Gemeente Stadskanaal: Verordening tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal 2015

De raad van de gemeente Stadskanaal;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 december 2017, nr. Z-17-016889/D/17/099808;

 

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.6.4 en 2.6.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

 

gelet op artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

 

gezien het advies van de Participatieraad Stadskanaal;

 

overwegende, dat de raad bij verordening bepaalt dat de gemeente een reële prijs betaalt voor een Wmo-dienst, waarmee de aanbieder kan voldoen aan de gemeentelijke eisen van kwaliteit en continuïteit van deze dienst en de arbeidsrechtelijke verplichtingen aan de beroepskracht die deze dienst verleent aan de cliënt;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de navolgende "Verordening tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal 2015".

 

Wijziging verordening

De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal 2015 wordt als volgt gewijzigd:

 

Onderdeel A

In artikel 12b, lid 8 wordt het woord "auto" vervangen door het woord "motorvoertuig".

 

Onderdeel B

Artikel 18 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 18. Verhouding prijs en kwaliteit levering diensten door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst, stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met de derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • 1.

        een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

      • 2.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis- en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde eis wordt gesteld een reële prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 29 januari 2018.

De raad

de heer K. Willems mevrouw I.J. Sterenborg-Kooij

raadsgriffier ondervoorzitter

Naar boven