Gemeenteblad van Enschede
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Enschede | Gemeenteblad 2018, 267766 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Enschede | Gemeenteblad 2018, 267766 | Verordeningen |
Besluit tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Enschede 2009
De Algemene plaatselijke verordening gemeente Enschede 2009 wordt gewijzigd als volgt.
Artikel 2:25A lid 3 sub h komt te luiden:
h. Tenten zijn niet groter dan 50 m2.
Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.
Na artikel 2:50 wordt een nieuw artikel 2:50a ingevoegd, luidende:
Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
1. Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.
2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning, lokaal, horecabedrijf of voor publiek openstaand gebouw
Na artikel 2:49 wordt een nieuw artikel 2:49a ingevoegd, luidende:
Artikel 2:49a Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 10 december 2018
De Griffier, de Voorzitter,
R.M. Jongedijk dr. G.O. van Veldhuizen
Toelichting op de APV-wijzigingen
A Artikel 2:25A lid 3 sub h APV ( Meldingsplichtig evenement)
Artikel 2:25A lid 3 sub h APV (meldingsplichtig evenement) wordt gewijzigd in verband met het in werking treden van de AMvB “Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen” (Bbgbop) op 1 januari 2018. Om de brandveiligheid op plaatsen als evenemententerreinen, campings en jachthavens te bevorderen gelden sinds 1 januari 2018 de landelijke regels van het Bbgbop. Tot 1 januari 2018 was een vergunning nodig op basis van de gemeentelijke Brandbeveiligingsverordening. De bij het Bbgbop ingevoerde meldingsplicht heeft tot doel dat de brandweer op de hoogte is waar grotere groepen personen verblijven. De meldingsplicht geldt voornamelijk voor evenementen. De grens voor de meldingsplicht is met het Bbgbop verschoven van 50 naar 150 personen. Daarom komt de voorwaarde voor een meldingsplichtig evenement, dat het aantal mensen in een tent maximaal 50 mag bedragen, te vervallen en zal in de meldingsprocedure voor een evenement worden voorzien in informatie over de meldingsplicht van het Bbgbop bij (meldingsplichtige) evenementen van meer dan 150 personen.
B en C Artikel 2:26 (Ordeverstoring) en artikel 2:50a APV (Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties)
De rechtbank Den Haag heeft de motorclub Satudarah en twee supportclubs (Saudarah en Supportcrew 999) op verzoek van het Openbaar Ministerie bij beschikking van 18 juni 2018 (ECLI:NL:RBDHA:2018:7183) verboden verklaard en ontbonden vanwege werkzaamheid in strijd met de openbare orde (artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek). De rechtbank heeft geconcludeerd dat een groot aantal leden gedurende een reeks van jaren betrokken is bij tal van verboden en grotendeels ook ernstig verwijtbare criminele gedragingen. Het gaat om gedragingen die een wezenlijke aantasting vormen van de veiligheid van de samenleving en de vrijheid van burgers om naar eigen inzicht deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. De leden van deze organisaties maken gedurende een reeks van jaren inbreuk op deze voor de Nederlandse samenleving fundamentele waarden. Deze aan de verboden organisaties toe te rekenen veelvuldige en voortdurende inbreuken op de openbare orde ontwrichten de samenleving of kunnen deze ontwrichten, aldus de rechtbank. Overweging daarbij is dat door de frequentie van de (criminele) gedragingen van een groot aantal leden van deze organisaties, en als gevolg van de intimidatie die van het optreden door leden van een duidelijk herkenbare groep als deze uitgaat, sprake is van uitstraling van deze gedragingen naar een wijdere kring van niet-betrokken burgers. De rechtbank geeft aan dat met de verbodenverklaring een eind komt aan alles wat met het uiterlijk vertoon van de organisaties verband houdt, zoals de naam, logo’s en spreuken. Eind 2017 zijn de motorclubs Bandidos en Catervarius eveneens verboden en ontbonden op grond van strijd met de openbare orde.
Het is vanuit een oogpunt van openbare orde en veiligheid niet acceptabel dat in de publieke ruimte nog uiterlijk vertoon plaatsvindt dat verband houdt met dergelijke verboden en ontbonden organisaties, gelet op de intimidatie die daarvan uitgaat of uit kan gaan en op de overige redenen voor het verbod en de ontbinding. Deelneming aan de voortzetting van dergelijke organisaties, waaronder uiterlijk vertoon kan worden begrepen, is strafbaar gesteld in artikel 140 lid 2 Wetboek van Strafrecht. Deze strafbaarstelling geldt echter pas op het moment dat de uitspraak van de rechter onherroepelijk (definitief) is geworden. Zolang de mogelijkheden van hoger beroep en cassatie nog open staan en niet zijn afgewikkeld kan tegen dergelijk uiterlijk vertoon dus niet op grond van het Wetboek van Strafrecht handhavend worden opgetreden. Dit ondanks het feit dat een civielrechtelijke verbod al wel in werking kan zijn getreden middels uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de uitspraak (zoals aan de orde bij bovengenoemde beschikking van de rechtbank).
Om toch op te kunnen treden tegen aanwezigheid in de publieke ruimte, vanwege de impact die dat heeft op de openbare orde, wordt een strafbaarstelling opgenomen in de APV. Deze strafbaarstelling houdt in dat het is verboden om op openbare plaatsen, in voor het publiek openstaande gebouwen en op daarbij behorende erven en bij evenementen zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde. Bijvoorbeeld kan het gaan om de naam, logo’s, spreuken, kleding en aanduidingen op motoren. Door strafbaarstelling in de APV kan daartegen handhavend worden opgetreden. Vanuit een oogpunt van openbare orde is het wenselijk om niet te wachten met het weren van zichtbare aanwezigheid van verboden/ontbonden organisaties uit de publieke ruimte tot een onherroepelijk vonnis voorhanden is.
Het verbod wordt voor evenementen opgenomen in het bestaande artikel 2:26 APV waarin ordeverstoring bij evenementen is verboden. Daarnaast wordt een nieuw artikel 2:50a in de APV opgenomen waarbij het verbod wordt ingesteld voor openbare plaatsen en in voor publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. Strafbaarstelling van het verbod vindt plaats in artikel 6:1 APV. Voor het geval van samenloop met de strafbaarstelling in het Wetboek van Strafrecht (met name relevant na het onherroepelijk worden van een rechterlijke uitspraak) is voorzien in een samenloopbepaling in de beide artikelen.
D Artikel 2:41 (Betreden gesloten woning, lokaal, horecabedrijf of voor publiek openstaand gebouw)
Omdat nog niet is voorzien in een verbod van aanwezigheid in voor publiek openstaande gebouwen die door de burgemeester zijn gesloten op grond van artikel 174 Gemeentewet, wordt artikel 2:41 APV volledigheidshalve aangevuld met een daartoe strekkende bepaling. In dergelijke aanwezigheidsverboden was al wel voorzien bij sluitingen krachtens artikel 174a Gemeentewet, artikel 13b Opiumwet, artikel 2:30b lid 1 APV en artikel 2:34b lid 1 APV.
E Artikel 2:49a (Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet)
Volgens het CBS ervaart een half miljoen Nederlanders zoveel hinder van hun rechtstreekse buren of omwonenden dat hun dagelijks leven daardoor ernstig wordt verstoord. Overlast kan een grote impact hebben op het woongenot. Per 1 juli 2017 is de Wet aanpak woonoverlast in werking getreden. De wet is neergelegd in artikel 151d Gemeentewet en beoogt een extra instrument te bieden bij de aanpak van ernstige en herhaaldelijke hinder vanuit woningen. Het nieuwe artikel biedt de gemeenteraad de mogelijkheid om in de APV een zorgplicht op te leggen aan gebruikers van woningen. Deze zorgplicht houdt in dat de gebruiker van een woning of erf er zorg voor draagt dat geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt. Als deze zorgplicht in de APV is opgenomen komt de bevoegdheid tot handhaving daarvan ingevolge artikel 151d Gemeentewet toe aan de burgemeester. Aan de gebruiker van een woning kan met een last onder bestuursdwang of dwangsom een gedragsaanwijzing worden opgelegd en kan in uiterste gevallen een tijdelijk huisverbod worden opgelegd. De gedragsaanwijzing kan inhouden dat de gebruiker bepaald gedrag moet staken of actie moet ondernemen om de overlastsituatie ongedaan te maken. Bij niet-naleving van de last verbeurt de overlastgever een dwangsom of kan bestuursdwang worden toegepast. De bevoegdheid kan worden ingezet als er redelijkerwijs geen andere oplossingen voorhanden zijn. Door invoering van deze bevoegdheid komt een aanvullend instrument ter beschikking waarmee ernstige woonoverlast kan worden bestreden. De huidige middelen zijn niet altijd adequaat en toereikend. Met name de reeds bestaande bevoegdheid om een woning bij ernstige overlast te sluiten (artikel 174a Gemeentewet) is een vergaand middel en is niet effectief gebleken vanwege de beperkte toepasbaarheid door strenge toepassingsvoorwaarden. Om in deze lacune te voorzien heeft de wetgever de Wet aanpak woonoverlast vastgesteld. Het college is van mening dat de invoering van dit middel nuttig is en toegevoegde waarde heeft voor de bestrijding van woonoverlast en stelt de raad daarom voor, de Wet aanpak woonoverlast te implementeren door aanpassing van de APV.
In het Coalitieakkoord Enschede 2018-2022 is opgenomen dat de diverse vormen van overlast daadkrachtig worden aangepakt en tegengegaan, waaronder nadrukkelijk ook woonoverlast valt. De komende vier jaren wordt een deel van gelden, die beschikbaar zijn voor intensiveringen, besteed voor het aanpakken van de problematiek rondom woonoverlast. In de gemeentebegroting is een bedrag van € 160.000,-- gereserveerd voor onder andere de aanpak van woonoverlast middels inzet van de nieuwe wet. Daarbij gaat het om een procesmanager die zich (onder meer) bezig gaat houden met woonoverlast, ondersteuning van het procesmanagement en een registratiesysteem en software voor woonoverlast. De inwerkingtreding van de invoering in de APV is gesteld op 1 februari 2019. De tijd tot dat moment wordt benut om met de verschillende interne en externe stakeholders bij de aanpak van woonoverlast afspraken te maken over het werkproces dat zal worden gevolgd bij signalen van woonoverlast. Omdat voor toepassing van de nieuwe wet in een concreet geval eerst andere oplossingen moeten worden beproefd (en alleen als die niet werken een gedragsaanwijzing kan worden opgelegd) is het noodzakelijk om met woningcorporaties, de politie en de verschillende betrokken gemeentelijke afdelingen de taken en verantwoordelijkheden uit te werken. Dit betreft onder meer regievoering, de inzet van mogelijke ‘voorliggende’ maatregelen zoals buurtbemiddeling of vrijwillige afspraken tussen overlastgever en omwonenden, reguliere hulpverlening, politie-optreden of civielrechtelijke maatregelen van verhuurders op grond van huurcontracten en dossiervorming.
Voor effectuering van de Wet aanpak woonoverlast is het noodzakelijk de APV aan te passen. Artikel 151d Gemeentewet maakt het mogelijk dat de gemeenteraad bij verordening bepaalt dat degene, die een woning of erf gebruikt, er zorg voor draagt dat vanuit de woning geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt. Met het voorgestelde artikel 2:49a APV wordt deze zorgplicht in de APV opgenomen. Deze zorgplicht geldt voor gebruikers van woningen. Uit de artikelen 125 en 151d lid 2 Gemeentewet vloeit voort dat de burgemeester bevoegd is om bij overtreding van artikel 2:49a APV handhavend op te treden. Handhaving kan plaatsvinden middels het opleggen van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom. De inhoud van de last kan zijn dat aan de gebruiker van een woning een gedragsaanwijzing wordt opgelegd teneinde de overlast te beëindigen. De inhoud van een gedragsaanwijzing kan worden toegespitst op de overlast waarvan in het concrete geval sprake is. Zo kan bijvoorbeeld bij geluidsoverlast aan iemand worden opgelegd de muziek zachter te zetten, of is bij overlast van bezoekers aan een woning een beperking van bezoek mogelijk. Uiteindelijk behoort het opleggen van een huisverbod van maximaal 10 dagen (met een verlenging tot maximaal 4 weken) ook tot de mogelijkheden. De bevoegdheid tot handhavend optreden mag slechts worden uitgeoefend indien de hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan (artikel 151d lid 2 Gemeentewet, ultimum remedium). Daarbij kan gedacht worden aan de al eerdergenoemde maatregelen zoals buurtbemiddeling of optreden door een verhuurder. De tekst van artikel 2:49a APV is afgestemd op het model-artikel van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-267766.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.