Gemeenteblad van Bladel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bladel | Gemeenteblad 2018, 268776 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bladel | Gemeenteblad 2018, 268776 | Verordeningen |
Speelautomatenhalverordening Bladel 2019
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
behendigheidsautomaat: een speelautomaat waarvan het spelresultaat uitsluitend kan leiden tot een verlengde speelduur of het recht op gratis spellen en het proces, ook nadat het in werking is gesteld, door de speler kan worden beïnvloed en het geheel of vrijwel geheel van zijn inzicht en behendigheid bij het gebruik van de daartoe geboden middelen afhangt of en in welke mate de spelduur verlengd of het recht op gratis spelen verkregen wordt;
speelautomaat: een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;
Hoofdstuk 2 Verbodsbepalingen en vergunningplicht
Als een overeenkomstig artikel 5, vierde lid van deze verordening, in de vergunning vermelde beheerder de hoedanigheid van beheerder heeft verloren, moet de exploitant onder overlegging van de in artikel 3, eerste lid, onder d van deze verordening genoemde bescheiden een nieuwe vergunning aanvragen binnen twee weken nadat de in artikel 3 bedoelde verklaring omtrent gedrag aan hem is verzonden.
De vergunning vervalt als de beslissing op een aanvraag voor een nieuwe vergunning voor het vestigen of exploiteren van een speelautomatenhal in hetzelfde pand onherroepelijk is geworden, dan wel als geen aanvraag is ingediend binnen vier weken na het verlies van de hoedanigheid als bedoeld in het eerste lid.
Hoofdstuk 3 Overige bepalingen
Overtreding van artikel 2, eerste lid van deze verordening en van de krachtens dat artikel gegeven voorschriften wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 3 maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 13 Vervallen oude verordening
De Speelautomatenhalverordening van de gemeente Bladel, vastgesteld 10 juni 2010, vervalt van rechtswege zodra deze verordening in werking is getreden.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.
Aldus besloten in de vergadering van 20 december 2018.
de voorzitter (wnd), ing. P.M. Maas.
Toelichting op de Speelautomatenhalverordening Bladel 2019
1. Wet op de kansspelen; korte inleiding
Het doel van de Wet op de Kansspelen, Stb. 1964, 483 (hierna: de wet), strekt ter regulering van het beoefenen van een kansspel door middel van speelautomaten, welke uitzicht geven op winst. Daarbij mogen enerzijds de financieel zwakkere groepen in onze samenleving niet door speelautomaten zodanige verliezen leiden dat zij daardoor worden benadeeld, terwijl anderzijds een redelijke exploitatie van de speelautomaten(hal) mogelijk moet blijven om een vlucht in de illegaliteit te voorkomen.
Sinds de inwerkingtreding van de wet zijn diverse wijzigingen doorgevoerd. De belangrijkste wijziging was de toevoeging van Titel VA (speelautomaten) waarmee de wenselijkheid werd vastgelegd dat speelautomaten met beperkte mogelijkheden tot uitkering van prijzen of premies werden toegestaan. Titel VA van de wet regelt het systeem van toelatings-, exploitatie- en aanwezigheidsvergunningen, waardoor het legaal exploiteren van kansspelautomaten mogelijk wordt gemaakt. Grote lokale verschillen in beleid laat de regeling niet toe. In één opzicht wordt de gemeentelijke overheid echter een aanmerkelijke beleidsruimte gelaten; de raad heeft ingevolge de regeling de bevoegdheid bij verordening de exploitatie van speelautomatenhallen te regelen. Deze verordening berust daarmee op een driedelig, onderling verbonden vergunningensysteem, waarbij alleen toegelaten speelautomaten in de handel mogen worden gebracht, geëxploiteerd en in de daartoe aangewezen inrichtingen worden opgesteld.
2. Speelautomatenhalverordening
De regeling voor de exploitatie van speelautomatenhallen kan worden ondergebracht in de bestaande Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) of als afzonderlijke verordening. De reden voor het opstellen van een aparte verordening is gelegen in het feit dat in de APV veelal autonome bevoegdheden zijn opgenomen en de regeling omtrent speelautomatenhallen mogelijk bestempeld kan worden als facultatief-medebewind. Zo ook het standpunt van de VNG bij brief van 25 november 1985 aan de Tweede Kamer, in verband met het ontwerp van een aanpassing van de herziening van de Wet op de kansspelen. Immers, op grond van artikel 30c, eerste lid onder b, van de Wet bezit de gemeentelijke wetgever de vrijheid om bij verordening te bepalen of, en zo ja hoeveel, speelautomatenhallen krachtens een vergunning van de burgemeester zijn toegestaan.
2.2 De aanwezigheidsvergunning
De locaties waar speelautomaten met een aanwezigheidsvergunning van de burgemeester mogen worden opgesteld staan limitatief in artikel 30 c, eerste lid van de Wet op de kansspelen.
2.3 Voorschriften en beleid met betrekking tot de aanwezigheidsvergunning
De wet noemt in artikel 30d, eerste lid, met zoveel woorden de bevoegdheid voorschriften en beperkingen te verbinden aan de aanwezigheidsvergunning. Bij het tot stand komen van Titel VA werd hierbij met name gedacht aan het vaststellen van het maximum aantal speelautomaten dat in een inrichting mag worden opgesteld. Vervolgens is op grond van jurisprudentie een aantal belangrijke mogelijkheden en onmogelijkheden ontstaan voor het voeren van een speelautomatenbeleid.
De bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn van toepassing op de Speelautomatenhalverordening. Specifiek tegen besluiten, die op grond van Titel VA zijn genomen en waardoor men rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen, kan bezwaar worden gemaakt, beroep worden ingesteld bij Rechtbank Oost-Brabant en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling).
De Awb is ook wat betreft het toepassen van bestuursdwang van overeenkomstige toepassing. In het kader van de vraag welk orgaan bevoegd is tot het doen uitgaan van een bestuursdwangaanschrijving tot sluiting van een speelautomatenhal en tot het verwijderen van speelautomaten, oordeelde de Afdeling als volgt: ‘Blijkens het bepaalde in artikel 221 (oud; tegenwoordig artikel 174) van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de zorg voor het toezicht op onder meer alle voor het publiek openstaande gebouwen en samenkomsten alsmede op openbare vermakelijkheden. Bedoeld toezicht strekt zich naar het oordeel van de Afdeling mede uit tot het verrichten van uitvoeringshandelingen die daarmee samenhangen. Tot die uitvoeringshandelingen kan een aanzegging van bestuursdwang als de onderhavige worden gerekend. Dat klemt in dit geval te meer waar ingevolge de wet ook de bevoegdheid om vergunningen voor het aanwezig hebben van speelautomaten te verlenen bij de burgemeester is gelegd.’ (AR 26 juli 1992, Gst. 6041, nr. 8.) Voor dit oordeel vindt de Afdeling tevens steun in de geschiedenis van de totstandkoming van de wet. Uit de Memorie van Toelichting (Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16 481, nr. 3) komt naar voren dat ook de wetgever ervan uitgaat dat het tot de taak van de burgemeester behoort op grond van artikel 221 (oud; tegenwoordig artikel 174) van de Gemeentewet toezicht uit te oefenen op plaatsen en gelegenheden waar speelautomaten staan opgesteld. Reeds in twee eerdere uitspraken heeft de Voorzitter van de Afdeling deze vraag op gelijke wijze beantwoord (Voorzitter AR, 6 december 1988, KG 1989, 119 en Voorzitter AR, 19 december 1988, Gst. 6877 nr.10). Met deze uitspraken zijn de zelfstandige bestuursdwangbevoegdheid en de uitvoeringsbevoegdheid aan elkaar gekoppeld en bij de burgemeester neergelegd.
Feiten die op grond van strafbaarstelling in de wet of de verordening van belang zijn in verband met de exploitatie van speelautomatenhallen zijn de navolgende:
Bij niet naleving van vorenstaande bepalingen en voorschriften is het in beginsel mogelijk bestuursdwang toe te passen en ook tot sluiting van de speelautomatenhal over te gaan, zo nodig naast de strafrechtelijke procedure.
Overtreding van artikel 30b van de wet op de kansspelen is op grond van artikel 1, onder 3, van de Wet op de economische delicten (hierna: WED) een economisch delict. Op grond van artikel 5 WED mogen er ter zake van economische delicten, buiten de WED, geen andere voorzieningen worden getroffen met de strekking van straf- of tuchtmaatregel. Men kan van mening verschillen over de vraag of deze bepaling de toepassing van bestuursdwang uitsluit. Wij onderschrijven de opvatting dat bestuursdwang niet gelijk gesteld kan worden met een straf- of tuchtmaatregel. Bestuursdwang is een administratieve sanctie die gericht is op een ongedaan maken van een illegale toestand en is niet persoonsgericht, zoals een straf- of tuchtmaatregel als bedoeld in artikel 5 WED. Dat impliceert dat het ook bij overtreding van artikel 30b van de wet mogelijk moet worden geacht bestuursdwang toe te passen.
B. Artikelsgewijze toelichting
De gegeven begripsomschrijvingen zijn, waar mogelijk, uit de wet overgenomen.
Het motief dat aan het vergunningvereiste ten grondslag ligt is de openbare orde, meer in het bijzonder de leef- en woonsituatie, te beschermen. Op grond van artikel 30c, eerste lid, onder b van de wet is deze vergunning vereist voor het aanwezig hebben van één of meer speelautomaten in de speelautomatenhal. Bij de weigeringsgronden wordt hierop nader ingegaan.
De bevoegdheid die de raad heeft geen speelautomatenhallen in de gemeente toe te laten door het vaststellen van de onderhavige verordening achterwege te laten, impliceert ook de bevoegdheid het aantal speelautomatenhallen te beperken tot een bepaald maximum. In het tweede lid van dit artikel is van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.
De verklaring waaruit blijkt dat de exploitant gerechtvaardigd over de ruimte beschikt waarin de speelautomatenhal is gevestigd, moet worden overgelegd in verband met de Wet BIBOB om reden dat beoordeeld moet kunnen worden of hele organisatie, (dus ook de huisvesting) met betrekking tot het uitoefenen van een bedrijf als een speelautomatenhal, op legale wijze geschiedt. De vestigingsruimte speelt hierbij een wezenlijke rol, aangezien hieruit de financiering van de hal kan worden afgeleid.
Het aangeven van het aantal kansspel- en/of behendigheidsautomaten op de plattegrond, als bedoeld onder a, is opgenomen met het oog op de duidelijkheid over de omvang van de vergunning en met het oog op de rechtszekerheid.
In dit artikel wordt afgeweken van de standaard Awb-beslistermijn van 8 weken. Een langere beslissingstermijn wordt wenselijk geacht gelet op de complexiteit rondom de besluitvorming op een vergunningaanvraag voor het exploiteren van een speelautomatenhal. Opneming van een langere termijn ligt in de rede omdat moet worden aangenomen dat de ‘standaardtermijn’ niet incidenteel, maar als regel te kort zal zijn.
Deze vergunning beoogt met name de bescherming van de openbare orde. Daarnaast speelt het bestrijden van gokverslaving een rol. Het is hoogst onwenselijk als deze vergunning van rechtswege wordt verleend, voordat er een inhoudelijke toets van de aanvraag heeft plaatsgevonden en is voltooid. Een lex silencio positivo is hier dan ook niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde en volksgezondheid. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt niet van toepassing verklaard.
Met de niet overdraagbaarheid van de vergunning wordt bedoeld dat de vergunning uitsluitend op naam van de exploitant en locatie van de speelautomatenhal kan worden gesteld en dat deze niet overdraagbaar is. Het betreft een zogenaamde locatie- en persoonsgebonden vergunning.
Op basis van de artikelen 30c en 30d van de wet kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden aan de vergunning. In het vijfde lid wordt aangegeven waarop deze voorschriften en beperkingen, in aanvulling op de voorschriften en beperkingen die de wet al geeft, in ieder geval betrekking moeten hebben.
In het bepaalde onder e komt tot uiting dat de vergunning moet worden geweigerd wanneer gevreesd moet worden dat de woon- en leefsituatie door de vestiging van een hal op ontoelaatbare wijze zal worden aangetast. Daarbij wordt rekening gehouden met het karakter van de straat, het winkelniveau daar en van de wijk waarin de speelautomatenhal is gelegen of zal komen te liggen. In de beoordeling van de aanvraag wordt de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan betrokken.
Het criterium openbare orde wordt niet opgenomen in de verordening voor de exploitatie van speelautomatenhallen. De wet noemt dit criterium reeds in verband met de weigeringsgronden voor een aanwezigheidsvergunning van speelautomaten. De strekking van de verordening is het afwenden van een ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving van de hal.
De jurisprudentie op artikel 30 van de Wet op de kansspelen geeft blijk dat bij de beoordeling van een vergunningaanvraag voor een speelautomatenhal acht mag worden geslagen op de mogelijke gevolgen voor het leefklimaat.
Onder f is als weigeringsgrond opgenomen dat er geen sprake mag zijn van strijd met een geldend bestemmingsplan. In dit verband moet gewezen worden op de mogelijkheden van vrijstelling of ontheffing die het bestemmingsplan nogal eens biedt, alsook de mogelijkheid van een afwijkingsprocedure als bedoeld in artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). Deze mogelijkheden beperken de burgemeester niet in de weigeringsmogelijkheid, maar het lijkt een zaak van behoorlijk bestuur om, voordat tot weigering van de vergunning wordt overgegaan, deze mogelijkheid van een afwijkingsprocedure in overweging te nemen. Doel van deze bepaling is de koppeling van de vereiste vergunning met het planologisch regime. Vereist is dus niet dat de locatie waar vergunning voor wordt gevraagd is aangewezen als speelautomatenhal in het bestemmingsplan, maar dat een bestemmingsplan de vestiging niet mag uitsluiten. Op deze wijze wordt voorkomen dat op basis van deze verordening een vergunning moet worden verleend, terwijl later op grond van strijd met het bestemmingsplan tegen de vestiging moet worden opgetreden. Deze constructie is blijkens de rechtspraak geldig: zie ARRS 28 oktober 1983, AB 1984, 42, CBB 16-11-2005, ECLI:NL:CBB:2005:AU6923 (Apeldoorn, speelautomatenhal in strijd met bestemming detailhandel), ABRS 21-12-2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU8865 (stadsdeel Amsterdam-West, speelautomatenhal in strijd met de bestemming Centrumdoeleinden met de nadere bestemmingen horeca-eten, alsook met de bestemming Woondoeleinden met de nadere aanduiding administratieve doeleinden).
Als de beheerder de werkzaamheden staakt, door overlijden of vertrek, hoeft de exploitant de bedrijfsuitoefening niet te staken, als binnen de aangegeven termijn een nieuwe vergunning wordt aangevraagd. Het vervallen van de bestaande vergunning van rechtswege betekent dat belanghebbenden hiertegen geen bezwaar of beroep kunnen aantekenen, aangezien van een beschikking geen sprake meer is. Het verdient aanbeveling schriftelijk mededeling te doen van de constatering, dat niet meer wordt voldaan aan de eisen die aan een beheerder worden gesteld. Daarbij kan er op gewezen worden dat een situatie dreigt waardoor de vergunning kan vervallen.
Onderbreking van de exploitatie voor een periode langer dan in de bepaling genoemd, behoeft niet in alle gevallen aanleiding te geven om de vergunning in te trekken. Gedacht kan bij voorbeeld worden aan verbouwingen die langere tijd blijken te vergen of aan campings die buiten het seizoen gesloten zijn. Voor de toepassing van de in onderdeel b genoemde intrekkingsgrond (intrekking in verband met gewijzigde omstandigheden of inzichten) weegt de motivering zwaar. Het betreft immers omstandigheden waarop de betrokken ondernemer doorgaans geen invloed kan uitoefenen. Voorts mag hij er op vertrouwen dat een zwaarwegend belang wordt toegekend aan het behoud van de vergunning, gelet op de daaraan verbonden financiële consequenties.
Artikel 9 Wijzigingen in exploitatie
Het eerste lid van dit artikel beoogt aan de erfgenamen bij overlijden van een ondernemer enig respijt te geven om zich te beraden over het al dan niet voortzetten van het bedrijf. Op grond van het bepaalde in artikel 5 is de vergunning niet overdraagbaar en moet een nieuwe vergunning worden aangevraagd door degene die de exploitatie voortzet. In afwachting hiervan hoeft de bedrijfsuitoefening niet te worden gestaakt, mits de aard van de inrichting en overige omstandigheden ongewijzigd blijven.
Bij wisseling van exploitant geldt eveneens dat de bedrijfsuitoefening niet hoeft te worden gestaakt gedurende de beslissingsperiode op een nieuwe aanvraag. Ook hier geldt als voorwaarde, evenals in het eerste lid, voor het voortzetten van de exploitatie dat de aard van de inrichting en de wijze van exploitatie ongewijzigd blijven.
Op de overtreding van een verbodsbepaling in de speelautomatenhalverordening is in de wet geen directe strafsanctie gesteld, zodat de gemeenteraad op grond van artikel 154 Gemeentewet op overtreding van zijn verordening zelf een strafsanctie kan stellen. Deze strafbaarstelling kan ook worden opgenomen indien het een medebewindsverordening betreft. Artikel 154 bepaalt dat de raad op grond van haar verordende bevoegdheid bij overtreding van hetgeen bij verordening is geregeld, geen andere of zwaardere straffen kan stellen dan een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
In artikel 5:11 van de Awb wordt de mogelijkheid toegekend om in een verordening een bevoegdheid op te nemen om ambtenaren aan te wijzen, die met het toezicht op de naleving van de speelautomaten-vergunningen worden belast voor zover het feiten betreft die in het aanwijzingsbesluit van de betreffende ambtenaren zijn opgenomen. Nadrukkelijk zij hier vermeld dat de burgemeester zelf geen opsporingsambtenaren aanwijst als bedoeld in artikel 141 van de Strafvordering. Dat kan en hoeft de burgemeester ook niet te doen aangezien artikel 142 lid 1 sub c van de Strafvordering regelt dat bij verordening aangewezen toezichthouders ook opsporingsbevoegdheid toekomt. De in artikel 141 van de Strafverordening. genoemde ambtenaren hebben een algemene opsporingsbevoegdheid. Ingevolge artikel 142 van de Strafverordening kunnen met de opsporing van strafbare feiten ook zijn belast zij aan wie bij verordening de handhaving of de zorg voor de naleving daarvan is toevertrouwd. Het ligt in de lijn dat aan hen ook het toezicht op de naleving van de speelautomatenhal-vergunning wordt opgedragen.
Artikel 12 Betreden van plaatsen
In het kader van het houden van toezicht door de in het voorgaande artikel aangewezen ambtenaren, wordt artikel 5:15 van de Awb, het betreden van plaatsen, van overeenkomstige toepassing verklaard.
Vanwege de rechtszekerheid en de eerbiediging van bestaande rechten is een overgangsbepaling opgenomen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-268776.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.