Gemeenteblad van Aalten
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Aalten | Gemeenteblad 2018, 268432 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Aalten | Gemeenteblad 2018, 268432 | Verordeningen |
Derde verzamelwijziging Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Aalten 2015
De raad van de gemeente Aalten;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 oktober 2018;
gelet op het bepaalde in de Gemeentewet;
vast te stellen de derde verzamelwijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Aalten 2015.
De tekst van de verordening, inclusief deze derde verzamelwijziging, luidt als volgt:
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:
Artikel 1:8 Gronden voor weigering van een vergunning of ontheffing en voor het verbieden van een meldingsplichtige activiteit
Een vergunning of ontheffing kan worden geweigerd en de activiteit waarop een melding betrekking heeft kan worden verboden als het tijdstip waarop de aanvraag is ingediend of de melding is gedaan niet voldoet aan de voor die vergunning, ontheffing of melding geldende aanvraag- dan wel meldtermijn als bedoeld in artikel 1:3 en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag of de melding niet mogelijk is.
Afdeling 2.1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Degene die op een openbare plaats
a. aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;
b. aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of
c. zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;
is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2:1a Gebiedsontzegging
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde en veiligheid aan diegene die zich gedraagt in strijd met de wettelijke bepalingen van deze verordening, een verbod opleggen zich te bevinden in een door de burgemeester aangewezen gebied en de daarin gelegen voor publiek toegankelijke gebouwen en inrichtingen.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde en veiligheid aan diegene aan wie eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie binnen zes maanden na het opleggen van dit verbod wordt geconstateerd dat hij/zij zich opnieuw gedraagt in strijd met de in het eerste lid bedoelde wettelijke bepalingen en/of indien hij/zij de opgelegde gebiedsontzegging overtreedt, een verbod opleggen zich te bevinden in een door de burgemeester aangewezen gebied en in de daarin gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen en inrichtingen op de door de burgemeester genoemde tijdstippen voor een tijdvak van maximaal 8 weken.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 72 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
a. naam en adres van degene die de betoging houdt;
c. de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
d. de plaats en, voor zover van toepassing, de route;
e. voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; en
f. maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
Afdeling 2.5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg
Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als dat gebruik:
a. schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, de bruikbaarheid van de weg belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de weg; of
Het is verboden zonder het college daarvan melding te hebben gedaan de in lid 7 bedoelde voorwerpen te plaatsen op de door het college aangewezen plaatsen. De melding dient 3 weken voorafgaand aan de plaatsing te worden ingediend bij het college. De melding wordt op de gebruikelijk wijze bekendgemaakt.
Artikel 2:11 (Omgevings-)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de waterschapskeur, de provinciale wegenverordening of het provinciaal wegenreglement, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde telecommunicatieverordening.
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg als:
a. daarvan niet van tevoren melding is gedaan aan het college, onder indiening van een situatieschets van de gewenste uitweg, een foto van de bestaande situatie en een opgave van de te gebruiken materialen; of;
b. het college het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.
Het college verbiedt het maken of veranderen van de uitweg als:
a. daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;
b. dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;
c. het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of
d. er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen;
e. de gebruikte materialen niet naar aard, kwaliteit of aanzicht aansluiten op de materialen die toegepast zijn in de weg.
Afdeling 2.6 Veiligheid op de weg
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:16 Openen straatkolken en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
a. Bioscoop- en theatervoorstellingen;
b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22;
c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
d. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39;
- aan die sportwedstrijd een verhoogd risico voor de openbare orde en veiligheid is verbonden;
- het gaat om vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid onder f.
Onder evenement wordt mede verstaan:
a. een herdenkingsplechtigheid;
c. een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;
d. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;
e. een straatfeest, buurtbarbecue of ander kleinschalig, besloten feest op of aan de openbare weg en gedurende maximaal één dag;
f. een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of –gala’s.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een grootschalig evenement te organiseren. Onder een grootschalig evenement wordt verstaan een evenement dat:
a. is gericht op een doelgroep groter dan 1000 personen en/of
b. een onevenredig beslag legt op de openbare ruimte en/of
c. een bijzonder risico inhoudt voor de openbare orde en/of de openbare veiligheid en/of de volksgezondheid en/of het milieu;
De vergunning voor een grootschalig evenement wordt door de organisator minimaal 12 weken voor de dag waarop het evenement aanvangt aangevraagd door middel van het door de burgemeester vastgestelde aanvraagformulier. Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
Het is verboden zonder de burgemeester daarvan melding te hebben gedaan een meldingsplichtig evenement te organiseren. Een meldingsplichtig evenement voldoet aan de volgende kenmerken:
a. het betreft een eendaags evenement;
b. het aantal deelnemers/bezoekers bedraagt niet meer dan 150 personen;
c. het evenement legt geen dan wel een beperkt beslag op de openbare ruimte en vormt ook anderszins geen onevenredige belemmering voor het verkeer en de hulpdiensten;
d. redelijkerwijs hoeft niet te worden verwacht dat het evenement een bedreiging vormt voor de openbare orde en/of openbare veiligheid en/of de volksgezondheid en/of het milieu”;
e. er worden slechts kleine objecten geplaatst met een oppervlakte van minder dan 20 m2 per object.
De organisator meldt het evenement ten minste 3 weken voorafgaand aan de dag waarop het evenement plaatsvindt door middel van het door de burgemeester vastgestelde meldingsformulier. De melding wordt op de gebruikelijke wijze gepubliceerd. De burgemeester kan nadere informatie opvragen. Hij beoordeelt of:
a. het evenement inderdaad meldingsplichtig is;
b. aan het houden van een evenement voorschriften of beperkingen moeten worden verbonden;
c. het evenement wordt verboden omdat er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde en/of de openbare veiligheid en/of de volksgezondheid en/of het milieu in gevaar komt;
d. het evenement moet worden verboden op grond van artikel 1:8 lid 2.
De vergunning wordt door de organisator minimaal 8 weken voor de dag waarop het evenement aanvangt aangevraagd door middel van het door de burgemeester vastgestelde aanvraagformulier. Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
Afdeling 2.8 Toezicht op openbare inrichtingen
In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.
Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit of indien de aanvrager geen verklaring omtrent het gedrag met betrekking tot de leidinggevende overlegt, die uiterlijk 3 maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 lid 1 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting:
a. zich bevindt in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;
b. die zich bevindt in een zorginstelling;
c. die zich bevindt in een museum;
Artikel 2:28a. Exploiteren van terrassen bij openbare inrichtingen.
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.10 is het de houder van een openbare inrichting toegestaan een terras te exploiteren mits:
a. met betrekking tot de ligging en het onderhoud van het terras door de exploitant de nodige zorgvuldigheid wordt betracht;
b. het terras niet ontsierend is voor het straatbeeld;
c. het terras geen gevaar of overmatige hinder oplevert voor de omgeving;
d. het terras wordt ingericht aansluitend aan het pand waarin het horecabedrijf wordt geëxploiteerd;
e. op wegen of weggedeelten, bestaande uit een rijbaan en een trottoir, het terras niet op de rijbaan wordt geplaatst en op het trottoir tussen het terras en de rijbaan een vrije en onbelemmerde doorgang van minimaal 1.50 meter resteert voor voetgangers, invaliden- en kinderwagens;
f. op wegen of weggedeelten, enkel bestaand uit een trottoir, een vrije en onbelemmerde doorgang van minimaal 3.50 meter resteert voor hulpdiensten.
Openbare inrichtingen waarin bedrijfsmatig, al dan niet door middel van een automaat, eetwaren en/of alcoholvrije dranken voor directe consumptie worden verstrekt zijn gesloten op maandag tot en met zondag tussen 03.00 en 06.00 uur. Overige openbare inrichtingen zijn gesloten op maandag tot en met zondag tussen 02.00 uur en 06.00 uur (sluitingstijd).
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Als een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van de artikelen 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.
Het is de houder van een openbare inrichting, als bedoeld in artikel 2:27 verboden, niet tot zijn gezin behorende personen in de openbare inrichting toe te laten of te laten verblijven, die naar het oordeel van de burgemeester misbruik van alcoholhoudende drank plegen te maken en wier namen als zodanig schriftelijk door de burgemeester aan die houder zijn opgegeven.
Het is aan een persoon, wiens naam ingevolge het bepaalde in lid 1 door de burgemeester aan de houders van openbare inrichtingen, als bedoeld in artikel 2:27 is opgegeven, verboden zich in een dergelijk bedrijf te bevinden, nadat hij schriftelijk door de burgemeester van dit verbod in kennis is gesteld.
Afdeling 2.9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Afdeling 2.10. Toezicht op speelgelegenheden
In deze afdeling wordt onder speelgelegenheid verstaan een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als:
a. naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; of
b. als de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
Afdeling 2.11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:42 Plakken en kladden
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
b. met kalk, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het verbod is niet van toepassing als de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Het is verboden op een openbare plaats:
a. te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, omheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
b. zich op te houden op een wijze die voor andere gebruikers of omwonenden onnodig overlast of hinder veroorzaakt.
Artikel 2:49a Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:
c. hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;
d. overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval verstaan: portalen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen of bromfietsen.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek als:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein en dergelijke.
Het is verboden zich op door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen met een fiets of een bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:57 Loslopende honden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
a. binnen de bebouwde kom op de weg of een openbare plaats als de hond niet is aangelijnd;
b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
c. buiten de bebouwde kom op een door het college aangegeven plaats als de hond niet is aangelijnd; of;
d. op de weg of een openbare plaats als die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen, of;
e. buiten de bebouwde kom, zonder deze hond onder geleide of direct toezicht te houden.
Het eerste lid aanhef en onder a tot en met c is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:
a. die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of
b. die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond;
c. die zich vanwege de uitoefening van zijn beroep redelijkerwijs door een onaangelijnde hond moet doen bijstaan.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:
a. vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;
b. door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
c. zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.
Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:
a. op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;
b. het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en
c. het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.
Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:
b. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college in het aanwijzingsbesluit gestelde regels; of
c. aanwezig te hebben in een groter aantal dan in het aanwijzingsbesluit is aangegeven;
Afdeling 2.12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen.
In deze afdeling wordt onder handelaar verstaande handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en door de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:
a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;
c. een omschrijving van het goed, voor zover van toepassing daaronder begrepen soort, merk en nummer van het goed;
d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en
e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
1. dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
2. van een verandering van de onder a, sub 1, bedoelde adressen;
3. dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
4. dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
Afdeling 2.13 Vuurwerk en carbid
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit ).
Artikel 2:73a. Carbid schieten
Het verbod in het tweede lid geldt niet indien het carbid schieten plaatsvindt op 31 december tussen 10.00 uur en 20.00 uur, mits:
a. bij het carbid schieten gebruik wordt gemaakt van bussen met een maximale inhoud van 40 liter;
b. het carbid schieten plaats vindt buiten de bebouwde kom op een afstand van ten minste 100 m. van woningen en 300 m. van gebouwen, bouwwerken of andere werken waarbinnen dieren verblijven;
c. het vrije schootsveld tenminste 100 m¹ bedraagt en zich binnen dit schootsveld geen personen en/of openbare wegen of paden bevinden;
d. als afsluiting van de bussen gebruik gemaakt wordt van plastic of lederen voetballen;
e. degene die met carbid schiet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt dan wel onder toezicht staat van een persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt en redelijkerwijs alle maatregelen heeft genomen ter voorkoming van gevaar voor mens en dier;
f. daarvan melding is gedaan aan burgemeester en wethouders tenminste 3 weken voorafgaand aan de activiteit. De melding wordt op de gebruikelijke wijze gepubliceerd.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 2.15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50 van de Algemene plaatselijke verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
HOOFDSTUK 3. REGULERING PROSTITUTIE, SEKSBRANCHE EN AANVERWANTE ONDERWERPEN
De artikelen 1:2 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:
- het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;
- toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening;
- andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Afdeling 3.2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
a. met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
c. binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht , wegens dan wel mede wegens overtreding van:
- bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
- de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
- de artikelen 8 en 162, derde lid alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
- de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de Kansspelen;
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;
b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.
De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:
a. tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede lid, geldende sluitingstijden vaststellen;
b. van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
a. geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
b. geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
Het is verboden door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten te bewegen gebruik te maken van de diensten van een prostituee, uit te nodigen dan wel aan te lokken:
a. op of aan andere dan door het college aangewezen wegen of gebieden;
b. gedurende andere dan door het college vastgestelde tijden.
De burgemeester kan met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid, personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid, verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen of gebieden en op de tijden bedoeld in het eerste lid onder b.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:
a. indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;
b. anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.
Het verbod bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 3.3 Beslistermijn, weigeringsgronden
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:
a. de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;
b. de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan, voorbereidingsbesluit, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening; of
c. er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde;
d. de aanvrager met betrekking tot de exploitant en de beheerder geen verklaring omtrent het gedrag overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de aanvraag is ingediend is afgegeven.
Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, worden geweigerd dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, achterwege gelaten, in het belang van:
a. het voorkomen of beperken van overlast;
b. het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;
c. de veiligheid van personen of goederen;
d. de verkeersvrijheid of -veiligheid;
Afdeling 3.4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant besluit de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Vervallen. Zie Geluidsverordening evenementen en horeca gemeente Aalten.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Vervallen. Zie Geluidsverordening evenementen en horeca gemeente Aalten.
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten
Vervallen. Zie Geluidsverordening evenementen en horeca gemeente Aalten.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Vervallen. Zie Geluidsverordening evenementen en horeca gemeente Aalten.
Artikel 4:5a Traditioneel schieten
Bij traditioneel schieten als bedoeld in artikel 2:18, eerste lid onder g van het Besluit worden de volgende regels in acht genomen:
Afdeling 4.2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 4.4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben: a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan; b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan; c. kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, voor zover het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; of d. mestopslag, gierkelders of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.
Afdeling 4.4A Bescherming groenvoorzieningen
Artikel 4:16b. Plukverbod paddenstoelen
Het in dit artikel bepaalde geldt niet:
a. ten aanzien van door of met toestemming van de rechthebbende ter plaatse verkregen dan wel van elders afkomstige paddenstoelen;
b. indien de in dit artikel bedoelde handelingen worden verricht in het kader van normale onderhoudswerkzaamheden;
c. voor zover de Natuurbeschermingswet van toepassing is;
d. voor zover het plukken van paddenstoelen gebeurd voor educatieve doeleinden, voor inventarisatie en voor beheerswerk.
Afdeling 4.5 Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:
a. voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden of;
b. voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.
Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
a. drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:
a. langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een door het college aangewezen weg, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;
b. op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Artikel 5:9 Uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Afdeling 5.2 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving
Het is verboden een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd zonder drie weken voorafgaand aan de actie bij het college daarvan melding te hebben gedaan. De melding wordt op de gebruikelijke wijze gepubliceerd.
Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:
a. als de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; of
b. een kwantitatieve of territoriale beperking als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente noodzakelijk is in verband met een dwingende reden van algemeen belang.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, als dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterwet, de Provinciale vaarwegenverordening of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van openbare wateren, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen die bij de gemeente in beheer zijn.
Afdeling 5.7 Voorschriften voor natuurgebieden/crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:
a. het voorkomen of beperken van overlast;
b. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;
c. de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het verbod is niet van toepassing op motorvoertuigen, bromfietsen, fietsen en paarden:
a. ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de bevoegde minister aangewezen hulpverleningsdiensten;
b. die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
c. die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd; d. van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.
Het in het eerste lid gestelde verbod is voorts niet van toepassing:
a. op wegen die gelegen zijn binnen de in het eerste lid bedoelde gebieden of terreinen;
b. binnen de bij of krachtens de Provinciale verordening 'Stiltegebieden' aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als 'toestel'.
Artikel 5:33a Voorschriften natuurgebieden en andere terreinen
Onverminderd het bepaalde in artikel 5:33 kan het college ten aanzien van door hem bij openbaar besluit aangewezen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik bedoelde terreinen voorschriften stellen in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu.
Afdeling 5.8 Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Afdeling 5.9. Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt onder incidentele as verstrooiing verstaan het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van het bij of krachtens de artikelen van deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien gestraft worden met openbaarmaking van het rechterlijk vonnis.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de opsporingsambtenaren genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, de buitengewone opsporingsambtenaren zoals bedoeld in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering en het Besluit buitengewone opsporingsambtenaren en de door het college of de burgemeester aangewezen toezichthouders.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Intrekking oude verordening
De Algemene plaatselijke verordening gemeente Aalten 2013 vervalt indien en zodra deze verordening in werking treedt.
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-268432.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.