Speelautomatenhalverordening Bladel 2019

De raad van de gemeente Bladel;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 oktober 2018;

gehoord de beraadslaging in de commissie MAZ van 3 december 2018;

gelet op titel VA van de Wet op de kansspelen, het Speelautomatenbesluit 2000 en artikel 149 van de Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen:

 

Speelautomatenhalverordening Bladel 2019

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent of uitoefenen in een speelautomatenhal;

  • b.

    behendigheidsautomaat: een speelautomaat waarvan het spelresultaat uitsluitend kan leiden tot een verlengde speelduur of het recht op gratis spellen en het proces, ook nadat het in werking is gesteld, door de speler kan worden beïnvloed en het geheel of vrijwel geheel van zijn inzicht en behendigheid bij het gebruik van de daartoe geboden middelen afhangt of en in welke mate de spelduur verlengd of het recht op gratis spelen verkregen wordt;

  • c.

    burgemeester: de burgemeester van de gemeente Bladel;

  • d.

    de wet: de Wet op de kansspelen;

  • e.

    de/deze verordening: de Speelautomatenhalverordening Bladel 2019;

  • f.

    exploitant: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de speelautomatenhal exploiteert;

  • g.

    kansspelautomaat: een speelautomaat, die geen behendigheidsautomaat is;

  • h.

    speelautomaat: een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;

  • i.

    speelautomatenhal: een inrichting, bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van kansspelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b van de wet;

  • j.

    Speelautomatenbesluit: Speelautomatenbesluit 2000, welke regels bevat ter uitvoering van Titel VA van de wet;

 

Hoofdstuk 2 Verbodsbepalingen en vergunningplicht

Artikel 2 Verbodsbepalingen

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen en te exploiteren.

  • 2.

    De burgemeester kan voor maximaal 1 speelautomatenhal een vergunning verlenen.

 

Artikel 3 Vergunningaanvraag

  • 1.

    De exploitant moet de vergunning aanvragen onder overlegging van:

    • a.

      een nauwkeurige beschrijving van de inrichting met een plattegrond van de locatie, waarop is aangegeven de oppervlakte daarvan, op welke plaats in de speelautomatenhal-, welk aantal- en welk type kansspel- en/of behendigheidsautomaten worden opgesteld;

    • b.

      een verklaring waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over de ruimte te beschikken;

    • c.

      een opgave van de in de vergunning te vermelden beheerder(s);

    • d.

      een verklaring omtrent gedrag van de exploitant dan wel, als de exploitant een rechtspersoon is, van degene(n) die de rechtspersoon krachtens de statuten vertegenwoordigt(en) en van de beheerders.

  • 2.

    Een aanvraag moet uiterlijk op 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de termijn van een reeds afgegeven vergunning is verstreken worden ingediend.

  • 3.

    Bij tijdige ontvangst van meer dan één aanvraag beslist de burgemeester op welke aanvraag positief wordt beslist.

Artikel 4 Beslistermijn

  • 1.

    De burgemeester beslist binnen twaalf weken na de datum waarop hij de aanvraag met bijbehorende bescheiden heeft ontvangen.

  • 2.

    De beslissing kan eenmaal met ten hoogste twaalf weken worden verlengd als de complexiteit van de aanvraag dat noodzakelijk maakt.

  • 3.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Artikel 5 Vergunning

  • 1.

    De vergunning is locatie- en persoonsgebonden en niet overdraagbaar.

  • 2.

    De vergunning wordt voor bepaalde tijd, zijnde maximaal vier kalenderjaren, verleend.

  • 3.

    De vergunning wordt verleend voor ten hoogste 70 speelautomaten, waarvan er maximaal 35 kansspelautomaten mogen zijn.

  • 4.

    In de vergunning wordt de naam of worden de namen van de beheerder(s) vermeld.

  • 5.

    Aan de vergunning worden voorschriften en beperkingen verbonden. Deze hebben, aanvullend op de in Titel VA van de wet en in het Speelautomatenbesluit genoemde regels, in ieder geval betrekking op:

  • a.

    de openings- en sluitingstijden van de speelautomatenhal;

  • b.

    het toezicht in de speelautomatenhal;

  • c.

    het aantal en type speelautomaten dat mag worden opgesteld;

  • d.

    de exploitatie van de speelautomatenhal.

 

Artikel 6 Weigeringsgronden

  • 1.

    Aanvullend op de in Titel VA van de wet en artikel 4 van het Speelautomatenbesluit genoemde gronden wordt de vergunning geweigerd als:

  • a.

    het maximaal aantal af te geven vergunningen voor speelautomatenhallen is verleend;

  • b.

    er meer dan het op grond van artikel 5, derde lid van deze verordening genoemde aantal speelautomaten wordt geplaatst;

  • c.

    de speelautomatenhal niet voldoende is afgescheiden van overige lokaliteiten;

  • d.

    de beheerder(s) de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft/hebben bereikt;

  • e.

    door de aanwezigheid van de speelautomatenhal naar het oordeel van de burgemeester de woon- en leefomgeving in de naaste omgeving of het karakter van de winkelstraat/winkelbuurt op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;

  • f.

    de exploitatie of vestigen van een speelautomatenhal strijd oplevert met het geldende bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • 2.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het leeftijdsvereiste, gesteld in het eerste lid, onder d, tot een leeftijd van 21 jaar.

     

Artikel 7 Wijzigingsgronden

  • 1.

    Als een overeenkomstig artikel 5, vierde lid van deze verordening, in de vergunning vermelde beheerder de hoedanigheid van beheerder heeft verloren, moet de exploitant onder overlegging van de in artikel 3, eerste lid, onder d van deze verordening genoemde bescheiden een nieuwe vergunning aanvragen binnen twee weken nadat de in artikel 3 bedoelde verklaring omtrent gedrag aan hem is verzonden.

  • 2.

    De vergunning vervalt als de beslissing op een aanvraag voor een nieuwe vergunning voor het vestigen of exploiteren van een speelautomatenhal in hetzelfde pand onherroepelijk is geworden, dan wel als geen aanvraag is ingediend binnen vier weken na het verlies van de hoedanigheid als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 8 Intrekkingsgronden

  • 1.

    Aanvullend op het gestelde in Titel VA van de wet kan de burgemeester de vergunning intrekken als:

  • a.

    de omstandigheden of inzichten op grond waarvan de vergunning is afgegeven zodanig zijn gewijzigd dat een situatie is ontstaan als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder 3 van deze verordening;

  • b.

    gehandeld wordt in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen;

  • c.

    de exploitatie van een speelautomatenhal voor een periode van langer dan zes maanden wordt onderbroken;

  • d.

    in de inrichting strafbare feiten hebben plaatsgevonden of de exploitant dan wel de beheerder(s) in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn bevonden.

 

Artikel 9 Wijzigingen in exploitatie

  • 1.

    Als een exploitant komt te overlijden moet, als voorzetting van de exploitant wordt beoogd, binnen twaalf weken een nieuwe vergunning worden aangevraagd.

  • 2.

    In alle andere gevallen van wisseling van exploitant moet binnen vier weken na overname van de speelautomatenhal een nieuwe vergunning worden aangevraagd.

  • 3.

    Zolang op een tijdig ingediende aanvraag niet is beslist is voorzetting van de exploitatie toegestaan, met inachtneming van de voorschriften en beperkingen die zijn verbonden aan de van rechtswege vervallen vergunning.

     

Hoofdstuk 3 Overige bepalingen

Artikel 10 Overtreding

Overtreding van artikel 2, eerste lid van deze verordening en van de krachtens dat artikel gegeven voorschriften wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 3 maanden of een geldboete van de tweede categorie.

 

Artikel 11 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bij deze verordening bepaalde zijn belast bij besluit van de burgemeester aan te wijzen personen, ieder voor zover het feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

 

Artikel 12 Betreden van plaatsen

Indien de zorg voor de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde dit vereist, is artikel 5:15 van de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot het betreden van plaatsen van overeenkomstige toepassing.

 

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 13 Vervallen oude verordening

De Speelautomatenhalverordening van de gemeente Bladel, vastgesteld 10 juni 2010, vervalt van rechtswege zodra deze verordening in werking is getreden.

 

Artikel 14 Overgangsrecht

  • 1.

    De op het moment van het inwerkingtreden van deze verordening geldende vergunning wordt aangemerkt als vergunning krachtens deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen om vergunningen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de Speelautomatenhalverordening van de gemeente Bladel, vastgesteld 10 juni 2010.

 

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Speelautomatenhalverordening Bladel 2019’.

 

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

 

Aldus besloten in de vergadering van 20 december 2018.

 

De raad voornoemd,

de griffier, L.A.J. Dirks

de voorzitter (wnd), ing. P.M. Maas.

 

Toelichting op de Speelautomatenhalverordening Bladel 2019

A. Algemene toelichting

1. Wet op de kansspelen; korte inleiding

Het doel van de Wet op de Kansspelen, Stb. 1964, 483 (hierna: de wet), strekt ter regulering van het beoefenen van een kansspel door middel van speelautomaten, welke uitzicht geven op winst. Daarbij mogen enerzijds de financieel zwakkere groepen in onze samenleving niet door speelautomaten zodanige verliezen leiden dat zij daardoor worden benadeeld, terwijl anderzijds een redelijke exploitatie van de speelautomaten(hal) mogelijk moet blijven om een vlucht in de illegaliteit te voorkomen.

Sinds de inwerkingtreding van de wet zijn diverse wijzigingen doorgevoerd. De belangrijkste wijziging was de toevoeging van Titel VA (speelautomaten) waarmee de wenselijkheid werd vastgelegd dat speelautomaten met beperkte mogelijkheden tot uitkering van prijzen of premies werden toegestaan. Titel VA van de wet regelt het systeem van toelatings-, exploitatie- en aanwezigheidsvergunningen, waardoor het legaal exploiteren van kansspelautomaten mogelijk wordt gemaakt. Grote lokale verschillen in beleid laat de regeling niet toe. In één opzicht wordt de gemeentelijke overheid echter een aanmerkelijke beleidsruimte gelaten; de raad heeft ingevolge de regeling de bevoegdheid bij verordening de exploitatie van speelautomatenhallen te regelen. Deze verordening berust daarmee op een driedelig, onderling verbonden vergunningensysteem, waarbij alleen toegelaten speelautomaten in de handel mogen worden gebracht, geëxploiteerd en in de daartoe aangewezen inrichtingen worden opgesteld.

2. Speelautomatenhalverordening

2.1 Inleiding

De regeling voor de exploitatie van speelautomatenhallen kan worden ondergebracht in de bestaande Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) of als afzonderlijke verordening. De reden voor het opstellen van een aparte verordening is gelegen in het feit dat in de APV veelal autonome bevoegdheden zijn opgenomen en de regeling omtrent speelautomatenhallen mogelijk bestempeld kan worden als facultatief-medebewind. Zo ook het standpunt van de VNG bij brief van 25 november 1985 aan de Tweede Kamer, in verband met het ontwerp van een aanpassing van de herziening van de Wet op de kansspelen. Immers, op grond van artikel 30c, eerste lid onder b, van de Wet bezit de gemeentelijke wetgever de vrijheid om bij verordening te bepalen of, en zo ja hoeveel, speelautomatenhallen krachtens een vergunning van de burgemeester zijn toegestaan.

2.2 De aanwezigheidsvergunning

De locaties waar speelautomaten met een aanwezigheidsvergunning van de burgemeester mogen worden opgesteld staan limitatief in artikel 30 c, eerste lid van de Wet op de kansspelen.

2.3 Voorschriften en beleid met betrekking tot de aanwezigheidsvergunning

De wet noemt in artikel 30d, eerste lid, met zoveel woorden de bevoegdheid voorschriften en beperkingen te verbinden aan de aanwezigheidsvergunning. Bij het tot stand komen van Titel VA werd hierbij met name gedacht aan het vaststellen van het maximum aantal speelautomaten dat in een inrichting mag worden opgesteld. Vervolgens is op grond van jurisprudentie een aantal belangrijke mogelijkheden en onmogelijkheden ontstaan voor het voeren van een speelautomatenbeleid.

2.4 Rechtsbescherming

De bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn van toepassing op de Speelautomatenhalverordening. Specifiek tegen besluiten, die op grond van Titel VA zijn genomen en waardoor men rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen, kan bezwaar worden gemaakt, beroep worden ingesteld bij Rechtbank Oost-Brabant en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling).

2.5 Bestuursdwang

De Awb is ook wat betreft het toepassen van bestuursdwang van overeenkomstige toepassing. In het kader van de vraag welk orgaan bevoegd is tot het doen uitgaan van een bestuursdwangaanschrijving tot sluiting van een speelautomatenhal en tot het verwijderen van speelautomaten, oordeelde de Afdeling als volgt: ‘Blijkens het bepaalde in artikel 221 (oud; tegenwoordig artikel 174) van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de zorg voor het toezicht op onder meer alle voor het publiek openstaande gebouwen en samenkomsten alsmede op openbare vermakelijkheden. Bedoeld toezicht strekt zich naar het oordeel van de Afdeling mede uit tot het verrichten van uitvoeringshandelingen die daarmee samenhangen. Tot die uitvoeringshandelingen kan een aanzegging van bestuursdwang als de onderhavige worden gerekend. Dat klemt in dit geval te meer waar ingevolge de wet ook de bevoegdheid om vergunningen voor het aanwezig hebben van speelautomaten te verlenen bij de burgemeester is gelegd.’ (AR 26 juli 1992, Gst. 6041, nr. 8.) Voor dit oordeel vindt de Afdeling tevens steun in de geschiedenis van de totstandkoming van de wet. Uit de Memorie van Toelichting (Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16 481, nr. 3) komt naar voren dat ook de wetgever ervan uitgaat dat het tot de taak van de burgemeester behoort op grond van artikel 221 (oud; tegenwoordig artikel 174) van de Gemeentewet toezicht uit te oefenen op plaatsen en gelegenheden waar speelautomaten staan opgesteld. Reeds in twee eerdere uitspraken heeft de Voorzitter van de Afdeling deze vraag op gelijke wijze beantwoord (Voorzitter AR, 6 december 1988, KG 1989, 119 en Voorzitter AR, 19 december 1988, Gst. 6877 nr.10). Met deze uitspraken zijn de zelfstandige bestuursdwangbevoegdheid en de uitvoeringsbevoegdheid aan elkaar gekoppeld en bij de burgemeester neergelegd.

Feiten die op grond van strafbaarstelling in de wet of de verordening van belang zijn in verband met de exploitatie van speelautomatenhallen zijn de navolgende:

 

  • het exploiteren van een speelautomatenhal is zonder vergunning verboden (artikel 2 van de verordening). Dit heeft ingevolge artikel 30f, eerste lid, onder b van de wet ook tot gevolg dat de aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten, gesteld dat die is afgegeven, wordt ingetrokken;

  • het is de exploitant van een speelautomatenhal verboden jeugdigen onder de 18 jaar toe te laten in het gedeelte van de hal waar kansspelautomaten zijn opgesteld (artikel 30u, tweede lid van de wet).

 

Bij niet naleving van vorenstaande bepalingen en voorschriften is het in beginsel mogelijk bestuursdwang toe te passen en ook tot sluiting van de speelautomatenhal over te gaan, zo nodig naast de strafrechtelijke procedure.

 

Overtreding van artikel 30b van de wet op de kansspelen is op grond van artikel 1, onder 3, van de Wet op de economische delicten (hierna: WED) een economisch delict. Op grond van artikel 5 WED mogen er ter zake van economische delicten, buiten de WED, geen andere voorzieningen worden getroffen met de strekking van straf- of tuchtmaatregel. Men kan van mening verschillen over de vraag of deze bepaling de toepassing van bestuursdwang uitsluit. Wij onderschrijven de opvatting dat bestuursdwang niet gelijk gesteld kan worden met een straf- of tuchtmaatregel. Bestuursdwang is een administratieve sanctie die gericht is op een ongedaan maken van een illegale toestand en is niet persoonsgericht, zoals een straf- of tuchtmaatregel als bedoeld in artikel 5 WED. Dat impliceert dat het ook bij overtreding van artikel 30b van de wet mogelijk moet worden geacht bestuursdwang toe te passen.

 

B. Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

De gegeven begripsomschrijvingen zijn, waar mogelijk, uit de wet overgenomen.

Artikel 2 Verbodsbepaling

Het motief dat aan het vergunningvereiste ten grondslag ligt is de openbare orde, meer in het bijzonder de leef- en woonsituatie, te beschermen. Op grond van artikel 30c, eerste lid, onder b van de wet is deze vergunning vereist voor het aanwezig hebben van één of meer speelautomaten in de speelautomatenhal. Bij de weigeringsgronden wordt hierop nader ingegaan.

 

Tweede lid

De bevoegdheid die de raad heeft geen speelautomatenhallen in de gemeente toe te laten door het vaststellen van de onderhavige verordening achterwege te laten, impliceert ook de bevoegdheid het aantal speelautomatenhallen te beperken tot een bepaald maximum. In het tweede lid van dit artikel is van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.

 

Artikel 3 Vergunningaanvraag

De verklaring waaruit blijkt dat de exploitant gerechtvaardigd over de ruimte beschikt waarin de speelautomatenhal is gevestigd, moet worden overgelegd in verband met de Wet BIBOB om reden dat beoordeeld moet kunnen worden of hele organisatie, (dus ook de huisvesting) met betrekking tot het uitoefenen van een bedrijf als een speelautomatenhal, op legale wijze geschiedt. De vestigingsruimte speelt hierbij een wezenlijke rol, aangezien hieruit de financiering van de hal kan worden afgeleid.

 

Het aangeven van het aantal kansspel- en/of behendigheidsautomaten op de plattegrond, als bedoeld onder a, is opgenomen met het oog op de duidelijkheid over de omvang van de vergunning en met het oog op de rechtszekerheid.

 

Artikel 4 Beslistermijn

In dit artikel wordt afgeweken van de standaard Awb-beslistermijn van 8 weken. Een langere beslissingstermijn wordt wenselijk geacht gelet op de complexiteit rondom de besluitvorming op een vergunningaanvraag voor het exploiteren van een speelautomatenhal. Opneming van een langere termijn ligt in de rede omdat moet worden aangenomen dat de ‘standaardtermijn’ niet incidenteel, maar als regel te kort zal zijn.

 

Derde lid

Deze vergunning beoogt met name de bescherming van de openbare orde. Daarnaast speelt het bestrijden van gokverslaving een rol. Het is hoogst onwenselijk als deze vergunning van rechtswege wordt verleend, voordat er een inhoudelijke toets van de aanvraag heeft plaatsgevonden en is voltooid. Een lex silencio positivo is hier dan ook niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde en volksgezondheid. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt niet van toepassing verklaard.

 

Artikel 5 Vergunning

Eerste lid

Met de niet overdraagbaarheid van de vergunning wordt bedoeld dat de vergunning uitsluitend op naam van de exploitant en locatie van de speelautomatenhal kan worden gesteld en dat deze niet overdraagbaar is. Het betreft een zogenaamde locatie- en persoonsgebonden vergunning.

 

Vijfde lid

Op basis van de artikelen 30c en 30d van de wet kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden aan de vergunning. In het vijfde lid wordt aangegeven waarop deze voorschriften en beperkingen, in aanvulling op de voorschriften en beperkingen die de wet al geeft, in ieder geval betrekking moeten hebben.

 

Artikel 6 Weigeringsgronden

Eerste lid

In het bepaalde onder e komt tot uiting dat de vergunning moet worden geweigerd wanneer gevreesd moet worden dat de woon- en leefsituatie door de vestiging van een hal op ontoelaatbare wijze zal worden aangetast. Daarbij wordt rekening gehouden met het karakter van de straat, het winkelniveau daar en van de wijk waarin de speelautomatenhal is gelegen of zal komen te liggen. In de beoordeling van de aanvraag wordt de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan betrokken.

 

Het criterium openbare orde wordt niet opgenomen in de verordening voor de exploitatie van speelautomatenhallen. De wet noemt dit criterium reeds in verband met de weigeringsgronden voor een aanwezigheidsvergunning van speelautomaten. De strekking van de verordening is het afwenden van een ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving van de hal.

 

De jurisprudentie op artikel 30 van de Wet op de kansspelen geeft blijk dat bij de beoordeling van een vergunningaanvraag voor een speelautomatenhal acht mag worden geslagen op de mogelijke gevolgen voor het leefklimaat.

 

Onder f is als weigeringsgrond opgenomen dat er geen sprake mag zijn van strijd met een geldend bestemmingsplan. In dit verband moet gewezen worden op de mogelijkheden van vrijstelling of ontheffing die het bestemmingsplan nogal eens biedt, alsook de mogelijkheid van een afwijkingsprocedure als bedoeld in artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). Deze mogelijkheden beperken de burgemeester niet in de weigeringsmogelijkheid, maar het lijkt een zaak van behoorlijk bestuur om, voordat tot weigering van de vergunning wordt overgegaan, deze mogelijkheid van een afwijkingsprocedure in overweging te nemen. Doel van deze bepaling is de koppeling van de vereiste vergunning met het planologisch regime. Vereist is dus niet dat de locatie waar vergunning voor wordt gevraagd is aangewezen als speelautomatenhal in het bestemmingsplan, maar dat een bestemmingsplan de vestiging niet mag uitsluiten. Op deze wijze wordt voorkomen dat op basis van deze verordening een vergunning moet worden verleend, terwijl later op grond van strijd met het bestemmingsplan tegen de vestiging moet worden opgetreden. Deze constructie is blijkens de rechtspraak geldig: zie ARRS 28 oktober 1983, AB 1984, 42, CBB 16-11-2005, ECLI:NL:CBB:2005:AU6923 (Apeldoorn, speelautomatenhal in strijd met bestemming detailhandel), ABRS 21-12-2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU8865 (stadsdeel Amsterdam-West, speelautomatenhal in strijd met de bestemming Centrumdoeleinden met de nadere bestemmingen horeca-eten, alsook met de bestemming Woondoeleinden met de nadere aanduiding administratieve doeleinden).

 

Artikel 7 Wijzigingsgronden

Als de beheerder de werkzaamheden staakt, door overlijden of vertrek, hoeft de exploitant de bedrijfsuitoefening niet te staken, als binnen de aangegeven termijn een nieuwe vergunning wordt aangevraagd. Het vervallen van de bestaande vergunning van rechtswege betekent dat belanghebbenden hiertegen geen bezwaar of beroep kunnen aantekenen, aangezien van een beschikking geen sprake meer is. Het verdient aanbeveling schriftelijk mededeling te doen van de constatering, dat niet meer wordt voldaan aan de eisen die aan een beheerder worden gesteld. Daarbij kan er op gewezen worden dat een situatie dreigt waardoor de vergunning kan vervallen.

 

Artikel 8 Intrekkingsgronden

Onderbreking van de exploitatie voor een periode langer dan in de bepaling genoemd, behoeft niet in alle gevallen aanleiding te geven om de vergunning in te trekken. Gedacht kan bij voorbeeld worden aan verbouwingen die langere tijd blijken te vergen of aan campings die buiten het seizoen gesloten zijn. Voor de toepassing van de in onderdeel b genoemde intrekkingsgrond (intrekking in verband met gewijzigde omstandigheden of inzichten) weegt de motivering zwaar. Het betreft immers omstandigheden waarop de betrokken ondernemer doorgaans geen invloed kan uitoefenen. Voorts mag hij er op vertrouwen dat een zwaarwegend belang wordt toegekend aan het behoud van de vergunning, gelet op de daaraan verbonden financiële consequenties.

 

Artikel 9 Wijzigingen in exploitatie

Eerste lid

Het eerste lid van dit artikel beoogt aan de erfgenamen bij overlijden van een ondernemer enig respijt te geven om zich te beraden over het al dan niet voortzetten van het bedrijf. Op grond van het bepaalde in artikel 5 is de vergunning niet overdraagbaar en moet een nieuwe vergunning worden aangevraagd door degene die de exploitatie voortzet. In afwachting hiervan hoeft de bedrijfsuitoefening niet te worden gestaakt, mits de aard van de inrichting en overige omstandigheden ongewijzigd blijven.

 

Tweede lid

Bij wisseling van exploitant geldt eveneens dat de bedrijfsuitoefening niet hoeft te worden gestaakt gedurende de beslissingsperiode op een nieuwe aanvraag. Ook hier geldt als voorwaarde, evenals in het eerste lid, voor het voortzetten van de exploitatie dat de aard van de inrichting en de wijze van exploitatie ongewijzigd blijven.

 

Artikel 10 Overtreding

Op de overtreding van een verbodsbepaling in de speelautomatenhalverordening is in de wet geen directe strafsanctie gesteld, zodat de gemeenteraad op grond van artikel 154 Gemeentewet op overtreding van zijn verordening zelf een strafsanctie kan stellen. Deze strafbaarstelling kan ook worden opgenomen indien het een medebewindsverordening betreft. Artikel 154 bepaalt dat de raad op grond van haar verordende bevoegdheid bij overtreding van hetgeen bij verordening is geregeld, geen andere of zwaardere straffen kan stellen dan een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

 

Artikel 11 Toezicht

In artikel 5:11 van de Awb wordt de mogelijkheid toegekend om in een verordening een bevoegdheid op te nemen om ambtenaren aan te wijzen, die met het toezicht op de naleving van de speelautomaten-vergunningen worden belast voor zover het feiten betreft die in het aanwijzingsbesluit van de betreffende ambtenaren zijn opgenomen. Nadrukkelijk zij hier vermeld dat de burgemeester zelf geen opsporingsambtenaren aanwijst als bedoeld in artikel 141 van de Strafvordering. Dat kan en hoeft de burgemeester ook niet te doen aangezien artikel 142 lid 1 sub c van de Strafvordering regelt dat bij verordening aangewezen toezichthouders ook opsporingsbevoegdheid toekomt. De in artikel 141 van de Strafverordening. genoemde ambtenaren hebben een algemene opsporingsbevoegdheid. Ingevolge artikel 142 van de Strafverordening kunnen met de opsporing van strafbare feiten ook zijn belast zij aan wie bij verordening de handhaving of de zorg voor de naleving daarvan is toevertrouwd. Het ligt in de lijn dat aan hen ook het toezicht op de naleving van de speelautomatenhal-vergunning wordt opgedragen.

 

Artikel 12 Betreden van plaatsen

In het kader van het houden van toezicht door de in het voorgaande artikel aangewezen ambtenaren, wordt artikel 5:15 van de Awb, het betreden van plaatsen, van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

Artikel 14 Overgangsrecht

Vanwege de rechtszekerheid en de eerbiediging van bestaande rechten is een overgangsbepaling opgenomen.

Naar boven