakter van de Afvalstoffenheffing.
Volgens de Wet milieubeheer behoren tot de huishoudelijke afvalstoffen alle afvalstoffen die afkomstig zijn uit een particuliere huishouding. Dit betekent dat de kosten van verwijdering van deze afvalstoffen kunnen worden doorberekend in de Afvalstoffenheffing. Hierbij is niet van belang op welke wijze deze afvalstoffen worden ingezameld. Hierbij moet worden gedacht aan de gescheiden inzameling van onder meer glas, papier en klein chemisch afval. De met deze gescheiden inzameling van huishoudelijke afvalstoffen samenhangende kosten kunnen worden begrepen in de totale kosten van verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen. Hetzelfde geldt overigens met betrekking tot de kosten van inzameling van grof huisvuil dat over het algemeen ook afzonderlijk wordt ingezameld. Ook grof huisafval wordt tot de huishoudelijke afvalstoffen gerekend. Gemeenten zijn verplicht ook grof huisvuil in te zamelen, maar er geldt geen periodieke inzamelplicht.
Reinigingsheffingen en omzetbelasting
In het onderdeel Algemeen van de tarieventabel is bepaald dat de in de tabel genoemde bedragen exclusief omzetbelasting zijn. Met betrekking tot de verschuldigdheid van omzetbelasting ter zake van de inzameling van afvalstoffen kan het volgende worden opgemerkt. De inzameling van huishoudelijke afvalstoffen is bij wet opgedragen aan de gemeenten. Deze wettelijke opdracht is neergelegd in de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer. Derhalve vormt de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen geen belaste prestatie in de zin van de Wet op de omzetbelasting. De overige diensten ter zake waarvan reinigingsrechten worden geheven vormen wel belaste prestaties in de zin van de Wet op de omzetbelasting (inzameling bedrijfsafval, etc.).
In dit artikel wordt de reikwijdte van de verordening aangegeven. De verordening bevat twee heffingen te weten de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten. Beide heffingen worden in een apart hoofdstuk van de verordening nader uitgewerkt.
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van de verordening is in dit artikel een omschrijving van een aantal begrippen opgenomen.
Op grond van het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, in samenhang met het bepaalde in artikel 10.11 van deze wet, kan een Afvalstoffenheffing worden geheven voor het gebruik van een perceel waar in een particuliere huishouding huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Voor de toepassing van deze verordening wordt daarom onder het begrip perceel tevens verstaan: een stacaravan, een woonboot, een woonwagen en een demontabel zomer- of vakantiehuisje, mits dit geheel of gedeeltelijk wordt gebruikt door een particuliere huishouding.
Onroerende of roerende zaken die niet door een particuliere huishouding worden gebruikt, worden voor de toepassing van deze verordening aangemerkt als bedrijfspanden.
Meestal wijkt afval, dat ontstaat in kantoren, kleine winkels, niet te grote bedrijven etc. in samenstelling niet zoveel af van huishoudelijke afvalstoffen. Ondanks de omvang en samenstelling van dit afval zijn dergelijke afvalstoffen geen huishoudelijke afvalstoffen, zodat hiervoor Reinigingsrechten verschuldigd zijn. Bij het periodiek inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen wordt dat bedrijfsafval, desgewenst wel meegenomen.
TOELICHTING OP DE AFVALSTOFFENHEFFING
Artikel 3 Aard van de belasting en belastbare feit
In dit artikel wordt aangegeven dat Afvalstoffenheffing wordt geheven, en wordt voor het belastbaar feit onder andere verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel.
In dit artikel is de belastingplicht geregeld. Hierbij is aansluiting gezocht bij het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt voor ieder perceel waar in een particuliere huishouding huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan.
Wie als gebruiker moet worden aangemerkt is allereerst degene die naar de omstandigheden beoordeeld krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel. Voor de toepassing van de Afvalstoffenheffing wordt op grond van artikel 15.33 Wet Milieubeheer onder het begrip ‘gebruiker’ het volgende verstaan:
gebruikmaken van een perceel door de leden van een huishouden wordt aangemerkt als gebruikmaken door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;
gebruikmaken door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, wordt aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven, met dien verstande dat degene die het deel in gebruik heeft gegeven, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik wordt aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld, met dien verstande dat degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie het perceel ter beschikking is gesteld.
Wie de belastingplichtige gebruiker van een perceel is, zal veelal worden bepaald aan de hand van de Gemeentelijke Basisadministratie. Het gebruik kan worden afgeleid van de aanwezigheid van meubilair en andere goederen. Het gaat om de beschikkingsmacht over een perceel. Feitelijke aanwezigheid van personen is geen vereiste.
Een belastingplichtige, die slechts een gedeelte van het jaar feitelijk afvalstoffen meegeeft aan de inzameldienst, wordt toch voor de Afvalstoffenheffing aangeslagen. Ook de mate van het gebruik, dat van de inzameldienst wordt gemaakt, is niet relevant: zelfs als er in het geheel geen afvalstoffen ontstaan wordt de gebruiker van een perceel in de heffing betrokken. Bepalend is, of de gemeente wettelijk verplicht is huishoudelijke afvalstoffen bij een perceel in te zamelen, deze plicht nakomt, en dat er in dat perceel huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
In artikel 5 wordt voor de tarieven en de maatstaf van heffing verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel.
Bij het heffen van een jaartarief is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.
In deze verordening is gekozen voor de techniek van heffing bij wege van aanslag voor de belastingschuld als bedoeld in Hoofdstuk 1, tweede lid van de bij deze verordening behorende tarieventabel. Heffing op andere wijze (kennisgeving) wordt toegepast voor het tarief per huisvuilzak, voor de tarieven aan de Milieustraat, het tarief voor de Grofvuilophaaldienst en voor het tarief voor het vervangen van een verloren gegane of gestolen afvalpas.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang eerste lid
Op grond van het bepaalde in dit artikellid is de belasting verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, indien dit later is, bij het begin van de belastingplicht. Met deze bepaling wordt het ontstaan van de materiële belastingschuld bij de aanvang van het belastingjaar gelegd respectievelijk bij de aanvang van de belastingplicht.
Er is gekozen voor een kwijtscheldingsnorm van 100% van de normuitkering als bedoeld in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.
In dit artikel is een afwijking van de wettelijke betalingstermijn opgenomen. Afhankelijk van de hoogte van het totaal bedrag op het aanslagbiljet gelden verschillende betalingstermijnen. Automatische incasso is mogelijk voor alle bedragen ongeacht de hoogte van de aanslag. Betaling in tien gelijke termijnen is alleen mogelijk in geval van automatische incasso voor bedragen hoger dan € 100,- en lager dan € 5000,-.
TOELICHTING OP DE ARTIKELEN MBT DE REINIGINGSRECHTEN
De heffing van Reinigingsrechten steunt op artikel 229, eerste lid, onderdeel a en b van de Gemeentewet. Deze heffing wordt wel aangeduid als een gebruiksretributie. Dit betekent, dat als een belastingplichtige kan aantonen dat hij geen gebruik maakt van de door de gemeente aangewezen inzameldienst, hij geen Reinigingsrechten verschuldigd is.
Belastingplichtig is degene op wiens verzoek dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht. Deze ruime omschrijving van de belastingplicht dient ertoe om in alle gevallen dat een dienst wordt verleend een belastingplichtige te kunnen aanwijzen.
Artikel 13 Maatstaf van heffing en tarief
In dit artikel wordt voor de tarieven en de maatstaf van heffing verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel.
Bij het heffen van een jaartarief is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.
Gekozen is voor een heffing bij wege van aanslag. De Algemene wet inzake rijksbelastingen is hierop van toepassing. Heffing op andere wijze (kennisgeving) wordt toegepast voor het tarief per huisvuilzak.
Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Hetgeen bij de artikelsgewijze toelichting bij artikel 8 is gesteld, is onverkort van toepassing op dit artikel. Er wordt hiernaar verwezen.
Op grond van het bepaalde in dit artikellid is de belasting verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, indien dit later is, bij het begin van de belastingplicht. Met deze bepaling wordt het ontstaan van de materiële belastingschuld bij de aanvang van het belastingjaar gelegd respectievelijk bij de aanvang van de belastingplicht.
In deze artikelleden staan de regels met betrekking tot de berekening van de verschuldigde rechten indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt respectievelijk eindigt. Er is hierbij gekozen voor een tijdsevenredige herleiding van de belastingschuld waarbij de belastingplicht per maand in aanmerking wordt genomen.
Uit het oogpunt van kostenbesparing is bepaald dat, indien het totaalbedrag van de aanslagen verenigd op een aanslagbiljet minder bedraagt dan € 10,00 deze aanslagen niet worden opgelegd.
In lid 6 is bepaald dat ook de teruggaaf naar aanleiding van een vermindering van een aanslag beperkt is in die zin dat onder de € 5,00 geen teruggaaf plaats heeft.
Voor Reinigingsrechten is geen kwijtschelding mogelijk.
Artikel 18 Termijnen van betaling
De aanslag Reinigingsrechten wordt niet gecombineerd met andere belastingaanslagen opgelegd en heeft dus een eigen betaaltermijn.
TOELICHTING OP DE SLOTBEPALINGEN
Het college van burgemeester en wethouders heeft in een regeling gemeentelijke belastingen de formele bepalingen over de heffing en invordering vermeld.
In artikel 20 wordt geregeld dat de oude verordening wordt ingetrokken met ingang van de datum van ingang van de heffing. De oude verordening blijft van toepassing op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan, zodat ook voor die belastbare feiten heffing dus mogelijk blijft.
Ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet moet de gemeente het besluit tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen bekend maken. Bekendmaking geschiedt door middel van publicatie in het Gemeenteblad. Het Gemeenteblad moet elektronisch worden uitgegeven. Dit gebeurt digitaal op www.Overheid.nl. De dag van bekendmaking is de dag van publicatie op www.Overheid.nl. Dit is de datum waarop de tekst van de verordening daadwerkelijk beschikbaar is voor de burger. De datum van inwerkingtreding van de heffing is vastgelegd in het tweede lid van artikel 21.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-278887.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.