Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Wijk bij Duurstede houdende regels omtrent de heffing en invordering van reinigingsheffingen Verordening reinigingsheffingen 2019

De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders

d.d. 13 november 2018 nr. 38811;

 

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

 

besluit:

 

vast te stellen de:

 

Verordening reinigingsheffingen 2019

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    ‘gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

  • 2.

    grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam “afvalstoffenheffing” wordt een belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en tarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven, is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moet de op grond van artikel 7, eerste lid, bedoelde belasting worden betaald in twee termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt dat betaling via automatische incasso in acht termijnen mogelijk is, mits wordt voldaan aan de daaraan verbonden en in het Incasso Reglement van Belastingsamenwerking Rivierenland (BSR) opgenomen voorwaarden.

  • 3.

    De belasting moet worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 7, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen 30 dagen na dagtekening van de kennisgeving.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

Artikel 10 Belastbaar feit

Onder de naam “reinigingsrechten” worden rechten geheven zowel voor het genot van door de gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 11 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 12 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 13 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 14 Wijze van heffing

  • 1.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 2.1 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

  • 2.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 2.2 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 15 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

  • 1.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 2.1 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt ontheffing verleend over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing als de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.

Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

De rechten bedoeld in hoofdstuk 2.2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 17 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moeten de aanslagen worden betaald in twee termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt dat betaling via automatische incasso in acht termijnen mogelijk is, mits wordt voldaan aan de daaraan verbonden en in het Incasso Reglement van Belastingsamenwerking Rivierenland (BSR) opgenomen voorwaarden.

  • 3.

    De reinigingsrechten moeten worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 14, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval toezending daarvan binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 18Vrijstelling  

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen op aanvraag (gedeeltelijke) vrijstelling verlenen voor de betaling van reinigingsrecht van gebruikers van niet-woningen die met de gemeente een overeenkomst hebben afgesloten om bij te dragen aan de promotie van afvalscheiding en zich optimaal in te spannen het eigen afval gescheiden aan te bieden.

  • 2.

    De vrijstelling bedoeld in lid 1 kan alleen worden verleend voor:

    • a.

      gebruikers van niet-woningen die uitsluitend bestemd zijn voor de publieke dienst van de gemeente;

    • b.

      gebruikers van niet-woningen die uitsluitend bestemd zijn voor de openbare eredienst of voor openbare bijeenkomsten van genootschappen op geestelijke grondslag -andere dan kerkgenootschappen- die rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zijn, voor het gezamenlijk beleven van en zich bezinnen op de aan die genootschappen ten grondslag liggende levensovertuiging;

    • c.

      gebruikers van niet-woningen die uitsluitend dienen als inrichting van onderwijs.

Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen

Artikel 19 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de reinigingsheffingen.

Artikel 20 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening reinigingsheffingen Wijk bij Duurstede 2018” van 12 december 2017 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening reinigingsheffingen 2019.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 11 december 2018

De raad voornoemd,

De griffier,

De voorzitter,

Bijlage 1: TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ DE VERORDENING REINIGINGSHEFFINGEN 2019

Hoofdstuk 1 Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing 20 19  

De bedragen genoemd in de tabellen van hoofdstuk 1 zijn inclusief omzetbelasting, indien deze verschuldigd is, tenzij anders is aangegeven.

 Hoofdstuk 1.1 Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing 

1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar

 

1.1.1

Het basistarief bedraagt:

 

De belastingplichtige kan voor dit basisbedrag gebruik maken van:

  • -

    hetzij één minicontainer restafval (met volume van maximaal 240 liter) die 4-wekelijks wordt geleegd;

  • -

    hetzij een afvalpas voor een ondergrondse container voor restafval, met op jaarbasis maximaal 156 aanbiedingen per week (= gemiddeld 3 aanbiedingen per week).

 

Aanvullend kan zonder aanvullende kosten gebruik worden gemaakt van minicontainers voor GFT-afval (2-wekelijkse lediging) en

PMD-afval (4-wekelijkse lediging)

 

€ 204,89

1.1.2

De belasting, bedoeld in onderdeel 1.1.1 wordt vermeerderd met:

 

1.1.2.1

voor het gebruik van extra mini­containers van 140 liter, restafval,

per minicontainer

 

€ 59,76

1.1.2.2

voor het gebruik extra mini­containers van 240 liter, restafval,

per minicontainer

 

€ 102,45

1.1.2.3

voor het gebruik van ondergrondse containers indien meer dan

156 keer afval wordt aangeboden, per aanbieding

 

€ 0,66

  Hoofdstuk 1.2 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing 

1.2

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting

 

1.2.1

voor het op aanvraag omwisselen of vervangen van:

 

1.2.1.1

een minicontainer, per keer (uitgezonderd als vervanging vanwege ouderdom nodig is)

 

€ 35,00

1.2.1.2

een afvalpas voor toegang tot een ondergrondse container of milieustraat, per keer (uitgezonderd als vervanging vanwege

ouderdom nodig is)

 

€ 20,00

1.2.2

voor het op aanvraag verwijderen aan huis van grove huishoudelijke restafvalstoffen per m3 of een gedeelte daarvan

 

€ 35,00

  Hoofdstuk 2 Maatstaven en tarieven reinigingsrechten 2019 

De bedragen genoemd in de tabellen van hoofdstuk 2 zijn exclusief omzetbelasting, tenzij anders is aangegeven.

 Hoofdstuk 2.1 Maatstaven en jaarlijkse tarieven reinigingsrechten 

2.1

Het reinigingsrecht bedraagt per belastingjaar:

 

2.1.1

voor het beschikbaar stellen, het gebruik dan wel het ledigen van mini­containers en het verwijderen van de daarin verzamelde bedrijfsafvalstoffen, per minicontainer van maximaal 240 liter restafval.

 

De minicontainers voor restafval worden voor dit bedrag éénmaal per vier weken geleegd. Desgewenst wordt zonder aanvullende kosten een extra 240 liter-container voor kunststof en een 240 liter-container voor gft verstrekt.

     

€ 204,89

2.1.2

voor het gebruik van ondergrondse containers voor bedrijfsafvalstoffen:

 

2.1.2.1

indien op jaarbasis sprake is van gemiddeld maximaal

3 aanbiedingen per week (156 aanbieding op jaarbasis)

 

€ 204,89

2.1.2.2

indien sprake is van meer aanbiedingen wordt het recht zoals bepaald in onderdeel 2.1.2.1 per extra aanbieding verhoogd met

 

€ 1,31

 Hoofdstuk 2.2 Maatstaven en tarieven overige reinigingsrechten 

2.2.

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2.1 bedraagt het recht

 

2.2.1.1

voor het op aanvraag omwisselen of vervangen van:

 

2.2.1.1

een minicontainer voor bedrijfsafval, per keer (uitgezonderd als vervanging vanwege ouderdom nodig is)

 

€ 35,00

2.2.1.2

een afvalpas voor bedrijfsafval voor een ondergrondse container, per keer (uitgezonderd als vervanging vanwege ouderdom nodig is)

 

€ 20,00

   

Behorende bij raadsbesluit nr. 38811

van 11 december 2018.

 

De griffier,

 

 

Naar boven