Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2019

 

Tekst van de regeling

Intitulé

 

Verordening parkeerbelastingen 2019

 

De raad van de gemeente Stichtse Vecht,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 november 2018;

 

gehoord de commissie van 4 december 2018;

 

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de

 

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2019

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van

een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt

wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het

onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen

voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten,

waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is

verboden;

b. motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van

brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

c. houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken

ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de

Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven

kentekens;

d. parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van

verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting

overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

e. seizoen: de periode van 1 april tot 1 oktober.

 

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

a. een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

b. een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

 

Artikel 3 Belastingplicht

1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

a. degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

b. zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft

plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat

1e als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt

overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst

de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt

aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

2e als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die

ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

 

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

 

Artikel 5 Wijze van heffing

1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

 

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren

2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

 

Artikel 7 Termijnen van betaling

1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

 

Artikel 9 Vrijstellingen

Het parkeren van de volgende gebruikers wordt niet gereguleerd en is derhalve vrijgesteld van het betalen van parkeerbelastingen als bedoeld in artikel 2 van deze verordening:

a. Gehandicapte, voor zover deze beschikt over een duidelijk zichtbaar aangebrachte:

- geldige Europese Gehandicapten Parkeerkaart;

- gemeentelijke parkeerontheffing voor gehandicapten;

- buitenlandse gehandicaptenparkeerkaart.

b. als zodanig herkenbare politievoertuigen

c. als zodanig herkenbare brandweervoertuigen

d. als zodanig herkenbare ambulances

e. als zodanig herkenbare dierenambulances

f. als zodanig herkenbare dienstvoertuigen van de gemeente Stichtse Vecht.

 

Artikel 10 Kosten

1. De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 62,70 per aanslag (de kosten van de naheffingsaanslag worden automatisch aangepast wanneer het ministerie hierover een besluit heeft genomen).

2. De kosten bij verlies en diefstal van de seizoenkaart bedragen, na overleg van een procesverbaal opgemaakt door een bijzondere opsporingsambtenaar, € 15,85.

3. In afwijking van het in de tarieventabel genoemde bedrag van € 199,10 wordt bij verlies of diefstal zonder procesverbaal opgemaakt door een bijzondere opsporingsambtenaar, de volle nog resterende maanden van het seizoen in rekening gebracht.

4. De kosten van wijziging van de parkeerkaart in verband met een gewijzigd kenteken bedragen € 15,85.

 

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

 

Artikel 13 Overgangsrecht

De ‘Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2018’ van 19 december 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 14 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

 

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening parkeerbelastingen 2019’.

Stichtse Vecht, 18 december 2018

Griffier Voorzitter

Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2019

I. Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, sub a, bedraagt:

 

het bedrag per tijdseenheid voor de betreffende parkeerlocaties genoemd in onderstaande tabel, met een maximum tijdsduur van 48 uur, voor zover het parkeren plaatsvindt van 1 april tot 1 oktober (zie onderstaande tabel):

 

 

 

Parkeerterrein, voorzien van parkeerautomaat

 

 

Tijdseenheid

 

Bedrag 

 

Scheendijk-Noord, Breukelen

per 14 minuten

€ 0,20;

 

 

met een maximum

van € 3,00 per dag

 

 

II. Het tarief voor het parkeren met een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, sub b, bedraagt:

 

 

 

Parkeerterrein

 

 

Tijdseenheid

 

Bedrag 

 

Scheendijk-Noord, Breukelen

per seizoen

€ 199,10;

 

Bij het aanvragen of inleveren van de vergunning gedurende het seizoen

resterende aantal

volle maanden

resterende aantal volle maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Behorende bij het raadsbesluit van 18 december 2018.

 

 

De griffier van Stichtse Vecht,

Naar boven