Gemeenteblad van Midden-Delfland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Midden-Delfland | Gemeenteblad 2018, 267193 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Midden-Delfland | Gemeenteblad 2018, 267193 | Overige besluiten van algemene strekking |
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland houdende regels omtrent adresonderzoek basisregistratie personen Regeling Adresonderzoek Basisregistratie personen (BRP) gemeente Midden-Delfland
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland,
gelet op het bepaalde in de Wet basisregistratie personen (Wet BRP), het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP), de Regeling basisregistratie personen (Regeling BRP), de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Algemene wet op het binnentreden (Awbi), het Protocol van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB), de circulaires en rapportages Adresonderzoek van de minister van BZK;
overwegende dat het gewenst is om een Regeling vast te stellen om oneigenlijk gebruik van een adres tegen te gaan;
overwegende dat het daarnaast wenselijk is om een Regeling vast te stellen met betrekking tot het adresonderzoek en de eventuele huisbezoeken van een toezichthouder BRP;
Regeling Adresonderzoek Basisregistratie personen (BRP) gemeente Midden-Delfland
2. Aanleiding voor een adresonderzoek
Als er twijfel bestaat over de juistheid van het adres van een burger zoals dat in de BRP staat geregistreerd, wordt een onderzoek gestart naar de verblijfplaats van die persoon. Over het algemeen krijgt de gemeente op drie manieren signalen binnen die aangeven dat er iets mis is met de inschrijving van een burger op een bepaald adres:
De gemeente ontvangt adressen van het project LAA. Zij verzamelt signalen, combineert die met andere bronnen, selecteert welke signalen een verhoogd risico van foutieve BRP-inschrijving kennen, verifieert welke regelingen van toepassing zijn en verstrekt de zo verrijkte informatie aan gemeenten voor adresonderzoek.
Tijdens deze fase staat een adres nog niet “in onderzoek” in de zin van de wet. Er wordt eerst ingeschat welk gewicht het signaal heeft en wat een passend vervolg is. In sommige gevallen is contact met de betreffende persoon voldoende om een juiste inschrijving te verkrijgen.
3. Start van een adresonderzoek
Als duidelijk is dat er geen sprake is van een vergissing, wordt het adres in onderzoek gezet in de BRP. Alle BRP gebruikers en afnemers (bijvoorbeeld de Belastingdienst) weten dan dat het adres mogelijk niet klopt en dat de gemeente een onderzoek is gestart.
Het onderzoek is gericht op het achterhalen van de feitelijke verblijfplaats van de betreffende persoon. Hiervoor kunnen de volgende acties worden ondernomen:
4.1 Aanschrijven van de betreffende persoon
Er wordt contact opgenomen met de persoon. De persoon wordt in ieder geval aangeschreven op het adres zoals dat in de BRP is geregistreerd en/of het vermoedelijke nieuwe adres. In de brief wordt de betreffende persoon herinnerd aan zijn verplichting tot het doen van aangifte. In het geval dat een aangifte incompleet of onjuist is, wordt de betreffende persoon geïnformeerd dat de aangifte niet in behandeling wordt genomen. Als er informatie over een nieuwe verblijfplaats is, wordt de betreffende persoon ook daar aangeschreven.
Hoe het nader onderzoek eruit ziet is afhankelijk van de beschikbare informatie en de situatie.
4.2.1 Raadplegen diverse informatiebronnen
Informatie kan worden ingewonnen bij bijvoorbeeld de persoon zelf, uitkeringsinstanties (bijv. inkijk Suwinet), andere gemeentelijke organen, buitengemeentelijke afnemers, openbare informatie op social media, werkgever, woningstichting, nutsbedrijven, ziektekostenverzekeraar, woningeigenaar, familie, vrienden, buren of andere bekenden. Informatie mag verkregen worden via contact aan de balie, telefoon, e-mail of post. Alleen gegevens die relevant zijn voor de controle van de BRP-inschrijving, zoals aanvullende contactgegevens of de samenstelling van het huishouden, worden gevraagd.
4.2.2 Binnengemeentelijke samenwerking
Aan andere teams binnen de gemeente wordt gevraagd welke belangen verder spelen op dat adres of over die persoon. Daarbij gaat het alleen om de vraag óf er bij andere diensten of afdelingen op grond van hun bevoegdheden een regeling (bijvoorbeeld een uitkering of subsidie) van kracht is op dat adres/bij die persoon (en dus niet waarom, sinds wanneer of met welke bedragen). Ook wordt er geen kennis gedeeld (direct of indirect) over bijzondere persoonsgegevens, zoals gezondheid, etniciteit, godsdienst of levensovertuiging, seksueel gedrag en strafrechtelijke gegevens.
De toezichthouder BRP kan onderzoek verrichten op zowel het actuele (in de BRP geregistreerde) adres, als op een vermoedelijk nieuw adres in de gemeente. De toezichthouder maakt van dit bezoek een rapport op. De toezichthouder kan het huisbezoek samen met een andere gebruiker van de BRP afleggen.
4.2.4 Rolverdeling tussen gemeenten
Verblijft de burger die in onderzoek staat vermoedelijk in een andere gemeente dan waar hij op dat moment in de BRP is geregistreerd? Dan kan die andere gemeente bij het onderzoek betrokken worden. Gemeenten hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de correcte bijhouding van de BRP. De andere gemeente kan in een dergelijk geval beter in de gelegenheid zijn om, bijvoorbeeld door onderzoek ter plaatse, na te gaan of betrokkene daadwerkelijk op het vermoedelijk adres woont. Indien gedurende het onderzoek blijkt dat betrokkene in de andere gemeente woont, dan moet deze andere gemeente betrokkene oproepen aangifte te doen van de adreswijziging. Als daar geen reactie op komt, dan kan de andere gemeente overgaan tot het ambtshalve wijzigen van het adres in de BRP. Indien de betrokkene niet op het vermoedelijke adres in de andere gemeente blijkt te wonen, wordt het onderzoek voortgezet door de gemeente Midden-Delfland, omdat dat de actuele gemeente van inschrijving is.
Van belang is dat alles van het onderzoek goed gedocumenteerd wordt. Dat gebeurt deels op papier (bijvoorbeeld retour gekomen post) en deels in een geautomatiseerd systeem waarin een overzicht van alle activiteiten en gebeurtenissen is benoemd en chronologisch is gerangschikt. Ook alle brieven, email contacten, notities, rapporten van afgelegde huisbezoeken, etc. worden hier aan toegevoegd. Het dossier wordt tien jaar bewaard op grond van de Regeling bewaring BRP-bescheiden.
Het huisbezoek is een belangrijk onderdeel van een zorgvuldig uitgevoerd adresonderzoek. De bevoegdheid om toe te zien op de naleving van de genoemde verplichtingen die de burger heeft op het gebied van de registratie in de BRP levert ook een verantwoordelijkheid op. Het college is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de BRP. Er wordt inzet gevraagd om de gegevens in de BRP zoveel als mogelijk in overeenstemming te laten zijn met de feitelijke werkelijkheid. Het college heeft toezichthouders BRP benoemd die de feitelijke werkelijkheid controleren, om toe te zien op de naleving van de verplichtingen van de burger.
Per 1 november 2018 gaat de circulaire ‘Adresonderzoek BRP’ van de RvIG in. Het ‘Protocol Huisbezoek Toezichthouder BRP’, opgesteld door de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) in samenwerking met het project LAA van ICTU, is een hulpmiddel om de toezichthouders BRP van dienst te zijn en om de zorgvuldigheid van de adresonderzoeken te bevorderen. Gemeente Midden-Delfland volgt dit protocol, maar mag hier van afwijken. Of een huisbezoek moet worden uitgevoerd, moet worden afgewogen in het totale proces van het adresonderzoek.
De vraag of er een grondslag is voor een huisbezoek is mede afhankelijk van wat we onder een huisbezoek verstaan in het kader van de BRP. Op grond van artikel 4.2 van de wet worden ambtenaren aangewezen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen van de burger.
Het is van belang om te beseffen dat aanbellen en vragen stellen altijd is toegestaan. Hiervoor is geen juridische toestemming nodig. Het binnentreden van een pand kent wettelijke verboden, bevoegdheden en verplichtingen, en kan onderdeel uitmaken van het toezicht. Dit blijkt uit artikel 5:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel bepaalt namelijk dat een toezichthouder, zij het alleen met toestemming van de bewoner een pand mag binnentreden.
Andere bevoegdheden van de toezichthouder uit de Awb worden genoemd in artikel 5:15, artikel 5:16, artikel 5:16a, artikel 5:17, artikel 5:18 en artikel 5:19.
Het begrip huisbezoek in de BRP is niet synoniem met betreden van het pand. Bij een vermoeden dat een pand wordt bewoond dan is altijd medewerking van de burger nodig. Onder het begrip huisbezoek in het kader van deze regeling vallen de volgende aspecten:
N.B. ook het bezichtigen van de buitenkant van het pand, c.q. het feit dat er (bij herhaling) niet open gedaan wordt, kan deel uitmaken van het totale adresonderzoek en een vermelding krijgen in een verslag van een (poging tot) huisbezoek.
Naast de beschreven juridische grondslag en de toestemming voor een huisbezoek is geen verdere specifieke grondslag vereist.
De burger bepaalt zelf of deze medewerking verleent aan het huisbezoek en dus toestemming geeft om het pand binnen te treden. De burger blijft het recht behouden om toegang tot het pand te weigeren. De weigering kan wel consequenties hebben voor de betreffende burger (informed consent of toestemmingsverklaring). De toestemming kan ook door een medebewoner gegeven worden. Deze persoon hoeft niet per se de persoon te zijn op wie zich het onderzoek richt.
De Algemene wet op het binnentreden (Awbi) schrijft voor dat voldaan moet worden aan de legitimatieplicht en dat het binnentreden van het pand toegestaan is in aanwezigheid en met toestemming van de bewoner op basis van volledige informatie.
De toezichthouder BRP is belast met de controle op de naleving van de verplichtingen van de burger op grond van de wet. Relevante wetsartikelen over verplichtingen van de burger in het kader van de wet zijn: artikel 2.38, artikel 2.39, artikel 2.40, artikel 2.41, artikel 2.42, artikel 2.43, artikel 2.44, artikel 2.45, artikel 2.46, artikel 2.47, artikel 2.48, artikel 2.49, artikel 2.50, artikel 2.51 en artikel 2.52.
Het belangrijkste van een huisbezoek in het kader van de BRP blijft echter het gesprek. Het contact waarbij de toezichthouder vraagt aan de bewoner om aan te tonen dat de situatie is zoals hij beweert, ongeacht of dat binnen of buiten het pand is.
De verplichtingen van de burger hebben betrekking op:
Komt de burger de verplichtingen niet na, dan kan de gemeente een bestuurlijke boete opleggen (zie ‘Regeling bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Midden-Delfland’).
Instellingen hebben de verplichting inlichtingen te verstrekken over de personen die in de instelling wonen.
5.2 Het subsidiariteitsbeginsel en proportionaliteitsbeginsel
De beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit spelen een belangrijke rol in de bescherming van de privacy van de burger. Deze beginselen hebben zowel betrekking op de keuze die de gemeente moet maken of een huisbezoek het juiste middel is als op de uitvoering van het huisbezoek.
5.2.1 Het subsidiariteitsbeginsel
Als het beoogde doel door inzet van een ander middel dat minder ingrijpend is, gerealiseerd kan worden dient voor dat middel gekozen te worden. De toezichthouder BRP verifieert altijd eerst de verstrekte inlichtingen aan de hand van de voor hem beschikbare authentieke bronbestanden.
Zoals gezegd heeft de burger het recht een huisbezoek te weigeren en zijn woonsituatie op een andere wijze dan door huisbezoek aan te tonen.
5.2.2 Het proportionaliteitsbeginsel
Voor al het overheidshandelen geldt dat het evenredig moet zijn in relatie tot de gestelde doelen.
Het ingezette middel en met name de wijze waarop moet in verhouding staan tot het beoogde doel (= het verkrijgen van volledige en de juiste informatie om het juiste adres vast te stellen).
5.3. Het informed consent of toestemmingsverklaring
Het informed consent is een geïnformeerde weloverwogen toestemming. Dit houdt in dat een bewoner van het adres (hoeft niet de persoon te zijn die in onderzoek staat) toestemming geeft aan de toezichthouder om binnen te komen. De burger is volledig en juist geïnformeerd over de reden en het doel van het huisbezoek. Ook is de burger geïnformeerd over wat de gevolgen kunnen zijn bij weigering. Onder volledige informatie wordt verstaan:
Over de vraag of de burger al dan niet toestemming verleent, mag geen twijfel bestaan. De bewijslast van de toestemming tot het binnentreden van het pand nadat de burger volledig is geïnformeerd, ligt bij de gemeente. Het huisbezoek wordt uitgevoerd door twee ambtenaren. In het verslag wordt over het informed consent duidelijk melding gemaakt van het feit dat beide ambtenaren overtuigd waren van de toestemming door de bewoner. De toezichthouder geeft betrokkene een brief met daarin vermeld wat zij komen doen en dat zij alleen in het pand zijn geweest met expliciete toestemming. De burger ondertekent de toestemmingsverklaring.
Eventueel kan de reden van het bezoek in algemene woorden worden toegelicht. Hoe concreet dit gedaan kan worden, verschilt per situatie. Dit is afhankelijk van de vraag of het de waarheidsvinding helpt of juist kan belemmeren en van de vraag of anderen (tipgevers) daardoor in de problemen kunnen komen.
Voorbeeld van een algemene toelichting:
Het doel van het bezoek is de versterking van de leefbaarheid in onze gemeente:
5.4 Multidisciplinair onderzoek
Om onderzoeken snel en doeltreffend te kunnen oplossen kan samengewerkt worden in multidisciplinaire teams. Bij dat onderzoek zijn meerdere disciplines betrokken, ook bij een huisbezoek. In dat geval is het zaak dat deze toezichthouders telkens juridisch zuiver handelen. Voor de uitvoering van elk van deze taken is ‘informed consent’ van toepassing. De burger moet over elk van die onderzoeken volledige en juiste geïnformeerd te worden. Dit geldt ook als een toezichthouder bij een huisbezoek meerdere verschillende toezichthoudende taken uitvoert. Deze dient in staat te zijn de verschillende bepalingen toe te passen die op dat moment gevraagd worden.
5.5 Weigeren of intrekken toestemming huisbezoek
Het kan zich voordoen dat de burger zegt dat er een dringende reden is voor de weigering van het huisbezoek. Als dit in een situatie gebeurt dat het hem nú niet uitkomt, kan het huisbezoek in de loop van de dag, of één van de komende dagen plaatsvinden. Als voorbeeld zou kunnen gelden een afspraak van betrokkene bij de dokter of met het ziekenhuis.
Ook kan de burger zijn eenmaal gegeven toestemming intrekken. Vanaf dat moment bevindt men zich zonder toestemming van betrokkene in het pand en zal men het pand dienen te verlaten. Wordt dit niet gedaan dan verblijft men wederrechtelijk in het pand en pleegt men een ambtsmisdrijf (ambtelijke huisvredebreuk) in de zin van artikel 370 Wetboek van Strafrecht.
Aan de burger wordt kenbaar gemaakt dat de weigering gevolgen kan hebben. Geef daarbij een uitleg dat er mogelijk een beslissing wordt genomen op basis van informatie die tot op dat moment verzameld is en de bewoner een kans mist om hier verandering in aan te brengen.
Bij het weigeren van een huisbezoek hoeft géén hersteltermijn gegeven te worden, omdat een hersteltermijn de burger in de gelegenheid zou stellen om op een oneigenlijke manier te handelen. Bij weigering en intrekking van de toestemming kan de burger uitgenodigd worden om te verschijnen op het gemeentehuis voor een gesprek. Uit de praktijk blijkt dat terugkomen op een onverwacht moment ook waardevol kan zijn.
Bij het afleggen van huisbezoeken worden de volgende richtlijnen gehanteerd:
Voordat het pand betreden wordt, legitimeren de toezichthouders BRP zich middels het door het gemeentebestuur verstrekte en geldige legitimatiebewijs.
De gezondheid en de veiligheid van de uitvoerders van het huisbezoek is een belangrijke voorwaarde bij het afleggen van een huisbezoek. Er moet zoveel als mogelijk voorkomen worden, dat er een onveilige situatie ontstaat voor de uitvoerder van het huisbezoek en voor de burger.
Belangrijke aanbevelingen zijn:
6.6 Verslag van het huisbezoek
Van ieder huisbezoek dient een schriftelijk verslag opgemaakt te worden. Het verslag bevat in ieder geval de volgende gegevens:
Het verslag kan ook de volgende gegevens bevatten (optioneel):
7. Resultaten van het onderzoek
Afhankelijk van de resultaten van het onderzoek zijn er verschillende vervolgstappen mogelijk.
8. Besluit tot ambtshalve opname van gegevens
Betrokkene ontvangt eerst een voornemen. Een besluit overeenkomstig het voornemen wordt genomen als van betrokkene geen reactie wordt ontvangen of als betrokkene wel reageert, maar de reactie geen nieuw licht werpt op het onderzoek. Ambtshalve wordt de BRP dan aangepast. Is er geen adres bekend, dan wordt het voornemen en het besluit gepubliceerd in het Gemeenteblad op www.overheid.nl.
9. De verwerking van de uitkomst van het adresonderzoek
De BRP wordt overeenkomstig de uitkomsten van het onderzoek bijgewerkt. De burger wordt hierover schriftelijk geïnformeerd (behalve als de verblijfplaats niet door de gemeente achterhaald is). De mutatie in de BRP wordt door een andere medewerker gedaan dan degene die verantwoordelijk was voor het uitvoeren van het feitelijke adresonderzoek.
10. Procestermijnen bij het adresonderzoek
In veel gevallen zal het onderzoek redelijk snel kunnen worden afgerond, maar soms zal daar meer tijd voor nodig zijn. De verblijfplaats van een persoon is namelijk niet altijd eenvoudig te achterhalen. De gemeente hanteert standaard termijnen voor het onderzoek. De totale doorlooptijd van een adresonderzoek is maximaal 11 weken. Van deze standaard termijnen mag door de gemeente zowel in positieve als in negatieve zin worden afgeweken, afhankelijk van de omstandigheden. De behandelend ambtenaar zal bij een afwijking dit beargumenteren en vastleggen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-267193.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.