Nadere regel tot wijziging van de nadere regels subsidies gemeente Groningen (voorschoolse educatie)

Het college van burgemeester en wethouders van Groningen;

 

HEEFT BESLOTEN:

 

De Nadere regel tot wijziging van de nadere regels subsidies Gemeente Groningen vast te stellen:

Artikel I

Paragraaf 3.2 Basisontwikkelingsgerichte programma’s en VVE-programma’s komt te vervallen en wordt vervangen door een nieuwe paragraaf 3.2 Voorschoolse educatie die komt te luiden als volgt:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst:

Paragraaf 3.2 Basis ontwikkelingsgerichte programma's en VVE-programma's

Paragraaf 3.2 Voorschoolse educatie

 

 

 

Artikel 3:2 Begripsbepalingen

Artikel 3:2 Begripsbepaling

 

 

1. Kwaliteitskader voorschoolse en vroegschoolse voorzieningen in Groningen

:

De wettelijke en door gemeente Groningen beschreven bovenwettelijke gemeentelijke eisen VVE, onderdeel van het beleidsplan Voor alle jonge kinderen gelijke kansen.

Artikel 3:2 Begripsbepalingen

2. Voorschoolse educatie

:

Maatregelen en programma’s gericht op het spelenderwijs stimuleren van de brede (taal-) ontwikkeling van jonge kinderen (2 tot 4 jaar) met als doel de startcondities van kinderen te verbeteren bij hun entree op de basisschool Voorschoolse educatie wordt altijd aangeboden in een groep met enkel kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar.

 

3. VVE programma

:

Een erkend programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 6 jaar op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Dit programma is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut.

Dit programma wordt uitgevoerd volgens de kwaliteitseisen zoals vastgelegd in:

- de Wet IKK – Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang;

- de Wet OKE – Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie;

- het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en

- de bovenwettelijke gemeentelijke eisen VVE, opgenomen in het Kwaliteitskader voorschoolse en vroegschoolse voorzieningen in Groningen.

Aan een VVE programma is een ouderprogramma gekoppeld.

 

4. VVE geïndiceerde kinderen

:

Kinderen vanaf 2,5 jaar die door het consultatiebureau geïndiceerd zijn voor VVE (VVE geïndiceerde peuter).

 

5. VVE geregistreerd kindercentrum

:

Een kindercentrum dat is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang en dus voldoet aan de eisen die voor een dergelijke opneming gelden, en ook geregisterd staat als VVE locatie en daarmee minimaal aan de geldende wettelijke VVE eisen voldoet.

 

6. VVE Vervolgaanvraag

:

Een subsidieaanvraag voor peuters die het tweede jaar van een VVE programma volgen.

 

7. Rijksnormtarief

:

Het normuurtarief dat het rijk hanteert voor de toekenning van de toeslag kinderopvang.

 

8. Basistarief

:

de kostprijs voor uitvoering van de wettelijke eisen voor de kinderopvang, toegespitst op peuters van 2 tot 4 jaar.

 

9. Kwaliteitsontwikkeling

:

De verdere ontwikkeling van een instelling die al voldoet aan de wettelijke VVE eisen en geregistreerd is als VVE locatie, om te voldoen aan de Groningse kwaliteitsnormen, zoals omschreven in het Kwaliteitskader voorschoolse en vroegschoolse voorzieningen in Groningen.

 

10. Ouderbijdrage

:

De eigen inkomensafhankelijke bijdrage die ouders/verzorgers aan de voorschoolse instellingen betalen. Deze bijdrage is gebaseerd op het aantal uren voorschoolse educatie dat wordt afgenomen en wordt berekend aan de hand van de rijksnorm en de kinderopvangtoeslag tabel die door het rijk is vastgesteld voor het betreffende jaar.

 

11. Kinderopvang toeslag tabel

:

Jaarlijks door het rijk vastgestelde tabel op basis waarvan aan de hand van het (gezamenlijk) toetsingskinkomen wordt berekend welk percentage van de uren dat wordt afgenomen vergoed wordt. Uitgaande van het Rijksnormtarief per uur.

 

12. Horizontale peutergroep

:

In een horizontale groep zitten kinderen van dezelfde leeftijdscategorie, in dit geval kinderen (peuters) van 2 tot 4 jaar.

 

13. VVE Thuisprogramma

:

Een programma voor ouders met kinderen van 3 tot 6 jaar die deelnemen aan voor- en vroegschoolse educatie. De activiteiten van VVE Thuis sluiten aan bij vve-programma's zoals Kaleidoscoop en Piramide.

 

14. KOT-peuter

:

Kind van ouders die een beroep kunnen doen op de kinderopvangtoeslagregeling conform de Wet kinderopvang (WKO).

 

15. Niet-KOT-peuter

:

Kind van ouders die geen beroep kunnen doen op de kinderopvangtoeslagregeling conform de WKO.

 

16. Standalone locatie

:

Een locatie waar peuters alleen gebruik kunnen maken van korte opvangmomenten (minimaal 4 uur tot maximaal 6 uur) gedurende de schoolweken gelijk aan de regeling van de gemeente Groningen.

 

17. Integrale locatie

:

Een dagopvanglocatie waar de peuters gebruik maken van een dag(deel)vullend opvangmoment in een horizontale setting van 2 tot 4 jarigen en waar peuters kunnen instromen in een kort opvangmoment gelijk aan het maximaal aantal uur per moment in deze subsidieregeling.

 

 

 

 

Artikel 3:3 Relevante procedure

In afwijking van artikel 3:1 lid c is voor subsidies van minder dan € 5.000,-- de reguliere procedure van toepassing.

Artikel 3:3 Relevante procedure

In afwijking van artikel 3:1 lid c is voor subsidies van minder dan € 5.000,-- de reguliere procedure van toepassing.

 

 

Artikel 3:4 Subsidiabele activiteiten

1. Het college kan aan de houder van een geregistreerd kindercentrum subsidie verlenen voor de uitvoering van basis ontwikkelingsgerichte programma’s.

2. Het college kan aan de houder van een geregistreerd kindercentrum subsidie verlenen voor de uitvoering van VVE programma’s.

Artikel 3:4 Subsidiabele activiteiten

1. Het college kan aan de houder van een VVE geregistreerd kindercentrum subsidie verlenen voor de uitvoering van voorschoolse educatie.

2. Het college kan aan de houder van een VVE geregistreerd kindercentrum subsidie verlenen voor kwaliteitsontwikkeling op het gebied van bovenwettelijke kwaliteitseisen, op de volgende gebieden:

a. Professionalisering:

  • gedifferentieerd opbrengstgericht werken;

  • VVE coaching (HBO);

  • doorgaande lijn basisonderwijs;

  • ouderprogramma VVE Thuis (NJI);

  • vroegsignalering (zorg en ondersteuning);

  • nt2 programma’s.

b. materiaalkosten voor de uitvoering van het ouderprogramma.

 

 

Artikel 3:5 Subsidie per activiteit

1. De subsidie voor BOP per in aanmerking komend kind bedraagt 288x de rijksnorm, onder aftrek van de ouderbijdragen volgens de geldende ouderbijdragentabel. Subsidie is slechts mogelijk voor kinderen van ouders die niet in aanmerking komen voor een kinderopvang-toeslag op grond van de Wkkp.

2. In gevallen dat ouders wel in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag gebaseerd op het maximaal aantal uren bedraagt de subsidie voor BOP per in aanmerking komend kind 48x de rijksnorm mits op een dag uitsluitend gebruik wordt gemaakt van dit programma (3 uur).

3. In gevallen dat ouders wel in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag maar niet voor het voor het programma gewenste aantal uren, bedraagt de subsidie voor BOP per in aanmerking komend kind 8x de rijksnorm vermenigvuldigd met het BOP verschil en verminderd met de ouderbijdragen op grond van de geldende ouderbijdragentabel voor kinderdagopvang (VNG tabel).

4. De subsidie voor VVE programma’s per in aanmerking komend kind bedraagt 672x de rijksnorm, onder aftrek van de ouderbijdragen volgens de geldende ouderbijdragentabel, waarbij het college uitgaat van de laagste inkomenscategorie en uitgaat van 240 uur.

Subsidie is slechts mogelijk voor kinderen van ouders die niet in aanmerking komen voor een kinderopvangtoeslag op grond van de Wkkp.

5. In gevallen dat ouders wel in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag gebaseerd op het maximaal aantal uren bedraagt de subsidie voor VVE programma’s per in aanmerking komend kind 192x de rijksnorm.

6. In gevallen dat ouders wel in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag maar niet voor het gewenste aantal uren bedraagt de subsidie voor VVE programma’s per in aanmerking komend kind 16x de rijksnorm vermenigvuldigd met het VVE verschil en verminderd met de ouderbijdragen op grond van de geldende ouderbijdragentabel onder aftrek van de ouderbijdragen volgens de geldende ouderbijdragentabel, waarbij het college uitgaat van de laagste inkomenscategorie en van het VVE verschil.

Artikel 3:5 Subsidie per activiteit

1. De subsidie voor voorschoolse educatie bestaat uit een bijdrage per uur per geplaatst kind. Er zijn twee verschillende tarieven, één voor een standalone locatie en één voor een integrale locatie (zie bijlage 1.).

2. De bijdrage per niet-KOT-peuter bestaat uit twee componenten:

  a. een aanvulling op de inkomensafhankelijke ouderbijdrage tot de het door de gemeente vastgestelde basistarief (zie tabel tariefsopbouw, bijlage 1.);

  b. een door het college vastgestelde opslag per uur voor de door de gemeente Groningen gehanteerde kwaliteitseisen bovenop de wettelijke minimumeisen voor de uitvoering van VVE.

3. Voor niet- KOT-peuters met een VVE indicatie die minimaal 16 uur opvang afnemen geldt dat (maximaal) twee dagdelen van 4 uur volledig wordt gesubsidieerd door de gemeente Groningen. Er is voor deze uren geen ouderbijdrage noodzakelijk.

4. De bijdrage per KOT-peuter bestaat uit een door het college vastgestelde opslag per uur voor de door de gemeente Groningen gehanteerde kwaliteitseisen bovenop de wettelijke minimumeisen voor de uitvoering van VVE.

5. Voor KOT-peuters met een VVE indicatie die minimaal 16 uur opvang afnemen geldt dat (maximaal) twee dagdelen van 4 uur volledig wordt gesubsidieerd door de gemeente Groningen. Voor deze uren mag er geen kinderopvangtoeslag worden aangevraagd bij het Rijk.

6. De subsidie voor de houder van een VVE geregistreerd kindercentrum die nog niet aan de bovenwettelijke eisen zoals beschreven in het Kwaliteitskader voorschoolse en vroegschoolse voorzieningen in Groningen voldoet, maar daar wel aan werkt, bedraagt maximaal 6.000 euro per locatie.

 

 

Artikel 3:6 Bijzondere bepalingen en verplichtingen

1. In aanvulling op artikel 7, 8 resp. 13 en 14 van de Algemene subsidieverordening moet de aanvraag om subsidieverlening zijn voorzien van:

  a. een opgave van het aantal kinderen en doelgroepkinderen voor wie de subsidiabele activiteiten worden uitgevoerd;

  b. een beschrijving van BOP en/of VVE programma.

2. De ontvanger van een subsidie voor BOP en/of voor VVE programma’s:

  a. zorgt voor een inhoudelijke doorgaande lijn met het basisonderwijs

  b. werkt met een kind- of ontwikkelingsvolgsysteem;

  c. zorgt voor een overdracht van gegevens over de ontwikkeling van het kind bij de doorstroom naar het basisonderwijs;

  d. betrekt ouders en ondersteunt deze bij het stimuleren van de ontwikkeling van hun kinderen;

  e. werkt samen met het Centrum voor Jeugd en Gezin en maakt gebruik van ondersteuning vanuit het CJG bij het uitvoeren van op VVE gerichte ouderprogramma’s.

3. Een BOP wordt uitgevoerd:

  a. gedurende 6 uur per week, waarvan effectief minimaal 5 uur per week wordt besteed aan het programma;

  b. verspreid over 2 dagdelen per week;

  c. gedurende 40 weken per jaar;

d. door tenminste twee volledig geschoolde (PW3) leidsters op een groep van maximaal 16 peuters die kennis hebben van VVE en daarvoor minimaal een module Vversterk hebben gevolgd.

4. Een VVE programma wordt uitgevoerd:

  a. gedurende 12 uur per week, waarvan effectief minimaal 10 uur per week wordt besteed aan het VVE programma;

  b. verspreid over 4 dagdelen per week (of 3 dagen indien het kind ook kinderopvang ontvangt);

  c. gedurende 40 weken per jaar;

  d. door 2 volledig gecertificeerde VVE leidsters op een groep van 16 peuters, of minimaal 1 op een groep van minder dan 8 kinderen;

  e. door leidsters met het taalniveau 3F op groepen met meer dan 20% doelgroepkinderen.

5. In aanvulling op artikel 8 resp. artikel 14 van de verordening moet het activiteitenplan zijn voorzien van informatie over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de verplichtingen in lid 1 tot en met 7 van dit artikel.

Artikel 3:6 Bijzondere bepalingen en verplichtingen

1. In aanvulling op artikel 7 en 8 respectievelijk 13 en 14 van de Algemene subsidieverordening moet de aanvraag om subsidieverlening voor voorschoolse educatie zijn voorzien van:

  a. een opgave van het aantal kinderen en VVE geïndiceerde kinderen voor wie de subsidiabele activiteiten worden uitgevoerd met daarbij duidelijk vermeld het aantal VVE vervolgaanvragen;

  b. een beschrijving en invulling van een effectief bewezen voorschoolse educatie programma, dat is opgenomen in de databank van het Nederlands Jeugdinstituut (NJI).

  c. Een SMART beschreven plan voor kwaliteitsontwikkeling.

2. De ontvanger van een subsidie voor voorschoolse educatie:

  a. Voldoet aan de wettelijke VVE eisen;

  b. Voldoet of zal binnen een overeengekomen termijn voldoen aan het Kwaliteitskader voorschoolse en vroegschoolse voorzieningen in Groningen.

3. voorschoolse educatie wordt uitgevoerd:

  a. gedurende 8, 12 of 16 uur per week, afname te bepalen door de ouders;

  b. indien 8 uur, verspreid over 2 dagdelen en 2 dagen per week, indien 12 of 16 uur, verspreid over 3 of 4 dagdelen en 3 dagen per week;

  c. gedurende 40 weken per jaar.

4. indien de voorschoolse educatie wordt uitgevoerd ten behoeve van VVE geïndiceerde kinderen:

  a. gedurende 16 uur per week;

  b. verspreid over 3 of 4 dagdelen en 3 dagen per week;

  c. gedurende 40 weken per jaar.

5. De instelling levert gegevens voor de VVE toeleidingsmonitor van Jeugdgezondheidszorg GGD Groningen en voor de gemeentelijke VVE monitor.

6. In aanvulling op artikel 8 respectievelijk artikel 14 van de verordening moet het activiteitenplan zijn voorzien van informatie over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de verplichtingen in lid 1 tot en met 5 van dit artikel.

7. De ontvanger van een subsidie voor kwaliteitsontwikkeling besteedt de subsidie aan het opleiden van personeel teneinde te gaan voldoen aan het Kwaliteitskader voorschoolse en vroegschoolse voorzieningen in Groningen. Kosten voor personele vervanging zijn niet subsidiabel.

 

 

Artikel 3:6a Rapportage verplichtingen

1. In aanvulling op artikel 12 resp. artikel 17 van de verordening legt de subsidieontvanger verantwoording af over:

  a. het aantal (doelgroep) kinderen, onderscheiden naar de groepen genoemd volgens artikel 3:5 1 t/m 6;

  b. het aantal bezette dagdelen en/of uren per kind;

  c. de wijze waarop invulling is gegeven aan de verplichtingen in artikel 3:6.

2. Als onderdeel van de rapportage overlegt de instelling jaarlijks een evaluatie van de uitgevoerde VVE activiteiten.

Artikel 3:6a Rapportage verplichtingen

1. In aanvulling op artikel 12 respectievelijk artikel 17 van de verordening legt de subsidieontvanger verantwoording af over:

  a. het aantal (doelgroep) kinderen, onderscheiden naar de groepen genoemd volgens artikel 3:5 1 t/m 6.

  b. het aantal bezette dagdelen en/of uren per kind;

  c. de wijze waarop invulling is gegeven aan de verplichtingen in artikel 3:6;

  d. het navolgen van de eisen in het Programma van eisen.

2. In aanvulling op artikel 12 respectievelijk artikel 17 van de verordening legt de subsidieontvanger behalve bij de aanvraag tot subsidievaststelling ook elk kwartaal verantwoording af over lid 1 onder a.

3. Als onderdeel van de rapportage overlegt de instelling jaarlijks een evaluatie van de uitgevoerde VVE activiteiten.

 

Artikel 3:6b Weigeringsgronden

1. Het college weigert subsidie indien:

  a. De instelling geen geregistreerde VVE locatie heeft.

  b. Er niet gewerkt wordt met horizontale peutergroepen.

2. Het college kan subsidie weigeren indien er niet binnen de overeengekomen termijn wordt voldaan aan de Groningse kwaliteitseisen.

 

 

Artikel 3:7 Subsidieplafond en verdelingsregels

1. Voor basis ontwikkelingsgerichte programma’s en VVE programma’s zijn de subsidieplafonds gelijk aan de daarvoor in de gemeentebegroting opgenomen bedragen.

2. Indien het totaal van de subsidieaanvragen hoger is dan de beschikbare subsidiebudgetten worden deze beide budgetten als volgt verdeeld:

  a. Als eerste worden toegekend de in aanmerking komende vervolgaanvragen:

    i. Voor BOP geldt dat als het totaal van de vervolgaanvragen hoger is dan het beschikbare subsidiebudget dit budget naar evenredigheid over deze aanvragen wordt verdeeld.

    ii. Voor VVE programma’s geldt dat als het totaal van de vervolgaanvragen hoger is dan het beschikbare subsidiebudget, de aanvragen die betrekking hebben op kinderen van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag voorrang hebben boven andere aanvragen.

  b. Als tweede worden toegekend de in aanmerking komende aanvragen die betrekking hebben op nieuw te starten programma’s.

    i. Voor BOP geldt dat als het totaal van de aanvragen voor lopende programma’s hoger is dan het resterende subsidiebudget dit budget naar evenredigheid over deze aanvragen wordt verdeeld.

    ii.Voor VVE programma’s geldt dat als het totaal van de aanvragen voor lopende programma’s hoger is dan het resterende subsidiebudget, aanvragen die betrekking hebben op kinderen van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag voorrang hebben boven andere aanvragen.

  c. Als hierna nog middelen resteren, worden deze naar evenredigheid over de in aanmerking komende aanvragen verdeeld.

  d. Bij de verdeling wordt de subsidie afgerond op een geheel aantal kinderen.

Artikel 3:7 Subsidieplafond en verdelingsregels

1. Voor voorschoolse educatie zijn de subsidieplafonds gelijk aan de daarvoor in de gemeentebegroting opgenomen bedragen.

2. VVE Vervolgaanvragen gaan voor op andere subsidieaanvragen voor voorschoolse educatie.

3. Subsidieaanvragen voor voorschoolse educatie gaan voor op subsidieaanvragen voor kwaliteitsontwikkeling.

4. Als het totaal van de subsidieaanvragen hoger is dan de subsidieplafonds, dan is de verdeelwijze als volgt:

  a. op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;

  b. als na bovenstaande verdeelwijze nog middelen resteren dan worden deze over nadien ontvangen subsidieaanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.

5. Als na toekenning van de subsidies voor voorschoolse educatie nog middelen resteren, worden de subsidieaanvragen voor kwaliteitsontwikkeling in behandeling genomen.

6. Als het totaal van de subsidieaanvragen voor kwaliteitsontwikkeling hoger is dan de subsidieplafonds, dan is de verdeelwijze als volgt:

  a. nieuwe aanvragen hebben voorrang boven vervolgaanvragen;

  b. als na bovenstaande verdeelwijze nog middelen resteren dan worden deze over vervolgaanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.

Artikel II

Deze nadere regel treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

 

Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 4 december 2018.

Burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen,

de burgemeester,

Peter de Oudsten

de secretaris,

Peter Teesink

Toelichting

Elke Groningse peuter kan vanaf tweejarige leeftijd, tot het moment waarop de peuter uitstroomt naar de basisschool, gebruik maken van voorschoolse educatie gedurende minimaal 320 tot maximaal 640 uur op jaarbasis bij een houder van een VVE geregistreerd kindercentrum. De gemeente Groningen vergoed jaarlijks tot dit maximum van 640 uur. Afhankelijk van de werkwijze van de voorschoolse voorziening is dit verdeeld in: 8 uur per week, verdeeld over minimaal twee dagdelen van 4 uur per week, gedurende 40 weken per kalenderjaar, 12 of 16 uur per week, verdeeld over minimaal drie dagdelen van 4 of 6 uur, over minimaal drie dagen per week, gedurende 40 weken per kalenderjaar.

Elke Groningse peuter met een VVE indicatie (doelgroep peuters) wordt vanaf de leeftijd van tweeëneenhalf jaar, tot het moment waarop de peuter uitstroomt naar de basisschool, gestimuleerd om gebruik te maken van 16 uur. Alleen indien hiervan sprake is hebben ouders recht op 8 uur gratis.

 

Ter verduidelijking: peuters met een VVE indicatie vanaf 2,5 jaar die 320 uur per jaar deelnemen aan voorschoolse educatie, tegen betaling van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage, hebben recht op 320 volledig door de gemeente gesubsidieerde uren per jaar extra, mits zij ook 640 uur komen.

 

NB Om een flexibele overgang mogelijk te maken, kan de uitbreiding van het VVE programma van bijvoorbeeld 8 naar 16 uur per week door een houder aan een geïndiceerde peuter worden aangeboden in de leeftijdsperiode tussen twee jaar en vier maanden en twee jaar en acht maanden.

Inkomensafhankelijke ouderbijdrage

Alle ouders van wie de peuter gebruik maakt van de voorschoolse voorziening VVE betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage. Bij de berekening onderscheidt de houder twee groepen ouders: ouders met en ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag (KOT- en niet-KOT-peuters). De houder berekent de hoogte van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag volgens onderstaande procedure.

Groep 1: ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag (niet-KOT-peuters):

Ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage per uur voor de peuter die deelneemt aan de voorschoolse basisvoorziening VVE van 8, 12 of 16 uur per week aan de hand van het gezamenlijke verzamelinkomen, het daaraan verbonden percentage tegemoetkoming van het Rijk als percentage van de kosten kinderopvang (A) en het Rijksnormtarief voor dagopvang (B) volgens de kinderopvangtoeslagtabel wordt de hoogte van de ouderbijdrage als volgt bepaald: € (100% minus A) maal B per uur. Vervolgens wordt dit bedrag in mindering gebracht op het subsidiebedrag per uur dat de gemeente hanteert.

Groep 2: ouders met recht op kinderopvangtoeslag:

Ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag vragen deze aan voor 8, 12 of 16 uur. De houder brengt de uren per week keer het Rijksnormtarief voor dagopvang (B) volgens de kinderopvangtoeslagtabel, in rekening aan de ouders.

 

De gratis uren voor peuters met een VVE indicatie mogen door de ouder niet in rekening gebracht worden bij de belastingdienst (zie verder hieronder).

In het contract dat tussen houder en ouder wordt gesloten, verklaart de ouder dat in slechts één voorziening maximaal 8 gratis uren worden afgenomen, voor zover dat op de ouder van toepassing is.

 

Zoals hierboven aangegeven is er een onderscheid in peuters van wie de ouders recht hebben op een toeslag via de belastingdienst volgens de wet Kinderopvang (KOT-peuters) en peuters van wie de ouders hier geen recht op hebben. Daarnaast is er ook nog onderscheid in peuters met en zonder een VVE indicatie.

 

Voor de peuters zonder een VVE indicatie geldt een ondergrens van 2 dagdelen voorschoolse educatie en een bovengrens van 16 uur voorschoolse educatie.

 

Peuters met een VVE indicatie krijgen altijd een aanbod van 16 uur, verdeeld over 4 dagdelen van 4 uur verdeeld over vier dagen (gewenst) of 2 dagdelen van 6 uur en 1 dagdeel van 4 vier uur verdeeld over drie dagen. Desgewenst kan, indien sprake moet zijn van maatwerk, hiervan afgeweken worden in 3 dagdelen van 5,5 uur maar de subsidie geldt altijd voor 16 uur

 

1. VVE-peuters vanaf 2,5 jaar (KOT-/ niet-KOT-peuters) krijgen 16 uur voorschoolse educatie per week

  • *

    Niet KOT-ouders betalen hiervoor 8 uur inkomensafhankelijke ouderbijdrage, de Gemeente Groningen betaalt de overige 8 uur,

  • *

    KOT-ouders vragen voor 8 uur kinderopvangtoeslag aan, de Gemeente Groningen betaalt de overige 8 uur.

NB. Voor KOT-peuters die al gebruik maken van reguliere kinderdagopvang, geldt dit niet. Zie hieronder.

 

VVE peuters die al kinderopvang hebben voordat ze 2,5 jaar worden.

Er zijn KOT-ouders die reguliere kinderopvang afnemen van wie de peuter een VVE-indicatie heeft of krijgt. Wanneer ouders al 2 dagen of 2 dagdelen kinderopvang afnemen kunnen zij wanneer hun kind 2,5 jaar wordt en een VVE indicatie krijgt respectievelijk een extra dagdeel van 4 uur (bij 2 dagen) of 6 uur (bij 2 dagdelen van 6 uur) aangeboden krijgen.

Als dit kind al 3 dagdelen komt, dan is dat (bij minimaal 16 uur) uur per week voldoende voor VVE en worden geen extra VVE uren aangevraagd. Bij 1 dag kinderopvang zouden er nog max. 2 dagdelen van 4 uur VVE bijkomen.

Gratis uren en aanvraag toeslag:

WKO-ouders van kinderen die een VVE indicatie krijgen kunnen voor de gratis uren (maximaal 8) die de Gemeente Groningen wil bieden geen kinderopvangtoeslag aanvragen. Dit is wettelijk niet toegestaan. De belastingdienst stelt een inkomensafhankelijke bijdrage voor alle uren verplicht. Deze uren komen derhalve volledig voor rekening van de Gemeente Groningen. De instellingen sturen deze ouders een factuur van minimaal 8 uur.

 

  • 1.

    Niet-KOT-peuters zonder VVE indicatie krijgen vanaf 2 jaar minimaal 2 dagdelen van 4 uur (8 uur) en maximaal 16 uur voorschoolse educatie verdeeld over de 3 dagen in de week aangeboden en betalen hiervoor een inkomensafhankelijke ouderbijdrage.

  • 2.

    KOT-peuters zonder VVE indicatie krijgen vanaf 2 jaar minimaal 2 dagdelen van 4 uur (8 uur) en maximaal 16 uur voorschoolse educatie aangeboden, verdeeld over de 3 dagen in de week en betalen hiervoor een inkomensafhankelijke ouderbijdrage. Zij vragen hiervoor Kinderopvangtoeslag aan via de belastingdienst.

NB Ouders die over willen stappen naar meer dagdelen uur betalen naar rato ook meer ouderbijdrage. Met ouders die minder willen afnemen maakt de instelling gepaste afspraken

 

Voorrangsregels

Een instelling spant zich altijd zoveel mogelijk in om VVE geïndiceerde peuters snel te plaatsen volgens de afspraken die hierover met de JeugdGezondheidszorg zijn gemaakt.

Specifieke toelichting

Artikel 3:4 lid 4 onder b.

Uitvoering en Materiaalkosten VVE Thuisprogramma’s thuis

Gekoppeld aan het VVE programma dat aan de kinderen wordt aangeboden, ontvangen de ouders een ouderprogramma. Voor ouders van geïndiceerde VVE kinderen betreft dit een uitgebreider programma.

In de meeste gevallen zal het hierbij gaan om het programma VVE thuis, dat is opgenomen in de databank van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI). Zowel scholing in dit programma als de kosten van het materiaal kunnen door de gemeente worden vergoed. We gaan er daarbij vanuit dat het programma op ‘intensieve locaties’ wordt uitgevoerd en ouders van ander locaties kunnen aanhaken. Daarbij kan samenwerking gezocht worden met het WIJ-team. Aanvragen voor scholing en materiaalkosten kunnen alleen voor het VVE thuis programma en alleen voor locaties met groepen waarvan 20% of structureel 4 kinderen een VVE indicatie hebben worden aangevraagd.

Bijlage 1  

 

In artikel 3:5 lid 1 worden twee verschillende tarieven genoemd, één voor een standalone locatie en één voor een integrale locatie. In deze bijlage wordt dat uitgewerkt.

Berekening tarief: Wij gaan uit van een basistarief voor peuteropvang, waar een plusbedrag bijkomt voor de uitvoering van het bovenwettelijke kwaliteitskader dat door de gemeente Groningen is vastgesteld. Tezamen vormt dit het tarief voor de uitvoering van het VVE programma. Er zijn twee verschillende tarieven. Een tarief voor een standalone locatie en een tarief voor een integrale locatie. In onderstaande tabel worden deze uitéén gezet.

 

Component

Toelichting opbouw

Tarief integrale locatie

Tarief Standalone locatie

Basistarief

Kostprijs wettelijk kader ten behoeve van 2-4 jarigen.

€ 7,61

€ 7,61

Opslag bovenwettelijke kader

Uitvoering kwaliteitseisen conform het kwaliteitskader voorschoolse en vroegschoolse voorzieningen in Groningen (exclusief kwaliteitsambities)

€ 1,86

€ 2,14

 

Het verschil tussen beide tarieven is gelegen in de bedrijfsvoering van een standalone locatie versus een integrale locatie. Alle vaste kosten voor een locatie en de bedrijfsvoering bij een standalone locatie moeten worden verdeeld over alleen de peuteropvang over een periode van 40 weken en een openingstijd met korte dagdelen van 4 tot maximaal 6 uur. Integrale locaties kunnen kosten verdelen en verdisconteren met de regulier dienstverlening van de dagopvang waarbij de kosten gedeeld kunnen worden over 52 weken per jaar, 10 dagdelen van 11 uren.

Naar boven