Kwaliteitskader voorschoolse en vroegschoolse voorzieningen in Groningen

Onderdeel van het beleidsplan ‘Voor alle jonge kinderen gelijke kansen’

 

Groningse kwaliteit in voorschoolse en vroegschoolse voorzieningen

 

Vooraf

De gemeente Groningen hecht veel waarde aan gelijke ontwikkelingskansen voor alle jonge kinderen, zodat ieder kind met een gelijke start aan het basisonderwijs kan beginnen en de schoolperiode optimaal kan doorlopen. Jong beginnen en een aanbod van hoge kwaliteit dat past bij de behoefte van het kind is daarbij van het allergrootste belang. Alle peuters vanaf 2 jaar krijgen daarom vanaf nu de kans om 16 uur per week met andere peuters te spelen, worden uitgedaagd om de wereld te ontdekken en spelenderwijs voorbereid op de basisschool. Dit ongeacht of de ouders wel of niet samen werken en ongeacht of er sprake is van een VVE-indicatie. We noemen dit ontwikkelingsgerichte aanbod, voorschoolse educatie. Voorschoolse voorzieningen die dit aanbod willen bieden en daarvoor subsidie willen ontvangen van de gemeente moeten allemaal aan dezelfde hoge kwaliteit voldoen en daarbij in doorgaande lijn werken met het basisonderwijs. En omgekeerd, het basisonderwijs met de voorschoolse voorziening.

 

In dit Kwaliteitskader Voorschoolse en Vroegschoolse voorzieningen in Groningen1, wordt de kwaliteit van het aanbod omschreven. Het kwaliteitskader vloeit voort uit het beleidsplan ‘Voor alle jonge kinderen gelijke kansen’, waarin de afspraken en prestatie indicatoren zijn opgenomen. In het kader worden deze afspraken en indicatoren nader uitgelegd en geconcretiseerd. Het accent ligt daarbij op de voorschoolse educatie. Voor de VVE-kwaliteit in het basisonderwijs (vroegschools) geldt het waarderingskader Primair Onderwijs. Maar ook de wettelijke opgave en afspraken die wij in Groningen hebben gemaakt om voor kinderen een doorgaande ontwikkelingslijn te creëren, waarbij we nadrukkelijk de aandacht hebben voor kinderen waar zorg over is en, waaronder kinderen met een VVE-indicatie.

Doel van het Kwaliteitskader

In het Kwaliteitskader VVE staan de volgende vragen centraal:

  • a.

    Waar wordt het kind beter van? En hoe kunnen we zichtbaar en aantoonbaar maken dat we alle randvoorwaarden op orde hebben om dat te realiseren? Met andere woorden:

  • b.

    Hoe maken we pedagogische kwaliteit en professionaliteit zichtbaar en aantoonbaar? En hoe maken we het effect van die kwaliteit en professionaliteit zichtbaar en aantoonbaar?

Het doel van het Kwaliteitskader VVE is om de kwaliteitseisen implementeerbaar en zichtbaar te maken, en uit te nodigen tot de verdere ontwikkeling van de kwaliteit. Het vormt daarmee de basis voor de toetsings- en waarderingskaders van de gemeente en de zelfevaluaties van de instellingen.

Met het kader leggen we een groeimodel neer. Er is tijd en gelegenheid voor alle voorzieningen in Groningen om binnen duidelijke kaders aantoonbare stappen te zetten om te gaan voldoen aan de eisen van de hoge kwaliteitsstandaard. Daarom is er een onderscheid gemaakt tussen ambities en eisen. De kwaliteitseisen veronderstellen een wettelijk VVE-niveau en de registratie als VVE-locatie, waarbij aan de benoemde bovenwettelijke eisen op korte termijn kan worden voldaan. Voor de kwaliteitsambities geldt een groeimodel op langere termijn. Het zijn ambities waaraan we de komende jaren willen werken.

Wettelijke en bovenwettelijke eisen

De wettelijke kwaliteitseisen zijn onverkort van kracht voor alle instellingen. Ze zijn vastgelegd in:

  • -

    De Wet IKK – Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang;

  • -

    De Wet OKE- Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie;

  • -

    En het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

De wettelijke kwaliteitseisen zijn op landelijk niveau uitgewerkt in de inspectie- en waarderingskaders van de Wet kinderopvang. In dit kwaliteitskader VVE wordt per thema steeds aangegeven waar de basis, benoemd in de wettelijke kaders, te vinden is en wat wij binnen de gemeente bovenwettelijk willen afspreken.

 

Het kwaliteitskader is ontwikkeld in samenspraak met de betrokkenen2. Ontwikkelingen in de landelijke wet- en regelgeving, recente wetenschappelijke inzichten en de Groningse context vormen de basis van het kwaliteitskader.

GGD toezicht

In 2019 zal tevens verbinding gelegd worden met het GGD-toezicht in de vorm van een pilot. Met als doel de indicatoren van het Kwaliteitskader een plek te geven in het basistoezicht en het verdiepend toezicht (beide op locatieniveau) en in het instellingstoezicht.

1.1 De hoofditems van het Kwaliteitskader

De kwaliteit van de Groningse geharmoniseerde voorzieningen voor peuters wordt gedefinieerd in de volgende hoofditems:

  • a.

    Gedifferentieerd/ opbrengstgericht werken en vve-resultaten

  • b.

    Hoge kwaliteit

  • c.

    Doorgaande ontwikkelingslijn

  • d.

    Ouderbetrokkenheid

  • e.

    Ontwikkeling, begeleiding en zorg en externe zorg

  • f.

    Kwaliteitszorg

De kwaliteit van de uitvoering is integraal onderdeel van bovengenoemde items.

1.2 Relatie met de Nadere regel Voorschoolse educatie

Het Kwaliteitskader VVE geeft het beeld van de ambitie die de Groningse instellingen en de gemeente hebben ten aanzien van de ontwikkelkansen voor álle peuters. Het kwaliteitskader beschrijft niet alleen waaraan de groepen moeten voldoen, maar geeft zoals aangegeven ook een perspectief op de verdere kwaliteitsontwikkeling. Het nodigt instellingen uit om verdere stappen te zetten en biedt daarvoor concrete handvatten.

Het is eveneens gerelateerd aan de Nadere regel ‘Voorschoolse educatie’ van de Algemene Subsidieverordening die de financiële kaders regelt en de subsidievoorwaarden stelt voor instellingen die voorschoolse educatie willen aanbieden. Samen met het Kwaliteitskader geeft het uitvoering aan de beleidsdoelstellingen met betrekking tot de voorschoolse educatie voor peuters. Beide documenten kunnen jaarlijks worden bijgesteld of aangepast op basis van evaluatie en (nieuwe) ontwikkelingen in het beleid en in de landelijke wet- en regelgeving.

1.3 Opbouw van het Kwaliteitskader voorschoolse educatie

Het Kwaliteitskader is per hoofditem als volgt opgebouwd:

  • -

    een beknopte toelichting;

  • -

    de kwaliteitseisen en ambities.

  • -

    een aanzet tot verdere kwaliteitsontwikkeling zichtbaar- merkbaar- meetbaar

  • -

    de relatie met de landelijke wet- en regelgeving, en daar waar van toepassing.

Kwaliteitseisen en ambities

Aan de in de eerste kolom genoemde eisen moeten alle instellingen op korte termijn voldoen. Hierover worden tussen instelling en contactpersoon van de gemeente afspraken gemaakt op basis van een plan en een procesvoorstel van de instelling. De in de tweede kolom genoemde kwaliteitseisen geven een ambitie op langere termijn en een volgende stap in de ontwikkeling aan. Ook hierover worden afspraken gemaakt.

Zichtbaar- merkbaar- meetbaar

Om richting te geven aan verdere kwaliteitsontwikkeling, wordt vervolgens een aantal onderwerpen belicht aan de hand van vragen. Deze vragen kunnen dienen voor zelfevaluatie of voor het gesprek met de toezichthouder. Samen met de uitvoerende voorschoolse instellingen en de GGD zal een passende werkwijze worden ontworpen om de bovenwettelijke kwaliteitseisen en ambities ook te kunnen toetsen en evalueren.

2. Uitwerking per hoofditem

a. Gedifferentieerd opbrengstgericht en vve-resultaten

Gedifferentieerd/opbrengstgericht werken is het belangrijkste uitgangspunt voor VVE. Opbrengstgericht of opbrengstbewust werken met peuters betekent: ontwikkelingsgericht werken. Dit willen we voor alle peuters. Op basis van een kind-volg-systeem of observatiesysteem wordt de ontwikkeling van het kind doelgericht gestimuleerd. De pedagogisch medewerker nodigt het kind met een beredeneerd aanbod uit tot het zetten van de volgende stap. Een VVE-programma ondersteunt hierbij. Het gaat erom dat de pedagogisch medewerker zich bewust is van wat ze doet, wat ze gaat doen en waarom. Opbrengstgericht werken betekent ook het verleggen van de focus; minder aandacht voor grote groepsactiviteiten, meer aandacht voor het aansluiten bij de verschillende niveaus door gedifferentieerd werken en beredeneerd aanbod. Opbrengstgericht werken vraagt om aantoonbare ambities op kind-, groeps-, locatie- en organisatieniveau. Het vraagt ook om evaluatie van de resultaten op groeps- en op kindniveau, en om het bijstellen van de werkwijze en de ambities op basis van de resultaten.

Structurele observatie en de registratie daarvan is een goed en waardevol instrument, om zo veel als mogelijk aan te kunnen sluiten bij de ontwikkeling van het kind. Het biedt de aanknopingspunten voor de verdere ontwikkeling, waarbij maatwerk mogelijk is. Teambespreking van de observatiegegevens, zowel op kindniveau als groepsniveau, is hierbij van wezenlijk belang.

 

In de voorschoolse voorzieningen krijgen peuters activiteiten aangeboden die gericht zijn op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. In de periode dat zij de voorschoolse voorziening bezoeken, worden peuters met een VVE-indicatie minimaal drie keer (eens per half jaar) geobserveerd op welbevinden en betrokkenheid en op sociaal-emotioneel, taal/geletterdheid en rekenen. Hiervoor gebruikt de instelling een valide observatiesysteem dat is gebaseerd op de SLO-doelen. Peuters zonder een VVE-indicatie worden jaarlijks minimaal geobserveerd op welbevinden. Als deze jaarlijkse observatie of andere signalen daartoe aanleiding geven, vindt ook een observatie plaats op de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. De observaties en de registratie daarvan leiden tot een aantoonbaar gedifferentieerde en methodische aanpak in de uitvoering (handelingsplan) waarin de talentontwikkeling van alle kinderen een plek heeft.

Observatie en registratie geven een beeld van de opbrengsten van alle inzet. Daarnaast biedt het input om de eigen werkwijze tegen het licht te kunnen houden en daar waar mogelijk/nodig te verbeteren. De vertaling van de observatiegegevens van kindniveau naar groepsniveau is een goede indicator van de inzet van het effectief bewezen vve programma, en kan daarmee bijdragen aan de kwaliteit ervan. Ook bieden structurele observatie en registratie de mogelijkheid tot vergelijking van meerdere groepen, locaties of wijken. Een goed observatie- en registratiesysteem leidt zo tot meetbare ontwikkelopbrengsten: de ontwikkelresultaten van de peuters en de voortgang in hun ontwikkeling.

Aanbod van 16 uur

Voor peuters met een VVE-indicatie wordt 16 uur per week aangeboden, gesplitst in minimaal 3 dagdelen van 4 of 6 uur en verdeeld over minimaal 3 dagen in de week. Om kinderen met een VVE-indicatie meer van het programma te laten profiteren, worden bij voorkeur 4 dagdelen van 4 uur, verdeeld over 4 dagen in de week aangeboden. Ook voor niet geïndiceerde VVE-peuters wordt 16 uur per week aangeboden, deze dagdelen worden op dezelfde wijze verdeeld. Van alle kinderen met een VVE-indicatie wordt verwacht dat zij ook daadwerkelijk 16 uur per week aan het programma deelnemen in combinatie met een op VVE gericht programma voor ouders. Kinderen zonder VVE-indicatie worden gestimuleerd 16 uur af te nemen maar ouders kunnen hier samen met de instelling andere keuzes in maken, tot een minimum van 2 keer 4 uur.

 

Het VVE-aanbod vindt plaats in horizontale vaste groepen. Dat betekent dat een peuter minimaal twee dagdelen in dezelfde groep van 2 tot 4-jarigen zit. Om goede kwaliteit te kunnen waarborgen, zitten in een groep die het aanbod ontvangt tegelijkertijd maximaal 50% geïndiceerde kinderen, VVE-kinderen en/of zorgkinderen, waaronder kinderen met een Sociaal Medische Indicatie. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan beargumenteerd afgeweken worden.

 

Gedifferentieerd opbrengstgericht en vve-resultaten

Kwaliteitseisen

Kwaliteitsambities

  • 1.

    Werken met een VVE-programma goedgekeurd door het NJI met uitzondering van groepen die werken met een specifiek onderwijsconcept.

  • 2.

    Binnen de groep die gelijktijdig het programma ontvangt een verdeling van maximaal 50% kinderen met een VVE-indicatie of extra zorg (SMI).

  • 3.

    Werken met een geïmplementeerd (digitaal) observatiesysteem om de ontwikkeling van kinderen te volgen op de domeinen sociaal-emotioneel, taal/geletterdheid en rekenen3, gerelateerd aan de SLO-doelen.

  • 4.

    Werken met een observatiesysteem op grond waarvan informatie op kind-, groeps- en locatieniveau wordt gegenereerd.

  • 5.

    Minimaal drie keer4 een observatie met registratie van VVE geïndiceerde peuters op de domeinen sociaal-emotioneel, taal/geletterdheid en rekenen. De eerste observatie met registratie binnen drie maanden na binnenkomst.

  • 6.

    Op individueel kindniveau en op groepsniveau streefdoelen geformuleerd op de domeinen taal, rekenen, sociaal-emotionele en motorische ontwikkeling4.

  • 7.

    De groepsruimten of de speel-leeromgeving is aantrekkelijk en uitdagend ingericht, waarbij rekening is gehouden met de ontwikkelingsfase van de peuters.

  • 8.

    Peuters zonder een VVE-indicatie worden geobserveerd en geregistreerd op nog nader te bepalen domeinen5

  • 9.

    Aantoonbare toepassing van methodisch gedifferentieerd werken, met doelen en ambities op kind-, groeps- en locatieniveau, resultaten van observaties en evaluaties daarin zichtbaar verwerkt (inzichten, beleidsmaatregelen of actiepunten en smart geformuleerde opbrengstverwachtingen)

  • 10.

    Afstemming van monitorgegevens en -systeem tussen voor- en vroegschools, zo mogelijk uniformering

  • 11.

    Benchmark binnen eigen organisatie of met gegevens op wijk of stedelijk niveau met concrete actie op basis van de bevindingen. De VVE-monitor uitgevoerd door Cedin en de Toeleiding monitor van de GGD (Dimensional Insight) zullen hierin eveneens een rol gaan spelen.

Kwaliteitseisen vroegschoolse educatie in Groningen

Ook voor basisscholen die vve aanbieden stelt Groningen kwaliteitseisen aan de observatie. Alle doelgroepkinderen die vroegschoolse educatie volgen worden geobserveerd volgens de regels die hiervoor binnen het waarderingskader PO zijn opgenomen.

 

Hoe maak je gedifferentieerd/opbrengstgericht werken en vve-resultaten zichtbaar – merkbaar – meetbaar?

  • -

    Welk programma wordt gebruikt, wordt het op de juiste manier gebruikt (thema’s, inrichting, rijke speel- leeromgeving, kleine groepjes, ouderbetrokkenheid, omgeving etc.)? Zijn de pedagogisch medewerkers hierin geschoold, wat gebeurt aan bij- en nascholing, en aan coaching op de werkvloer? Waaruit blijkt dit?

  • -

    Is er aandacht voor groepsstabiliteit (kindniveau en medewerkersniveau), welbevinden en emotionele veiligheid van kinderen, talentontwikkeling voor alle kinderen? Hoe krijgen deze onderwerpen een plek in het groepsplan?

  • -

    Wordt er met regelmaat geëvalueerd? Worden de resultaten/effecten besproken? Wordt het groepsplan op basis van evaluatie bijgesteld, worden werkwijze en ambities op basis van evaluatie bijgesteld? Waaruit blijkt dat?

  • -

    Hoe wordt het opbrengstgericht/gedifferentieerd werken afgestemd met het basisonderwijs? Is er afstemming en overleg, een gezamenlijke visie, plan, methode? Waaruit blijkt dat?

  • -

    Worden er concrete doelen geformuleerd met betrekking tot het ‘inlopen’ van een ontwikkelingsachterstand van kinderen?

  • -

    Is er sprake van een heldere ‘normering’ in de observatie, en wordt deze gedeeld tussen de voorschoolse instelling en het basisonderwijs?

  • -

    Is er sprake van afstemming van het observatiesysteem van voorschoolse instelling en het basisonderwijs, of worden daar inspanningen voor gepleegd?

  • -

    Worden de resultaten overgedragen/besproken met de basisschool?

  • -

    Worden de ‘groepsresultaten’ vergeleken met andere locaties, wijken, stedelijk gemeten effecten? Hoe verhouden de eigen resultaten zich tot de afspraken op stedelijk niveau? Is er sprake van een goede registratie zodat de resultaten ook meegenomen kunnen worden in de stedelijke monitor die wordt uitgevoerd door Cedin.

Landelijke wet- en regelgeving

Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (OCW, juli 2010)

Art 5 Voorschools educatie-programma

 

Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (OCW, oktober 2016)

Art 4a Pedagogisch beleidsplan per 1 juli’18

4a.1a Vormgeven educatief aanbod;

4a.1b Ontwikkelingsstimulering

4a.1c Monitoren ontwikkeling

 

4a.1e Inrichting ruimtes

4a.2-Jaarlijkse evaluatie en bijstelling

Art 5 Voorschools educatie-programma

Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (juli 2004)

---

Ontwerpbesluit IKK (december 2016), invoeringsdatum 1-1-2018

Art 3, 19b Pedagogisch beleid Art 9, 19h Stabiliteit

Waarderingskader voorschoolse educatie (Inspectie van het Onderwijs, oktober 2016)

OP1 Aanbod

OP2 Zicht op ontwikkeling

OP3 Pedagogisch educatief handelen

KA1 Kwaliteitszorg

KA3 Verantwoording en dialoog

 

b. Groningse hoge kwaliteit

Samen met Groningse voorschoolse instellingen en het basisonderwijs gaan we werken aan het verhogen van de kwaliteit, aandacht voor scholing en professionalisering is daarbij belangrijk.  Aan de hand van vier maatregelen, die betrekking hebben op de inzet van medewerkers, wordt de kwaliteit van de voor en vroegschoolse educatie verhoogd. De verschillende componenten zijn:

  • Inzet van een hbo’er als VVE-coach

  • Werken aan teamprofessionaliteit

  • Opleiden ‘Hoe doen we dat in Groningen’

Inzet van een hbo’er als VVE-coach

De afgelopen jaren heeft Groningen ervaring opgedaan met de inzet van een hbo-geschoolde medewerker als VVE-coach in voorschoolse voorzieningen en in de groepen 1 en 2 van het basisonderwijs. Landelijk onderzoek heeft uitgewezen dat de inzet van een hbo’er op voorschoolse instellingen een kwaliteitsverhoging betekent voor de organisatie en daarmee voor het kind. De inzet van een hbo’er wordt in het land op twee manieren gerealiseerd; De hbo ‘er als tweede medewerker in de groep en de hbo’er als VVE-coach. Inmiddels wordt ook vanuit de wet IKK ingezet op een hbo’er, in dit geval als pedagogisch beleidsmedewerker, coachend op meerdere locaties en niet specifiek VVE.

Bij de hbo’er als tweede medewerker op de groep dient er sprake te zijn van functiedifferentiatie met de mbo’ er die eveneens op de groep staat. Landelijk zijn er goede ervaringen met deze functiedifferentiatie maar in Groningen blijft vooralsnog de keuze om de hbo’er als VVE-coach in te zetten. Deze beleidsperiode zullen we de functie van hbo’ er op de groep verder onderzoeken en hierover afspraken maken.

De hbo’er als VVE-coach willen we blijven inzetten, met een beschikbaarheid van gemiddeld 100 uur per schooljaar (40 weken), per groep. We gaan ervan uit dat dit aantal uren tenminste wordt ingezet voor groepen met veel geïndiceerde VVE-kinderen (locaties met gemiddeld 20% of meer). Voor overige groepen gaan we uit van een door de instelling zelf bepaald en noodzakelijk geacht aantal uren. Deze uren worden ingezet in aanvulling op de pedagogisch beleidsmedewerker zoals bedoeld in het Besluit kwaliteit kinderopvang6.

Individuele coaching van medewerkers en expert op de VVE-locatie

De hbo’ers als VVE-coach hebben als opdracht planmatiger en zelfstandiger werken te bevorderen, waardoor er meer focus gelegd kan worden op het opbrengstbewust werken in de groepen. De Kijkwijzer, waarin de VVE-indicatoren van de Inspectie van het Onderwijs zijn opgenomen, dient daarbij als observatiemiddel en instrument om de stand van zaken in kaart te brengen. Coaching van pedagogisch medewerkers is een waardevolle randvoorwaarde voor kwaliteit, evenals Video Interactie Begeleiding (VIB). Uit recent wetenschappelijk onderzoek blijkt dat combinatie van coach en VIB het effect nog groter maakt. Coaching en VIB kunnen worden ingezet voor zowel individuele ontwikkeling van pedagogisch medewerkers, als voor teamleren.

De functie van deze VVE-coach is breder dan coaching alleen en kan beter omschreven worden als een expert die op locatie zorgt voor een passend aanbod en kwaliteitsverbeteringen. Zij bieden naast het coachen van individuele medewerkers ook ondersteuning bij bv. planontwikkeling, contacten met de basisscholen, betrokkenheid van ouders, als partner in de ontwikkeling van hun kinderen en externe zorg.  Hbo’ers als VVE-coach zorgen voor verbinding, omdat zij een schakel vormen tussen voor en vroegschoolse voorzieningen en tussen de pedagogische medewerkers en leidinggevende.

Scholing

De VVE- coach is geschoold in de VVE-programma’s, Opbrengstbewust en planmatig werken, de Kijkwijzer VVE en Video Interactie begeleiding. De VVE-coach bezit de noodzakelijke coaching vaardigheden.

Werken aan teamprofessionaliteit

Voor de kwaliteit van VVE zijn niet alleen de individuele competenties/opleidingsniveaus en de mogelijkheden voor Permanente educatie belangrijk. Werken aan teamprofessionaliteit is een tweede factor van betekenis. Een lerende cultuur is essentieel. Dat krijgt vorm in inhoudelijke teambesprekingen, collegiale visitaties/intercollegiale toetsing, leren vanuit de resultaten en leren van elkaar. Reflectie en zelfevaluatie, systematisch en methodisch, dat vorm krijgt in een cyclisch proces: wat willen we, hoe doen we dat, doen we dat goed en stellen we doelen en/of werkwijze bij (doelen stellen, uitvoeren, evalueren en bijstellen). Teamleren staat voor een lerende organisatie met een open cultuur, het lef jezelf ter discussie te stellen en de discipline om hetgeen je leert en ontwikkelt te borgen in de organisatie.

 

Een heldere en doordachte visie op blijvende kwaliteitsontwikkeling die op organisatie-, locatie-, groeps- en individueel niveau is uitgewerkt, is de onmisbare basis voor de verdere ontwikkeling van de Groningse kwaliteit. Maar ook de samenwerking met het onderwijs is hierin van belang; samen werken aan visievorming, het leggen van een pedagogisch fundament, het gezamenlijk maken van afspraken en het werken aan verbeteringen binnen de voor- en vroegschoolse educatie. Dit komt kinderen en vooral kinderen waar zorg over (zoals met een VVE-indicatie) ten goede.

 

Groningse hoge kwaliteit

Kwaliteitseisen

Kwaliteitsambities

  • 1.

    Beroepskrachten voldoen aan de eisen van vakbekwaamheid: initiële opleiding en specifieke vve scholing7

  • 2.

    Beroepskrachten beschikken over tenminste taalniveau 3F op de onderdelen Mondelinge Taalvaardigheid en Leesvaardigheid, en 2F op Schrijfvaardigheid8

  • 3.

    Jaarlijks geactualiseerd opleidingsplan met relatie naar pedagogische visie en beleid en naar systematische verdere professionalisering9

  • 4.

    4. Een personeelsplan met daarin:

  • 5.

    a. de beschikbare formatie per groep voor niet groep gebonden taken, en

  • b. per locatie zicht op de inzet van de hbo’er als coach/video-interactie begeleider

  • 6.

    Functiedifferentiatie door middel van functieprofielen voor hbo’ers en hbo’ers op de groep

  • 7.

    Ontwikkelingsplannen, gesprekscycli, teambesprekingen met link naar verdere professionalisering

  • 8.

    Structurele en methodische evaluatie van de kwaliteit van het opbrengstgericht werken, gekoppeld aan een PDCA-cyclus

  • 9.

    Deelname aan vormen van professionalisering die duiden op een lerende cultuur: Lerende Netwerken, VIB, Coaching, feedback op en zo nodig training in interactievaardigheden, inhoudelijke verdieping

 

Hoe maak je Groningse-kwaliteit zichtbaar - merkbaar - meetbaar

  • -

    Wat is de visie van de organisatie op kwaliteitsontwikkeling op de verschillende niveaus? In hoeverre faciliteert de organisatie individuele ontwikkeling, teamleren, verdieping, implementatie en borging van nieuwe inzichten of nieuwe ontwikkelingen (individuele ontwikkelingsgesprekken en -plannen, inhoudelijke teambesprekingen, coaching op de groep, VIB, Permanente Educatie, opleidingsbeleid, anderszins)? Is hiervoor een plan van aanpak beschikbaar?

  • -

    Zijn de medewerkers vakbekwaam, beschikken ze over de juiste kennis en vaardigheden om ontwikkelings- en opbrengstgericht te werken? Zijn ze in staat tot reflectie en biedt de organisatie ze hier de mogelijkheden voor? Waaruit blijkt dit?

  • -

    Zijn in de functieprofielen taken opgenomen voor de activiteiten die niet direct gebonden zijn aan de openingsuren van de groep? Zijn in de formatie per groep uren opgenomen voor werkzaamheden buiten de directe openingsuren? Hebben deze niet groep gebonden uren een directe relatie met de kwaliteit van vve (overleg ouders, teambesprekingen, scholing medewerkers, overleg scholen, overleg andere externe instanties etc.)?

  • -

    Is er sprake van zelfevaluatie of intercollegiale toetsing/ visitatie? Welke instrumenten worden daarvoor ingezet? Gebeurt dit structureel? Wat gebeurt er met de resultaten, hoe wordt dit vertaald naar de uitvoeringspraktijk en geborgd?

Landelijke wet- en regelgeving

Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (OCW, juli 2010)

Art 4 Kwaliteit beroepskrachten

 

Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (OCW, oktober 2016)

Art 4 Kwaliteit beroepskrachten (3F spreken en lezen per 1-8-2017; bewijs van ve scholing; aanscherping eisen voor module vve per 1 augustus 2018

Art 4 Opleidingsplan (aanscherping per 2018)

Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (juli 2004)

AMvB Kwaliteit Passende beroepskwalificatie

Ontwerpbesluit IKK invoeringsdatum januari 2018

Art 8, 19g Inzet pedagogisch beleidsmedewerkers/ coaching

Waarderingskader voorschoolse educatie (IvhO, oktober 2016)

KA2 Kwaliteitscultuur

 

Opleiden hoe doe je dat in Groningen

Om te zorgen dat ieder kind zich optimaal kan ontwikkelen investeert Groningen in goede pedagogisch medewerkers op de peuter voorzieningen. In de groepen 1 en 2 van de basisschool wordt het educatieve aanbod, vroegschoolse educatie, aangeboden door goed opgeleide leerkrachten. De eisen die het Rijk stelt aan de kwaliteit van VVE zijn in 2010 op een betrekkelijk laag niveau geformuleerd. Groningen wil de kansen van kinderen vergroten door een hoogwaardig VVE-aanbod voor alle kinderen vanaf 2 jaar mogelijk te maken en kiest daarom voor beter geschoolde pedagogisch medewerkers. We gaan verder dan de landelijke opleidingseis en willen investeren in extra opleidingen voor pedagogisch medewerkers die net van de ROC-opleiding komen, om zo goed mogelijk van start te kunnen gaan in het werken met jonge kinderen. De ontwikkeling richting opbrengstgericht werken en de verbreding van de doelgroep (waaronder kinderen van nieuwkomers) vraagt veel van pedagogisch medewerkers. Het belang van interactie- en differentiatievaardigheden neemt toe, en de kennis van specifieke vve-programma’s wordt minder belangrijk. Ook het werken met programma’s voor ouders en het betrekken van ouders bij de ontwikkeling van hun kinderen blijft belangrijk.

Pedagogisch medewerkers die met opleidingsniveau mbo-3 of mbo-4 afgestudeerd zijn aan een van de middelbare beroepsopleidingen kunnen momenteel nog niet meteen starten op een peutervoorziening. Medewerkers moeten met certificaten aantonen dat ze over het juiste taalniveau beschikken of vooraf een taaltoets doen. Conform de landelijke eis moeten zij voor het starten op een peutervoorziening specifiek geschoold worden in het werken met jonge kinderen.

Expertisenetwerk Jonge Kind

De komende beleidsperiode willen we in samenwerking met de voorschoolse instellingen, de ROC’ s en de Hanzehogeschool/Stenden, in Groningen onderzoeken of het mogelijk en gewenst is om een programma-onafhankelijke basistraining VVE te ontwikkelen die medewerkers een stevige basis biedt voor het werken met jonge kinderen in de peuterleeftijd. Na de basistraining kunnen pedagogisch medewerkers verdiepende trainingen volgen, zoals specifiek in het VVE-programma. Doel is om meer pedagogisch medewerkers na afronding van de mbo-opleiding start bekwaam te krijgen voor een peutervoorziening, waaronder ook het juiste startniveau van de Nederlandse taal. De samenwerking tussen onderwijsinstellingen, praktijk en gemeente is belangrijk om het gewenste startniveau voor de peutervoorziening te realiseren. Daarbij willen we vooral ook dat reeds opgedane expertise tussen voorzieningen wordt gedeeld. Om deze intensivering vorm te geven is het voorstel een expertisenetwerk Jonge Kind op te richten waarin experts van de gemeente, VVE- en kinderopvangorganisaties, schoolbesturen en scholingsinstellingen met elkaar in gesprek blijven over de kwaliteit van de voorzieningen en de professionele skills die daarvoor nodig zijn.

Met een Basistraining VVE komen alle basisvaardigheden voor het werken met het jonge kind aan bod komen en zouden er minder vervolgtrainingen nodig moeten zijn. Aanvullend op dit scholingsaanbod is training nodig in ‘kinderen die opvallen’ waarin pedagogisch medewerkers leren om vroegtijdig problemen bij de ontwikkeling van kinderen te signaleren. De regie op nascholing komt bij de uitvoerende organisaties te liggen. De gemeente faciliteert een toegankelijk en kwalitatief goed nascholingsaanbod en biedt ruimte voor maatwerk en aansluiting bij het profiel van de voorziening en de behoefte van kinderen.

 

c. Doorgaande ontwikkelingslijnen

Het belang van een doorgaande ontwikkelingslijn voor kinderen (in vve-context: tot het 7e jaar) wordt sterk onderkend. De mogelijkheden hangen sterk samen met de kwaliteit van de medewerkers en de teams, de uitwisselbaarheid van gegevens uit het observatiesysteem, de mogelijkheden van gezamenlijke planontwikkeling en de mate waarin betrokkenheid van ouders bij de ontwikkeling van hun kind is gerealiseerd. De doorgaande lijn vraagt om structureel inhoudelijk overleg, afstemming van thema’s en uitwisseling van observatiegegevens. Het vraagt ook om op maat oplossingen voor specifieke situaties. In de samenwerking is er op organisatieniveau vaak geen een-op-een relatie. Voorschoolse voorzieningen werken met meerdere scholen samen, scholen werken met meerdere voorschoolse voorzieningen samen. Bovendien kiest de ouder uiteindelijk naar welke basisschool het kind gaat. Voor een goede doorgaande lijn zijn twee partijen nodig: de voorschoolse instelling en het basisonderwijs. Zij maken afspraken op de verschillende niveaus: bestuurlijk, per locatie en in de uitvoering namelijk op doelen, pedagogische en didactische aanpak etc.

In Groningen wordt gewerkt met een gestandaardiseerd overdrachtsdocument voor alle peuters die de overstap van voorschoolse voorziening naar het basisonderwijs maken. Dit overdrachtsformulier wordt in 2019 aangepast aan de actualiteit.

Een zichtbare doorgaande lijn

De doorgaande lijn is maximaal zichtbaar als er een gezamenlijke visie en plan ligt. Een gedeelde visie (hoe kijken wij naar de ontwikkeling van kinderen), concreet vertaald in beleidsontwikkeling, afstemming, overleg, gedeelde activiteiten en gezamenlijke verdere ontwikkeling. Een plan dat niet de verschillende organisaties als vertrekpunt neemt, maar het belang van optimale ontwikkelkansen voor ieder kind centraal stelt.

 

Doorgaande ontwikkelingslijn

Kwaliteitseisen

Kwaliteitsambities

  • 1.

    Overdracht van informatie over het VVE-programma en de duur van deelname van de peuter aan dat programma (WPO art. 167, lid 3)

  • 2.

    Gebruik van het overdrachtsdocument voor alle peuters

  • 3.

    Inspanningsverplichting voor warme (= persoonlijke) overdracht van minimaal alle peuters over wie zorg is, inclusief de geïndiceerde VVE-peuters

  • 4.

    Schriftelijk vastgelegde samenwerkingsovereenkomst of samenwerkingsafspraken met een of meerdere basisscholen met minimaal afspraken over de doorgaande leerlijn en afstemming over interne begeleiding en zorg;

  • 5.

    Concretisering van samenwerkingsafspraken in uitvoeringspraktijk

  • 6.

    Warme (= persoonlijke) overdracht van alle peuters;

  • 7.

    Visie en ambitie inzake samenwerking geformuleerd en vertaald in concrete acties

N.B. In de toetsingskaders wordt differentiatie aangebracht tussen peutergroepen met een een-op-een relatie met basisscholen en peutergroepen zonder een dergelijke een-op-een relatie.

N.B. De kwaliteitseis om samen te werken met de basisschool is tweezijdig: voor zowel de voorschoolse voorziening als de basisschool is dit onderdeel van het waarderingskader van de Inspectie van het onderwijs. Voor het basisonderwijs is de verplichting vastgelegd in art. 167 WPO, waarin is geregeld dat de school voor kinderen in achterstandssituaties samenwerkt met voorschoolse voorzieningen op basis van gemaakte afspraken, om de informatieoverdracht en een doorgaande leerlijn te garanderen. Daarnaast voeren scholen de gemaakte afspraken met de gemeente over te bereiken resultaten van vroegschoolse educatie uit (art. 167 WPO), evenals de afspraken uit de lokale educatieve agenda (art. 167a WPO). Voor leerlingen met extra ondersteuning werkt de school samen met het samenwerkingsverband en partners in de zorg (art. 8, vierde lid, WPO).

 

Hoe maak je de doorgaande ontwikkelingslijn zichtbaar - merkbaar - meetbaar

  • -

    Is er een duidelijke ambitie geformuleerd, vertaald in concrete stappen en acties?

  • -

    Is er een gezamenlijk plan en/of visie van voorschool en basisonderwijs? Is er een concrete vertaling van de visie op de ontwikkeling van kinderen naar beleidsontwikkeling, afstemming, overleg, gedeelde activiteiten en gezamenlijke verdere ontwikkeling? Op welke wijze wordt gezamenlijk uitvoering gegeven aan de domeinen van de Inspectie van het Onderwijs?

  • -

    Bij samenwerking: Is er voldoende inhoud gegeven aan de samenwerking? Op bestuurlijk, tactisch en operationeel niveau? Zijn er afspraken gemaakt over warme overdracht (kind gegevens, wenperiode, betrekken ouders), over afstemming van thema’s en feesten, vve-programma’s, observatiesysteem, ouderbetrokkenheid, functiemix, gezamenlijke overleggen e.d.?

  • -

    Worden ouders uitgenodigd bij de overdracht naar de basisschool? Gaat er vanuit de voorschoolse voorziening iemand mee met het kind tijden de wenperiode?

  • -

    Zijn er mogelijkheden voor maatoplossingen bij knelpunten, zijn daarover afspraken gemaakt? Zijn de medewerkers op de hoogte van de mogelijkheden voor maatoplossingen?

  • -

    Participeert de voorschoolse voorziening in de zorgstructuur van de basisschool? Neemt de voorschoolse voorziening deel aan een zorg-overleg?

  • -

    Vindt na de overstap van het kind vanuit de school nog terugkoppeling plaats over de verdere ontwikkeling van het kind?

Landelijke wet- en regelgeving

Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (OCW, juli 2010)

Algemeen kader

Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (OCW, oktober 2016)

Art 4a.1f Vormgeven doorlopende leer- en ontwikkellijn van voorschool naar basisonderwijs

Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (juli 2004)

Algemeen kader

Ontwerpbesluit IKK invoeringsdatum januari 2018

Art 3.2.b en 19b.2b Doorlopende ontwikkellijn met basisonderwijs

Waarderingskader voorschoolse educatie (IvhO, oktober 2016)

OP6 Samenwerking

Waarderingskader primair onderwijs (IvhO, oktober 2016)

OP6 Samenwerking

 

d. Ouderbetrokkenheid

Voor de kwaliteit en het effect van de vve is ouderbetrokkenheid van groot belang. Een stimulerende thuissituatie heeft het grootste positieve effect op de ontwikkeling van een kind. Voor ouderbetrokkenheid vormt ‘educatief partnerschap’ de basis. Differentiatie is belangrijk: je kunt niet alle ouders op dezelfde manier benaderen. Het gaat om het duidelijk uitspreken en onderkennen van wederzijdse verwachtingen op basis van partnerschap, samenwerking, respect voor diversiteit en de professionele dialoog. Voor het vergroten van de ouderbetrokkenheid is het belangrijk dat er inzichtelijke documentatie van en over de kinderen is, dat de pedagogisch medewerkers beschikken over voldoende gespreksvaardigheden en competenties (training) en dat de ouders worden betrokken bij educatieve activiteiten in de groep en de organisatie van ‘feestelijke bijeenkomsten’ met ouders. Uitgangspunt is wat de ouder nodig heeft. Het uiteindelijk doel is dat er ook in de thuissituatie met plezier een omgeving is waarin het kind zich kan ontwikkelen. Om ouders te betrekken bij de ontwikkeling van hun kind is een aanpak op basis van maatwerk nodig. In Groningen zetten we in de basis het programma VVE thuis in, waarbij er afhankelijk van de behoefte ondersteuning van Wij Groningen kan worden ingezet. Waar nodig en opgenomen in een plan kan ook voor een andere passende aanpak worden gekozen.

 

Ouderbetrokkenheid

Kwaliteitseisen

Kwaliteitsambities

  • 1.

    Op instellingsniveau gericht ouderbeleidsplan

  • 2.

    Vertaling van ambities in concrete acties, evaluatie en borging in het ouderbeleidsplan of activiteitenplan

  • 3.

    Locatiegericht ouderwerkplan passend bij het VVE- progr.

  • 4.

    Jaarlijkse analyse van de ouderpopulatie op basis waarvan het ouderwerkplan wordt ontwikkeld of aangepast

  • 5.

    Ouderprogramma dat past bij het VVE- programma

  • 6.

    Op locaties met 20% of meer VVE geïndiceerde peuters en kleuters inzet van een intensief Ouderprogramma erkend door het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) zoals VVE thuis.

  • 7.

    Bij de inzet van VVE-thuis gaat het om het uitvoeren van 6- 8 bijeenkomsten van 1,5 uur op jaarbasis, uitgevoerd door de voorschoolse instelling en (waar nodig) ondersteunt door het Wij team, waarbij het Wij team evt. op huisbezoek gaat.

  • 8.

    Evaluatie van de uitvoering van het ouderprogramma en registratie van het bereik van VVE-ouders

  • 9.

    Locatiegericht ouderplan dat past bij het VVE-programma en de ouderpopulatie

 

Hoe maak je ouderbetrokkenheid zichtbaar - merkbaar - meetbaar

  • -

    Is er per locatie een werkplan of activiteitenplan voor ouderbetrokkenheid/ educatief partnerschap? Houdt dit plan specifiek rekening met de ouders van de desbetreffende locatie? Maakt ouderbetrokkenheid onderdeel uit van het Pedagogisch beleidsplan en is het een thema dat in het opleidingsplan aandacht krijgt?

  • -

    Zijn er -anders dan bij het brengen en halen- op regelmatige basis gesprekken met ouders over hoe hun kind zich ontwikkelt, wat hun ervaringen en verwachtingen zijn van de groep en van de organisatie? Vindt verslaglegging van deze gesprekken plaats?

  • -

    Is informatie over de ontwikkeling van het kind toegankelijk en inzichtelijk voor ouders?

  • -

    Hebben ouders een plek en een rol binnen de peuteropvang (familiemuur, organiseren van of meedoen met (educatieve) activiteiten, nieuwjaarsreceptie e.d., periodieke inloopmomenten)?

  • -

    Is er ondersteunende informatie voor ouders over bv. taalontwikkeling, tweetaligheid, educatieve activiteiten in de thuissituatie? Is onderzocht of deze informatie aansluit bij de behoefte van ouders?

  • -

    In hoeverre wordt er outreachend gewerkt, zijn er huisbezoeken, hoe wordt aangesloten gezocht bij de leefwereld van ouders?

Landelijke wet- en regelgeving

Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (OCW, juli 2010)

Algemeen kader

Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (OCW, oktober 2016)

Art 4a 1.d Betrekken ouders bij ontwikkelingsstimulering

Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (juli 2004)

Paragraaf 3 Oudercommissie

Ontwerpbesluit IKK invoeringsdatum

januari 2018

Art 3.2.c en 19b.2c Periodieke bespreking kind ontwikkeling met ouders

Waarderingskader voorschoolse educatie (IvhO, oktober 2016)

OP6 Samenwerking

 

e. Ontwikkeling, begeleiding, ondersteuning en externe zorg

Ontwikkeling, begeleiding en ondersteuning vertaalt zich veelal in systematisch observeren, tijdig signaleren en de begeleiding daarop afstemmen, werkinstructies, protocollen, documentatie, specifieke scholing, aanwezigheid van ondersteuningscoördinatoren, een meldcode, etc. Dat zijn allemaal zichtbare elementen die een beeld geven van of er sprake is van een georganiseerde ondersteuningsstructuur.

 

Daarbij moet ook helder geregeld zijn:

  • a.

    Wanneer en hoe contact gezocht wordt met de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en WIJ-Groningen ten behoeve van ondersteuning en/of jeugdhulp van het kind, de ouder en/of het gezin;

  • b.

    Of en hoe tijdig contact gezocht wordt met het onderwijs ten behoeve van de overgang van (zorg)kinderen naar het basisonderwijs en;

  • c.

    Of en hoe structureel zorgoverleg plaats vindt met JGZ, WIJ-Groningen en het basisonderwijs.

Daarmee is nog niet gezegd dat de kwaliteit van de interne ondersteuningsstructuur voldoende is. Wel kun je zien of er een ‘sluitend’ ondersteuningssysteem is waarmee ieder kind, ouder en/of gezin tijdig passende ondersteuning krijgt. Belangrijk is dat de organisatie kan laten zien hoe ze de kinderen in beeld heeft en houdt. En wat er gedaan wordt als daar aanleiding toe is.

 

Coaching op de werkvloer, als team werken en elkaar durven aanspreken werken ondersteunend. Veel training en informatie is nodig om ervoor te zorgen dat pedagogisch medewerkers de juiste stappen weten te zetten in geval van ‘opvallende’ of ‘afwijkende’ signalen. Belangrijke stappen in dit proces zijn het tijdig signaleren en het juist interpreteren van signalen, het betrekken van de ouders en het tijdig betrekken van Jeugd Gezondheidszorg (JGZ) en WIJ-Groningen. Kind besprekingen in teams (ook in de basisschool) trainingen en inhoudelijke verdieping dragen bij aan een goede ondersteuningscultuur.

 

Ontwikkeling, begeleiding, ondersteuning en externe zorg

Kwaliteitseisen

Kwaliteitsambities

Ontwikkeling en begeleiding

  • 1.

    Per locatie aantoonbare samenwerking met JGZ (contactpersoon) en WIJ-Groningen en afspraken over het wat en hoe van deze samenwerking.

  • 2.

    Per locatie is geregeld wie aanspreekpersoon is voor ondersteuningstaken/specifieke zorgsituaties voor JGZ, WIJ-Groningen en onderwijs.

  • 3.

    Werkinstructies, stappenplan hoe te handelen bij opvallend gedrag (meldcode kindermishandeling)

  •  

  • Externe ondersteuning en/of jeugdhulp

  • 4.

    Heldere richtlijnen voor het tijdig betrekken van JGZ en WIJ-Groningen

Ontwikkeling en begeleiding

  • 5.

    Systematisch observeren en de begeleiding daarop afstemmen.

  • 6.

    Tijdig signaleren en JGZ, WIJ-Groningen en indien nodig onderwijs betrekken.

  • 7.

    Per locatie aantoonbare samenwerking met de intern begeleider van het basisonderwijs

  • 8.

    Per locatie aantoonbare samenwerking met expertisecentra van het onderwijs t.b.v. tijdige signalering van en overleg over 3-jarige kinderen die straks naar of in plaats van regulier onderwijs extra vormen van ondersteuning, dagopvang of speciaal onderwijs nodig hebben

  • 9.

    Protocollen

  • 10.

    Documentatie

  • 11.

    Specifieke scholing en training (waaronder vroeg signalering en NT2 voor nieuwkomers peuters)

  •  

  • 12.

    Externe ondersteuning en/of jeugdhulp

  • 13.

    Samenwerking met JGZ en WIJ-Groningen conform op te stellen samenwerkingsafspraken

  • 14.

    Ondertekende Toetredingsverklaring voor deelname aan en uitvoering van Verwijsindex risicojeugd tenzij over dit laatste andere afspraken gemaakt worden met WIJ-Groningen

Hoe maak je ontwikkeling, begeleiding en zorg zichtbaar - merkbaar - meetbaar

  • -

    Is er een ‘sluitend’ systeem om kinderen die opvallen de juiste zorg te kunnen bieden? Heeft de organisatie alle kinderen goed in beeld? Waaruit blijkt dat?

  • -

    Is er voldoende deskundigheid binnen (of buiten) de organisatie beschikbaar tot wie pedagogisch medewerkers (of coaches) zich kunnen wenden, bijvoorbeeld een vast contactpersoon bij JGZ of bij WIJ-Groningen. Is die deskundigheid voldoende laagdrempelig en toegankelijk?

  • -

    Zijn er afspraken met WIJ-Groningen over begeleiding op de groep, bijvoorbeeld voor logopedie, fysiotherapie, ondersteuning bij gedragsproblemen?

  • -

    Zijn de pedagogisch medewerkers voldoende toegerust om adequaat te handelen als daar in het kader van zorgkinderen aanleiding toe is? Met name ook als er sprake is van -risico’s- op- kindermishandeling)? Vindt op regelmatige basis scholing en vaardighedentraining plaats, bijvoorbeeld op gesprekstechnieken om handelingsverlegenheid te doorbreken of via een themabijeenkomst i.s.m. JGZ, WIJ-Groningen en onderwijs?

  • -

    Is het onderwerp onderdeel van teambesprekingen, intercollegiaal overleg? Is er voldoende aanspreekcultuur, of wordt daaraan gewerkt en zo ja hoe?

  • -

    Is er duidelijkheid over de ondersteuning die de organisatie zelf kan bieden of organiseren, en over wanneer JGZ en WIJ-Groningen betrokken moet worden omdat het kind, de ouder en/of het gezin aanvullende ondersteuning of jeugdhulp nodig hebben?

  • -

    Is er, naast een goede ondersteuningsstructuur ook merkbaar sprake van ondersteuningsstructuur? Waaruit blijkt dat?

  • -

    Is er tijdig aparte aandacht voor zorgkinderen bij de overgang naar het basisonderwijs? Is er samenwerking met bijvoorbeeld de intern begeleider van het basisonderwijs? Zijn er specifieke afspraken, richtlijnen of protocollen voor deze situaties?

  • -

    Wordt tijdig contact gezocht met JGZ, Wij-Groningen en het onderwijs als de ontwikkeling van een kind daartoe aanleiding geeft?

Landelijke wet- en regelgeving,

Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (OCW, juli 2010)

Algemeen Kader

 

Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (juli 2004)

Algemeen kader

Ontwerpbesluit IKK invoeringsdatum

januari 2018

Art 5 en 19d Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Waarderingskader voorschoolse educatie (IvhO, oktober 2016)

OP4 (Extra) ondersteuning OP6 Samenwerking

Set van afspraken gemeente Groningen Stichting Wij

Algemeen kader

 

f. Kwaliteitszorg en ambitie

In de context van de vve zijn coördinatie, evaluatie, resultaatmeting, planmatig verbeteren en borging van de kwaliteit de grote noemers die de Inspectie van het Onderwijs hanteert onder kwaliteitszorg. Het gaat daarbij niet zozeer om protocollen, procedures e.d., maar vooral om de koppeling van kwaliteitszorg en ambitie. De voorschoolse voorziening heeft doelen geformuleerd vanuit een maatschappelijke opdracht. Er vindt regelmatig en systematisch een evaluatie plaats. Op basis daarvan worden de doelen bijgesteld en de uitvoering verbeterd. Dat vraagt om een transparante structuur en een professionele en integere cultuur, waarin ruimte is voor de dialoog met interne en externe belanghebbenden.

 

Kwaliteitszorg is geen doel op zich, het is verbonden aan de inhoudelijke doelstellingen van VVE. De kwaliteitscultuur is van belang: is het zichtbaar, hoorbaar, merkbaar? Goede parameters voor kwaliteitszorg zijn zelfevaluatie en reflectie. Is er sprake van een reflectieve, lerende cultuur? Daar zijn instrumenten bij nodig: een beeld van persoonlijke competenties, teamcompetenties, ontwikkelplannen (pop), etc. In een lerende organisatie wordt (interdisciplinair) besproken hoe de kwaliteit van de uitvoeringspraktijk ervoor staat. Daarbij is zichtbaar hoe kwaliteit geborgd wordt in het dagelijks handelen. Kwaliteitszorg is zorgen voor kwaliteit.

 

Het waarderingskader voorschoolse educatie van de Inspectie van het Onderwijs10 en de kijkwijzer VVE bieden veel handvatten voor de toetsing van de kwaliteitszorg en ambitie. Het is ook een uitstekend instrument om als zelfevaluatie mee aan de slag te gaan.

 

Continu werken aan de verbetering van het opbrengstgericht of opbrengstbewust werken; het vraagt om systematisch en methodisch evalueren. Binnen de Gemeente gebruiken we hiervoor de kijkwijzer VVE maar onderzoeken we verder naar mogelijkheden om een bepaalde mate van uniformering aan te brengen in de instrumenten waarmee de instellingen zelf de kwaliteit van hun uitvoeringspraktijk evalueren. In de loop van 2019 wordt hier, in samenspraak met het veld, verder richting aan gegeven.

 

Kwaliteitszorg en ambitie

Kwaliteitseisen

Kwaliteitsambities

 

  • 1.

    Formulering van verbetermaatregelen op basis van de ontwikkelingsresultaten die op groeps- en locatieniveau worden bereikt

  • 2.

    Structurele en methodische evaluatie van de kwaliteit van de uitvoering gekoppeld aan een Plan-Do-Check-Act (PCDA) cyclus

 

  • 3.

    Deelname aan vormen van professionalisering die duiden op een lerende cultuur: Lerende Netwerken, VIB, Coaching, feedback op en zo nodig training in interactievaardigheden, inhoudelijke verdieping

Hoe maak je kwaliteitszorg en ambitie zichtbaar - merkbaar – meetbaar

  • -

    Zelfevaluatie aan de hand van het Waarderingskader voorschoolse educatie van de Inspectie van het Onderwijs

Landelijke wet- en regelgeving

Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (OCW, juli 2010)

Algemeen kader

 

Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (OCW, oktober 2016)

Algemeen kader

Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (juli 2004)

Algemeen kader

Ontwerpbesluit IKK

Algemeen kader

Waarderingskader voorschoolse educatie (IvhO, oktober 2016)

KA1 Kwaliteitszorg

KA2 Kwaliteitscultuur

KA3 Verantwoording en dialoog

Meer informatie

Er is veel ondersteunende informatie en materiaal beschikbaar. Veel informatie is te vinden op www.GOAB.eu Kansen voor kinderen. Een heel bruikbaar brondocument is de Werkinstructie Toezichtkader VVE-locaties (IvhO, maart 2014). Dit toezichtkader is vanaf 1 januari 2018 niet meer van kracht, maar het biedt goede handvatten om de eigen locatie onder de loep te nemen.

Naar boven