Gemeenteblad van Haarlemmermeer
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Haarlemmermeer | Gemeenteblad 2018, 277731 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Haarlemmermeer | Gemeenteblad 2018, 277731 | Verordeningen |
Verordening fysiek domein gemeente Haarlemmermeer 2018
De Raad van de gemeente Haarlemmermeer;
Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 juni 2018;
de Omgevingswet in werking treedt op 1 januari 2021;
het doel van de Omgevingswet is: 'ruimte voor ontwikkeling, waarborgen voor kwaliteit';
dit wordt vertaald in twee maatschappelijke doelen:
deze verordening bijdraagt aan deze maatschappelijke doelen door het stellen van regels voor een doelmatig beheer en gebruik van de openbare ruimte, het beperken van hinder en overlast voor een veilige leefomgeving en het beperken van hinder en overlast voor een gezonde leefomgeving;
uiterlijk schoon en een kwalitatief goede omgevingskwaliteit met deze verordening wordt nagestreefd.
HOOFDSTUK 1 GEZAMENLIJKE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd voor alle besluiten op grond van deze verordening, tenzij in een artikel een ander orgaan wordt genoemd.
Artikel 2.4 Voorschriften en beperkingen
In afwijking van het bepaalde ten aanzien van het verbod tot het bouwen op verontreinigde bodem en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht, kan het college van burgemeester en wethouders voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval hij op grond van het in de Regeling omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport of andere bij hem bekende onderzoeksresultaten, dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid van die Wet van oordeel is, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.
1. Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:
d. de bescherming van het milieu.
2. Een vergunning of ontheffing kan worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
3. Een vergunning op grond van deze verordening kan worden geweigerd wanneer een of meer van de doelen genoemd in de aanhef van de verordening zich tegen verlening verzetten.
4. Een vergunning als bedoeld in artikel 3.13 kan worden geweigerd indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen verzet.
5. Een vergunning als bedoeld in artikel 3.15 kan worden geweigerd indien niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.
Voorwerpen op of aan een openbare plaats
6. Een vergunning als bedoeld in artikel 6.1 kan worden geweigerd:
a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt of kan toebrengen aan de openbare plaats, gevaar oplevert of kan opleveren voor de bruikbaarheid van de openbare plaats of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare plaats;
b. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.
Maken, veranderen van een uitweg
7. Een vergunning als bedoeld in artikel 6.3 wordt geweigerd:
a. ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;
b. indien de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;
c. indien door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;
d. indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.
Commerciële uitlaatactiviteiten
8. Een vergunning als bedoeld in artikel 6.6 kan worden geweigerd als het door het college van burgemeester en wethouders bepaalde maximum aantal vergunningen is verleend.
Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
9. Een vergunning als bedoeld in artikel 6.14 kan worden geweigerd indien:
a. natuur- en milieuwaarde van de houtopstand;
b. landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
f. waarde voor de recreatie en/of de leefbaarheid van de houtopstand’
10. In afwijking van het bepaalde in lid 9 kan het college van burgemeester en wethouders de vergunning verlenen indien er sprake is van een zwaarwegend algemeen maatschappelijk belang.
Omgevingsvergunning verlichte handelsreclame
11. Een vergunning als bedoeld in artikel 6.20 kan worden geweigerd indien de verlichte handelsreclame:
a. op zichzelf of in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
b. onevenredige hinder veroorzaakt voor de omgeving;
c. de veiligheid van het verkeer in gevaar brengt.
12. De weigeringsgrond van het elfde lid:
- onder a. is niet van toepassing ingeval tevens een omgevingsvergunning is vereist voor de activiteit bouwen;
- onder b. en c. is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer.
Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
13. Een vergunning als bedoeld in artikel 6.21 kan worden geweigerd in het belang van de bescherming van natuur en landschap of de bescherming van een stadsgezicht.
14. Een vergunning als bedoeld in artikel 6.31 kan worden geweigerd:
a. indien de aangevraagde locatie en/of categorie niet als zodanig zijn aangewezen in het stippenplan waarin door het college locaties zijn vastgesteld voor standplaatsen, met uitzondering van de seizoensgebonden en maatschappelijke standplaatsen;
b. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
c. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
d. indien de aanvrager niet in het bezit is van een uittreksel Kamer van Koophandel waaruit de ambulante handel blijkt en van een geldig legitimatiebewijs.
15. Een vergunning als bedoeld in artikel 6.35 kan worden geweigerd in het belang van:
a. het voorkomen of beperken van overlast;
b. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;
c. de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.
Artikel 2.7 Werking en geldingsduur vergunningen
De vergunning is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
§ 2. Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen
Artikel 3.2 Aanwijzing als beschermd gemeentelijk cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling
Het college van burgemeester en kan ambtshalve besluiten een cultuurgoed, dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd, aan te wijzen als beschermd gemeentelijk cultuurgoed.
Het college van burgemeester en wethouders kan ambtshalve besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd, aan te wijzen als beschermde gemeentelijke verzameling.
Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een beschermd gemeentelijk cultuurgoed of een beschermde gemeentelijke verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor, vraagt het college van burgemeester en wethouders advies aan de Erfgoedcommissie.
Artikel 3.3 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijk cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling
§ 3. Aanwijzing gemeentelijk monument
Artikel 3.5 Voornemen tot aanwijzing
Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 3.4 wordt door het college van burgemeester en wethouders schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.
Artikel 3.7 Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit
Artikel 3.8 Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving
Artikel 3.9 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument
In een spoedeisend geval kan het college van burgemeester en wethouders een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 2.5 wordt in dat geval aan de Erfgoedcommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.
Paragraaf 4 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 3.8 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.
Artikel 3.10 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.
Artikel 3.11 Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument
Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.
Artikel 3.12 Omgevingsvergunning gemeentelijk monument
Het college van burgemeester en wethouders kan in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een ontheffing van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen als bedoeld in het tweede lid.
Artikel 3.13 Aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht
Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt, dan wel of een beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening kan worden vastgesteld.
Als een bestemmingsplan of beheersverordening als bedoeld in het vijfde of zesde lid, opnieuw moet worden vastgesteld ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening, kan de gemeenteraad in afwijking van artikel 3.1, eerste lid, van die wet, voor het desbetreffende gebied een beheersverordening als bedoeld in die wet vaststellen.
Artikel 3.14 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijke stads- en dorpsgezicht
De gemeenteraad kan een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 3.13, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- en dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
Artikel 5.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem
Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voor zover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:
De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d van de Regeling omgevingsrecht, geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in het Besluit omgevingsrecht artikelen 2 en 3 van bijlage II.
Het college van burgemeester en wethouders staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport bedoeld in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht toe, indien voor toepassing van artikel 2.4.1 bij het college van burgemeester en wethouders reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn.
Het college van burgemeester en wethouders kan gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.5, onder d van de Regeling omgevingsrecht toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingstermijn, als bedoeld in artikel 2.23 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht, indien uit het in NEN 5725, vigerende uitgave, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is dan wel de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, vigerende uitgave niet rechtvaardigen.
Artikel 5.3 Vangnet archeologie
Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten worden verwacht als in het daar vigerende bestemmingsplan niet is voldaan aan artikel 3.1.6, vijfde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, tenzij;
het de verstoring betreft van een archeologisch monument of verwachtingsgebied dat is aangegeven op de gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingenkaart, de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;
de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, ofeen vooronderzoek is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
Artikel 6.2 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod als bedoeld is het eerste lid is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 6.7 Verontreiniging door honden
Artikel 6.8 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 6.10 van deze verordening gelden niet op de collectieve festiviteiten “Koningsdag”, “Bevrijdingsdag” en “Oud en Nieuw”.
Artikel 6.9 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 6.10 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste vier weken voor de aanvang van de festiviteit het college van burgemeester en wethouders daarvan schriftelijk in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste vier weken voor de aanvang van de festiviteit het college van burgemeester en wethouders daarvan schriftelijk in kennis heeft gesteld.
Artikel 6.10 Onversterkte muziek
Voor de duur van maximaal 20 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid.
Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit binnen inrichtingen van toepassing.
Het eerste lid is niet van toepassing op collectieve en incidentele festiviteiten als bedoeld in artikel 6.8 of artikel 6.9.
Artikel 6.11 Overige geluidhinder
Het is verboden zonder vergunning buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Activiteitenbesluit milieubeheer op zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor evenementen als bedoeld in artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening waarvoor geen vergunning is vereist en waarvoor tijdig een melding is gedaan met betrekking tot een evenement. Voor deze evenementen geldt: het langtijdgemiddelde geluidsniveau LAr.LT veroorzaakt door toestellen als bedoeld in het eerste lid bedraagt niet meer dan 70 dB(A), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen.
Artikel 6.13 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Artikel 6.14 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
een houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20.
Artikel 6.15 Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien een houtopstand zonder omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden en de bomenrooilijst van het college van burgemeester en wethouders is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college van burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door het college van burgemeester en wethouders te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn en met inachtneming van het bepaalde in het vijfde lid.
Indien een houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college van burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigden van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door het college van burgemeester en wethouders te geven aanwijzingen binnen een daarbij te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die dreiging wordt weggenomen.
Ingeval van ernstige gevaarzetting is het college van burgemeester en wethouders bevoegd een aanschrijving of last tot het vellen van houtopstand uit te vaardigen. Het verbod als bedoeld in artikel 6.14, eerste lid, is in zodanig geval niet van toepassing, zulks onverminderd het bepaalde dit artikel.
Indien een houtopstand moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van het college van burgemeester en wethouders, kan het college van burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn.
Artikel 6.16 Maatregelen in verband met iepziekte
Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders verspreiding van de iepziekte of vermeerdering van iepenspintkevers opleveren, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college van burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen twee weken:
Artikel 6.17 Afstand gemeentelijke bomen
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor gemeentelijke bomen en op nihil voor gemeentelijke heesters en heggen.
Artikel 6.18 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer in de open lucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben die zichtbaar zijn vanaf een openbare plaats:
a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer-, vlieg- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;
c. kampeermiddelen of onderdelen daarvan, als bedoeld in artikel 1 van deze verordening, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;
d. mestopslag, gierkelders of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen, afvalstoffen en oude metalen; of
e. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken werktuigen en machines.
2. Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien krachtens de Wet ruimtelijke ordening of door of krachtens een provinciale verordening.
Artikel 6.20 Omgevingsvergunning verlichte handelsreclame
Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders op of aan een onroerende zaak verlichte handelsreclame te maken of te voeren die vanaf een openbare plaats zichtbaar is.
Artikel 6.22 Bepaling aantal personen nachtverblijf
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.2, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht, wordt het aantal personen bepaald op zes.
Artikel 6.23 Aanwijzing kampeerplaatsen
Het college van burgemeester en wethouders kan plaatsen aanwijzen waarop het verbod van artikel 6.21, eerste lid niet van toepassing is.
Artikel 6.24 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 6.26 Parkeren van aanhangers, vakantievoertuigen en andere bijzondere voertuigen
Artikel 6.27 Parkeren van reclamevoertuigen
Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.
Artikel 6.28 Parkeren van grote voertuigen
een aanhangwagen of een voertuig te parkeren dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter.
Artikel 6.30 Overlast van fiets of bromfiets
Het is in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente of ter voorkoming van overlast dan wel hinder of gevaarzetting verboden in de openbare ruimte bromfietsen, fietsen of vergelijkbare vervoermiddelen al of niet voor onmiddellijk gebruik geschikt, buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan, als daardoor:
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Het verbod is niet van toepassing op door het college van burgemeester en wethouders aangewezen terreinen. Het college van burgemeester en wethouders kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.
Artikel 6.36 Beperking verkeer in natuurgebieden
Artikel 6.37 Objecten onder hoogspanningslijn
Het is verboden zonder vergunning binnen een afstand van zes meter aan weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen voorwerpen, opgaand houtgewas of andere objecten, die niet zijn aan te merken als bouwwerken, hoger dan twee meter te plaatsen of te hebben.
HOOFDSTUK 7 STRAF-, EN OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 7.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2005 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.
Het bepaalde ten aanzien van het voornemen van het college van burgemeester en wethouders om een graf bovengronds en ondergronds te ruimen en de hierbij vereiste kennisgeving aan rechthebbende van het graf, is niet van toepassing op grafrechten die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening vervallen zijn.
Beleidsregels, nadere regels en aanwijsbesluiten die zijn vastgesteld onder de werking van voorgaande Algemene Plaatselijke Verordening worden geacht beleidsregels, nadere regels en aanwijsbesluiten te zijn als bedoeld in deze verordening totdat het college op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening 2018 nieuwe beleidsregels, nadere regels of aanwijsbesluiten heeft vastgesteld.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-277731.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.