Wijzigingsverordening Algemene Plaatselijke Verordening Maasgouw 2017

De raad van de gemeente Maasgouw,

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van d.d. 16 oktober 2018,

 

Gelet op de artikelen 147, eerste lid, artikel 149 Gemeentewet en artikel 3 van de Wet veiligheidsregio’s,

 

B E S L U I T :

 

  • 1.

    [in te trekken de “Brandbeveiligingsverordening Maasgouw 2012”;]

  • 2.

    vast te stellen de:

    • a.

      “Algemene plaatselijke verordening Maasgouw 2017” volgens bijgevoegde wijzigingsverordening;

    • b.

      [de “Bouwverordening Maasgouw 2012” volgens bijgevoegde wijzigingsverordening.]

  • 4.

    kennis te nemen van:

    • a.

      de door het college ingetrokken “Nadere regels A- evenementen Maasgouw 2017”, waarbij deze intrekking van kracht wordt bij inwerkingtreding van de vastgestelde wijzigingen in de “Algemene plaatselijke verordening Maasgouw 2017”;

    • b.

      de door het college vastgestelde “Nadere regels evenementen Maasgouw 2018”, waarbij deze van kracht worden bij inwerkingtreding van de vastgestelde wijzigingen in de “Algemene plaatselijke verordening Maasgouw 2017”.

 

Artikel 2:10 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:10 Rookverbod in bossen en natuurterreinen

 

  • 1.

    Het is verboden in bossen en bossages, op heide of veengronden of binnen een afstand van dertig meter daarvan:

    • a.

      te roken; of

    • b.

      voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.

  • 2.

    De verboden in het eerste lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3.

    De verboden zijn voorts niet van toepassing voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen of op aangrenzende erven.

 

Artikel 2:10 (Rook)verbod in bossen, natuurterreinen, heidevelden en venen, etc.

 

  • 1.

    Het is verboden in bossen en bosschages, op heide of veengronden of binnen een afstand van dertig meter daarvan:

    • a.

      te roken; of

    • b.

      voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.

  • 2.

    De verboden in het eerste lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3.

    De verboden zijn voorts niet van toepassing voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen of op aangrenzende erven.

  • 4.

    De rechthebbende van een aaneengesloten of vrijwel aaneengesloten opstand die voor meer dan de helft bestaat uit:

    • a.

      naaldhout;

    • b.

      een heideveld;

    • c.

      een veen,

    • d.

      of een ander erf of terrein, voor zover niet bedoeld in artikel 1.1. van het Bouwbesluit 2012 en dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht de voorschriften op te volgen, die het college geeft tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand.

 

      

De toelichting op artikel 2:10 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:10 Rookverbod in bossen en natuurterreinen

 

Het verbod heeft tot doel bosbranden te voorkomen en beschadiging van eigendommen tegen te gaan.

Er geldt nu een algemeen verbod om te roken in bossen, bosschages, heide of veengronden of binnen een afstand van dertig meter daarvan. Voorheen gold dit verbod alleen voor de maanden april tot en met september.

Verder is aan het artikel toegevoegd dat het in bossen, bosschages, heide of veengronden of binnen een afstand van dertig meter daarvan verboden is, voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.

Afbakening

In artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht is bepaald: Met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft: hij die door gebrek aan de nodige omzichtigheid of voorzorg gevaar voor bos-, heide-, helm-, gras- of veenbrand doet ontstaan.

     

Artikel 2:10 (Rook)verbod in bossen, natuurterreinen, heidevelden en venen, etc.

 

Het verbod heeft tot doel bosbranden te voorkomen en beschadiging van eigendommen tegen te gaan.

Er geldt nu een algemeen verbod om te roken in bossen, bosschages, heide of veengronden of binnen een afstand van dertig meter daarvan. Voorheen gold dit verbod alleen voor de maanden april tot en met september.

Verder is aan het artikel toegevoegd dat het in bossen, bosschages, heide of veengronden of binnen een afstand van dertig meter daarvan verboden is, voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.

Afbakening

In artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht is bepaald: Met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft: hij die door gebrek aan de nodige omzichtigheid of voorzorg gevaar voor bos-, heide-, helm-, gras- of veenbrand doet ontstaan.

 

In de Brandbeveiligingsverordening Maasgouw 2012 was een bepaling opgenomen over bossen, heidevelden en venen. Op grond van dit artikel kon het college voorschriften opleggen aan een rechthebbende van bijvoorbeeld een bos, heideveld en veen om brandgevaar te voorkomen. Omdat per 1 januari 2018 het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen (hierna: het Besluit) in werking is getreden is de Brandbeveiligingsverordening ingetrokken. Hierdoor is dit artikel vervallen. Vergelijkbare voorschriften zijn opgenomen in artikel 6.1 en 6.3 van het Besluit. Omdat deze artikelen enkel zijn gericht op eenieder in een natuurgebied en niet op de rechthebbende is de inhoud van dit artikel opgenomen in artikel 2:10 Apv.

 

           

Artikel 2:13 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:13 Evenement

 

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2.

    De burgemeester kan nadere regels vaststellen ten aanzien van A-evenementen (zie bijlage) en voorschriften verbinden aan een evenementenvergunning.

  • 3.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet als:

    • a.

      sprake is van een A-evenement;

    • b.

      wordt voldaan aan de door de burgemeester vastgestelde ‘Nadere regels A-evenementen’;

    • c.

      de organisator van het evenement het houden daarvan schriftelijk meldt bij de burgemeester door middel van het naar waarheid en volledig ingevulde door de burgemeester vastgestelde meldformulier (zie bijlage); en

    • d.

      de melding geschiedt minimaal 8 weken voorafgaand aan het begin van het evenement.

  • 4.

    Een vergunning voor een B-evenement moet minimaal 14 weken voorafgaand aan het begin van het evenement worden aangevraagd.

  • 5.

    Een vergunning voor een C-evenement moet minimaal 26 weken voorafgaand aan het begin van het evenement worden aangevraagd.

  • 6.

    Het is verboden om te handelen of nalaten in strijd met de nadere regels en voorschriften, zoals bedoeld in het tweede lid.

  • 7.

    De burgemeester kan binnen 10 werkdagen na ontvangst van de melding besluiten het organiseren van een A-evenement als bedoeld in het tweede lid te verbieden, als daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 8.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin wordt voorzien door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 9.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:13 Evenement

 

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2.

    De burgemeester kan nadere regels vaststellen ten aanzien van evenementen (zie bijlage) en voorschriften verbinden aan een evenementenvergunning.

  • 3.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet als:

    • a.

      sprake is van een A-evenement;

    • b.

      wordt voldaan aan de door de burgemeester vastgestelde ‘Nadere regels evenementen’;

    • c.

      de organisator van het evenement het houden daarvan schriftelijk meldt bij de burgemeester door middel van het naar waarheid en volledig ingevulde door de burgemeester vastgestelde meldformulier (zie bijlage); en

    • d.

      de melding geschiedt minimaal 8 weken voorafgaand aan het begin van het evenement.

  • 4.

    Een vergunning voor een B-evenement moet minimaal 14 weken voorafgaand aan het begin van het evenement worden aangevraagd.

  • 5.

    Een vergunning voor een C-evenement moet minimaal 26 weken voorafgaand aan het begin van het evenement worden aangevraagd.

  • 6.

    Het is verboden om te handelen of nalaten in strijd met de nadere regels en voorschriften, zoals bedoeld in het tweede lid.

  • 7.

    Bij het indienen van een melding, bedoeld in het derde lid, onderdeel c en bij het indienen van een vergunningaanvraag, bedoeld in het vierde en vijfde lid worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd.

  • 8.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning bedoeld in het eerste lid worden geweigerd wegens strijdigheid met het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening en overige plaatsen.

  • 9.

    De burgemeester kan naar aanleiding van de melding, bedoeld in het derde lid onder c, binnen 15 werkdagen dagen na ontvangst van de melding, voorschriften verbinden aan het te houden evenement in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de brandveiligheid en de volksgezondheid of het milieu.

  • 10.

    De burgemeester kan binnen 15 werkdagen na ontvangst van de melding, bedoeld in het derde lid onder c, besluiten het organiseren van een A-evenement als bedoeld in het tweede lid te verbieden, als daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de brandveiligheid en de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 11.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin wordt voorzien door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 12.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

De toelichting op artikel 2:12 en 2:13 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Toelichting artikel 2:12 en 2:13 Evenementen

 

“ “

 Geen vergunning meer voor het plaatsen van een tent bij een A -evenement

In de nadere regels A-evenementen zijn ook voorschriften opgenomen over brandveiligheid. Op deze manier wordt de brandveiligheid gewaarborgd. Hierdoor is de vergunningplicht vervallen voor het plaatsen van een tent waarin meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn bij een A-evenement.

 

Voor de goede orde, een organisator van een A-evenement blijft verantwoordelijk voor het aanvragen van de overige benodigde vergunningen, ontheffingen en besluiten. Als bijvoorbeeld een weg moet worden afgesloten, dan moet door het college een verkeersmaatregel worden genomen. En als bij het evenement alcoholhoudende dranken worden verstrekt, is een ontheffing op grond van de Drank– en Horecawet vereist. Dit betreft vergunningplichten op grond van nationale wetgeving. De gemeente heeft geen invloed op de vergunningplicht. Deze vergunningvoorschriften kunnen daardoor niet in nadere regels worden ondergebracht. Niettemin is voor de organisator van een A-evenement en voor de gemeente sprake van een lastenverlichting.

“ “

Toelichting artikel 2:12 en 2:13 Evenementen

 

“ “

Geen vergunning meer voor brandveiligheidsaspecten bij een evenement

Artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s bepaalt dat bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) regels worden gesteld over het brandveilig gebruik van voor mensen toegankelijke plaatsen en basishulpverlening op die plaatsen. Deze AMvB heet het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen (hierna: het Besluit). Door het Besluit gelden per 1 januari 2018 landelijke regels voor de brandveiligheid van ‘overige plaatsen’. Bij het Besluit gaat het bijvoorbeeld om tenten op evenemententerreinen, (kampeer)terreinen, tribunes, podia, varende objecten, etc.

Voor dit brandveilig gebruik kan worden volstaan met een melding. Uiteraard moet hierbij wel worden voldaan aan de gestelde regels in het Besluit. Voorheen gold hiervoor op basis van de “Brandbeveiligingsverordening Maasgouw 2012” (hierna: BBV) een vergunningplicht.

 

In de “Nadere regels A-evenementen Maasgouw 2017” waren voorschriften opgenomen over brandveiligheid. Op deze manier werd de brandveiligheid gewaarborgd. Hierdoor was voor het plaatsen van een tent bij een A- evenement geen vergunning nodig, maar kon worden volstaan met een melding. Omdat per 1 januari 2018 het Besluit in werking is getreden zijn de bepalingen over brandveiligheid in de nadere regels vervallen. In de nadere regels blijven:

  • -

    de regels over constructieve veiligheid bij evenementen;

  • -

    de standaard regels GHOR, en;

  • -

    de standaard politievoorwaarden;

van kracht, omdat deze elders niet geregeld zijn.

De gewijzigde nadere regels gelden voor alle evenementen, omdat de regels over constructieve veiligheid, de GHOR regels en de standaard politievoorwaarden zowel op de A- als de B– en C-evenementen van toepassing kunnen zijn.

 

Meldplicht A–evenementen en aanvragen overige vergunningen, ontheffingen en besluiten

Ondanks het feit dat bij een A–evenement kan worden volstaan met een melding, blijft een organisator van een A-evenement verantwoordelijk voor het aanvragen van de overige benodigde vergunningen, ontheffingen en besluiten. Als bijvoorbeeld een weg moet worden afgesloten, dan moet door het college een verkeersmaatregel worden genomen. En als bij het evenement alcoholhoudende dranken worden verstrekt, is een ontheffing op grond van de Drank– en Horecawet vereist. Dit betreft vergunningplichten op grond van nationale wetgeving. De gemeente heeft geen invloed op de vergunningplicht. Deze vergunningvoorschriften kunnen daardoor niet in nadere regels worden ondergebracht. Niettemin is voor de organisator van een A-evenement en voor de gemeente sprake van een lastenverlichting.

“ “

 

Artikel 2:13 Evenementen

 

Negende lid

In de praktijk komt het voor dat activiteiten bij een A-evenement worden georganiseerd waarvoor geen voorschriften zijn opgenomen in de “Nadere regels evenementen”. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan: 

  • -

    het plaatsen en in gebruik hebben van hijswerktuigen ten behoeve van een parachutetent;

  • -

    het plaatsen en in gebruik hebben van een mobiele kogelvanger voor schietactiviteiten in een dorpskern;

  • -

    overige constructies, zoals plaatsen meibomen. 

Om de openbare orde en veiligheid te waarborgen is daarom in de Apv, in het artikel evenementenvergunning, opgenomen dat in bepaalde gevallen voorschriften aan een melding kunnen worden gesteld.

 

 

Artikel 5:50, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:50 Verbod verbranden afvalstoffen buiten inrichtingen of anderszins vuur stoken  

  • 1.

    Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2.

    Mits er geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:

    • a.

      verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

    • b.

      sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, als geen afvalstoffen worden verbrand;

    • c.

      vuur voor koken, bakken en braden;

    • d.

      Sint Maartensvuren, mits wordt voldaan aan de brandveiligheidsvoorschriften zoals opgenomen in de nadere regels A- evenementen (zie bijlage, “Nadere regels A- evenementen”) en de voorschriften zoals opgenomen in de verleende ontheffing op grond van artikel 10.2 en 10.63 Wet Milieubeheer.

  • 3.

    Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

  • 5.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Omgevingsverordening Limburg.

  • 6.

    Op de ontheffing bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 5:50 Verbod verbranden afvalstoffen 1 buiten inrichtingen of anderszins vuur stoken  

  • 1.

    Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2.

    Mits er geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:

    • a.

      verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

    • b.

      sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, als geen afvalstoffen worden verbrand 2 ;

    • c.

      vuur voor koken, bakken en braden;

    • d.

      Sint Maartensvuren, mits wordt voldaan aan de brandveiligheidsvoorschriften zoals opgenomen in de “Nadere regels evenementen Maasgouw 2018” (zie bijlage) en de verleende ontheffing op grond van artikel 10.2 en 10.63 Wet Milieubeheer.

  • 3.

    Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

  • 5.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Omgevingsverordening Limburg.

  • 6.

    Op de ontheffing bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

 

Artikel 6:1, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 6:1 Strafbepaling

 

  • 1.

    Overtreding van de gebods- en verbodsbepalingen genoemd in hoofdstuk 2 tot en met 5 en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:5, vijfde lid, 2:6, tweede lid en 2:7, eerste lid.

Artikel 6:1 Strafbepaling

 

  • 1.

    Overtreding van de gebods- en verbodsbepalingen genoemd in hoofdstuk 2 tot en met 5 en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:5, vijfde lid, 2:6, tweede lid en 2:7, eerste lid.

  • 3.

    In geval van overtreding van de krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste de geldboete, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s.

 

 

De toelichting op artikel 6:1, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 6:1 Strafbepaling

 

Op grond van artikel 154 van de Gemeentewet kan de gemeenteraad op overtreding van zijn verordeningen straf stellen. Deze straf mag niet zwaarder zijn dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. In artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht (WvSr) zijn de maxima van de zes boetecategorieën opgenomen. Het maximum van een boete van de eerste categorie bedraagt € 380 en van de tweede categorie € 3800. Het is overigens uiteindelijk de strafrechter die de soort en de maat van de straf in een concreet geval bepaalt, tot de grens van de door de gemeenteraad gekozen boetecategorie. Hierbij dient de rechter op grond van artikel 24 WvSr rekening te houden met de draagkracht van de verdachte. Het algemeen geldende minimum van de geldboete bedraagt € 3 (artikel 23, tweede lid, WvSr).

     

De Gemeentewet heeft aan de gemeenteraad de keuze gelaten op overtreding van verordeningen geldboete te stellen van de eerste óf de tweede categorie. De gemeenteraad heeft daarbij de ruimte om binnen de verordening onderscheid te maken naar bepalingen waar bij overtreding een straf van de eerste dan wel van de tweede categorie op staat. Uiteraard kan in de Apv ook worden gekozen voor een enkele strafmaat. Deze keuze is binnen de gemeente Maasgouw gemaakt.

 

Artikel 6:1 Strafbepaling

 

Op grond van artikel 154 van de Gemeentewet kan de gemeenteraad op overtreding van zijn verordeningen straf stellen. Deze straf mag niet zwaarder zijn dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. In artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht (WvSr) zijn de maxima van de zes boetecategorieën opgenomen. Het maximum van een boete van de eerste categorie bedraagt € 415 en van de tweede categorie

€ 4.150. Het is overigens uiteindelijk de strafrechter die de soort en de maat van de straf in een concreet geval bepaalt, tot de grens van de door de gemeenteraad gekozen boetecategorie. Hierbij dient de rechter op grond van artikel 24 WvSr rekening te houden met de draagkracht van de verdachte. Het algemeen geldende minimum van de geldboete bedraagt € 3 (artikel 23, tweede lid, WvSr).

 

De Gemeentewet heeft aan de gemeenteraad de keuze gelaten op overtreding van verordeningen geldboete te stellen van de eerste óf de tweede categorie. De gemeenteraad heeft daarbij de ruimte om binnen de verordening onderscheid te maken naar bepalingen waar bij overtreding een straf van de eerste dan wel van de tweede categorie op staat. Uiteraard kan in de Apv ook worden gekozen voor een enkele strafmaat. Deze keuze is binnen de gemeente Maasgouw gemaakt.

 

Omdat per 1 januari 2018 het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen (hierna: het Besluit) in werking is getreden is de Brandbeveiligingsverordening ingetrokken. Nu het Besluit echter voorziet in een regeling van de onderwerpen die voorheen in de Brandbeveiligingsverordening geregeld waren, kan de bestuurlijke boete niet meer worden opgelegd wegens overtreding uit die verordening maar wegens overtreding van de bepalingen uit het Besluit. Omdat de Brandbeveiligingsverordening is ingetrokken, is de bestuurlijke boete opgenomen in artikel 6:1 Apv.

 

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Maasgouw,

d.d. 13-12-2018.

 

De raad voornoemd;  

De griffier,

H.M.L. van Soest

De voorzitter,

S.H.M. Strous

Naar boven