Wijziging Beleidsregels briefadres gemeente Noordoostpolder 2014

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder,

gelet op:

 

  • -

    de artikelen 1.1, 2.23, 2.38 tot en met 2.42, 2.45, 2.47, 2.52 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP),

  • -

    artikel 29 van het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP),

  • -

    de artikelen 17, 18 en 19 van de Regeling basisregistratie personen (Regeling BRP),

  • -

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

 

gezien de circulaire BRP en briefadres (2016-0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016 en het Protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing (NVVB-2016);

 

overwegende dat het gewenst is om de Beleidsregels briefadres gemeente Noordoostpolder 2014 te wijzigen  om kwetsbare groepen, zoals verwarde personen, zonder woonadres, in te schrijven in de BRP  op een briefadres;

 

besluit vast te stellen:

de volgende wijziging van de Beleidsregels  briefadres gemeente Noordoostpolder 2014

I De Beleidregels briefadres gemeente Noordoostpolder 2014 wordt gewijzigd als volgt:

 

A. Artikel 2, onder a wordt gewijzigd als volgt:

 

Artikel 2 onder a

Artikel 2, onder a

Redenen voor het doen van aangifte van een briefadres zijn slechts:

a. het ontbreken van een woonadres vanwege:

1° dak- of thuisloosheid;

2° korte overbrugging tussen twee woonadressen;

3° de uitoefening van een ambulant beroep;

4° kortverblijf in het buitenland, gedurende een jaar ten hoogste twee derden van de tijd, of

5° korter dan twee jaar verblijf in het buitenland en varend op een schip dat de thuishaven in Nederland heeft.

 

a. het ontbreken van een woonadres vanwege:

1° dak- of thuisloosheid;

2° korte overbrugging tussen twee woonadressen;

3° de uitoefening van een ambulant beroep;

4° kortverblijf in het buitenland, gedurende een jaar ten hoogste twee derden van de tijd,

5° korter dan twee jaar verblijf in het buitenland en varend op een schip dat de thuishaven in Nederland heeft;

60. behoren tot een kwetsbare groep, zoals verwarde personen, of

70. langdurig vermist zijn van een persoon.

 

B. Artikel 2 lid c wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 2 onder c

Artikel 2 onder c

Verblijf in een instelling als bedoeld in artikel 2.40 van de wet BRP

Verblijf in een instelling als bedoeld in artikel 2.40 , lid 3 en 4 van de wet BRP

 

C. Na artikel 2 onder c wordt toegevoegd:

  • d.

    verblijf op een adres waarvan het opnemen van dat woonadres naar het oordeel van de burgemeester om veiligheidsredenen niet wenselijk is (artikel 2.41 van de Wet BRP). 

 

D. Artikel 3, lid 2 wordt gewijzigd als volgt

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 2

De briefadreshouder is verplicht om bij de aangifte tot briefadres alle benodigde stukken te overleggen

De aangever is verplicht om bij de aangifte tot briefadres alle benodigde stukken te overleggen

 

E. Artikel 3, lid 3 onder c wordt gewijzigd als volgt

Een geldig identiteitsbewijs of een kopie ervan en een schriftelijke verklaring van instemming van degenen of de gemachtigde van de aangewezen rechtspersoon bij wie het briefadres wordt gehouden 

Een geldig identiteitsbewijs of een kopie ervan en een schriftelijke verklaring van instemming van de briefadresgever.

 

F. Artikel 3, lid 4 wordt gewijzigd als volgt:

 

Bestaande tekst

Nieuw tekst

4. De briefadresgever, kan maximaal aan twee gezinshuishoudens of twee alleenstaanden toestemming geven een briefadres te houden.

4. De briefadresgever kan maximaal aan twee gezinshuishoudens, twee alleenstaanden of aan een gezinshuishouden en een alleenstaande toestemming geven een briefadres te houden.

 

G. Aan artikel 3 worden na lid 4, drie nieuwe leden toegevoegd: 

  • 5.

    Als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2,  lid 4  is een schriftelijke verklaring van de burgemeester noodzakelijk waaruit blijkt dat opname van een woonadres niet wenselijk is.

  • 6.

    Lid 4 is niet van toepassing indien de briefadresgever het college van burgemeester en wethouders is of een door het college aangewezen rechtspersoon, bedoeld in artikel 2.42 onder b van de Wet BRP.

  • 7.

    Als het briefadres noodzakelijk is op grond van artikel 2, lid 1 onder f en g, dient de noodzakelijkheid te blijken uit een onderliggend dossier.

 

H. Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Het is in ieder geval niet mogelijk om ingeschreven te worden op een briefadres, indien:

  • a.

    de briefadreshouder een woonadres heeft;

  • b.

    de briefadreshouder niet varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft, en langer dan acht maanden gedurende een jaar in het buitenland verblijft

  • c.

    de briefadreshoudervarend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft en langer dan twee jaar in het buitenland verblijft;

  • d.

    er een onderzoek loopt naar de verblijfplaats van de briefadresgever;

  • e.

    het briefadres een adres betreft waarop al aan twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens een briefadres is verleend;

  • f.

    het briefadres geen bestaand adres betreft;

  • g.

    het briefadres een postbus.

 

Het is in ieder geval niet mogelijk om ingeschreven te worden op een briefadres, indien:

  • a.

    de aangever een woonadres heeft, tenzij hij in de situatie verkeert zoals beschreven in artikel 2, onder d.

  • b.

    de aangever langer dan acht maanden gedurende één jaar in het buitenland verblijft en niet beroepshalve varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft.

  • c.

    de aangever beroepshalve varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft en langer dan twee jaar in het buitenland verblijft;

  • d.

    er een onderzoek loopt naar de verblijfplaats van de briefadresgever;

  • e.

    het briefadres een adres betreft waarop reeds aan twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of een alleenstaande en een gezinshuishouden een briefadres is verleend met inachtneming van de uitzonderingen bedoeld in artikel 3, lid 7.

 

I. Artikel 5, lid 1 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

In de situatie als bedoeld in artikel 2, onder a, 2° wordt een briefadres worden toegekend voor de duur van maximaal drie maanden

In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid a, onder 10 , 2o, 30 , 60, en 70  kan een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal drie maanden. Deze termijn kan telkens worden verlengd als de omstandigheden daar in redelijkheid aanleiding voor geven.

 

J. Artikel 5, lid 4 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

In de situatie als bedoeld in artikel 2, onder a, 2° kan de termijn voor een briefadres eenmalig met maximaal drie maanden verlengd worden

In de situatie als bedoeld in artikel 2, onder d mag een briefadres worden verleend voor de duur die de burgemeester noodzakelijk acht.

 

K. Artikel 6, lid 1 wordt gewijzigd als volgt:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

  • 1.

    De aanvraag voor verlenging van het briefadres wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 2 en 4.

  • 1.

    De aanvraag voor verlenging van het briefadres wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 2tot en met 5.

 

II. Deze wijziging van de Beleidsregels briefadres gemeente Noordoospolder 2014 treedt in werking op 1 december 2018.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 20 november 2018

de secretaris,

de burgemeester,

Toelichting:  

Toelichting:

Algemeen

De gewijzigde beleidsregels briefadres gemeente Noordoostpolder 2014 vormen nu een instrumentarium waarmee tijdelijke maatwerkoplossingen kunnen worden geboden aan die categorie burgers waarover de nationale ombudsman in zijn rapport het volgende schrijft .

Begin citaat:

 “In een veranderende samenleving zijn steeds meer levenspatronen denkbaar die vragen om een open houding van de overheid. Als burger mag je redelijkerwijs verwachten dat de gemeente bereid is om vanuit goed vertrouwen mee te denken in situaties die - om wat voor reden dan ook - afwijken van de standaardregels. Omdat het systeem nu eenmaal zo is ingericht dat de toegang tot voorzieningen gekoppeld is aan een registratie in de BRP, vind ik dat een burger zich te allen tijde moet kunnen inschrijven, ongeacht zijn woon- of leefsituatie. Hoor je bij Nederland, dan hoor je ook in de administratie. Wanneer burgers uit de BRP worden uitgeschreven en daardoor geen aanspraak kunnen maken op (sociale) voorzieningen, niet aan een woning kunnen komen of geen zorgverzekering kunnen afsluiten, worden zij in een kwetsbare positie gedrukt waar zij moeilijk zelfstandig uitkomen. Dit kan niet de bedoeling zijn van een bevolkingsregistratie. Een burger mag er in alle redelijkheid van uitgaan dat - wanneer veel gelegen is aan een inschrijving - de overheid die inschrijving faciliteert. In de klachten en signalen die ik van burgers ontvang zie ik terug dat dit niet altijd gebeurt. Een burger die zonder BRP-inschrijving wordt weggestuurd weet niet wat te doen en tot wie hij zich (nog) kan wenden. En intussen wordt zijn problematiek steeds groter. Door tijdige herkenning van het risico op buitensluiting kunnen grotere problemen worden voorkomen.” Aldus de nationale ombudsman in zijn rapport “een mens leeft, een systeem niet”.Einde citaat.

 

Artikelsgewijze toelichting op de wijziging Regeling briefadres

Toelichting artikel 1, sub d,:

Onder een alleenstaande ouder wordt verstaan:

  • -

    een ongehuwd ouder, zonder geregistreerd partnerschap,

  • -

    een ouder wiens huwelijk of geregistreerd partnerschap is ontbonden of beëindigd,

  • -

    een gehuwd ouder, die niet samenwoont met de echtgenoot (of echtgenote), of

  • -

    een ouder met een geregistreerd partnerschap, die niet samenwoont met deze partner.

 

Toelichting artikel 2, lid A, sub 1:

Personen die niet beschikken over een woonadres en gebruik maken van de maatschappelijke opvang (passantenverblijven en dag- en nachtopvang) kunnen met een briefadres ingeschreven worden bij één van de opvanginstellingen. Personen die niet beschikken over een woonadres, maar geen gebruik maken van de maatschappelijke opvang (mensen met een zwervend bestaan), zijn verplicht elders een briefadres te kiezen.

 

Toelichting artikel 2, lid A, sub 2:

Hierbij valt te denken aan twee echtgenoten die gaan scheiden, maar op één adres wonen. Wanneer de één op het huidige adres blijft wonen, heeft de ander (tijdelijk) geen vast woonadres. Deze laatste persoon kan ingeschreven worden op een briefadres.

Een ander voorbeeld is als een persoon een nieuwe woning heeft gekocht en de oude woning heeft verkocht. De nieuwe woning moet echter nog opgeleverd worden terwijl de oude woning al overgedragen is aan de nieuwe eigenaar.

 

Toelichting artikel 2, lid A, sub 3:

Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen en kermismedewerkers die (met hun gezin) met de kermisattractie meereizen. Personen die tot deze categorie behoren komen in aanmerking voor een briefadres, mits zij geen woonadres hebben.

 

Toelichting artikel 2, lid A, sub 4:

Als iemand naar het buitenland vertrekt, wordt gekeken voor welke periode iemand naar het buitenland gaat. Iemand moet een briefadres kiezen, wanneer hij/zij voor een kortere periode dan 8 maanden in een tijdsbestek van een jaar naar het buitenland gaat en niet meer beschikt over een woonadres.

Op grond van artikel 2.43 Wet BRP mag iemand die voor een periode van meer dan 8 maanden naar het buitenland vertrekt niet als ingezetene ingeschreven blijven in de BRP. In dat geval is de burger verplicht om aangifte te doen van zijn vertrek naar het buitenland. Op grond van de aangifte wordt de bijhouding van zijn persoonslijst een verantwoordelijkheid van de minister van BZK en ‘verhuist’ de PL naar de RNI vanwege emigratie. In dat geval kan geen briefadres gekozen worden.

 

Toelichting artikel 2, lid A, sub 5:

Als een inwoner beroepshalve gaat varen aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft en is er bij vertrek de redelijke verwachting dat hij niet langer dan twee jaar buiten Nederland zal verblijven, dan hoeft hij geen aangifte van vertrek te doen (artikel 29 Besluit BRP). Een voorwaarde is wel dat hij/zij gedurende het verblijf buiten Nederland beschikt over een adres in Nederland. Veelal zal dit een briefadres zijn. Het is de burger wel toegestaan om aangifte van vertrek naar het buitenland te doen in deze situatie. Een verplichting daartoe bestaat niet.

 

Toelichting artikel 2, lid A, sub 6:

Deze kwetsbare groep kampt soms met de gevolgen van een verslaving, psychiatrische aandoeningen en verstandelijke beperkingen. Daardoor komen deze mensen hun administratieve verplichtingen en afspraken niet altijd na. Juist deze mensen hebben laagdrempelige medische basiszorg nodig die zij in de praktijk alleen krijgen na inschrijving in de BRP. Zonder zorgverzekering krijgen deze personen niet de zorg die zij nodig hebben. Dat vergroot de kans op bijvoorbeeld ernstige lichamelijke en/of psychiatrische aandoeningen. Zonder inschrijving in de BRP komen zij in de praktijk ook niet in aanmerking voor een plek op de wachtlijst voor een woning, waardoor zij gedwongen dakloos blijven. Een inschrijving op een briefadres is daarom voor deze groep noodzakelijk.

Waar nodig wordt het briefadres ambtshalve toegekend op een adres van een gemeentelijke instelling. Zie ook toelichting algemeen.

 

Toelichting artikel 2, lid A, sub 7:

Met een langdurig vermist persoon wordt bedoeld een persoon, die:

  • -

    tegen redelijke verwachting in afwezig is uit zijn of haar gebruikelijke en/of veilig geachte omgeving,

  • -

    waarvan de verblijfplaats van de persoon onbekend is, en

  • -

    het in diens belang is dat de verblijfplaats wordt vastgesteld.

 

Gemeenten kunnen te maken krijgen met de melding dat een persoon is vermist. In het protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing is vermeld dat in overleg de vermiste persoon kan worden geregistreerd met een briefadres op het adres van de melder.

 

Toelichting artikel 2, lid b:

In de circulaire BRP en briefadres van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 oktober 2016 (kenmerk 2016-0000656211) is geregeld dat personen die verblijven in een opvanghuis voor mannen en vrouwen met een briefadres ingeschreven kunnen worden op het kantooradres van de desbetreffende instelling. Op die manier wordt het feitelijke woonadres van betrokkenen adequaat beschermd tegen ongewenste kennisneming door onbevoegden.

 

Toelichting artikel 2, lid c:

Degene die zijn woonadres heeft in een instelling, kan in afwijking van artikel 2.38, lid 1 en artikel 2.39, lid 1 van de Wet BRP in plaats van inschrijving op zijn woonadres een briefadres kiezen. Op grond van artikel 2.40, lid 3 Wet BRP zijn dit instellingen voor gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. In de artikelen 17 t/m 19 van de Regeling BRP is aangegeven voor welke instellingen een briefadres gekozen kan worden.

Het college van B&W is eveneens bevoegd, op grond van artikel 2.40, lid 4 Wet BRP, instellingen op het terrein van maatschappelijke opvang aan te wijzen.

 

Toelichting artikel 3, lid 1:

Een briefadres kan, in aanvulling op wat de wet regelt en in afwijking van een woonadres, worden gekozen binnen elke gemeente in Nederland. Het is niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar voor het laatst een woonadres werd gehouden. Voor gedetineerden of personen die in een psychiatrische inrichting verblijven is het advies om bij voorkeur een briefadres te kiezen in de gemeente van herkomst. Dit is onder andere van belang voor de verworven rechten die de briefadreshouder daar heeft opgebouwd, bijvoorbeeld op het gebied van huisvesting. De aangifte wordt altijd gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.

 

Toelichting artikel 3, lid 2 en 3:

Bij de aangifte dient een schriftelijke verklaring van instemming te worden gevoegd van degene bij wie het briefadres wordt gehouden op grond van artikel 2.45 lid 2 van de wet BRP. In de schriftelijke verklaring van aangifte dienen de redenen van het briefadres en de te verwachten duur te worden opgenomen. De aangever dient tevens een (kopie van een) geldig identiteitsbewijs zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van zichzelf als van degene bij wie het briefadres wordt gehouden te overleggen. De vragenlijst briefadres is als bijlage 1 bijgevoegd.

 

Toelichting artikel 3, lid 4:

Maximaal 2 briefadressen betekent maximaal aan twee gezinshuishoudens of twee alleenstaanden of één gezinshuishouden en één alleenstaande.

Het blijft mogelijk en is toegestaan dat een briefadresgever meer dan één briefadreshouder op zijn woonadres kan hebben. Bijvoorbeeld een particulier die al dan niet tegen betaling briefadresgever is voor veel gedetineerden, omdat zij hun familie daar niet mee willen belasten. In dat geval kan uitgeweken worden naar de hardheidsclausule van artikel 8.

 

Toelichting artikel 3, lid 5:

Het is niet waarschijnlijk dat de briefadreshouder bij zijn aangifte altijd de verklaring van de burgemeester zal kunnen overleggen. De verwachting is, dat deze verklaring veelal bij de afdeling burgerzaken terecht komt via de interne kanalen van de gemeente.

  

Toelichting artikel 3, lid 6:

Als de gemeente zelf of een instelling voor maatschappelijke opvang als briefadresgever optreedt, is de beperking die lid 6 vermeldt, niet van toepassing.

 

Toelichting artikel 4:

Ontbreekt bij de aangifte tot briefadres één of meer van de benodigde stukken, dan wordt de aangifte behandeld als een onvolledige aangifte. De aangever wordt schriftelijk in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen na verzending van het verzoek het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen met de ontbrekende stukken. De aangever kan echter in reactie daarop het verzoek doen de termijn om de aangifte aan te vullen eenmalig te verlengen met veertien dagen.

Wanneer de aangever niet binnen veertien dagen zijn/haar aangifte aanvult of uitstel aanvraagt, wordt een brief verstuurd over het besluit dat aan de aangifte briefadres geen gevolg wordt gegeven wegens het ontbreken van de gevraagde documenten, met inachtneming van artikel 2.60 Wet BRP. Hiertegen is bezwaar mogelijk.

Het is toegestaan om in de mededeling tot aanvulling van gegevens (4:5 Awb) al melding te maken van het voornemen om aan de aangifte geen gevolg te geven (4:7 Awb) in het geval dat niet voldaan wordt aan de aanvulling.

 

Het betreft hier een (niet-limitatieve) opsomming van weigeringsgronden voor de aangifte briefadres.

 

In de gevallen dat een briefadres wordt toegekend vanwege veiligheidsreden vastgesteld door de burgemeester (art 2, lid d) of omdat de briefadreshouder behoort tot een kwetsbare groep (art 2, lid A onder 6), zal de gemeente zelf altijd de afweging maken tot al dan niet toekennen van een briefadres.

 

Het is toegestaan om een briefadres bij inschrijving op grond van aangifte van verblijf en adres te kiezen. Dit is in niet strijd met artikel 2.38 Wet BRP.

 

Het permanent bewonen van een recreatiewoning wordt ook aangemerkt als woonadres en is dus geen reden om een briefadres toe te kennen. Er wordt niet voldaan aan artikel 5 onder a van deze regel.

 

Uit dit artikel zijn verwijderd de weigeringsgrond als het een niet BAG-adres of postbus betreft. Bij een niet BAG-adres kunnen er twijfels zijn over de goede bereikbaarheid van de personen die daarop zijn ingeschreven. Als echter toegestaan wordt dat iemand daarop wel wordt ingeschreven als zijnde woonadres dan is het niet goed verdedigbaar om een briefadres op dit adres niet toe te staan.

Een postbus mag niet voorkomen in de BRP, dus een bepaling hierover in deze modelregeling is overbodig.

 

Toelichting artikel 4 sub a:

Er kan geen briefadres gekozen worden indien de aangever een woonadres heeft. Onder woonadres wordt het adres verstaan als bedoeld in artikel 1.1 Wet BRP. Hieronder valt ook het adres, a. indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten; of b. het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd zal overnachten. In de situatie dat geen woonadres vastgesteld kan worden, moet gekozen worden voor een briefadres.

Uitzondering wordt gemaakt voor zogenaamde verwarde personen (vraag collega uit sociaal domein om advies!) en voor personen waarbij naar het oordeel van de burgemeester het om veiligheidsredenen niet wenselijk om betrokkene op zijn woonadres in te schrijven.

  

Toelichting artikel 4 sub b en c:

Er dient aangifte van vertrek uit Nederland gedaan te worden als de persoon langer buiten Nederland verblijft dan een periode van 2/3e deel van een jaar. In dat geval kan niet gekozen worden voor een briefadres. Hierop is één uitzondering in het geval de persoon beroepshalve op een schip vaart. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, lid 1, sub e.

 

Toelichting artikel 4 sub e:

Met de hierin vermelde weigeringsgrond wordt bedoeld dat een briefadres alleen verleend kan worden op een woonadres waar nog geen of slechts één briefadres is geregistreerd. Hierbij geldt een briefadres verleend aan een gezinshuishouden als één briefadres. Dit betekent dat er maximaal of twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of één alleenstaande en één gezinshuishouden een briefadres kunnen hebben op één adres. Zie ook de toelichting bij artikel 3, lid 4 en artikel 8.

 

Toelichting artikel 5

Zie toelichting algemeen.

  

Toelichting artikel 6, lid 2

De Wet BRP verplicht een ingezetene om aangifte te doen van zijn nieuwe adres. Zodra hij weer beschikt over een woonadres of over een ander briefadres, moet hij hiervan aangifte doen. Hij mag hier niet mee wachten totdat de maximale termijn van het briefadres is verstreken. Als aangifte wordt gedaan van een nieuw briefadres, dan wordt dit uiteraard weer getoetst aan de voorwaarden uit deze regeling.

 

Naar boven