Bibob beleid Gemeente Nieuwegein 2018

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Overwegen dat:

de wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hen uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

zij in het kader van hun bevoegdheid om principeverzoeken te beoordelen en om, op basis van artikel 160 lid 1 sub e Gemeentewet respectievelijk artikel 171 lid 1 Gemeentewet, overeenkomsten aan

te gaan, beleid willen vaststellen ten aanzien van het beoordelen van de integriteit bij (pre)overeenkomsten en principeverzoeken;

besluiten:

vast te stellen het ‘Bibob beleid Gemeente Nieuwegein 2018’.

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2.

    In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

    • a.

      Bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders;

    • b.

      Betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning of ontheffing, de subsidieontvanger;

    • c.

      Bibob-toets: de wijze waarbij met toepassing van de Wet Bibob door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om een aanvraag te weigeren, een beschikking in te trekken of een overeenkomst te beëindigen/niet aan te gaan of daaraan voorschriften te verbinden;

    • d.

      Bureau: Landelijk Bureau Bibob;

    • e.

      De gemeente: de gemeente Nieuwegein;

    • f.

      Overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 van de Wet Bibob, waarop de Wet Bibob kan worden toegepast;

    • g.

      Overeenkomst: overheidsopdrachten, vastgoedtransacties.

    • h.

      Partij: de natuurlijke of rechtspersoon die inschrijver of gegadigde is bij een openbare bieding, waarmee de gemeente voornemens is een overeenkomst aan te gaan dan wel waarmee de gemeente onderhandelt over het aangaan van een overeenkomst of waarmee de gemeente reeds een overeenkomst heeft.

    • i.

      RIEC: het Regionale Informatie- en Expertisecentrum Midden Nederland (RIEC) is een regionaal samenwerkingsverband die de samenwerkende partners (waaronder gemeenten) ondersteunt in hun strijd tegen georganiseerde criminaliteit.

    • j.

      Semioverheid: organisaties die ‘dicht tegen de overheid aan zitten’. Kenmerken van een semioverheidsorganisatie zijn:

      • 1.

        wettelijke taken en/of het dienen van een uitgesproken publiek belang;

      • 2.

        een publieke financiering.

    • k.

      Screening / Screenen: alle vormen van onderzoek naar de aanwezigheid van een integriteitsrisico.

    • l.

      Vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

      • 1.

        het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

      • 2.

        huur of verhuur;

      • 3.

        het verlenen van een gebruiksrecht; of

      • 4.

        de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak verwerft of die onroerende zaak gaat huren of verhuren.

      • 5.

        VOG: Een Verklaring Omtrent het Gedrag zoals namens de minister van Veiligheid en Justitie wordt verstrekt door het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag;

    • m.

      Wet Bibob: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

Hoofdstuk 2: Kaders toepassing Wet Bibob

Artikel 2. Aanvragen waarop de Wet Bibob in elk geval zal worden toegepast

  • 1.

    Ten aanzien van de volgende aanvragen zal het bestuursorgaan een onderzoek als bedoeld in artikel 7 van deze beleidsregel instellen en, indien daar aanleiding toe bestaat, een advies als bedoeld in artikel 9 van de wet inwinnen:

    • a.

      Indien een vergunning wordt aangevraagd voor een seksinrichting danwel escortbedrijf als bedoeld in artikel 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening. Hieronder wordt begrepen de vestiging van een nieuw bedrijf, verlenging van een vergunning, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming.

    • b.

      Indien een vergunning wordt aangevraagd op grond van artikel 2:39 van de Algemene plaatselijke verordening (speelautomatenhal). Hieronder wordt begrepen de vestiging van een nieuw bedrijf, verlenging van een vergunning, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming.

    • c.

      Alle aanvragen, ontheffingen, overheidsopdrachten of vastgoedtransacties welke vallen onder een in het tweede lid aangewezen risicobranche en/of in het derde lid aangewezen risicogebied. Aanvragen met betrekking tot de gebruikersfunctie wonen (eengezinswoningen en bestemd eigen bewoning) zijn hiervan uitgezonderd.

    • d.

      In de gevallen waarin de officier van justitie op basis van artikel 26 van de Wet Bibob wijst op de wenselijkheid een advies van het bureau aan te vragen.

    • e.

      In alle overige gevallen waarbij gerede aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of overeenkomst mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen.

  • 2.

    Als risicobranches zijn aangemerkt:

    • -

      Inrichtingen die actief zijn in de bewerking, verwerking en/of opslag van afvalstoffen;

    • -

      Kamerverhuurbedrijven, hotels, logies (de verhuur van onzelfstandige woningen, zoals kamers en etages met gedeelde voorzieningen in woongebouwen);

    • -

      Inrichtingen die actief zijn in de wellnessbranche (massagesalons, nagelstudio’s, kapperszaken, beautysalons e.d.);

    • -

      Inrichtingen waar vuurwerk wordt opgeslagen, of anderszins actief zijn in de vuurwerkbranche;

    • -

      Smart-, head- en growshops;

    • -

      Autoverkoop- en verhuurbedrijven en autosloperijen;

    • -

      Inrichtingen die actief zijn in bodemsanering en grondverzet;

    • -

      Belwinkels, internetcafés en gamecenters;

    • -

      Sportscholen;

    • -

      Vechtsportevenementen/-gala’s;

    • -

      Shisha lounges, shisha cafés, waterpijp cafés of andere instellingen met een vergelijkbaar concept.

    • -

      Branches die een sterke relatie hebben met bovenstaande branches.

  • 3.

    De volgende gebieden zijn binnen de gemeente Nieuwegein benoemd als risicogebieden:

    • -

      Risicogebied 1: Hildo Kropstraat / Kruyderlaan / Herenstraat te Nieuwegein (zie bijgevoegde kaart onder bijlage 3).

    • -

      Risicogebied 2: Bedrijventerrein De Liesbosch/Laagraven (zie bijgevoegde kaart onder bijlage 3).

    • -

      Risicogebied 3: Bedrijventerrein Plettenburg/De Wiers (zie bijgevoegde kaart onder bijlage 3).

  • 4.

    Het bevoegd gezag kan de onder lid 2 en 3 genoemde risicobranches en -gebieden bij afzonderlijk besluit uitbreiden of inkrimpen.

Artikel 3 Gevallen waarin de Wet Bibob kan worden toegepast.

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de Wet Bibob in beginsel toepassen bij het zich voordoen van een of meer van de op de in de bijlage vermelde indicatoren betreffende besluiten respectievelijk rechtshandelingen met betrekking tot:

    • a.

      De artikelen 3, 4, 27, 30a en 31 Drank- en Horecawet;

    • b.

      De artikelen 2:25 (evenementenvergunning), 2:28 (horeca-exploitatievergunning), 5:18 (standplaatsvergunning) en 5:23 (snuffelmarktvergunning) van de Algemene plaatselijk verordening;

    • c.

      De artikelen 30b en 30h van de Wet op de Kansspelen;

    • d.

      De artikelen 30 en 33 van de Huisvestingswet (onttrekkingsvergunning,

      samenvoegingsvergunning, omzettingsvergunning en splitsingsvergunning);

    • e.

      De artikelen 2.1, eerste lid, aanhef en onder a (omgevingsvergunning bouwen), 2.1 eerste lid, aanhef en onder e (voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer)) , 2.1, eerste lid, aanhef en onder i (voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, gedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets)) en artikel 2.12 van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning planologisch afwijken);

    • f.

      De gemeentelijke Subsidieverordening;

    • g.

      Overheidsopdrachten en vastgoedtransacties.

Artikel 4: Gevallen waarin de Wet Bibob in beginsel niet zal worden toegepast.

De Bibob-toets zal in beginsel niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van overheidsinstanties, semioverheidsinstanties, toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning) en door het College van B&W bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers.

Echter, als blijkt dat vanuit eigen informatie of vanuit informatie van een of meerdere partners (politie, OM, Belastingdienst, het Riec etc.) er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet, kan er alsnog over worden gegaan tot een bibob-toets.

Artikel 5: Nadere invulling artikelen 2 en 3 van het beleid

  • 1.

    In aanvulling op artikel 2 en 3, dient te worden opgemerkt dat een bibob-toets bij voorkeur zo vroeg mogelijk in het proces zal worden uitgevoerd (bijvoorbeeld bij de eerste vastgoedovereenkomst of bij de eerste aanvraag).

  • 2.

    Een persoon of onderneming wordt binnen een periode van 3 jaar na de bibob-toets (of integriteitstoets, zoals genoemd in artikel 11) in beginsel niet nogmaals aan een bibob-toets onderworpen, tenzij er gerede twijfel bestaat dat er in de tussentijd wijzigingen zijn opgetreden die aanleiding vormen om te vermoeden dat de beschikking of overeenkomst zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 3.

    De indicatorenlijst, zoals opgenomen in bijlage 1, dient handmatig te worden ingevuld door de betrokken ambtenaar (eventueel samen met de bibob-coördinator) in de volgende gevallen:

    • -

      Aanvragen op grond van de artikelen 3, 4, 27, 30a en/of 31 Drank- en Horecawet.

    • -

      Aanvragen op grond van artikel 2:28 Apv (horeca-exploitatievergunning).

    • -

      Door bedrijven ingediende aanvragen voor een omgevingsvergunning bouwen, waarvan de bouwsom hoger ligt dan €300.000,00.

    • -

      Vastgoedtransacties in het kader van grondverkoop (enkel als decontractuele partner een bedrijf betreft).

Na beoordeling van de indicatorenlijst door de bibob-coördinator, zal bepaald worden of nadere bibob-toetsing in deze gevallen nodig is.

Artikel 6: Informatieverstrekking

  • 1.

    In door of namens het bestuursorgaan bepaalde gevallen moet betrokkene de gebruikelijke aanvraagformulieren, vastgesteld krachtens artikel 30 vijfde lid van de Wet Bibob, invullen en bij het bestuursorgaan indienen. Daarbij dienen de documenten te worden gevoegd die in dat formulier zijn vermeld en/of die bij de uitreiking daarvan door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd.

  • 2.

    In gevallen waarin de gegevens die in de aanvraag en het krachtens artikel 30, vijfde lid van de Wet Bibob vastgestelde formulier tijdens het onderzoek onvoldoende duidelijk en consistent blijken te zijn, kunnen daartoe door of namens het bestuursorgaan aangewezen medewerkers de betrokkene/partij, zonodig in een persoonlijk onderhoud, om een toelichting verzoeken en vragen stellen.

  • 3.

    In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob- vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag hiervoor.

Artikel 7: Indieningstermijn vragenformulier

  • 1.

    Een betrokkene aan wie een vragenformulier is uitgereikt, wordt een redelijke termijn gegeven (maximaal 4 weken) om in de gelegenheid te worden gesteld dit bij het bestuursorgaan in te dienen.

  • 2.

    Indien een vragenformulier, volgens de daarin of daarbij gegeven aanwijzingen, onvolledig is ingevuld, niet alle verzochte bijlagen daaraan zijn toegevoegd of gegevens bevat waarvan aanstonds blijkt dat deze onjuist zijn, wordt de indiener krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht gedurende 14 werkdagen de gelegenheid geboden tot herstel. Gedurende deze termijn is de beslistermijn krachtens artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht opgeschort. Zo nodig kan hierna nog een tweede hersteltermijn volgen.

  • 3.

    Indien gedurende de hersteltermijn geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid de gebreken op te heffen of de gevraagde extra informatie niet of onvolledig wordt aangeleverd en de ontbrekende en of onjuiste gegevens materieel van belang zijn voor de beoordeling van het vragenformulier, wordt een aanvraag buiten behandeling gesteld of wordt een overeenkomst niet aangegaan. Ook kan dit leiden, bij een reeds afgegeven beschikking of reeds aangegane overeenkomst, tot intrekking van de gegeven beschikking of beëindiging van de overeenkomst.

Artikel 8: Onderzoek

  • 1.

    Het onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob bestaat uit:

    • a.

      het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden;

    • b.

      het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die al dan niet door middel van het in het volgende artikel bedoelde vragenformulier en de daarbij te voegen bijlagen is verstrekt door de aanvrager en gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen die het bestuursorgaan volgens de Wet Bibob kan raadplegen.

  • 2.

    Bij de uitvoering van de Bibob-toets kan de informatiepositie van bestuursorganen versterkt worden vanuit het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC). Ook kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.

  • 3.

    Indien het bestuursorgaan beoogt op de hoogte te geraken van gegevens betreffende een betrokkene of een derde die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de mate van gevaar dat de in artikel 3 van de wet bedoelde feiten zich zullen voordoen (bijvoorbeeld als er vragen blijven bestaan over de omstandigheden, financiering of bedrijfsstructuur), wordt ten behoeve van het onderzoek een advies als bedoeld in artikel 9 van de wet ingewonnen bij het bureau.

Artikel 9: informatieplicht en adviestermijnen

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene/partij schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene/partij wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • 2.

    In geval een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren, een eerder verleende beschikking in te trekken, een overeenkomst niet aan te gaan of een overeenkomst te beëindigen wordt aan betrokkene/partij een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Een kopie van het adviesrapport zal tevens ter hand worden gesteld indien het bestuursorgaan het voornemen heeft om aan de beschikking of overeenkomst voorwaarden te verbinden. Betrokkene/partij wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet Bibob.

  • 3.

    Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de Wet Bibob, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 lid 1 van de Wet Bibob.

  • 4.

    Indien het Bureau het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15 lid 3 van de wet.

  • 5.

    De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15 lid 2 van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Artikel 10: Uitgangspunten voor de invulling van discretionaire ruimte bij besluitvorming

  • 1.

    Indien een door de gemeente ingesteld onderzoek en of een advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob de strekking "ernstig gevaar" luidt, zal het bestuursorgaan in beginsel gebruik maken van zijn bevoegdheid tot weigering of intrekking van een beschikking dan wel een overeenkomst niet aangaan of trachten te ontbinden.

  • 2.

    Indien een door de gemeente ingesteld onderzoek of een advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob de strekking "enige mate van gevaar" luidt, zal het bestuursorgaan in beginsel gebruik maken van zijn bevoegdheid tot het verbinden van voorschriften aan een beschikking of overeenkomst.

  • 3.

    Indien een door de gemeente ingesteld onderzoek of een advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob de strekking "geen gevaar" luidt, zal het bestuursorgaan in beginsel de gevraagde beschikking verlenen, een reeds gegeven beschikking in stand laten, een reeds aangegane overeenkomst in stand laten dan wel betrokkene niet van een gunning of van de mogelijkheid om een overeenkomst aan te gaan uitsluiten.

Hoofdstuk 3: Integriteitsbeoordeling (pre)overeenkomsten en principeverzoeken

Artikel 11: Het aangaan en beëindigen van een overeenkomst

  • 1.

    Voorafgaand aan het sluiten van een overeenkomst komt de gemeente te allen tijde contractsvrijheid toe. De gemeente heeft het daaruit voortvloeiende recht om geen overeenkomst met een partij aan te gaan, mede of uitsluitend op basis van het feit dat de gemeente van oordeel is dat ten aanzien van die partij een integriteitsrisico bestaat.

  • 2.

    De gemeente kan gedragingen en omstandigheden van aan de partij gelieerde partijen of personen bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een integriteitsrisico betrekken. Onder gelieerde partijen worden in ieder geval verstaan personen of partijen die direct of indirect leiding aan de partij geven of hebben gegeven, bij de uitvoering van de overeenkomst een belangrijke rol vervullen of hebben vervuld, over de partij zeggenschap hebben of hebben gehad, aan de partij vermogen verschaffen of hebben verschaft, onderdeel zijn of zijn geweest van dezelfde groep als bedoeld in artikel 2:24b BW, in een zakelijk samenwerkingsverband tot de partij staan of hebben gestaan of op de partij anderszins direct of indirect invloed uitoefenen of hebben uitgeoefend.

  • 3.

    In de gevallen waar partijen zich kunnen aanmelden voor een selectieprocedure voor het aankopen van gemeentelijk vastgoed voor commerciële doeleinden, zal aan partijen een integriteitsverklaring (bijlage 2) worden voorgelegd. Bovendien zal de gemeente gebruikmaken van de in artikel 13 genoemde screeningsmiddelen om de integriteit van deze partijen te controleren. Indien de partij de integriteitsverklaring niet wenst in te vullen of niet wenst mee te werken aan de screening, is de gemeente gerechtigd de onderhandelingen of besprekingen te beëindigen.

  • 4.

    In alle andere gevallen, waarbij de gemeente en de betrokken partij nog in een precontractuele fase verkeren, kan de betrokken partij worden verzocht een integriteitsverklaring (bijlage 2) in te vullen en kan de gemeente gebruikmaken van de in artikel 13 genoemde screeningsmiddelen om de integriteit van de betrokken partij te controleren. Indien de partij de integriteitsverklaring niet wenst in te vullen of niet wenst mee te werken aan de screening, is de gemeente gerechtigd de onderhandelingen of besprekingen te beëindigen.

  • 5.

    De gemeente kan in overeenkomsten een integriteitsclausule opnemen, op basis waarvan zij onder meer het recht heeft om de betrokken partij gedurende de looptijd van de overeenkomst te screenen en de overeenkomst op te schorten of tussentijds te beëindigen vanwege een integriteitsrisico of het feit dat door de betrokken partij onvoldoende medewerking aan een screening of aan het wegnemen van het integriteitsrisico wordt verleend. Het bestuursorgaan kan tevens bedingen dat de overeenkomst kan worden opgeschort c.q. ontbonden op de gronden vermeld in artikel 3, eerste lid van de wet Bibob. Indien de partij de integriteitsclausule niet accepteert, is de gemeente gerechtigd de onderhandelingen of besprekingen te beëindigen. Ook kan het bestuursorgaan bedingen dat onderaannemers alleen met toestemming van de gemeente kunnen worden gecontracteerd en dat in dat kader een bibob-advies kan worden gevraagd.

  • 6.

    In de overweging om (vanwege een integriteitsrisico) geen overeenkomst aan te gaan, een partij uit te sluiten van een selectieprocedure, een partij uit te sluiten van de kans op een gunning van een overheidsopdracht of een reeds gesloten overeenkomst te beëindigen, zal er een afweging worden gemaakt tussen het integriteitsrisico en de maatregel. Hierbij worden aspecten als de verstreken tijd sinds het voordoen van het integriteitsrisico, wat de partij heeft gedaan om herhaling van het integriteitsrisico te voorkomen en de zwaarte van het integriteitsrisico meegewogen.

  • 7.

    Indien de gemeente voornemens is om een overeenkomst te beëindigen wegens een integriteitsrisico, wordt de partij eerst in de gelegenheid gesteld op het voornemen te reageren.

Artikel 12: Principeverzoeken

De gemeente kan gebruikmaken van de in artikel 13 genoemde screeningsmiddelen bij principeverzoeken voor een omgevingsvergunning of planologische medewerking. Indien de betrokkene geen of onvoldoende medewerking verleend aan de screening, kan de gemeente ervoor kiezen het principeverzoek niet in behandeling te nemen. Bij de daadwerkelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning, zal deze weigering om voldoende mee te werken leiden tot het instellen van een bibob-onderzoek.

Indien uit de screening vermoedens blijken van niet integer handelen, leidt dit er in beginsel toe dat het principeverzoek niet verder in behandeling wordt genomen.

Artikel 13: Screening

Bij de screening maakt de gemeente gebruik van screeningsmiddelen die haar ter beschikking staan, met inachtneming van haar wettelijke verplichtingen en bevoegdheden. Het doen van onderzoek in open en gesloten bronnen valt onder deze middelen. Ook een door de partij ingevulde integriteitsverklaring (bijlage 2), toestemmingsverklaring of VOG kan onder deze middelen vallen.

Artikel 14:bibob-onderzoek na screening

Indien uit de screening (betreft zowel overeenkomsten als principeverzoeken) blijkt dat de betreffende partij/betrokkene integer is, kan worden afgezien van het doen van een verdere bibob-toets.

Hoofdstuk 4: Slotbepalingen

Artikel 15
  • 1.

    Het Beleid toepassing Wet Bibob 2014 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Bibob beleid Gemeente Nieuwegein 2018.

Vastgesteld op 30 januari 2018.

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

de burgemeester

de secretaris,

de burgemeester,

Artikelsgewijze toelichting Bibob beleid Gemeente Nieuwegein  

Met het nieuwe bibob beleid kunnen de bibob-toetsen meer risico gestuurd worden ingezet. Dit in tegenstelling tot het vorige bibob-beleid uit 2014, wat meer rigide was en meer verplichte bibob-toetsen kende. In de praktijk bleek dit echter niet goed te werken.

De gemeente Nieuwegein heeft als uitgangspunt dat zij niet-integere partijen niet faciliteert. Niet door het verlenen van een beschikking en ook niet door het aangaan van een overeenkomst of het verstrekken van een overheidsopdracht. Tevens acht de gemeente het van belang een screenings- en toetsingskader te schetsen voor het beoordelen van integriteit bij (pre)overeenkomsten en principe verzoeken. In dit beleidsstuk zijn kaders opgenomen voor gebruikmaking van de Wet Bibob (ten aanzien van vergunningen, overeenkomsten en opdrachten) en kaders voor gebruikmaking van screeningsmiddelen om de integriteit van partijen waarmee de gemeente beoogt zaken te doen, te beoordelen (dus voorafgaand aan een overeenkomst, opdracht of vergunning).

 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 

Dit artikel bevat een aantal begripsbepalingen. Deze zijn opgenomen ter concretisering van bepalingen waarin deze belangen worden gehanteerd en uit het oogpunt van systematiek.

 

Hoofdstuk 2: Kaders toepassing Wet Bibob

Artikel 2

In artikel 2 zijn vanwege een hoger risico de bedrijfssectoren genoemd ten aanzien van gevallen en doelgroepen waarop het instrumentarium zal worden toegepast. Als verplichte sector wordt de seksbranche genoemd. De sekssector bestaat uit gelegaliseerde seksinrichtingen, seksbioscopen en seksbedrijven. De exploitanten komen echter bijna zonder uitzondering uit de voormalige illegale wereld. Hoewel daarmee niet gezegd is dat men zich niet aan de regels zal houden, is toezicht hierop niet overbodig. Verschuiving in het aanbod en verschuiving in de illegaliteit is het gevolg van de afschaffing van het bordeelverbod. Vrouwenhandel en het tewerkstellen van illegale vreemdelingen in de sekssector zijn veel voorkomende problemen. Door al deze kenmerken is de sekssector aan te merken als een risicovolle branche.

Daarnaast is besloten de aanvraag voor het exploiteren van een speelautomatenhal onder het verplichte bibob-onderzoek te laten vallen. Speelautomatenhallen lenen zich in het algemeen gemakkelijk voor illegale handelingen, zoals het witwassen van geld (Memorie van toelichting wijziging van de Wet op de kansspelen). Hierdoor is het speelautomatencircuit aan te merken als een risicovolle branche.

Tevens is besloten om in dit artikel enkele risicobranches en gebieden te noemen. Hierdoor is het mogelijk om bepaalde (rechts)personen aan een Bibob-toets te onderwerpen, die anders niet getoetst zouden kunnen worden. Uit ervaringen en onderzoeken is gebleken dat onderstaande branches en gebieden vatbaarder zijn voor criminele invloeden. De burgemeester heeft de mogelijkheid om de lijst met branches en gebieden uit te breiden of in te krimpen als daar aanleiding toe is.

 

Risicobranches

Inrichtingen die actief zijn in de bewerking, verwerking en/of opslag van afvalstoffen

Uit onderzoeken en rechtspraak, maar ook uit de ervaringen vanuit handhaving, is gebleken dat met name de afvalbranche gevoelig is voor criminaliteit. De afvalbranche kent een hoge mate van regeldichtheid en complexiteit van de milieuwetgeving, waardoor er veel mazen in de wet- en regelgeving bestaan. Verder moet gewezen worden op de hoge winstmarges die met ontduiken van de milieuregelgeving behaald kunnen worden.

 

Kamerverhuurbedrijven, hotels en logies (de verhuur van onzelfstandige woningen, zoals kamers en etages met gedeelde voorzieningen in woongebouwen)

Kamerverhuurbedrijven, hotels en logies kunnen worden gebruikt om bijvoorbeeld geld wit te wassen of illegalen onder te brengen. De illegale activiteiten kunnen leiden tot oneerlijke concurrentie en de afwezigheid van controle op veiligheid en kwaliteit van het kameraanbod.

Dit geeft voldoende aanleiding om deze branche als risicobranche te benoemen.

 

Inrichtingen die actief zijn in de wellnessbranche

Uit onderzoek is gebleken dat bedrijven zoals nagelstudio’s en kappers met regelmaat een dekmantel zijn of kunnen zijn voor witwaspraktijken. Tevens blijk uit jurisprudentie en uit onderzoek van justitie dat massagesalons dikwijls illegale bordelen zijn, de medewerksters vaak illegaal in Nederland verblijven en het slachtoffer van mensenhandel zijn. Om die redenen is deze categorie als risicobranche aangewezen.

 

Inrichtingen waar vuurwerk wordt opgeslagen, of anderszins actief zijn in de vuurwerkbranche en inrichtingen die actief zijn in bodemsanering en grondverzet

Hetzelfde als genoemd onder de eerst genoemde risicobranche geldt, in meerdere of mindere mate, ook voor de vuurwerkbranche en voor grondstromen (opslag, vervoer en handel in grond die vrijkomt bij bodemsanering en grondverzet).

 

Smart-, head- en growshops

Smart-, head- en growshops hebben, ondanks dat ze legaal zijn, toch een negatief imago. Dit imago komt door het feit dat zij ook handelen in verboden middelen. Uit de preventieve doorlichting van de cannabissector in Amsterdam en Venlo blijkt dat voor 80 procent van de ondernemers in deze branche geldt dat zij criminele cliënten hebben. De betrokkenheid van criminelen, onverklaarbare inkomsten, wietgeuren, drugshandel, drugstoerisme en overlast zijn signalen waaraan men kan merken dat er wellicht iets niet aan de haak is. De regelgeving rond de smart-, head- en growshops is in de gemeente Nieuwegein niet vastgelegd met als gevolg dat voor het opstarten van een dergelijke shop geen vergunning nodig is op grond van de APV. Om de integriteit te kunnen bewaken geeft de Wet Bibob de vrijheid om dit als risicobranche aan te wijzen.

 

Autoverkoop- en verhuurbedrijven en autosloperijen

De branche autoverkoop- en verhuurbedrijven en autosloperijen is aangewezen als risicobranche, omdat in deze branche uit ervaring is gebleken dat hier vaker illegale activiteiten plaatsvinden. Hierbij gaat het zowel om de georganiseerde diefstal van auto’s, vrachtwagens en lading als om de handel hierin en het witwassen van geld. Zo nodig worden gestolen voertuigen ook gekat. Vanwege het feit dat deze branche onder de detailhandel valt, is het niet nodig om hiervoor een vergunning aan te vragen. De wet Bibob biedt alsnog een mogelijkheid om deze bedrijven te toetsen als deze branche als risicobranche wordt aangewezen.

 

Belwinkels, internetcafés en gamecenters

Deze branche is aangewezen als risicobranche, omdat uit het verleden blijkt dat dergelijke bedrijfjes vaak worden gebruikt voor illegale activiteiten. Uit onderzoek in Rotterdam bleek dat in een overgroot deel van de belwinkels illegale activiteiten plaatsvonden. Het ging hierbij om allerlei illegale activiteiten, bijvoorbeeld mensen die er illegaal werkten, verkeerde boekhouding en fraude.

Het gaat hier vaak om kleine bedrijven die met regelmaat van eigenaar wisselen.

Als er (te) veel belwinkels zijn, is de winstmarge klein en de concurrentie groot. Hierdoor is de verleiding groter om het minder nauw te nemen met de regels.

 

Sportscholen

Uit jurisprudentie en eerdere ervaringen in andere gemeenten blijkt dat sportscholen vaak worden gebruikt om geld wit te wassen en bijvoorbeeld een plek is voor illegale activiteiten zoals drugshandel. Om die redenen is deze categorie als risicobranche aangewezen.

 

Vechtsportevenementen/-gala’s

Het opnemen van vechtsportgala’s als risicobranche vloeit voort uit een analyse van het beleid van andere gemeenten en het resultaat dat uit een bestuurlijke rapportage van de dienst Regionale Recherche van de politie Amsterdam-Amstelland is gekomen. Uit de rapportage blijkt dat er bij vechtsportgala’s vaak sprake is van vervlechting tussen onderwereld en bovenwereld, hetzij in de organisatie van een dergelijk evenement dan wel in de financiering ervan.

 

Shisha lounges, shisha cafés, waterpijp cafés of andere instellingen met een vergelijkbaar concept.

Gezien het feit dat veel shisha lounges en hiermee vergelijkbare instellingen de laatste jaren regelmatig negatief in het nieuws zijn gekomen (met regelmaat sprake van zware criminaliteit, zoals drugs, schietpartijen, criminele afrekeningen e.d.), is besloten deze categorie op te nemen als risicobranche.

 

Risicogebieden

Naast de risicobranches, zijn er enkele risicogebieden aangewezen in deze beleidslijn. De redenen waarom deze gebieden zijn aangewezen als risicogebieden zijn:

  • -

    Meerdere handhavingsverzoeken;

  • -

    Snelle wisselingen van bedrijven;

  • -

    Meerdere malen handhavend moeten optreden vanuit zowel gemeente als politie.

     

Artikel 3

In artikel 3 is de keuze neergelegd die het gemeentebestuur heeft gemaakt ten aanzien van de inzet van het (facultatieve) bibob-instrumentarium. Er is voor gekozen om de wet in alle situaties toe te kunnen passen waar de wetgever daarvoor de mogelijkheid heeft geopend.

 

 

Artikel 4

Overheidsinstanties, semioverheden en woningbouwcorporaties worden in eerste instantie uitgesloten voor de Bibob-toets aangezien zij aan strikte regelgeving gebonden zijn en vaak al aan een strenge controle onderhevig zijn.

 

 

Artikel 5

Zodra duidelijk is dat een betrokkene/partij een bibob-toets moet ondergaan, heeft het de voorkeur om deze zo vroeg mogelijk in het proces al bij betrokkene/partij uit te zetten. In de praktijk gebeurt het met regelmaat dat een ondernemer grond koopt van de gemeente en vervolgens een omgevingsvergunning aanvraagt voor het bouwen van een pand op deze grond. De bibob-toets dient dan al plaats te vinden bij de overeenkomst tot grondverkoop, niet pas bij de omgevingsvergunning.

 

 

Het tweede lid is erop gericht dat een ondernemer door onze gemeente niet steeds met een bibob-toets wordt geconfronteerd, maar in beginsel hooguit eenmaal in de drie jaar. Hiervan kan worden afgeweken als tussentijds is gebleken van feiten zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

 

 

Met het derde lid is getracht een werkbare situatie te creëren ten aanzien van de facultatieve bibob toetsingsmogelijkheden, zoals opgenomen in artikel 3 van het beleid. De wens bestaat om scherper te zijn op aanvragen gebaseerd op artikel 3, 4, 27, 30a en/of 31 Drank- en Horecawet, artikel 2:28 Apv (horeca-exploitatievergunning), omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen vanaf €300.000,00 (enkel indien het een bedrijf betreft) en grondverkooptransacties (enkel indien het een bedrijf betreft), zonder dat er direct een uitgebreid bibob-onderzoek wordt verricht waarbij de betreffende ondernemer wordt belast met het indienen van vele stukken. Met de variant zoals opgenomen in het derde lid (het handmatig invullen van de indicatorenlijst in deze gevallen), is getracht een tussenoplossing te vinden. Nadat de indicatorenlijst door de betreffende ambtenaar is ingevuld, al dan niet gezamenlijk met de bibob-coördinator, zal de bibob-coördinator beoordelen of verdere bibob-toetsing nodig is.

 

De reden waarom de wens bestaat om scherp te blijven op horeca-gerelateerde aanvragen, ligt in het feit dat horeca-ondernemingen gevoeliger zijn voor witwaspraktijken. Jarenlang heeft de gemeente Nieuwegein deze branche daarom onderworpen aan een verplichte bibob-toets. Uit de praktijk blijkt echter dat er bij de meeste horeca-ondernemingen weinig aan de hand is (met veel onnodige bibob-toetsen tot gevolg) en dat bij de horeca-ondernemingen waar wel wat aan de hand was, er voorafgaand al voldoende indicatoren aanwezig waren welke reden gaven tot een diepgaand bibob- onderzoek. Voorafgaand alert blijven op indicatoren is derhalve het meest efficiënt gebleken in deze branche.

 

Tevens bestaat de wens om de indicatorenlijst in te vullen bij bouwaanvragen vanaf €300.000,00, ingediend door bedrijven, en grondverkooptransacties met bedrijven. Dit om wat scherper te zijn op de wat grotere bouwtrajecten, waar meer geld mee is gemoeid.

 

 

Overigens betekent het bovenste niet dat men niet meer scherp hoeft te zijn op de indicatoren ten aanzien van de andere facultatieve gevallen. Alertheid is altijd geboden. In de bovengenoemde tussenvariant vinden er echter ook verdiepende gesprekken plaats met de betrokkene/partij, bijvoorbeeld over de financiën en het bedrijfsplan, welke in de overige facultatieve gevallen niet plaatsvinden.

 

 

Artikel 6

Dit artikel regelt de informatieverstrekking door een betrokkene door middel van vragenformulieren. De bevoegdheid een vragenformulier vast te stellen is gebaseerd op de Algemene wet bestuursrecht (art. 4.4). De weigering om een vragenformulier (geheel) in te vullen heeft volgens jurisprudentie consequenties. Het bestuursorgaan kan een aanvraag buiten behandeling stellen ingeval wordt geweigerd een vragenformulier (geheel) in te vullen en alle vereiste bijlagen mee te zenden. In artikel 4 van de Wet Bibob heeft de wetgever consequenties verbonden aan het niet (volledig) invullen van een vragenformulier in geval van een verleende vergunning. Een dergelijke weigering wordt gelijk gesteld met ernstig gevaar en creëert de bevoegdheid een verleende vergunning in te trekken.

Artikel 7In de wet is niet geregeld binnen welke termijn een vragenformulier dient te worden ingediend of, in geval van onvolledigheid, dient te worden gecompleteerd. Hierin voorziet artikel 7 van de beleidsregel. In het derde lid is geregeld in welke gevallen een aanvraag buiten behandeling wordt gesteld of een verleende beschikking wordt ingetrokken: indien triviale gegevens ontbreken wordt van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt. Als ontbrekend gegeven dat van materieel belang is, geldt bijvoorbeeld het niet verstrekken van een financieringsovereenkomst. Ook als –na een verzoek- geen authentiek document wordt getoond, een niet definitief of niet ondertekend document wordt ingediend, is dit een tekortkoming die als materieel wordt aangemerkt. 

 

Artikel 8

In dit artikel is neergelegd wat de strekking van het gemeentelijk onderzoek is. Het Regionale Informatie en Expertise Centrum (RIEC) kan de eigen onderzoeksfase van de gemeente versterken door het verstrekken van relevante informatie, die bij hen beschikbaar is en die afkomstig is van samenwerkingspartners. Ook kunnen zij adviseren om in concrete gevallen wel/niet over te gaan tot het doen van een adviesverzoek bij het Bureau Bibob.

Het RIEC is door de wetswijziging bevoegd om het volledige eigen onderzoeksrapport als ook een daarop gebaseerd adviesrapport van het Bureau in te zien. Op die manier wordt hun ondersteunende en coördinerende rol naar de gemeente bij de uitvoering van de Bibob-wetgeving, nadrukkelijk versterkt. Als het bestuursorgaan op basis van de Bibob-toets in het kader van de Wet Bibob nog niet genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ‘mindere mate’ of ‘ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan er worden besloten om het Bureau te vragen om een advies.

 

 

Artikel 9

Indien het bestuursorgaan van oordeel is dat een verzoek om advisering aan Bureau Bibob gerechtvaardigd is, dient de aanvrager van dit voornemen op de hoogte te worden gesteld (artikel 32 van de Wet).

Tevens ligt hierin de plicht om betrokkene te informeren over de opschorting van de beslistermijn die het gevolg is van het indienen van een adviesaanvraag. Indien daadwerkelijk wordt overgegaan tot het aanvragen van een advies, dient deze aanvraag te worden voorzien van een afschrift van de mededelingsbrief aan betrokkene.

De beslistermijn voor de gemeente om te beslissen op de vergunningaanvraag wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het Bureau BIBOB. Het Bureau BIBOB kan zelf zijn adviestermijn verlengen. De opschorting van de termijn van beslissing op de aanvraag is geregeld in artikel 31 van de Wet en de adviestermijn van het Bureau is geregeld in artikel 15 van de Wet.

 

 

Artikel 10

Het Bibob-instrumentarium heeft een facultatief karakter. Dat houdt in dat het bestuursorgaan de wet kàn toepassen maar daartoe niet verplicht is. Het facultatieve karakter van de wet geldt zowel ten aanzien van het instellen van een onderzoek maar ook voor de strekking van besluiten die na een onderzoek kunnen worden genomen. Voor het ontstaan van de bevoegdheid een aanvraag te weigeren of een vergunning in te trekken, dient overigens wel op basis van de criteria waarin de wet voorziet een ernstige mate van gevaar te kunnen worden vastgesteld.

Het uiteindelijke besluit is vatbaar voor bezwaar en beroep. Het advies van het Landelijk Bureau Bibob mag gedurende een periode van 3 jaar gebruikt worden in verband met een andere beslissing.

 

   

Hoofdstuk 3: Integriteitsbeoordeling (pre) overeenkomsten en principeverzoeken

 

 

Artikel 11

Met dit artikel is geregeld dat partijen, waarmee de gemeente beoogt zaken te doen, op de integriteit getoetst kunnen worden (dus voorafgaand aan een overeenkomst, de precontractuele fase). Het uitgangspunt hierbij is contractvrijheid. De gemeente kan niet verplicht worden een overeenkomst te sluiten met partijen die (mogelijk) niet integer zijn en/of hier niet vrijwillig het gesprek over willen aangaan.

Bij niet integer handelen van een partij moet gedacht worden aan recente strafrechtelijke veroordelingen voor misdrijven als fraude, witwassen, valsheid in geschrifte, omkoping en andere misdrijven waarop een vrijheidsstraf staat van minimaal 6 maanden of een geldboete uit de 4e categorie. Ook veroordelingen in het buitenland voor dergelijke misdrijven worden hiertoe gerekend. Ernstige fouten in de uitoefening van het beroep en het niet afdragen van sociale zekerheidsbijdragen of belastingen kunnen eveneens leiden tot een integriteitsrisico.

 

 

In het derde lid is opgenomen dat, in het kader van verkooprondes voor gemeentelijk vastgoed, de wens bestaat om de commerciële partijen die zich hebben aangemeld voor de selectieprocedure in ieder geval op de integriteit te controleren door middel van een integriteitsverklaring (in te vullen door de betrokken partij) en een screening. Op die manier wordt de integriteit een punt waarop getoetst wordt tijdens het doorlopen van de selectiecriteria. Immers, de mogelijk om een bibob-onderzoek te doen, bestaat in deze precontractuele fase nog niet. Daarnaast is het voor de gemeente dan in een vroeg stadium helder of zij met een integere partij van doen heeft, om het verdere proces mee te kunnen doorlopen. Op dergelijke verkooprondes van gronden voor commerciële woningbouw komen in het algemeen ‘kortdurende relaties’ af, zijnde vastgoedontwikkelaars die een project starten en daarna direct weer door verkopen aan consumenten of beleggers. Deze specifieke bedrijfstak is in het verleden regelmatig negatief in het nieuw gekomen met witwassen en bouw-, vastgoed- en taxatiefraude. Om die reden is het belangrijk zo vroeg mogelijk in het proces duidelijk te hebben of de betreffende partijen als integer zijn aan te merken.

In alle overige gevallen (vierde lid) waarbij de gemeente samen met een partij nog in de precontractuele fase verkeerd, is besloten de mogelijkheid te creëren om de betreffende partij op de integriteit te kunnen controleren door middel van een integriteitsverklaring en/of een screening. In het algemeen gaat het in deze gevallen slechts om één partij en om ‘langdurige relaties’, zijnde bedrijven die zich langdurig in Nieuwegein willen vestigen of waarmee de gemeente langdurige (aanbestedings)contracten wil aangaan. Deze partijen hebben er meer belang bij om het contact met de gemeente goed te houden. Overigens geldt op grond van artikel 5 van dit beleid altijd nog de verplichting om ‘een basale achtergrondcheck’ op basis van de wet Bibob uit te voeren ingeval de gemeente een vastgoedtransactie wil aangaan in het kader van grondverkoop.

 

 

De overige leden van dit artikel behoeven geen verdere toelichting.

 

 

Artikel 12

De gemeente Nieuwegein heeft ervaren dat malafide ondernemers, welke reeds een omgevingsvergunning is geweigerd dan wel waarvan een reeds verleende omgevingsvergunning is ingetrokken op basis van een bibob-advies, de weg van de principeverzoeken opzoeken om een pand alsnog met winst te kunnen verkopen. Zij kopen een pand van een private partij en dienen vervolgens een conceptbouwplan in waarna het pand, na akkoord op het principeverzoek, met winst wordt doorverkocht. De gemeente Nieuwegein wenst hier niet aan mee te werken. Zodra de gemeente het vermoeden heeft dat een partij mogelijk niet integer is (de indicatorenlijst kan hiervoor een leidraad zijn), kan overwogen worden de betrokkene te screenen.

 

 

Artikel 13

In dit artikel zijn de screeningsmiddelen en procedure opgenomen ten aanzien van het controleren van de integriteit.

 

 

Artikel 14

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

 

Hoofdstuk 4: Slotbepalingen

 

 

Artikel 15

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Bijlage 1: Indicatorenlijst

Deze indicatorenlijst behoort bij het Bibob beleid Gemeente Nieuwegein 2018, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein en door de burgemeester van Nieuwegein op 30 januari 2018.

Indicatoren die aanleiding kunnen vormen tot het instellen van een onderzoek als bedoeld in artikel 7 van de beleidsregel c.q. tot het inwinnen van een advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, zijn vermeld in de onderstaande lijst.

Deze lijst is niet limitatief, ook andere gronden kunnen aanleiding vormen tot het instellen van een onderzoek.

 

 

 

Komt de indicator voor?

 

Ja

Nee

Niet van toepassing

1. De bedrijfsstructuur  

 

 

 

Inrichting/organisatie

 

 

 

  • onduidelijke, ondoorzichtige, a-typische en/of gecompliceerde organisatiestructuur in relatie tot de aard en omvang van de onderneming.

 

 

 

  • niet duidelijk wie uiteindelijk verantwoordelijk is.

 

 

 

  • onderneming biedt infrastructuren aan het illegale circuit, als een dekmantel voor allerlei activiteiten zoals illegaal gokken, illegale prostitutie, mensenhandel/smokkel, drugshandel, heling, verduistering, wapenhandel.

 

 

 

  • melding van schietpartijen, vechtpartijen, harddrugs, illegale prostitutie, illegale vrouwen, drugsdealers, hennepteelt.

 

 

 

  • a-typische (oneigenlijke) activiteiten vinden plaats in en rond de inrichting.

 

 

 

  • heropening van het pand na langere periode van sluiting, eventueel als gevolg van een bestuursrechtelijke herstelsanctie.

 

 

 

  • functiewijziging van pand of inrichting.

 

 

 

  • ongebruikelijke plaats om exploitatie van het in de aanvraag vermelde bedrijfstype te starten.

 

 

 

  • onduidelijk of geen ondernemingsplan/bedrijfsplan.

 

 

 

Persoon aanvrager/exploitant 

 

 

 

  • leidinggevende / beheerder is mogelijk niet de of niet alleen de in de aanvraag vermelde leidinggevende (katvanger of stroman).

 

 

 

  • aanvrager is geen officiële leidinggevende / beheerder.

 

 

 

  • •.

    wijziging in exploitant kort na eerdere vergunningverlening.

 

 

 

  • In een vergunning vermelde exploitant is zelf vaak niet aanwezig.

 

 

 

 

De financiering  

 

 

 

Inrichting

 

 

 

  • onduidelijke financiering (nieuwe) inrichting pand.

 

 

 

  • huurder huurt of koper koopt van een persoon waarvan de integriteit twijfelachtig is.

 

 

 

  • zeer hoge waarborgsom vereist of geen waarborgsom terwijl dit in de markt gelet op kredietrisico of de hoogte van de verplichtingen gebruikelijk is.

 

 

 

  • extreem hoge/lage huur voor de betreffende branche, ongebruikelijke betalingswijze huurpenningen (bijvoorbeeld contant of in natura), ongebruikelijke betaalperiode.

 

 

 

  • aanvrager heeft veel panden in bezit, veel panden in korte tijd in bezit verworven.

 

 

 

  • onduidelijke of ongebruikelijke financiering van de panden.

 

 

 

Persoon aanvrager/exploitant

 

 

 

  • uitkering Sociale Dienst.

 

 

 

  • verdachte financiering (vermoedens dat de gelden afkomstig zijn uit het criminele circuit).

 

 

 

  • ongebruikelijke financieringsstructuur, afwijkend van de gangbare wijze van financieren.

 

 

 

  • ongebruikelijke financier.

 

 

 

  • Verliesgevende exploitatie vorige of andere onderneming.

 

 

 

 

3. Omstandigheden in de persoon van de aanvrager

 

 

 

Persoon aanvrager/exploitant

 

 

 

  • binnen de gemeente gebruikt de aanvrager het “lobbycircuit”.

 

 

 

  • problemen met identificatie, alleen origineel is rechtsgeldig.

 

 

 

  • exploitant / beheerder zelden aanwezig in de inrichting.

 

 

 

  • minder voor de hand liggende personen vragen vergunning aan.

 

 

 

  • minder voor de hand liggende aanvraag voor deze aanvrager.

 

 

 

  • aanvrager heeft tot recent in het buitenland verbleven.

 

 

 

  • aanvrager heeft geen vakkennis.

 

 

 

  • antecedenten in relatie tot openbare orde (heling, drugs, wapens, geweld).

 

 

 

  • aanvrager wordt vergezeld door een lijfwacht, privé-chauffeur of gecontroleerd door een branchevreemde adviseur / jurist.

 

 

 

  • aanvrager is bekend uit criminele circuit, eventueel politie-informatie.

 

 

 

  • aan de aanvrager is al vaker een vergunning geweigerd of anderszins reeds eerder negatief met de gemeente in contact gekomen (bijvoorbeeld via handhavingsacties).

 

 

 

 

Overig  

 

 

 

  • formulieren onvolledig ingevuld.

 

 

 

  • ‘verdacht’ of tot recent onbekend woonadres, alleen postbus als correspondentieadres, veel mensen op één adres.

 

 

 

  • aanvrager is een buitenlandse rechtspersoon.

 

 

 

  • Al dan niet anonieme tip over de betreffende aanvrager, de betrokkene leidinggevende(n) of financierder.

 

 

 

  • Behandelend ambtenaar wordt of voelt zich bedreigd/onder druk gezet.

 

 

 

  • Valsheid in geschifte bij aanvraag (bijvoorbeeld valse diploma’s, huurcontracten, ID-papieren e.d).

 

 

 

 

Algemeen geldende - en beleidsindicatoren

 

 

 

Inrichting ligt in:

 

 

 

  • kwetsbare wijk, opeenstapeling van ‘probleem-inrichtingen’

 

 

 

  • aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, geografisch gebied

 

 

 

  • aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, bepaalde branche

 

 

 

 

Bijlage 2: Integriteitsverklaring

Integriteitsverklaring bij grondtransacties per contractpartij

De Gemeente Nieuwegein vindt het belangrijk om eerlijk en integer zaken te doen. Dit betekent ook dat de gemeente contractpartners vraagt om integer en eerlijk te zijn. Deze integriteitstoets richt zich op hoe u de financiering heeft geregeld en waar dit geld vandaan komt. Ook wil de gemeente graag weten hoe u uw bedrijf of concern georganiseerd heeft. Door ondertekening van dit formulier verklaart u dat bepaalde integriteitsrisico’s niet op uw bedrijf of concern van toepassing zijn. Als uw antwoorden daartoe aanleiding geven, dan zal de gemeente met u een gesprek aangaan zodat u een reactie kunt geven op de bevindingen van de gemeente.

Het niet (volledig) beantwoorden van vragen en/ of niet (volledig) overleggen van de gevraagde bijlagen kan ertoe leiden dat de gesprekken om te komen tot een koopovereenkomst worden afgebroken of een reeds gesloten koopovereenkomst wordt opgeschort of beëindigd.

Wordt de grondtransactie gesloten als een natuurlijk persoon -> vul de gegevens in bij 1 en ga daarna verder met vraag 3, etc.

Wordt de grondtransactie gesloten als een rechtspersoon -> vul de gegevens in bij 2 en ga daarna verder met vraag 3, etc.

 

Bijlage 3: Risicogebieden

Genoemd dient te worden dat, conform artikel 2 van dit beleid, de panden met de gebruikersfunctie wonen (eengezinswoningen en bestemd eigen bewoning) vallend in deze risicogebieden, uitgezonderd zijn van het verplichte bibob-onderzoek.

Kaart 1: gebied Hildo Kropstraat, Kruyderlaan en Herenstraat (oranje belijningen)

 

Kaart 2: Bedrijventerrein De Liesbosch/Laaggraven (oranje gemarkeerde gebied)

 

Kaart 3: Bedrijventerrein Plettenburg/De Wiers (oranje gemarkeerde gebied)

 

 

Naar boven