Verordening van de raad van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over hondenbelasting 2019 (Verordening hondenbelasting gemeente Zutphen 2019)

 

 

De raad van de gemeente Zutphen,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 november 2018 met nummer 129427;

gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de:

 

Verordening van de raad van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over hondenbelasting 2019 (Verordening hondenbelasting gemeente Zutphen 2019)

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam 'hondenbelasting' wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.

 

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2.

    Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3.

    Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b. van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

 

Artikel 3 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:

  • a.

    die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij te samen met de moederhond worden gehouden en niet op de openbare weg komen;

  • b.

    die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;

  • c.

    die door de 'Stichting sociale honden voor gehandicapten Nederland' als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld;

  • d.

    waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma der Koninklijke Nederlandse Politiehonden Vereniging, mits de houder zich verbindt zijn hond met een geleider, aan wiens bevelen hij gehoorzaamt, op aanvraag ter beschikking van de politie te stellen;

  • e.

    die verblijven in een hondenasiel;

  • f.

    die uitsluitend voor de verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid van het Besluit houders van dieren;

  • g.

    waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma van het hoofdcomité van het Nederlandse Rode Kruis of van de Nederlandse Vereniging van Rode Kruishonden;

  • h.

    waarvan de houder geen ingezetene van de gemeente is en de hond niet langer dan 90 dagen in het belastingjaar in de gemeente verblijft;

  • i.

    waarvan de houder woonachtig is in een gebied dat niet gelegen is in de bebouwde kom, overeenkomstig de begrenzing die daaraan gegeven is volgens het besluit van Gedeputeerde Staten van Gelderland.

 

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

 

Artikel 5 Belastingtarief

  • 1.

    Het tarief bedraagt:

    • a.

      voor een eerste hond € 80,40;

    • b.

      voor een tweede hond € 132,00;

    • c.

      voor een derde hond € 148,80;

    • d.

      voor iedere hond boven het aantal van drie € 164,40.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in een kennel, per belastingjaar, per kennel € 409,80. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt onder een kennel verstaan: een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid van het Besluit houders van dieren, bestemd en gebruikt voor het fokken van honden voor de verkoop of aflevering van nakomelingen.

  • 3.

    Het tweede lid blijft buiten toepassing als de belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden als blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

 

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, als dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

 

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven en wanneer het totaalbedrag van de op het aanslagbiljet vermelde aanslag(en), meer is dan € 50,- doch minder dan € 3.500,- , de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt een maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

 

Artikel 10 Aangifte

  • 1.

    In afwijking van artikel 237, eerste lid van de Gemeentewet geschiedt het uitnodigen tot het doen van aangifte door het uitreiken of toezenden van een aangiftebrief waaruit blijkt de wijze van het doen van aangifte, een omschrijving van de gevraagde gegevens of bescheiden en de termijn waarbinnen aangifte moet worden gedaan.

  • 2.

    In afwijking van artikel 237, tweede lid van de Gemeentewet wordt aangifte gedaan door het op de in de aangiftebrief aangegeven wijze, inleveren of toezenden van de gevraagde gegevens of bescheiden.

  • 3.

    De aangiftebrief kan langs elektronische weg verzonden worden.

 

Artikel 11 Nadere regels door het bestuur van de gemeenschappelijke regeling

Het bestuur van de gemeenschappelijke regeling Tribuut belastingsamenwerking kan nadere regels geven over de heffing en de invordering van de hondenbelasting.

 

Artikel 12 Datum van ingang heffing

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

 

Artikel 13 Intrekking oude regeling

De Verordening hondenbelasting gemeente Zutphen 2018, zoals vastgesteld bij besluit van 18 december 2017, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2019, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking.

 

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening hondenbelasting gemeente Zutphen 2019.

 

 

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van

de raad van de gemeente Zutphen,

gehouden op: 17 december 2018

De voorzitter, de griffier,

Naar boven