Wijzigingsverordening Algemene plaatselijke verordening Druten

De raad van de gemeente Druten; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 oktober (Z/18/022712)

gelet op artikel 147 en 149 Gemeentewet

besluit

 

vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening.

Wijzigingsverordening Algemene plaatselijke verordening Druten

Artikel I Wijziging verordening

 

De Algemene plaatselijke verordening (Apv) wordt gewijzigd als volgt:

 

(In de ‘bestaande tekst’ zijn de woorden en leestekens waaraan iets verandert, cursief gezet. In de ‘nieuwe tekst’ zijn de nieuwe woorden en leestekens vet gedrukt.)

 

  • A.

    Artikel 1.1 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 1.1 Begripsbepalingen

    In deze verordening worden de volgende definities gebruikt.

    a. openbare plaats: een voor het publiek, al dan niet met enige beperking toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder b, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen;

    b. weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

    c. openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn.

    d. bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen, vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in de Wegenverkeerswet 1994.

    e. rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

    f. bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening gemeente Druten 2007;

    g. gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;

    h. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

    i. venten: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis. Venten is niet:

    a. het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;

    b. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 1.1 onder k.;

    c. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 1.1 onder j.

    j. standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. Een standplaats is niet:

    a. een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    b. een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2.2.1.

    k. snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats. Een snuffelmarkt is niet:

    a. een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    b. een evenement als bedoeld in artikel 1.1 onder l.

    l. evenement:

    1. elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    a. bioscoopvoorstellingen;

    b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 1.1 onder k. van deze verordening;

    c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    d. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    f. activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.4.3 en 2.3.3.1 van deze verordening.

    2. Onder evenement wordt mede verstaan:

    a. een herdenkingsplechtigheid;

    b. een braderie;

    c. een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.1.2.2 van deze verordening, op de weg;

    d. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

    e. een klein evenement.

    3. Onder klein evenement wordt verstaan een straatfeest of buurtbarbecue op een dag.

    m. aandachts- (categorie B) en risico evenement (Categorie C): een evenement dat op grond van de risico-analyse als aandachts- of risico evenement wordt aangemerkt.

    n. Nieuw evenement: een evenement dat niet eerder is georganiseerd in de gemeente Druten.

    o. horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden;

    p. ondergeschikt horecabedrijf: Een horecabedrijf waarin de horeca-activiteit een hoofdactiviteit ondersteunt en die voldoet aan de volgende eisen: het horeca-gedeelte

    • is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit die door het geldende bestemmingsplan is bepaald (onder andere voor wat betreft het aantal m2);

    • heeft geen eigen toegang;

    • heeft geen afleveringsloket;

    • heeft geen separate reclame-uitingen en

    • heeft geen openingstijden die liggen buiten de uren waarop de hoofdactiviteit plaatsvindt.

    q. terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

    r. speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.

    s. consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.

    t. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

    u. prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

    v. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

    w. escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend

    x. sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

    y. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

    Artikel 1.1 Begripsbepalingen

    In deze verordening worden de volgende definities gebruikt.

    a. openbare plaats: een voor het publiek, al dan niet met enige beperking toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder b, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen;

    b. weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

    c. openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn.

    d. bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

    e. rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

    f. bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening gemeente Druten 2007;

    g. gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;

    h. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

    i. venten: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis. Venten is niet:

    a. het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;

    b. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 1.1 onder k.;

    c. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 1.1 onder j.

    j. standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. Een standplaats is niet:

    a. een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    b. een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2.2.1.

    k. snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats. Een snuffelmarkt is niet:

    a. een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    b. een evenement als bedoeld in artikel 1.1 onder l.

    l. evenement:

    1. elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    a. bioscoop- en theatervoorstellingen;

    b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 1.1 onder k. van deze verordening;

    c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    d. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    f. activiteiten als bedoeld in artikel 2.3.3.1 van deze verordening.

    2. Onder evenement wordt mede verstaan:

    a. een herdenkingsplechtigheid;

    b. een braderie;

    c. een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.1.2.2 van deze verordening, op de weg;

    d. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

    e. een klein evenement.

    3. Onder klein evenement wordt verstaan een straatfeest of buurtbarbecue op een dag.

    m. aandachts- (categorie B) en risico evenement (Categorie C): een evenement dat op grond van de risico-analyse als aandachts- of risico evenement wordt aangemerkt.

    n. Nieuw evenement: een evenement dat niet eerder is georganiseerd in de gemeente Druten.

    o. horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden;

    p. ondergeschikt horecabedrijf: Een horecabedrijf waarin de horeca-activiteit een hoofdactiviteit ondersteunt en die voldoet aan de volgende eisen: het horeca-gedeelte

    • is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit die door het geldende bestemmingsplan is bepaald (onder andere voor wat betreft het aantal m2);

    • heeft geen eigen toegang;

    • heeft geen afleveringsloket;

    • heeft geen separate reclame-uitingen en

    • heeft geen openingstijden die liggen buiten de uren waarop de hoofdactiviteit plaatsvindt.

    q. terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

    r. speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.

    s. consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.

    t. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

    u. prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

    v. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

    w. escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend

    x. sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

    y. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    z. bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

    aa. motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

    bb. voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

    cc. parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

  • B.

    Artikel 1.2 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 1.2 Beslistermijn

    1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag, tenzij in deze verordening een andere beslistermijn is bepaald.

    2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verlengen, tenzij in deze verordening een andere termijn is bepaald.

    3. In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2.1.5.2 of een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 4.5.2.

    Artikel 1.2 Beslistermijn

    1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag, tenzij in deze verordening een andere beslistermijn is bepaald.

    2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verlengen, tenzij in deze verordening een andere termijn is bepaald.

    3. In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2.1.5.2 of artikel 2.1.5.3 of een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 4.5.2.

  • C.

    Artikel 1.3 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 1.3 Indiening aanvraag

    1. Tenzij in deze verordening anders is bepaald kan, indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.

    2. Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.

    Artikel 1.3 Indiening aanvraag

    1. Tenzij in deze verordening anders is bepaald kan een aanvraag worden geweigerd, indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan de in artikel 1.2 eerste lid genoemde aantal weken voor de beoogde datum van de activiteit en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

    2. Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.

  • D.

    Artikel 2.1.3.1 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.1.3.1 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

    1. Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.

    2. Het college kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

    3. Het verbod geldt niet voor het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.

    4. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

    Artikel 2.1.3.1 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

    (Vervallen)

  • E.

    Artikel 2.2.2 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.2.2 Evenement

    1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

    2. Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:

    - het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 75 personen;

    - het evenement tussen 08.00 en 01.00 uur plaats vindt,

    - geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 08.00 uur of na 23.00 uur;

    - het geluidsniveau op 2 meter afstand en op 1,5 meter hoogte van de gevel van de woningen minder is dan 80 db(A);

    - het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (bromfietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;

    - slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m² per object;

    - er een organisator is, en

    - de organisator minimaal 15 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan schriftelijk melding heeft gedaan bij de burgemeester.

    3. De burgemeester kan binnen 10 werkdagen na ontvangst van de melding besluiten het organiseren van een evenement als bedoeld in het tweede lid te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

    4. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

    a. de openbare orde;

    b. het voorkomen of beperken van overlast;

    c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;

    d. de zedelijkheid of gezondheid.

    Artikel 2.2.2 Evenement

    1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

    2. Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd.

    3. Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:

    - het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 150 personen;

    - het evenement tussen 08.00 en 01.00 uur plaats vindt,

    - geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 08.00 uur of na 23.00 uur;

    - het geluidsniveau op 2 meter afstand en op 1,5 meter hoogte van de gevel van de woningen minder is dan 80 db(A);

    - het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (bromfietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;

    - slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m² per object;

    - er een organisator is, en

    - de organisator minimaal 4 weken voorafgaand aan het evenement daarvan schriftelijk melding heeft gedaan bij de burgemeester.

    4. De burgemeester kan binnen 10 werkdagen na ontvangst van de melding besluiten het organiseren van een evenement als bedoeld in het tweede lid te verbieden, als er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

    5. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

    a. de openbare orde;

    b. het voorkomen of beperken van overlast;

    c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;

    d. de zedelijkheid of gezondheid.

  • F.

    Artikel 2.2.2a wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.2.2a Afwijkende indieningstermijn voor een aanvraag om vergunning

    1. Een aanvraag om vergunning voor een evenement moet uiterlijk 12 weken voor de aanvang daarvan zijn ontvangen door de burgemeester.

    2. Als een aanvraag om vergunning als bedoeld in het eerste lid niet is ontvangen binnen de daar genoemde termijn, kan de burgemeester in afwijking van het bepaalde in artikel 1.3 besluiten om de aanvraag niet in behandeling te nemen.

    3. Een principe-aanvraag voor een aandachts- en risico evenement moet, ter regionale afstemming van hulpdiensten, uiterlijk op 1 oktober van dat jaar voorafgaand aan het jaar waarin het evenement is gepland, zijn ontvangen door de burgemeester.

    4. Een aanvraag om vergunning voor een nieuw evenement dat niet uiterlijk op de in het derde lid genoemde datum ter beoordeling is voorgelegd aan de burgemeester, moet worden geweigerd als het evenement als zeer belastend wordt aangemerkt.

    Artikel 2.2.2a Afwijkende indieningstermijn voor een aanvraag om vergunning

    1. Een aanvraag om vergunning voor een evenement moet uiterlijk 12 weken voor de aanvang daarvan zijn ontvangen door de burgemeester.

    2. Als een aanvraag om vergunning als bedoeld in het eerste lid niet is ontvangen binnen de daar genoemde termijn, kan de burgemeester in afwijking van het bepaalde in artikel 1.3 besluiten om de aanvraag te weigeren.

    3. Een principe-aanvraag voor een aandachts- en risico evenement moet, ter regionale afstemming van hulpdiensten, uiterlijk op 1 oktober van dat jaar voorafgaand aan het jaar waarin het evenement is gepland, zijn ontvangen door de burgemeester.

    4. Een aanvraag om vergunning voor een nieuw evenement dat niet uiterlijk op de in het derde lid genoemde datum ter beoordeling is voorgelegd aan de burgemeester, moet worden geweigerd als het evenement als zeer belastend wordt aangemerkt.

  • G.

    Na artikel 2.2.3 wordt een nieuw artikel ingevoegd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

     

    Artikel 2.2.4 Voetbalwedstrijden met enig risico

    1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder voetbalwedstrijd: een voetbalwedstrijd die wordt georganiseerd op een speelterrein en waarbij ten minste één betaald-voetbalorganisatie is betrokken.

    2. Een voetbalwedstrijd is een evenement als bedoeld in artikel 1.1 van deze verordening.

    3. De uitzondering op de vergunningplicht voor evenementen als bedoeld in artikel 2.2.2 lid 2 geldt niet voor voetbalwedstrijden.

  • H.

    Artikel 2.3.3.2 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.3.3.2 Speelautomaten

    1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    a. Wet: de Wet op de kansspelen;

    b. speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de Wet;

    c. kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de Wet;

    d. hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;

    e. laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet.

    2. In hoogdrempelige inrichtingen zijn 2 speelautomaten toegestaan, waarvan maximaal twee kansspelautomaten.

    3. In laagdrempelige inrichtingen zijn 2 speelautomaten toegestaan, met dien verstande dat kansspelautomaten in het geheel niet zijn toegestaan.

    Artikel 2.3.3.2 Speelautomaten

    1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    a. Wet: de Wet op de kansspelen;

    b. speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de Wet;

    c. kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de Wet;

    d. hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;

    e. laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet.

    2. In hoogdrempelige inrichtingen zijn maximaal 2 kansspelautomaten toegestaan.

    3. In laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan.

  • I.

    Artikel 2.4.1 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.4.1 Betreden gesloten woning of lokaal

    1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

    2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

    3. Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.

    Artikel 2.4.1 Betreden gesloten woning of lokaal

    1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

    2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

    3. Deze verboden zijn niet van toepassing op personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal of een daarbij behorend erf wegens dringende reden noodzakelijk is.

  • J.

    Artikel 2.4.4 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.4.4 Vervoer inbrekerswerktuigen

    1. Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

    2. Het verbod is niet van toepassing indien de genoemde gereedschappen, voorwerpen of middelen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor de in het eerste lid bedoelde handelingen.

    Artikel 2.4.4 Vervoer inbrekerswerktuigen

    1. Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

    2. Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.

  • K.

    Artikel 2.4.17 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.4.17 Loslopende honden

    1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    a. binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat die hond aangelijnd is;

    b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;

    c. vervallen.

    2. Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod genoemd in het eerste lid onder a niet geldt.

    3. De verboden genoemd in het eerste lid onder a en b gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden of als een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.

    Artikel 2.4.17 Loslopende honden

    1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    a. binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zonder dat die hond aangelijnd is;

    b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;

    c. vervallen.

    2. Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod genoemd in het eerste lid onder a niet geldt.

    3. De verboden genoemd in het eerste lid onder a en b gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden of als een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.

  • L.

    Artikel 2.4.18 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.4.18 Verontreiniging door honden

    1. De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond, indien deze zich op of aan de weg bevindt, zich niet van uitwerpselen ontdoet.

    2. Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing:

    a. op door het college van burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen;

    b. indien de eigenaar of houder van een hond ervoor zorgt, dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.

    3. De eigenaar of houder van een hond is verplicht, indien hij zich met een hond op of aan de weg bevindt, een hulpmiddel in de vorm van een schep of zakje bij zich te hebben dat geschikt is voor het verwijderen van uitwerpselen.

    4. De eigenaar of houder van een hond die zich met de hond op of aan de weg bevindt, is verplicht de schep of het zakje op eerste vordering te laten zien aan de toezichthoudend ambtenaar.

    5. De geboden genoemd onder lid 1, 3 en 4 gelden niet voorzover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien de eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot een geleidehond.

    Artikel 2.4.18 Verontreiniging door honden

    1. De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond, indien deze zich op een openbare plaats bevindt, zich niet van uitwerpselen ontdoet.

    2. Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing:

    a. op door het college van burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen;

    b. indien de eigenaar of houder van een hond ervoor zorgt, dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.

    3. De eigenaar of houder van een hond is verplicht, indien hij zich met een hond op een openbare plaats bevindt, een hulpmiddel in de vorm van een schep of zakje bij zich te hebben dat geschikt is voor het verwijderen van uitwerpselen.

    4. De eigenaar of houder van een hond die zich met de hond op een openbare plaats bevindt, is verplicht de schep of het zakje op eerste vordering te laten zien aan de toezichthoudend ambtenaar.

    5. De geboden genoemd onder lid 1, 3 en 4 gelden niet voorzover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien de eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot een geleidehond.

  • M.

    Artikel 2.4.19 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.4.19 Gevaarlijke honden

    1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:

    a. anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;

    b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.

    2. In afwijking van artikel 2.4.17, eerste lid onder c, geldt voor het bepaalde in het eerste lid bovendien dat de hond voorzien moet zijn van een optisch leesbaar, niet- verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of de buikwand.

    3. In het eerste lid wordt verstaan onder:

    a. muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn;

    b. kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn die, gemeten van hand tot halsband, niet langer is dan 1,50 meter.

    Artikel 2.4.19 Gevaarlijke honden

    1. Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

    2. Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

    3. Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

    a. vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

    b. door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

    c. zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

    4. Een hond als bedoeld in het eerste lid dient voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

  • N.

    Na artikel 2.4.19 wordt een nieuw artikel ingevoegd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

     

    Artikel 2.4.19a Gevaarlijke honden op eigen terrein

    1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2.4.19, eerste lid, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.

    2. Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:

    a. op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;

    b. het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en

    c. het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.

  • O.

    Artikel 2.4.26 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.4.26 Bedelarij

    Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw te bedelen om geld of andere zaken.

    Artikel 2.4.26 Bedelarij

    (Vervallen)

  • P.

    Artikel 2.5.1 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.5.1

    (Vervallen)

    Artikel 2.5.1 Begripsbepaling

    In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

  • Q.

    Artikel 2.5.2 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.5.2

    (Vervallen)

    Artikel 2.5.2 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

    1. De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin onverwijld op te nemen:

    a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

    b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;

    c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;

    d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en

    e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

    2. De burgemeester kan vrijstelling te verlenen van deze verplichtingen.

  • R.

    Artikel 2.5.3 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.5.3

    (Vervallen)

    Artikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht

    De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:

    a. de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:

    1. dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;

    2. van een verandering van de onder a, sub 1, bedoelde adressen;

    3. dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;

    4. dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;

    b. de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;

    c. aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;

    d. een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.

  • S.

    Na artikel 2.10.1 wordt een nieuw artikel ingevoegd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

     

    Artikel 2.10.2 Gebiedsontzegging

    1. De burgemeester is bevoegd om in het belang van de openbare orde of zedelijkheid aan een persoon het bevel te geven zich anders dan in een openbaar middel van vervoer niet te bevinden op of aan door de burgemeester aangewezen openbare plaatsen gedurende de uren daarbij genoemd.

    2. Dit bevel geldt gedurende de in de bekendmaking genoemde periode van ten hoogste twaalf weken.

  • T.

    Na artikel 2.10.1 wordt een nieuw artikel ingevoegd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

     

    Artikel 2.10.3 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

    1. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

    2. Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen.

    3. De last kan in ieder geval worden opgelegd bij ernstige en herhaaldelijke:

    a. geluid- of geurhinder;

    b. hinder van dieren;

    c. hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

    d. overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

    e. intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

  • U.

    Na artikel 3.1.3 wordt een nieuw artikel ingevoegd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

     

    Artikel 3.1.4

    De artikelen 1:2 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.

  • V.

    Artikel 4.1.2 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 4.1.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

    1. De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

    2. De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

    3. In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer delen van de Gemeente.

    4. Het college maakt de aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.

    5. Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

    6. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid, dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit - uiterlijk om 24.00 uur te zijn beëindigd.

    7. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid, in de nacht van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag, dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit - uiterlijk om 01.00 uur te zijn beëindigd.

    8. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid, dient het ten gehore brengen van versterkte en niet-versterkte muziek in de open lucht uiterlijk om 23.00 uur te zijn beëindigd.

    9. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid, mag het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting niet meer dan 80 dB(A) bedragen, gemeten op 5 meter uit de gevel van de inrichting op een hoogte van ± 1,5 meter.

    10. De onder lid 9 genoemde geluidswaarden zijn inclusief stemgeluid, exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie en tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

    Artikel 4.1.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

    1. De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

    2. De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

    3. In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer delen van de Gemeente.

    4. Het college maakt de aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.

    5. Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

    6. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid, dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit - uiterlijk om 24.00 uur te zijn beëindigd.

    7. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid, in de nacht van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag, dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit - uiterlijk om 01.00 uur te zijn beëindigd.

    8. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid, dient het ten gehore brengen van versterkte en niet-versterkte muziek in de open lucht uiterlijk om 23.00 uur te zijn beëindigd.

    9. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid, mag het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting niet meer dan 80 dB(A) bedragen, gemeten op 5 meter uit de gevel van de inrichting op een hoogte van ± 1,5 meter.

    10. De onder lid 9 genoemde geluidswaarden zijn inclusief stemgeluid, exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie en tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • W.

    Artikel 4.1.3 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

    1. Het is een inrichting toegestaan maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

    2. Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

    3. Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.

    4. De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

    5. De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college een incidentele festiviteit die redelijkerwijs niet te voorzien was, op verzoek van de houder van een inrichting terstond toestaat.

    6. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit - uiterlijk om 24.00 uur beëindigd.

    7. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid, in de nacht van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag, dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit - uiterlijk om 01.00 uur te zijn beëindigd.

    8. Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren van de inrichting gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

    9. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid, dient het ten gehore brengen van versterkte en niet-versterkte muziek in de open lucht uiterlijk om 23.00 uur te zijn beëindigd.

    10. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid, mag het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting niet meer dan 80 dB(A) bedragen, gemeten op 5 meter uit de gevel van de inrichting op een hoogte van ± 1,5 meter.

    11. De onder lid 10 genoemde geluidswaarden zijn inclusief stemgeluid, exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie en tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

    Artikel 4.1.3 Melding incidentele festiviteiten

    1. Het is een inrichting toegestaan maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

    2. Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.

    3. De melding wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college een incidentele festiviteit die redelijkerwijs niet te voorzien was, op verzoek van de houder van een inrichting terstond toestaat.

    4. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit - uiterlijk om 24.00 uur beëindigd.

    5. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid, in de nacht van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag, dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit - uiterlijk om 01.00 uur te zijn beëindigd.

    6. Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid in het bebouwde gedeelte van de inrichting blijven ramen en deuren van de inrichting gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

    7. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid, dient het ten gehore brengen van versterkte en niet-versterkte muziek in de open lucht uiterlijk om 23.00 uur te zijn beëindigd.

    8. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid, mag het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting niet meer dan 80 dB(A) bedragen, gemeten op 5 meter uit de gevel van de inrichting op een hoogte van ± 1,5 meter.

    9. De onder lid 8 genoemde geluidswaarden zijn inclusief stemgeluid, exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie en tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • X.

    Artikel 4.5.1a wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 4.5.1a Groene Kaart

    1. Burgemeester en wethouders hebben een Groene Kaart met beschermde houtopstand vastgesteld. De kaart met bijbehorend register wordt elke tien jaar herzien.

    De kaart en het bijbehorend register bevat een samenhangend geheel van de volgende houtopstanden:

    a. boomstructuren;

    b. bomen uit het landelijk Register van Monumentale Bomen van de Bomenstichting en lokale- en toekomstige monumentale bomen;

    c. overige gemeentelijke bomen/boomstructuren.

    2. De kaart bevat minimaal de volgende gegevens: (opbouw van de kaart)

    a. eenduidige, maatvaste inmeting van de beschermde houtopstand;

    b. indeling naar categorieën beschermde houtopstand:

    1. Monumentale bomen

    2. Waardevolle bomen/boomstructuren

    3. Overige gemeentelijke bomen

    c. legenda met toelichting.

    3. Het bijbehorend register van beschermde houtopstand bevat minimaal de volgende gegevens:

    a. redengevende beschrijving;

    b. soort boom of bomen;

    c. standplaats;

    d. kadastrale gegevens;

    e. eigendomsgegevens;

    f. foto’s;

    4. De eigenaar van een beschermde houtopstand is verplicht Burgemeester en wethouders onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen van:

    a. eigendomsoverdracht van een beschermde houtopstand;

    b. het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van een beschermde houtopstand,

    c. anders dan door velling op grond van een verleende ontheffing;

    d. de dreiging dat de beschermde houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.

    Artikel 4.5.1a Groene Kaart

    1. Burgemeester en wethouders hebben een Groene Kaart met beschermde houtopstand vastgesteld. De kaart met bijbehorend register wordt elke tien jaar herzien.

    De kaart en het bijbehorend register bevat een samenhangend geheel van de volgende houtopstanden:

    a. boomstructuren;

    b. bomen uit het landelijk Register van Monumentale Bomen van de Bomenstichting en lokale- en toekomstige monumentale bomen;

    c. gemeentelijke waardevolle en monumentale bomen/boomstructuren.

    2. De kaart bevat minimaal de volgende gegevens: (opbouw van de kaart)

    a. eenduidige, maatvaste inmeting van de beschermde houtopstand;

    b. indeling naar categorieën beschermde houtopstand:

    1. Monumentale bomen

    2. Waardevolle bomen/boomstructuren

    c. legenda met toelichting.

    3. Het bijbehorend register van beschermde houtopstand bevat minimaal de volgende gegevens:

    a. redengevende beschrijving;

    b. soort boom of bomen;

    c. standplaats;

    d. kadastrale gegevens;

    e. eigendomsgegevens;

    f. foto’s;

    4. De eigenaar van een beschermde houtopstand is verplicht Burgemeester en wethouders onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen van:

    a. eigendomsoverdracht van een beschermde houtopstand;

    b. het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van een beschermde houtopstand,

    c. anders dan door velling op grond van een verleende omgevingsvergunning;

    d. de dreiging dat de beschermde houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.

  • Y.

    Artikel 4.5.2 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 4.5.2 Kapverbod

    1. Het is verboden zonder ontheffing van het bevoegd gezag beschermde houtopstand te vellen of te doen vellen.

    2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor een beschermde houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van Burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 4.5.5 en 4.5.6 van deze verordening.

    Artikel 4.5.2 Kapverbod

    1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag beschermde houtopstand te vellen of te doen vellen.

    2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor een beschermde houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van Burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 4.5.5 en 4.5.6 van deze verordening.

  • Z.

    Artikel 4.5.3 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 4.5.3 Aanvraag ontheffing

    1. De ontheffing moet schriftelijk en gemotiveerd worden aangevraagd, onder verwijzing naar de redengevende beschrijving van de beschermde houtopstand op de Groene Kaart, door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de beschermde houtopstand te beschikken.

    2. Wanneer namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan het bevoegd gezag een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het bevoegd gezag dit afschrift mede als een ontheffingsaanvraag.

    Artikel 4.5.3 Aanvraag omgevingsvergunning

    De omgevingsvergunning moet schriftelijk en gemotiveerd worden aangevraagd, onder verwijzing naar de redengevende beschrijving van de beschermde houtopstand op de Groene Kaart, door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de beschermde houtopstand te beschikken.

  • AA.

    Artikel 4.5.3a wordt gewijzigd, en gehernummerd, als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 4.5.3a Criteria

    1. Het bevoegd gezag kan de ontheffing om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.

    2. Een ontheffing voor het vellen van een beschermde houtopstand wordt slechts bij uitzondering verleend, indien:

    a. een zwaarwegend maatschappelijk belang opweegt tegen duurzaam behoud van de beschermde houtopstand.

    b. alternatieven uitputtend zijn onderzocht.

    c. naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.

    d. er geen mogelijkheid is voor instandhouding. Dit moet worden beoordeeld door een gediplomeerd VTA controleur.

    Artikel 4.5.5 Criteria

    1. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.

    2. Een omgevingsvergunning voor het vellen van een beschermde houtopstand wordt slechts bij uitzondering verleend, indien:

    a. een zwaarwegend maatschappelijk belang opweegt tegen duurzaam behoud van de beschermde houtopstand.

    b. alternatieven uitputtend zijn onderzocht.

    c. naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.

    d. er geen mogelijkheid is voor instandhouding. Dit moet worden beoordeeld door een gediplomeerd VTA controleur.

  • BB.

    Artikel 4.5.4 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 4.5.4 Bijzondere ontheffingsvoorschriften

    1. Aan de ontheffing kan het standaard voorschrift worden verbonden dat niet tot vellen mag worden overgegaan de dag nadat de bezwaartermijn is afgelopen. Indien gedurende de bezwaartermijn een bezwaar is ingediend, wordt de ontheffing pas van kracht één week nadat op dat bezwaar is beslist.

    2. Tot de aan de ontheffing te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

    3. Indien niet kan worden herplant, kan tot de aan een ontheffing tot vellen te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het gemeentelijk herplantfonds.

    4. In het voorschrift als bedoeld in het tweede lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

    5. Tot aan de ontheffing tot vellen te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van de beschermde boom op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere ontheffingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

    6. Tot aan de ontheffing te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren tot het opstellen en overleggen van een bomen effect analyse in geval van bouw of aanleg van werken nabij te behouden bomen.

    7. Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

    Artikel 4.5.4 Bijzondere voorschriften

    1. Tot de aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

    2. Indien niet kan worden herplant, kan tot de aan een omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het gemeentelijk herplantfonds.

    3. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

    4. Tot aan de omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van de beschermde boom op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere ontheffingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

    5. Tot aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren tot het opstellen en overleggen van een bomen effect analyse in geval van bouw of aanleg van werken nabij te behouden bomen.

  • CC.

    Artikel 4.5.6 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 4.5.6 Herplant-/instandhoudingsplicht

    1. Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder ontheffing van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van

    voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

    2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant wordt een financiële bijdrage gestort in het gemeentelijk herplantfonds.

    3. De hoogte van de financiële bijdrage wordt bepaald conform de boomwaarde van de gevelde houtopstand.

    4. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslaagde herplant moet worden vervangen.

    5. Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    a. overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    b. een bomen effect analyse op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.

    Artikel 4.5.6 Herplant-/instandhoudingsplicht

    1. Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van

    voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

    2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant wordt een financiële bijdrage gestort in het gemeentelijk herplantfonds.

    3. De hoogte van de financiële bijdrage wordt bepaald conform de boomwaarde van de gevelde houtopstand.

    4. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslaagde herplant moet worden vervangen.

    5. Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    a. overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    b. een bomen effect analyse op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.

  • DD.

    Artikel 4.5.7 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 4.5.7 Schadevergoeding

    Burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een ontheffing tot vellen op grond van artikel 17 van de Boswet.

    Artikel 4.5.7

    (Vervallen)

  • EE.

    Artikel 4.5.8 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 4.5.8 Procedure

    Van het besluit tot verlening of weigering van een ontheffing wordt onverwijld kennis gegeven in een huis-aan-huisblad onder gelijktijdige verzending aan aanvrager. Bij deze kennisgeving wordt de concrete datum van verzending aan de aanvrager genoemd als begin van de zienswijze- of bezwaartermijn van zes weken voor belanghebbenden.

    Artikel 4.5.8

    (Vervallen)

  • FF.

    Artikel 4.5.9 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 4.5.9 Vervaltermijn ontheffing

    1. De ontheffing tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na het onherroepelijk zijn van de ontheffing gebruik is gemaakt.

    2. In het geval het een ontheffing voor het vellen van meer dan één beschermde boom betreft, is de ontheffing voor alle beschermde bomen slechts één jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één of enkele beschermde bomen al geveld zijn.

    Artikel 4.5.9

    (Vervallen)

  • GG.

    Artikel 4.5.11 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 4.5.11 Afstand van de erfgrenslijn

    1. Het is verboden om bomen, die gemeentelijke eigendom zijn:

    a. te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

    b. daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen boomverzorgende taken.

    2. Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een gemeentelijke boom aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens ontheffing van Burgemeester en wethouders.

    Artikel 4.5.11 Verbod beschadigen bomen

    1. Het is verboden om bomen, die gemeentelijke eigendom zijn:

    a. te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

    b. daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen boomverzorgende taken.

    2. Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een gemeentelijke boom aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens ontheffing van Burgemeester en wethouders.

  • HH.

    Artikel 4.7.1 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 4.7.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.

    1. Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

    a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;

    b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;

    c. kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4.8.1 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;

    d. mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.

    2. Het is verboden op een door het college aangewezen plaats een bepaald voorwerp of bepaalde stof op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben.

    3. Het college kan bij de aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid nadere regels stellen.

    4. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening, door een verordening van de provincie Gelderland, of door de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Druten.

    Artikel 4.7.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.

    1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

    a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;

    b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;

    c. kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4.8.1 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;

    d. mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.

    2. Het is verboden op een door het college aangewezen plaats een bepaald voorwerp of bepaalde stof op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben.

    3. Het college kan bij de aanwijzing als bedoeld in het tweede lid nadere regels stellen.

    4. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening, door een verordening van de provincie Gelderland, of door de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Druten.

  • II.

    Artikel 4.8.1 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 4.8.1 Begripsbepaling

    In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

    Artikel 4.8.1 Begripsbepaling

    In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning in de zin van artikel 2.1 eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

  • JJ.

    Artikel 5.1.1 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 5.1.1 Begripsbepalingen

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    a. voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

    b. parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990).

    Artikel 5.1.1

    (Vervallen)

  • KK.

    Artikel 5.1.2a wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 5.1.2a Te koop aanbieden van voertuigen

    1. Het is verboden op een door het college aangewezen openbare plaats een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.

    2. Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.

    Artikel 5.1.2a Te koop aanbieden van voertuigen

    1. Het is verboden op een openbare plaats een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.

    2. Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.

  • LL.

    Artikel 5.1.5 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 5.1.5 Kampeermiddelen e.a.

    1. Het is verboden een aanhangwagen of een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:

    a. langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een door het college aangewezen weg, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;

    b. op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

    2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod.

    3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.

    Artikel 5.1.5 Kampeermiddelen e.a.

    1. Het is verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, of vergelijkbaar voertuig dat gebruikt wordt voor recreatie en eventueel op een andere manier langer dan drie achtereenvolgende dagen op een openbare plaats te plaatsen.

    2. Het is verboden een aanhangwagen, keetwagen of vergelijkbaar voertuig langer dan drie achtereenvolgende dagen op een openbare plaats te plaatsen.

    3. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste en tweede lid gestelde verbod.

    4. Het in het eerste en tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.

  • MM.

    Artikel 5.1.7 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 5.1.7 Parkeren van grote voertuigen

    1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een door het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

    2. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op een door het college aangewezen weg, waar dit parkeren naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.

    3. Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.

    4. Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.

    Artikel 5.1.7 Parkeren van grote voertuigen

    1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren binnen de bebouwde kom.

    2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.

    3. Het verbod in het eerst lid is niet van toepassing op voertuigen als bedoeld in artikel 5.1.5 eerste en tweede lid.

  • NN.

    Artikel 6.1 wordt gewijzigd als volgt:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 6.1 Strafbepaling

    Overtreding van het in deze verordening bepaalde en van de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

    Artikel 6.1 Strafbepaling

    1. Overtreding van het in deze verordening bepaalde en van de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

    2. In geval van overtreding van de krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste de geldboete, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

 

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad in de openbare raadsvergadering van 6 december 2018.

De voorzitter,

De griffier,

Naar boven