Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2019.

De Raad van de gemeente Zwolle;

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 04-12-2018

Gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

Besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan; als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente; onder gemeentelijke riolering wordt mede begrepen het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater;

  • c.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • d.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater;

  • e.

    GBLT: het openbaar lichaam Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus – Tricijn te Zwolle.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater, en;

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven:

    • a.

      van degene die het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, van waaruit afvalwater, niet zijnde hemelwater, wordt geloosd en waarbij het gedeelte van het afvalwater de hoeveelheid van 500 m³ per jaar niet te boven gaat, verder te noemen: eigenarendeel; en

    • b.

      van degene die, bij het begin van het belastingjaar, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik heeft van een perceel van waaruit afvalwater op de gemeentelijke riolering wordt geloosd en waarbij het gedeelte van het afvalwater de hoeveelheid van 500 m³ per jaar te boven gaat, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2.

    Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genot hebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genot hebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3.

    De rioolheffing eigenarendeel wordt indien het perceel een roerende zaak is, in afwijking van het tweede lid geheven van de gebruiker van het perceel.

  • 4.

    Met betrekking tot het gebruikersdeel wordt:

    • a.

      degene die een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik heeft afgestaan als gebruiker aangemerkt;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 2.

    Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 3.

    Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle kalendermaand gerekend.

  • 4.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

  • 5.

    Het vierde lid is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 6.

    De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

  • 7.

    Ingeval er sprake is van een gemeenschappelijke watermeter voor twee of meer percelen, dan wordt de hoeveelheid toegevoerd water voor ieder van die percelen gesteld op een aandeel dat recht evenredig is aan het aantal percelen dat op de gemeenschappelijke watermeter is aangesloten.

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1.

    Het tarief voor het eigenarendeel bedraagt per perceel, per jaar € 105,86

  • 2.

    Het tarief voor het gebruikersdeel bedraagt per jaar per 100 m³ afgevoerd afvalwater:

    • a.

      voor elke hoeveelheid van 500 m³ tot en met 1.000 m³ € 46,07

    • b.

      voor elke hoeveelheid van 1.001 m³ tot en met 10.000 m³ € 35,44

    • c.

      voor elke hoeveelheid van 10.001 m³ tot en met 50.000 m³ € 26,41

    • d.

      voor elke hoeveelheid van 50.001 m³ tot en met 100.000 m³ € 19,99

    • e.

      voor elke hoeveelheid boven 100.000 m³ € 13,95

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het eigenarendeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel driehonderdvijfenzestigste gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde eigenarendeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle etmalen overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het eigenarendeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel driehonderdvijfenzestigste gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde rioolheffing als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle etmalen overblijven.

  • 4.

    Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingaanslag.

  • 5.

    Indien de belastingplicht is beëindigd na de dagtekening van het aanslagbiljet, kan de belastingplichtige een aanvraag tot ontheffing indienen bij de ambtenaar belast met de heffing.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen dan wel op één aanslagbiljet verenigde aanslagen worden betaald in één termijn die vervalt twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 en in afwijking van het eerste en derde lid van dit artikel moeten de aanslagen dan wel op één aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolheffing of andere gemeentelijke heffingen met een totaalbedrag groter dan € 4.500,00 en waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, worden betaald in één termijn welke vervalt twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 3.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 en in afwijking van het eerste lid van dit artikel, dienen de aanslagen waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, te worden betaald in zoveel gelijke maandelijkse termijnen als er na de dagtekening van het aanslagbiljet nog in het desbetreffende heffingsjaar volle dan wel gedeeltelijke kalendermaanden resteren, met dien verstande dat het aantal maandelijkse termijnen niet minder dan zes bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    Op het genoemde in lid 3 van dit artikel geldt als restrictie dat het bedrag per afschrijving op het totaalbedrag van het desbetreffende aanslagbiljet niet minder dan € 5,00 bedraagt.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Het bepaalde in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 inzake de verlening van kwijtschelding vindt geen toepassing op de invordering van de rioolheffing gebruikersdeel.

Artikel 12 Nadere regels door het dagelijks bestuur van GBLT

Het dagelijks bestuur van GBLT kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.

Artikel 13 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening rioolheffing 2018" van 18 december 2017 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening Rioolheffing 2019".

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 17-12-2018

drs. H.J. Meijer, voorzitter

drs. A. ten Have, griffier

Naar boven