Verordening van de gemeenteraad van Lochem met daarin regels voor uitvoering van de Jeugdwet (Verordening Jeugdhulp 2018)

 

De raad van de gemeente Lochem;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van [datum b&w];

 

gelet op artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;

 

overwegende dat:

  • de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd;

  • het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

  • het noodzakelijk is bij verordening nadere regels op te stellen over de door het college uit te voeren taken in het kader van de Jeugdwet.

 

B E S L U I T

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening jeugdhulp Gemeente Lochem 2018

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    algemene voorziening jeugdhulpvoorziening op grond van de Jeugdwet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand diepgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders;

  • b.

    andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, die niet onder de Jeugdwet vallen;

  • c.

    gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden;

  • d.

    individuele voorziening: een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening die door het college in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt op basis van een besluit;

  • e.

    persoonsgebonden budget (pgb): het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet dat een door het college verstrekt budget is aan een jeugdige of ouder, dat hem in staat stelt gebruik te maken van de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden;

  • f.

    sociale netwerk: de personen uit de huiselijke kring en andere personen met wie iemand een sociale relatie onderhoudt.

  • g.

    Veilig Thuis: het regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

 

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet bescherming persoonsgegevens.

 

Artikel 2 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen op basis van deze verordening.

 

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen

Artikel 3 Toegang algemene voorzieningen

Een algemene voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling.

 

Artikel 4 Beschikbare algemene voorzieningen

De volgende algemene voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

  • a.

    Jeugdgezondheidszorg 0 - 19 jaar;

  • b.

    Jeugd- en jongerenwerk;

  • c.

    Kinderopvang;

  • d.

    Ondersteuning op school;

  • e.

    Toegang Lochem ‘t Baken;

  • f.

    Veilig Thuis;

  • g.

    Crisisdienst voor spoedeisende jeugdhulp;

  • h.

    Kindertelefoon;

  • i.

    Cliëntondersteuning

 

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen

Paragraaf 1. Voorzieningen

Artikel 5 Beschikbare individuele voorzieningen

De volgende individuele voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

  • a.

    Voortgezette diagnostiek;

  • b.

    Begeleiding/ondersteuning/ambulante hulp;

  • c.

    Dagbesteding

  • d.

    Crisishulp/crisisopvang;

  • e.

    Specialistische Geestelijke Gezondheidszorg

  • f.

    Pleegzorg;

  • g.

    Verblijf/wonen;

  • h.

    Dag -en deeltijdbehandeling

  • i.

    Gesloten jeugdhulp;

  • j.

    Kindergeneeskunde

  • k.

    Vervoer in het kader van de Jeugdwet

  • l.

    Activiteiten in het preventief justitieel kader

  • m.

    Jeugdbescherming;

  • n.

    Jeugdreclassering

 

Paragraaf 2. Toegang via ‘t Baken

Artikel 6 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een individuele voorziening kan alleen ondertekend worden ingediend door of namens een belanghebbende. Het kan schriftelijk of digitaal, via de post of persoonlijk worden aangereikt.

  • 2.

    Als een individuele voorziening in natura niet passend wordt geacht, kunnen de jeugdige of zijn ouders in de aanvraag vermelden een persoonsgebonden budget te wensen. Daarbij geven de jeugdige of zijn ouders in ieder geval aan:

    • a.

      wat de voorgenomen uitvoering van de individuele voorziening is, inclusief uitvoerder en kosten;

    • b.

      wat de kwalificaties van de uitvoerder zijn, en;

    • c.

      waarom het aanbod van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder niet passend is naar het oordeel van de jeugdige of zijn ouders.

  • 3.

    Als de jeugdhulp betrekking heeft op een ander dan de aanvrager, moet de aanvraag de instemming van de jeugdige en/of zijn wettelijke vertegenwoordiger hebben waarop de aanvraag betrekking heeft.

 

Artikel 7 Toegang en besluit

  • 1.

    Het college legt de beslissing over het al dan niet verlenen van een individuele voorziening vast in een beschikking. Wanneer jeugdhulp is verleend op basis van verwijzing door huisarts, medisch specialist, Jeugdarts of Gecertificeerde instelling gebeurt dit op gestandaardiseerde wijze.

  • 2.

    Het college neemt het besluit als bedoeld in het eerste lid op grond van de aanvraag als bedoeld in artikel 6 en het onderzoek als bedoeld in artikel 9.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende voorziening. Het college legt de beslissing over de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen vier weken na de start van de hulp, vast.

  • 4.

    Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening vervalt, als de jeugdige of zijn ouders zich niet binnen drie maanden na de besluitdatum hebben gemeld bij een jeugdhulpaanbieder.

 

Artikel 8 Beschikking

  • 1.

    In een beschikking tot verstrekking van individuele voorzieningen, conform Artikel 7 lid 1 van deze verordening, wordt aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      welke individuele voorziening verstrekt wordt en wat het beoogde doel daarvan is;

    • b.

      de ingangsdatum en duur van de verstrekking;

    • c.

      de vervaltermijn van de beschikking als bedoeld in artikel 7 lid 4;

    • d.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing;

    • e.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      aan welk resultaat het pgb moet worden besteed;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      de hoogte van het pgb en hoe deze is bepaald;

    • d.

      de duur van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;

    • e.

      de vervaltermijn van de beschikking als bedoeld in artikel 7 lid 4;

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4.

    Bij het besluit wordt aan de belanghebbende informatie verstrekt over de rechten en de plichten van de jeugdige en zijn ouders op grond van de Jeugdwet, de verordening en de nadere regels.

 

Paragraaf 3. Beoordeling

Artikel 9 Onderzoek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdigen en zijn ouders de hulpvraag waarbij de volgende onderwerpen worden besproken:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige of zijn ouders en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening ;

    • e.

      de mogelijkheden om de hulpvraag te beantwoorden door het inzetten van een algemene voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening of een pgb te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening of pgb wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.

  • 2.

    Het college kan, met instemming van de jeugdige of zijn ouders, informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts of het onderwijs, en met deze in gesprek gaan over de meest aangewezen hulp.

 

Artikel 10 Criteria individuele voorzieningen

  • 1.

    Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover:

    • a.

      zij op eigen kracht, met gebruikelijke zorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag;

    • b.

      zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag door gebruik te maken van een algemene voorziening, of een andere voorziening;

 

Artikel 11 Aanvullende criteria pgb

  • 1.

    Als een jeugdige of ouder in aanmerking komt voor een individuele voorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een pgb, moet daarvoor een budgetplan worden opgesteld. Daarin is opgenomen:

    • a.

      de motivatie waarom het natura-aanbod van de gemeente niet passend is en een pgb gewenst is;

    • b.

      de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening en de wijze waarop de jeugdhulp georganiseerd wordt;

    • c.

      op welke wijze de kwaliteit van de jeugdhulp is gewaarborgd;

    • d.

      de kosten van de uitvoering, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief.

  • 2.

    De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:

    • a.

      kosten voor bemiddeling

    • b.

      kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers

    • c.

      kosten voor het voeren van een pgb-administratie

    • d.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb

    • e.

      kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering

  • 3.

    De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk voor zover het niet gaat om behandeling (zoals ggz) en mits deze persoon naar oordeel van het college de zorg aan de jeugdige of ouder voor hem niet tot overbelasting leidt.

  • 4.

    Degene die de zorg verleend mag niet de pgb beheren anders dan een familielid uit de eerste graad.

 

Artikel 12 Hoogte pgb

  • 1.

    De hoogte van het pgb wordt bepaald door het niveau in opleiding en/of certificering in een relevant kwaliteitsregister van een zorg verlenende persoon, die in dienst is van een professionele organisatie. En aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de desbetreffende situatie goedkoopste adequate individuele voorziening in natura en is toereikend voor de aanschaf daarvan.

  • 2.

    De hoogte van het pgb door een daartoe opgeleide en/ of in een relevant kwaliteitsregister geregistreerd zelfstandig professional (ZZP’er), wordt berekend op basis van 80% van het Zorg in Natura tarief van het betreffende product.

  • 3.

    De hoogte van de pgb door niet daartoe opgeleide en/of in relevant kwaliteitsregister geregistreerde personen en/of leden van het sociaal netwerk wordt berekend op basis van 50% van het Zorg in Natura tarief van het betreffende product, het minimumloon dat op de persoon van toepassing is en met een maximaal bedrag van €20,94 per uur (tarief 2018).

  • 4.

    De kostprijs van de pgb wordt jaarlijks geïndexeerd conform het percentage dat ook voor Zorg in Natura wordt gehanteerd.

 

Hoofdstuk 4 Wijziging, herzien, intrekking, terugvordering en bestrijding misbruik

Artikel 13 Wijziging, herzien, intrekking en terugvordering

  • 1.

    Degene aan wie op grond van deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht op verzoek of meteen uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

    • 2.

      Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening wijzigen, herzien of intrekken als het college vaststelt dat:

      • a.

        de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

      • b.

        de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

      • c.

        de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is te achten;

      • d.

        de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of

      • e.

        de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

        • 3.

          Als het college een besluit op grond van het tweede lid heeft gewijzigd, herzien of ingetrokken, kan het college de geldswaarde vorderen van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten pgb.

        • 4.

          Een besluit tot verlening van een persoonsgebonden budget kan worden gewijzigd, herzien of ingetrokken als blijkt dat het budget binnen 6 maanden na toekenning niet is gebruikt voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

 

Artikel 14 Controle en bestrijding misbruik

  • 1.

    Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt dan wel besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

  • 2.

    Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de algemene voorwaarden voor de inkoop Jeugdzorg, conform artikel 22, en de naleving van rechtmatige uitvoering van de Jeugdwet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van de voorziening.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels stellen met betrekking tot deze controle en de bevoegdheden van de toezichthouder.

 

Hoofdstuk 5 Afstemming met andere voorzieningen

Artikel 15 Gezondheidszorg

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel g van de Jeugdwet en artikel 7 lid 4 van deze verordening, plaats vindt.

 

Artikel 16 Gecertificeerde instellingen

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de aansluiting tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 2 en de gecertificeerde instellingen.

  • 2.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:

  • a.

    het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel 3.5 lid 1 van de Jeugdwet,

  • b.

    het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;

  • c.

    de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt,

  • d.

    wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een persoonsgebonden budget kan zijn namens de jeugdige en zijn ouders,

  • e.

    hoe te handelen wanneer de gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden,

  • 3.

    Het college en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken als bedoeld in het tweede lid vast in een protocol als bedoeld in artikel 3.5 lid 3 lid van de Jeugdwet.

 

Artikel 17 Justitiedomein

  • 1.

    Het college maakt bestuurlijke afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de Jeugdwet.

  • 2.

    Het college en de betrokken instellingen nemen de afspraken zoals bedoeld in het eerste lid op in het protocol zoals bedoeld in artikel 16 lid 3 van deze verordening en het protocol bedoeld in artikel 3.1 lid 5 van de Jeugdwet.

 

Artikel 18 Kinderopvang, onderwijs, leerplicht en leerlingenvervoer

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de instellingen voor kinderopvang over:

  • a.

    de afstemming tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 2 en de voorschoolse voorzieningen;

  • b.

    de afstemming, voor zover en indien mogelijk, bij het toekennen van individuele voorzieningen voor jeugdigen en hun ouders.

  • 2.

    Het college maakt afspraken met de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs en de schoolbesturen speciaal onderwijs over:

  • a.

    de afstemming tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 2, leerplicht en het onderwijs en de onderwijsvoorzieningen op de scholen,

  • b.

    de afstemming, voor zover en indien noodzakelijk, bij het toekennen van individuele voorzieningen voor leerlingen en hun ouders,

  • c.

    de gezamenlijke onderwijszorgarrangementen en de toegang hiertoe.

 

Artikel 19 Veilig Thuis

Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang naar algemene en individuele voorzieningen.

 

Artikel 20 WMO - voorzieningen

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van de Jeugdwet, deze verordening en voorzieningen voor jeugdigen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van de voorzieningen voor jeugdigen op grond van deze verordening en voorzieningen voor volwassenen, zijnde ouders, op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  •  

Artikel 21 Voorzieningen werk en inkomen

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en (re‐integratie)voorzieningen voor jeugdigen op grond van de Participatiewet, waaronder leerwerktrajecten.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor volwassenen, zijnde ouders, op grond van de Participatiewet dan wel aanvullend minimabeleid.

 

Hoofdstuk 6 Waarborgen prijs en kwaliteit

Artikel 22 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en gecertificeerde instellingen

  • 1.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel.

      • 2.

        Meldingsregeling calamiteiten

        • a.

          Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de levering van een voorziening door een aanbieder en wijst een calamiteitenfunctionaris aan.

        • b.

          Aanbieders melden iedere calamiteit zoals omschreven in de Jeugdwet die zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening meteen aan de betreffende gemeentelijke functionaris

        • 3.

          De aanbieder die de formele jeugdhulp biedt in natura of op basis van een Pgb, voldoet kwalitatief aan wat daarover is bepaald in de wet en in de meest recente voorwaarden voor de inkoop Jeugd zoals door het college vastgesteld.

 

 

Hoofdstuk 7 Klachten, medezeggenschap en onafhankelijke cliënt ondersteuning

Artikel 23 Klachtenregeling

Het college behandelt klachten van de jeugdige of zijn ouders conform hoofdstuk 8 van de Algemene Wet Bestuursrecht.

Artikel 24 Betrekken inwoners bij ontwikkelen beleid

  • 1.

    Het college stelt de jeugdige of zijn ouders en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat inwoners kunnen deelnemen aan overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

 

Artikel 25 Onafhankelijke cliënt ondersteuning

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders zich kunnen laten bijstaan door onafhankelijke cliënt ondersteuning en/of een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Het college wijst jeugdigen, ouders en pleegouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke ondersteuning en/of vertrouwenspersoon.

 

 

Hoofdstuk 8 Gegevensbescherming

Artikel 26 Privacy

  • 1.

    Het college verwerkt geen persoonsgegevens van een jeugdige of ouder, tenzij dit voor de uitvoering van de Jeugdwet noodzakelijk is.

  • 2.

    Het college legt de afspraken over het verwerken van persoonsgegevens vast in een protocol.

 

 

Hoofdstuk 9 Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 27 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen van deze verordening wanneer toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 28 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    Een jeugdige of ouder houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening Jeugdhulp Lochem 2015 totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Jeugdhulp Lochem 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld op grond van deze verordening. Tenzij deze nadeliger is voor de jeugdige en/of diens ouders.

 

Artikel 29 Inwerkingtreding, vervallen oude verordening en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking.

  • 2.

    Met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Verordening Jeugdhulp Lochem 2015.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp Lochem 2018.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Lochem op 19 november 2018.

De raad van de gemeente Lochem

De griffier De voorzitter,

M. Veenbergen S.W. van ’t Erve

Naar boven