Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2019

De raad van de gemeente De Fryske Marren;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 september 2018, nummer 2018/100;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

 

besluit

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2019

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • b.

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • c.

    maand: een kalendermaand;

  • d.

    jaar: een kalenderjaar;

  • e.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

 

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘precariobelasting’ wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

 

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

 

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    voorwerpen, welke ingevolge een wettelijk voorschrift, een overeenkomst of anderszins rechtens moet worden gedoogd;

  • d.

    voorwerpen, voor wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB en andere overeenkomstige instellingen.

 

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

 

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1.

    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3.

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4.

    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

 

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1.

    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

 

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de precariobelasting ook worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

 

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.

  • 4.

    Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven.

 

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 50,- de aanslagen moeten worden betaald uiterlijk één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4.

    De algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

 

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

 

Artikel 13 Overgangsrecht

De Verordening precariobelasting 2018 van de gemeente De Fryske Marren, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 8 november 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

 

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening precariobelasting 2019.

 

 

Tarieventabel

 

Behorende bij de Verordening precariobelasting 2019

 

 

Hoofdstuk 1 Standplaatsen

 

 

1.1

Het tarief bedraagt per jaar (tenzij anders vermeld) voor kramen, tenten, voertuigen, wagens, manden of dergelijke voorwerpen voor de verkoop van waren, voor zover dit niet geschiedt op marktplaatsen gedurende de aangewezen marktdagen:

 

 

1.1.1

op een locatie in de plaats Balk, Lemmer en Joure per ingenomen oppervlakte van 10 m2:

 

 

1.1.1.1

gedurende 1 dag per week

 

€ 80,00

1.1.1.2

gedurende 2 dag per week

 

€ 160,00

1.1.1.3

gedurende 3 dag per week

 

€ 240,00

1.1.1.4

zonder beperking van gebruik

 

€ 320,00

1.1.2

op een locatie in de overige plaatsen, per ingenomen oppervlakte van 10 m2:

 

 

1.1.2.1

gedurende 1 dag per week

 

€ 60,00

1.1.2.2

gedurende 2 dag per week

 

€ 120,00

1.1.2.3

gedurende 3 dag per week

 

€ 180,00

1.1.2.4

zonder beperking van gebruik

 

€ 240,00

1.2

in afwijking van artikelen 1.1.1 en 1.1.2 bedraagt het maandtarief één achtste deel van het jaartarief.

 

 

1.3

Het tarief bedraagt per dag, of gedeelte daarvan, voor voorwerpen als bedoeld in dit hoofdstuk waarvoor geen afzonderlijk tarief is opgenomen per ingenomen oppervlakte van 10 m2

 

€ 10,00

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 Terrassen

 

 

2.1

Het tarief bedraagt per jaar voor voorwerpen onder, op of boven een terras, per m2 ingenomen oppervlakte:

 

€ 27,50

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 Installaties voor het al dan niet automatisch aftappen van motorbrandstoffen, olie, lucht of water

 

 

3.1

Het tarief bedraagt per jaar:

 

 

3.1.1

voor een aftappunt met toebehoren voor motorbrandstof of olie

 

€ 120,00

3.1.2

voor een verplaatsbaar aftappunt met toebehoren voor motorbrandstof of olie

 

€ 30,00

3.1.3

voor een aftappunt met toebehoren voor lucht en water

 

€ 25,00

3.1.4

voor een vulput

 

€ 12,00

3.1.5

voor een tank voor motorbrandstof, olie, lucht of water

 

€ 60,00

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 4 Overige voorwerpen

 

 

4.1

Het tarief bedraagt voor een uitstalling per m2

 

€ 2,50

4.1.1

met een minimum van

 

€ 10,00

4.1.2

met een maximum van

 

€ 500,00

 

Behorende bij raadsbesluit van 28 november 2018 tot vaststelling van de Verordening precariobelasting 2019.

 

De griffier, De voorzitter,

 

 

H.A. van Dijk-Beekman F. Veenstra

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 november 2018.

De griffier, De voorzitter,

H.A. van Dijk-Beekman F. Veenstra

Naar boven