Verordening op de heffing en de invordering van leges 2019

De raad van de gemeente Haarlem;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 oktober 2018;

 

gelet op de artikelen 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h, en 229 eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet en de artikelen 2, 2e lid, en 7 van de Paspoortwet

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van leges 2019

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Dag: de periode van 00.00 uur tot 24.00 uur, waarbij een gedeelte van een dag als een hele dag wordt aangemerkt;

  • b.

    week: een aaneengesloten periode van zeven dagen;

  • c.

    maand: het tijdvak dat loopt van ne dag in een kalendermaand tot en met de (n-1)e dag in de volgende kalendermaand;

  • d.

    kalenderjaar: de periode van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor:

    • a.

      het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;

    • b.

      het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart of een reisdocument;

een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

  • 2.

    Hetgeen in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel is bepaald over een Nederlandse identiteitskaart voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is van overeenkomstige toepassing op een vervangende Nederlandse identiteitskaart voor personen met een uitreisverbod, ongeacht de leeftijd van de betrokken persoon.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst of van de Nederlandse identiteitskaart of het reisdocument, dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.

Artikel 4 Vrijstellingen

  • 1.

    De leges worden niet geheven voor diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (grondexploitatie) zijn of worden verhaald.

  • 2.

    Geen leges worden geheven wanneer de inlichtingen zonder reden op te geven door het gemeentebestuur worden geweigerd.

  • 3.

    De leges worden niet geheven voor diensten met betrekking tot een aanvraag tot verlening of gehele of gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning of wijziging van voorschriften van een omgevingsvergunning, voor zover die aanvraag betrekking heeft op een activiteit met betrekking tot een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • 4.

    De leges worden niet geheven voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover het een activiteit betreft bedoeld in artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht (omgevingsvergunning beperkte milieutoets).

Artikel 5 Maatstaf van heffing en tarieven

  • 1.

    De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet bedraagt het tarief de som van de bedragen die op grond van deze verordening verschuldigd zouden zijn voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning, ontheffing, vrijstelling of enig ander besluit in het kader van de ontwikkeling en verwezenlijking van het project, voor zover het projectuitvoeringsbesluit strekt ter vervanging van deze besluiten, zoals bedoeld in artikel 2.10, derde lid, van de Crisis- en herstelwet.

  • 3.

    Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Wijze van heffing

De leges worden geheven bij wege van aanslag dan wel door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet of de schriftelijke kennisgeving;

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt met betrekking tot de leges als bedoeld in artikel 3.7.6 van de tarieventabel, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 100,00 en minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, moeten de aanslagen worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen steeds één maand later.

  • 3.

    De leges moeten worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 6 schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen twee maanden na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 4.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 8 Bijzondere bepalingen

De abonnementen als bedoeld in titel I van de tarieventabel worden geacht te zijn ingegaan op de dag waarop het verschuldigde bedrag is betaald, tenzij een andere datum is overeengekomen.

Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de leges.

Artikel 10 Wijzigen verordening door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening in de loop van het kalenderjaar, indien de wijzigingen:

  • a.

    van zuiver redactionele aard zijn;

  • b.

    een gevolg zijn van nieuwe of gewijzigde rijksregelgeving die in werking treedt binnen drie maanden na de officiële bekendmaking van de inwerkingtreding ervan in het Staatsblad of de Staatscourant en het de volgende hoofdstukken of onderdelen van titel 1 van de tarieventabel betreft:

    • 1.

      hoofdstuk 1, artikel 1.1.9, akten burgerlijke stand;

    • 2.

      hoofdstuk 2, reisdocumenten;

    • 3.

      hoofdstuk 3, rijbewijzen;

    • 4.

      hoofdstuk 4, artikel 1.4.5, papieren verstrekking uit basisregistratie personen;

    • 5.

      hoofdstuk 9, artikel 1.9.1, verklaring omtrent het gedrag;

    • 6.

      hoofdstuk 16 kansspelen;

een en ander voor zover met deze wijzigingen niet reeds bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden.

Artikel 11 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1.

    De 'Verordening leges 2018' van 23 november 2017 wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 11, vierde lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de rechten hiervoor in die periode plaatsvindt.

  • 3.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 4.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

  • 5.

    Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening leges 2019'.

 

Vastgesteld in de raadsvergadering d.d. 29 november 2018

De griffier,

de voorzitter,

Tarieven leges 2019

Titel 1 Algemene dienstverlening

Hoofdstuk 1 Burgelijke stand

KCC

 

 

 

 

1.1

Het tarief bedraagt voor de voltrekking van een huwelijk of registratie van een partnerschap op:

 

 

1.1.1

Nulpakket: Het voltrekken van een huwelijk, het registreren van een partnerschap, de omzetting van een partnerschapsregistratie in een huwelijk, volgens de voorwaarden van het reglement Burgerlijke Stand voor het nulpakket en de Wet Rechten Burgerlijke Stand art. 4

 

 

 

€ 0,00

 

1.1.1.1

Basispakket: Het voltrekken van een huwelijk, het registreren van een partnerschap, de omzetting van een partnerschapsregistratie in een huwelijk, volgens de voorwaarden van het reglement Burgerlijke Stand voor het Basispakket en de Wet Rechten Burgerlijke Stand art. 5, tweede lid

 

 

 

€ 299,00

 

1.1.1.2

Keuzepakket: Het voltrekken van een huwelijk, het registreren van een partnerschap, de omzetting van een partnerschapsregistratie in een huwelijk op doordeweekse dagen tussen 9.00 uur en 18.00 uur , volgens de voorwaarden van het reglement Burgerlijke Stand voor het keuzepakket en de Wet Rechten Burgerlijke Stand art. 5, tweede lid

 

 

 

 

€ 651,00

 

1.1.1.3

Keuzepakket: Het voltrekken van een huwelijk, het registreren van een partnerschap, de omzetting van een partnerschapsregistratie in een huwelijk op een ander tijdstip dan vermeld onder 1.1.1.2, volgens de voorwaarden van het reglement Burgerlijke Stand voor het keuzepakket en de Wet Rechten Burgerlijke Stand art. 5, tweede lid

 

 

 

 

€ 722,00

 

1.1.1.4

All-in pakket: Het voltrekken van een huwelijk, het registreren van een partnerschap, de omzetting van een partnerschapsregistratie in een huwelijk op een zaterdag, volgens de voorwaarden van het reglement Burgerlijke Stand voor het all-in pakket en de Wet Rechten Burgerlijke Stand art. 5, tweede lid:

 

 

1.1.1.4.1

In de Gravenzaal

€ 1.088,00

 

1.1.1.4.2

In de Librije

€ 854,00

 

1.1.1.4.3

Getrouwd worden door een bekende

€ 252,78

 

1.1.1.5

Idem, op een ander tijdstip of andere wijze dan bedoeld in 1.1.1.4

 

 

1.1.1.5.1

In de Gravenzaal

€ 854,00

 

1.1.1.5.2

In de Librije

€ 590,00

 

1.1.2

Het tarief bedraagt voor het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk indien daarbij gebruik gemaakt wordt van de trouwzaal of een andere door de gemeente hiertoe aangewezen ruimte op:

 

 

€ 141,00

 

1.1.3

Het tarief bedraagt voor de voltrekking van een huwelijk of registratie van een partnerschap in een bijzonder huis op grond van artikel 64, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek

 

 

€ 652,00

 

1.1.4

Het tarief bedraagt voor het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk in een bijzonder huis op grond van artikel 64, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek

 

 

€ 652,00

 

1.1.5

Het tarief bedraagt voor het verstrekken van een trouwboekje of partnerschapboekje

 

€ 39,30

 

1.1.7.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afsluiten van een abonnement op het verstrekken van een lijst met alle op één dag, in één week of in één maand geborenen (geboorte-aangifte), voor zover voor plaatsing op die lijst toestemming is verleend, voor elk op die lijst vermelde aangifte voor de periode van drie maanden

 

 

 

 

€ 143,00

 

1.1.7.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afsluiten van een abonnement op het verstrekken van een lijst met alle op één dag, in één week of in één maand overledenen, voor zover voor plaatsing op die lijst toestemming is verleend, voor elk op die lijst vermelde aangifte voor de periode van drie maanden

 

 

 

 

€ 107,00

 

1.1.7.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afsluiten van een abonnement op het verstrekken van een lijst met alle op één dag, in één week of in één maand ondertrouwde en getrouwde paren of geregistreerde partners, als voor plaatsing op die lijst toestemming is verleend, voor elk op die lijst vermeld paar voor de periode van drie maanden

 

 

 

 

 

€ 107,00

 

1.1.8

Het tarief bedraagt voor het doen van naspeuringen in de registers van de burgerlijke stand, voor ieder daaraan besteed kwartier

 

€ 24,30

 

1.1.9

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een stuk als bedoeld in artikel 2 van de Wet rechten burgerlijke stand geldt het tarief zoals dat is opgenomen in het Legesbesluit akten burgerlijke stand; dit betreft:

 

 

 

€ 13,40

 

 

- afschrift van akte burgerlijke stand

 

 

 

- uittreksel akte van geboorte

 

 

 

- uittreksel akte van huwelijk

 

 

 

- uittreksel akte van partnerschap

 

 

 

- uittreksel akte van overlijden

 

 

 

- elke attestatie de vita, als bedoeld in artikel 19k van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek

 

 

 

- meertalig uittreksel van een akte

 

 

1.1.10.1

Voor het beschikbaar stellen van gemeentegetuigen , per getuige

€ 24,30

 

1.1.10.2

Het op verzoek benoemen van een externe buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand voor het voltrekken van één huwelijk

 

€ 97,40

 

1.1.10.3

Het op verzoek beëdigen van een buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand voor het eenmalig voltrekken van een huwelijk, het registreren van een partnerschap of de omzetting van een partnerschapsregistratie in een huwelijk als bedoeld in artikel 1:16 lid 2 en 3 BW

 

 

 

 

€ 95,20

 

1.1.10.4

Tot het verstrekken van een verklaring van huwelijksbevoegdheid

€ 23,60

Hoofdstuk 2 Reisdocumenten

KCC

 

 

 

 

1.2.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

 

1.2.1.1

tot het verstrekken van een nationaal paspoort voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is

 

€ 65,30

 

1.2.1.2

tot het verstrekken van een nationaal paspoort voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is, een groter aantal bladzijden bevattende dan een nationaal paspoort als bedoeld in 1.2.1.1 (zakenpaspoort)

 

 

 

€ 65,30

 

1.2.1.3

tot het verstrekken van een reisdocument ten behoeve van een persoon op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) faciliteitenpaspoort) die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is

 

 

 

€ 65,30

 

1.2.1.4

tot het verstrekken van een 2e nationale paspoort voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is

 

€ 65,30

 

1.2.1.5

tot het verstrekken van een nationaal paspoort voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt

 

€ 52,00

 

1.2.1.6

tot het verstrekken van een nationaal paspoort, een groter aantal bladzijden bevattende dan een nationaal paspoort als bedoeld in 1.2.1.5 (zakenpaspoort) die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt

 

 

 

€ 52,00

 

1.2.1.7

tot het verstrekken van een Nederlandse identiteitskaart (NIK) voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is

 

€ 51,08

 

1.2.1.8

tot het verstrekken van een Nederlandse identiteitskaart (NIK) voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt

 

 

€ 29,05

 

1.2.1.9

tot het verstrekken van een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen

 

€ 52,00

 

1.2.1.10

tot het verstrekken van een reisdocument ten behoeve van een persoon op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) faciliteitenpaspoort) die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt

 

 

 

€ 52,00

 

1.2.1.11

tot het verstrekken van een 2e nationale paspoort voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt

 

 

€ 51,46

 

1.2.2

voor de versnelde uitreiking van een in de onderdelen 1.2.1.1 tot en met 1.2.1.11 genoemd document, zijnde een toeslag op de in die onderdelen genoemde bedragen:

 

 

€ 47,55

Hoofdstuk 3 Rijbewijzen

KCC

 

 

 

 

1.3.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afgeven, vernieuwen of omwisselen van een rijbewijs

 

€ 39,78

 

1.3.2

Het tarief genoemd in onderdeel 1.3.1 wordt bij een spoedlevering vermeerderd met

 

€ 34,10

 

1.20.1.4

Voor het opmaken van een vermissingsrapport voor een rijbewijs

€ 36,70

Hoofdstuk 4 Verstrekkingen uit de Basisregistratie personen

KCC

 

 

 

 

1.4.1

Voor de toepassing van dit hoofdstuk, met uitzondering van de onderdelen 1.4.3 en 1.4.4, wordt onder één verstrekking verstaan één of meer gegevens omtrent één persoon waarvoor de basisregistratie personen moet worden geraadpleegd.

 

 

1.4.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

 

1.4.2.1

tot het verstrekken van gegevens, per verstrekking

€ 18,80

 

1.4.2.3

tot het afsluiten van abonnement op het verstrekken van een opgave van verhuizingen binnen de gemeente, vertrekken uit de gemeente en vestigingen in de gemeente, gedurende een kwartaal

 

 

€ 148,00

 

1.4.3

Voor de toepassing van onderdeel 1.4.4 wordt onder één verstrekking verstaan één of meer gegevens omtrent één persoon die niet zijn opgenomen in de basisregistratie personen.

 

 

1.4.4

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

 

1.4.4.1

tot het verstrekken van gegevens: per verstrekking

€ 18,80

 

1.4.5

In afwijking van de voorgaande onderdelen bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van gegevens als bedoeld in artikel 17, van het Besluit basisregistratie personen

 

 

€ 5,32

 

1.4.6

Het tarief bedraagt voor het op verzoek doornemen van de basisregistratie personen, voor ieder daaraan besteed kwartier

 

€ 24,30

 

1.4.7

Tot het verstrekken van een tweede en volgend afschrift van de persoonslijst uit de basisregistratie personen.

 

€ 27,20

 

1.4.8

Tot het uitvoeren van een basisregistratie personen-selectie voor maatschappelijke of wetenschappelijke doeleinden

 

€ 425,00

Hoofdstuk 7 Bestuursstukken

Alge-

meen

 

 

 

 

1.7.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van Gedrukte stukken, zoals verordeningen, besluiten, begrotingen, rekeningen en andere documentatie omtrent de gemeentelijke werkzaamheden:

 

 

1.7.1.1

Per pagina

€ 0,30

 

1.7.1.2

Tot een maximum per gedrukt stuk van

€ 44,50

 

1.7.2.

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afsluiten van een abonnement voor een kalenderjaar:

 

 

1.7.2.2.1

Op de agenda’s en lijst van ingekomen stukken van de raadsvergaderingen

 

€ 33,20

 

1.7.2.2.2

Op de voorstellen aan de raad

€ 114,00

 

1.7.3

op de verslagen van de raadsvergaderingen

€ 114,00

 

1.7.3.2.1

op de agenda van de vergaderingen van een raadscommissie

€ 43,90

 

1.7.3.2.2

Op de verslagen van de vergaderingen van een raadscommissie

€ 43,90

 

1.7.4

Voor toezending van stukken op grond van dit hoofdstuk per post wordt een toeslag berekend van

 

€ 7,50

Hoofdstuk 8 Bodem- en vastgoedinformatie

 

1.8.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

OMB

1.8.1.1

tot het verstrekken van een fotokopie van een plan, zoals bestemmingsplan, voorbereidingsbesluit, streekplan, wegenkaart behorende bij de legger bedoeld in onderdeel 1.8.2.2, structuurplan of stadsvernieuwingsplan:

 

OMB

1.8.1.1.1

in formaat A3 per kaart

€ 33,60

OMB

1.8.1.1.2

In formaat A0 per kaart

€ 50,60

OMB

1.8.1.2

Tot het verzoek om gedigitaliseerde CAD-bestanden op CD, per ha

€ 25,70

OMB

1.8.1.3

Als de plot/afdruk op aanvraag aangewend wordt, in afwijking van de gebruikelijke (éénmalige) presentatie worden de hiervoor bij 1.8.1.1.1 en 1.8.1.1.2 vermelde tarieven verhoogd met het, voorafgaand aan de aanvraag, met de aanvrager contractueel overeengekomen bedrag.

 

PMC

1.8.4

Het tarief exclusief BTW bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot:

 

PMC

1.8.4.1

het verstrekken van een fotokopie of scan van een bodemonderzoeksrapport, saneringsplan of evaluatierapport, per rapport

 

€ 22,00

PMC

1.8.4.2

het digitaal verstrekken van informatie over de gesteldheid van de bodem in de vorm van een geautomatiseerd rapport (onder andere bij grondtransacties) na iDeal-betaling

 

 

€ 31,10

PMC

1.8.4.2A

het digitaal verstrekken van informatie over de gesteldheid van de bodem in de vorm van een geautomatiseerd rapport (onder andere bij grondtransacties) na iDeal-betaling

 

 

€ 25,70

PMC

1.8.4.2B

het digitaal verstrekken van informatie over de gesteldheid van de bodem in de vorm van een geautomatiseerd rapport, dat wordt aangevraagd via een ambtenaar en binnen twee werkdagen wordt gemaild en waarbij een maandelijkse factuur volgt

 

 

 

€ 54,40

PMC

1.8.4.3

het binnen 3 weken verstrekken van NEN 5725-informatie, voor zover beschikbaar in het bodemarchief, bedraagt voor een locatie tot maximaal 1000 m²

 

 

€ 166,00

PMC

1.8.4.4

het binnen 3 weken verstrekken van informatie over de gesteldheid van de bodem ten behoeve van werkzaamheden aan kabels en leidingen met een tracélengte tot ca. 75 meter.

 

 

€ 166,00

PMC

1.8.4.5

Indien het een aanvraag betreft die niet onder 1.8.4.1., 1.8.4.2 A, 1.8.4.2 B, 1.8.4.3 of 1.8.4.4 valt worden de kosten daarvoor in rekening gebracht in overeenstemming met een voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag medegedeelde kosten. Als de aanvrager akkoord gaat met de geraamde kosten, wordt de aanvraag in behandeling genomen

 

KCC

1.8.5

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een verzoek tot aanbrengen van een mutatie in de gemeentelijke basisregistratie adressen, per huisnummer

 

 

€ 88,30

Hoofdstuk 9 Overige publiekszaken

KCC

 

 

 

 

1.9

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

 

1.9.1

tot het verkrijgen van een verklaring omtrent het gedrag

€ 41,35

 

1.9.2

[vervallen]

vervallen

 

1.9.3

tot het verkrijgen van een legalisatie of waarmerking van een handtekening of document

 

€ 18,80

 

1.9.4

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een verzoek tot Nederlander zoals bedoeld in hoofdstuk 4 van de Rijkswet op het Nederlanderschap geldt het tarief zoals opgenomen in het Besluit Optie- en Naturalisatiegelden 2002.

 

Hoofdstuk 11 Huisvestingswet

KCC

 

 

 

 

1.11

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

 

1.11.1

tot het verkrijgen van een huisvestingsvergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Huisvestingswet

 

€ 56,50

 

1.11.2

vervallen

€ 0,00

 

1.11.3

voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning voor het splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 15 van Huisvestingsverordening Zuid-Kennermerland/IJmond

 

 

€ 581,00

Hoofdstuk 12 Leegstandwet

KCC

 

 

 

 

1.12

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag als bedoeld in artikel 15 van de Leegstandwet:

 

 

1.12.1

voor het verkrijgen van een vergunning tijdelijke verhuur

€ 193,00

 

1.12.2

[vervallen]

 

 

1.12.3

voor de verlenging van de vergunning ex artikel 15 van de Leegstandswet, per woning

 

€ 52,10

Hoofdstuk 14 Standplaatsen

VTH

 

 

 

 

1.14

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om:

 

 

1.14.1

[vervallen]

 

 

1.14.2.1

een standplaatsvergunning zoals bedoeld in artikel 5:18, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening

 

€ 226,00

 

1.14.2.2

een vergunning voor een tijdelijke standplaats voor activiteiten als bedoeld in artikel 5:18, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening jo. het Standplaatsenbeleid 2010, B&W-besluit d.d. 16 februari 2010, nr. 2010/25715

 

 

 

€ 83,80

 

1.14.2.3

een vergunning voor een initiatief standplaats zoals bedoeld in artikel 5:18, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening jo. het Standplaatsenbeleid 2010, B&W-besluit d.d. 16 februari 2010, nr. 2010/25715

 

 

 

€ 568,00

 

1.14.2.3.3

bij intrekking van een ingediende aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 1.14.2.3 bestaat aanspraak op teruggaaf van de leges

 

50%

 

1.14.2.4

een vergunning voor een standplaats op een weekmarkt zoals bedoeld in artikel 3 van de marktverordening 2014.

 

€ 122,00

 

1.14.4

[vervallen]

€ 0,00

 

1.14.5

een ontheffing als bedoeld in artikel 5:16 van de Algemene Plaatselijke Verordening (verbod venten gedrukte/geschreven stukken op aangewezen tijd of plaats)

 

 

€ 122,00

Hoofdstuk 16 Kansspelen

VTH

1.16.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een aanwezigheidsvergunning voor een door de gemeente vastgesteld tijdvak van 3 jaar als bedoeld in artikel 30b van de Wet op de kansspelen:

 

 

 

Het bedrag dat op grond van artikel 3 van het Speelautomatenbesluit 2000 ten hoogste voor het in behandeling kunnen nemen van de bedoelde aanvraag kan worden geheven.

 

 

1.16.2

Voor het in behandeling nemen van een loterijvergunning als bedoeld in artikel 3 van Wet op de kansspelen.

 

€ 122,00

Hoofdstuk 18 Telecommunicatie en Civiele Werken

BBOR

 

 

 

 

1.18.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van:

 

 

1.18.1.1

een melding als bedoeld in art. 5.4, eerste lid, sub a van de Telecommunicatiewet van een tracé van maximaal 25 meter

 

€ 82,00

 

1.18.1.2

een melding in verband met het verkrijgen van instemming omtrent plaats, tijdstip en wijze van uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, sub a van de Telecommunicatiewet voor tracés langer dan 25 meter

 

 

 

€ 483,00

 

1.18.1.3

Het tarief als bedoeld in 1.18.1.2 voor tracés van 100 meter of meer wordt verhoogd per strekkende meter met

 

€ 0,30

 

1.18.1.4

Het tarief als bedoeld in 1.18.1.2 wordt voor elk ondersteuningswerk, beschermingswerk en signaalinrichting, alsmede de inrichting die is bestemd om daarin verbindingen tot stand te brengen waarvoor afzonderlijke plaatsbepaling noodzakelijk is, verhoogd met

 

 

 

€ 72,40

 

1.18.1.5

Het tarief voor een opvolgende melding indien onder één instemming meer dan één melding wordt gedaan

 

€ 161,00

 

1.18.2

Het tarief voor het in behandeling nemen van een separate melding voor het verkrijgen van instemming voor het plaatsen van een ondersteuningswerk, beschermingswerk, alsmede de inrichting die is bestemd om daarin verbindingen tot stand te brengen, bedraagt

 

 

 

€ 280,00

DVV

1.18.3

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning voor het opbreken van de weg zoals bedoeld in artikel 2:11 van de Algemene Plaatselijke Verordening bedraagt

 

 

€ 56,80

BBOR

1.18.4

indien met betrekking tot een melding overleg moet plaatsvinden tussen gemeente, andere beheerders van openbare grond en de aanbieder van het netwerk, wordt het tarief met elk tweede of volgend overleg verhoogd met

 

 

 

€ 150,00

BBOR

1.18.5

indien de melder verzoekt om een inhoudelijke afstemming bij de beoordeling van aanvragen als bedoeld in artikel 5.5 van de Telecommunicatiewet, verhoogd met

 

 

€ 150,00

BBOR

1.18.6

Indien het herstel van de opbreking niet goed is uitgevoerd en door de melder opnieuw wordt uitgevoerd dient ook een her controle plaats te vinden

 

€ 44,90

BBOR

1.18.7

Indien de melder de melding laat vervallen worden verwerkingskosten in rekening gebracht

 

€ 44,90

 

1.18.8.1

[vervallen]

€ 0,00

 

1.18.8.2

[vervallen]

€ 0,00

VTH

1.18.9

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een geluidsontheffing voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 4:6, tweede lid van de Algemene plaatselijke verordening

 

 

€ 55,40

VTH

1.18.10

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor voorwerpen op, aan of boven de weg als bedoeld in artikel 2:10, vierde lid van de Algemene plaatselijke verordening

 

 

€ 122,00

Hoofdstuk 18a Havendienst

BEDR

 

 

 

 

1.18a

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

 

1.18a.1

tot het verkrijgen van een ligplaatsvergunning voor een pleziervaartuig als bedoeld in de Verordening Haarlemse Wateren

 

€ 71,80

 

1.18a.2

tot het verkrijgen van een ligplaats- en/of exploitatievergunning voor een bedrijfsvaartuig zoals bedoeld in de Verordening Haarlemse Wateren

 

€ 353,00

 

1.18a.3

Tot wijziging en opzegging (bij restitutie) van een ligplaatsvergunning voor een pleziervaartuig

 

€ 19,70

 

 

[vervallen]

 

 

1.18b.4

tot het verkrijgen van een ligplaatsvergunning voor een bestaand woonschip (i.c.m. een bestaande plaats) zoals bedoeld in de Verordening Woonschepen (gepaard gaande met een eenvoudige voorbereidingsprocedure)

 

 

 

€ 79,00

Hoofdstuk 19 Verkeer en vervoer

 

1.19

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

WGZ

1.19.1

van een eerste uitgifte van een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)

 

 

€ 143,00

 

 

van een herhaalde uitgifte van een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)

 

 

€ 74,60

 

 

van een duplicaat van een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)

 

 

€ 57,40

 

1.19.2

tot het verkrijgen van een ontheffing voor het parkeren van een motorvoertuig

 

VTH

a

op een trottoir of bij een parkeerverbod (ingevolge bord E1 RVV 1990) of

 

VTH

b

bij een stopverbod (bord E2 RVV 1990) of

 

VTH

c

in een belanghebbendengebied (bord E9 RVV 1990) of

 

VTH

d

in een voetgangersgebied (bord G7 RVV 1990) alsmede

 

VTH

e

de overige ontheffingen op basis van artikel 87 van het RVV 1990,

 

VTH

f

Bedraagt per voertuig voor de duur van de in de ontheffing genoemde termijn

 

€ 31,50

 

1.19.3

[vervallen]

 

VTH

1.19.4

tot het verkrijgen van een duplicaat vergunning als bedoeld in artikel 7, van de Parkeerverordening 2012 bedraagt

 

€ 32,70

VTH

1.19.5

tot het verkrijgen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken, inclusief de kosten die voortvloeien uit de aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken

 

 

€ 309,00

VTH

1.19.8

voor het verplaatsen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken

€ 143,00

VTH

1.19.9

voor het verlengen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken per strekkende meter

 

€ 67,60

 

1.19.10

[vervallen]

 

VTH

1.19.11

om een ontheffing als bedoeld in artikel 5:2, vierde lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (parkeren voertuigen autobedrijf)

 

€ 109,00

 

1.19.12

[vervallen]

 

 

1.19.13

[vervallen]

 

VTH

1.19.14

om een ontheffing als bedoeld in artikel 5:8, vijfde lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (parkeren grote voertuigen)

 

€ 109,00

 

1.19.15

[vervallen]

 

 

1.19.16

[vervallen]

 

VTH

1.19.17

tot het verkrijgen van een toegangsontheffing autovrijgebied op basis van artikel 87 van het RVV 1990 (inclusief 1 toegangspasje)

 

€ 31,50

VTH

1.19.18

tot het verkrijgen van ieder extra toegangspasje (per pasje)

€ 31,50

VTH

1.19.19

tot het verkrijgen van een vervangend toegangspasje in geval van vermissing, diefstal , beschadiging etc.

 

€ 31,50

Hoofdstuk 20 Diversen

VTH

1.20.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

VTH

1.20.1.1

tot het verlenen van een advies over vergunningvrij bouwen

€ 49,30

VTH

1.20.1.2

tot het verlenen van een advies over een bestemmingsplan

€ 49,30

VTH

1.20.1.3

tot het verlenen van een advies over de haalbaarheid van een ruimtelijk initiatief

 

€ 98,50

VTH

1.20.1.4

tot het verlenen van een advies over een complex (bouw) initiatief

€ 779,00

VTH

1.20.1.8

tot het verstrekken van informatie over een perceel bevattende: bestemming object, datum goedkeuring gemeenteraad en gedeputeerde staten, aanwezige voorbereidingsbesluiten en (voorontwerp) bestemmingsplannen;

 

 

 

€ 24,30

ALG

1.20.1.9

tot het verstrekken van informatie over een perceel bevattende: status, bouwjaar, aanschrijvingen en wet voorkeursrecht.

 

€ 24,30

ALG

1.20.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van:

 

ALG

1.20.2.1

gewaarmerkte afschriften van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per stuk

 

 

€ 6,60

ALG

1.20.2.2

afschriften, doorslagen of fotokopieën van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen:

 

ALG

1.20.2.2.1

per pagina op papier van A4-formaat zwart/wit

€ 0,30

ALG

1.20.2.2.2

per pagina op papier van een ander formaat zwart/wit

€ 0,60

ALG

1.20.2.3

kaarten, tekeningen en lichtdrukken, al dan niet behorend bij de in de onderdelen 1.20.2.1 en 1.20.2.2 genoemde stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per kaart, tekening of lichtdruk

 

ALG

 

a.formaat A4 en A3

€ 13,10

ALG

 

b.formaat A0, A1, A2

€ 16,60

ALG

1.20.2.4

een beschikking op aanvraag, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen

 

€ 223,00

ALG

1.20.2.5

stukken of uittreksels, welke op aanvraag van de aanvrager moeten worden opgemaakt, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per pagina

 

 

€ 0,30

ALG

1.20.2.6

In afwijking van het bepaalde in artikel 1.20.2.5 is geen leges verschuldigd voor:

 

 

 

- een aanvraag collectevergunning.

 

 

 

- een aanvraag om ontheffing as verstrooiing op verboden plaatsen

 

 

 

- een aanvraag voor een kampeerontheffing voor maximaal 75 personen

 

 

 

- een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 9 van de huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond 2015

 

JZ

1.20.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een verzoek tot nadeelcompensatie:

 

€ 413,00

 

 

Vindt er geen nadeelcompensatie plaats dan zal het bovenstaande bedrag terug worden betaald. Indien het verzoek niet in behandeling wordt genomen wordt het verschuldigde bedrag verminderd naar nihil.

 

VTH

1.20.4

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een kampeerontheffing voor meer dan 75 personen als bedoeld in artikel 4:18, derde lid van Algemene Plaatselijke Verordening

 

 

€ 122,00

VTH

1.20.5

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 5:34, derde lid (verbranden afvalstoffen)

 

 

€ 122,00

ALG

1.20.6

[vervallen]

 

VTH

1.20.7

Het tarief voor het in behandeling nemen van een kennisgeving door een handelaar als bedoeld in artikel 2:68 Algemene Plaatselijke Verordening en artikel 437 Wetboek van Strafrecht bedraagt

 

 

€ 6,50

ALG

1.20.8

Teruggaaf

 

ALG

1.20.8.1

Voor de aanvragen uit deze titel, vermeld onder de hoofdstukken 11, 12, 14, 16 en de artikelen 1.18.3, 1.18.9, 1.18.10 en 1.19.5 t/m 1.19.16, 1.20.4, 1.20.5 en 1.20.2.4 geldt dat als de aanvraag niet ontvankelijk wordt verklaard, of wanneer de aanvraag buiten behandeling wordt gesteld, er aanspraak bestaat op teruggaaf van:

 

 

 

 

90%

ALG

 

van de op grond van die aanvragen verschuldigde leges, met dien verstande dat ten minste een bedrag verschuldigd blijft van:

 

€ 50,00

 

 

Voor aanvragen waarvoor de leges minder bedragen dan het hiervoor genoemde minimaal verschuldigde bedrag, bestaat er geen recht op teruggaaf.

 

Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

VTH

 

 

 

 

2.1.1

Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:

 

 

2.1.1.1

Aanlegkosten:

 

 

 

de aannemingssom inclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt, een raming van de aanlegkosten inclusief omzetbelasting. Indien de werken of werkzaamheden geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschieden wordt in deze titel onder aanlegkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor de werken of werkzaamheden waarop de aanvraag betrekking heeft.

 

 

 

Bij twijfel over de juistheid van de hoogte van de opgegeven bouwkosten kan het college van burgemeester en wethouders de hoogte van de bouwkosten ambtshalve vaststellen op advies van een bouwtechnisch ambtenaar en/of op advies van een extern deskundige.

 

 

2.1.1.2

Bouwkosten:

 

 

 

de aannemingssom inclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden, welke als bijlage aan deze verordening is gehecht, voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, inclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft

 

 

 

Bij twijfel over de juistheid van de hoogte van de opgegeven bouwkosten kan het college van burgemeester en wethouders de hoogte van de bouwkosten ambtshalve vaststellen op advies van een bouwtechnisch ambtenaar en/of op advies van een extern deskundige.

 

 

2.1.1.4

Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

 

2.1.2

In deze titel voorkomende begrippen die in de Wabo zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als bij of krachtens de Wabo bedoeld.

 

 

2.1.3

In deze titel voorkomende begrippen die niet nader in de Wabo zijn omschreven en die betrekking hebben op activiteiten waarvoor het toetsingskader in een ander wettelijk voorschrift is uitgewerkt, hebben dezelfde betekenis als in dat wettelijk voorschrift bedoeld.

 

Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning

VTH

 

 

 

 

2.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd.

 

 

2.3.1

Bouwactiviteiten

 

 

2.3.1.1

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief:

 

 

2,50%

 

 

van de bouwkosten;

 

 

 

met een minimum van:

€ 144,00

 

 

met een maximum van:

€ 961.000,00

 

 

Achteraf ingediende aanvraag

 

 

2.3.1.4

Bij het in behandeling nemen van een geregistreerde aanvraag om een omgevingsvergunning, nadat met de bouwactiviteit is begonnen of nadat de bouw activiteit heeft plaatsgevonden wordt de van de op grond van onderdeel 2.3.1.1.1 verschuldigde leges verhoogd met:

 

 

 

50%

 

2.3.2

Aanlegactiviteiten

 

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een aanlegactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo, bedraagt het tarief:

 

 

€ 554,00

 

2.3.3

Planologisch strijdig gebruik waarbij tevens sprake is van een bouwactiviteit

 

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1:

 

 

2.3.3.1

indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º, van de Wabo wordt toegepast (binnenplanse afwijking):

 

€ 252,00

 

2.3.3.2

indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking):

 

€ 554,00

 

2.3.3.3

indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking):

 

€ 8.509,00

 

2.3.3.4

vervallen

 

 

2.3.3.5

indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van exploitatieplan):

 

€ 554,00

 

2.3.3.6

indien de aanvraag een project van provinciaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van provinciale regelgeving):

 

 

 

€ 554,00

 

2.3.3.7

indien de aanvraag een project van nationaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van nationale regelgeving):

 

 

 

€ 554,00

 

2.3.3.8

indien artikel 2.12, eerste lid, onder c of d, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van voorbereidingsbesluit):

 

€ 554,00

 

 

Indien voor realisering van een project een bestemmingsplan moet worden gemaakt, worden de hieraan verbonden kosten in rekening gebracht, voor zover deze kosten niet op een andere wijze (grond exploitatie/gemeentelijke bouw- en exploitatieverordening) zijn of (kunnen) worden voldaan.

 

 

 

Als deze werkzaamheden in opdracht van de gemeente door een extern (stedenbouwkundig) bureau worden uitgevoerd, wordt het overeenkomstig 2.3.1 berekende bedrag verhoogd met een vooraf, met de aanvrager overeengekomen bedrag dat door het (stedenbouwkundig) bureau c.q. bedrijf bij de gemeente in rekening is / wordt gebracht.

 

 

 

Na de vijfde werkdag waarop het bedrag zoals hierboven is bedoeld aan de aanvrager ter kennis is gebracht en overeengekomen wordt met de opdracht gestart.

 

 

2.3.4

Planologisch strijdig gebruik waarbij geen sprake is van een bouwactiviteit

 

 

2.3.4.1

indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º, van de Wabo wordt toegepast (binnenplanse afwijking):

 

€ 252,00

 

2.3.4.2

indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking):

 

€ 554,00

 

2.3.4.3

indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking):

 

€ 8.509,00

 

2.3.4.4

vervallen

 

 

2.3.4.5

indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van exploitatieplan):

 

€ 554,00

 

2.3.4.6

indien de aanvraag een project van provinciaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van provinciale regelgeving):

 

 

 

€ 554,00

 

2.3.4.7

indien de aanvraag een project van nationaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van nationale regelgeving):

 

 

 

€ 554,00

 

2.3.4.8

indien artikel 2.12, eerste lid, onder c of d, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van voorbereidingsbesluit):

 

€ 554,00

 

2.3.5

[vervallen]

Vervallen

 

2.3.5.1

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief:

 

 

2.3.5.1.1

Voor een bouwwerk met een oppervlakte tot 500 m2:

nihil

 

2.3.5.1.2

Voor een bouwwerk met een oppervlakte van 501 tot en met 5000 m2:

nihil

 

2.3.5.1.3

Voor een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 5000m2:

nihil

 

2.3.5.5

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het wijzigen van gegevens van een reeds verstrekte vergunning als bedoeld in onderdeel 2.3.5.1

 

 

€ 180,00

 

2.3.6

Activiteiten met betrekking tot monumenten of beschermde stads- of dorpsgezichten

 

 

2.3.6.1

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit met betrekking tot een beschermd monument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wabo, of op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo met betrekking tot een krachtens provinciale verordening aangewezen monument, waarvoor op grond van die provinciale verordening een vergunning is vereist, bedraagt het tarief voor deze activiteit:

 

 

 

 

 

 

€ 1.752,00

 

2.3.6.1A

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder h, van de Wabo of op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid onder c van de Wabo met betrekking tot het slopen van een bouwwerk in een krachtens een provinciale of gemeentelijke verordening aangewezen stads- of dorpsgezicht, waarvoor op grond van die provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning is vereist, bedraagt het tarief:

 

 

 

 

 

 

 

€ 1.752,00

 

2.3.6.1B

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op activiteit met betrekking tot een beschermd monument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wabo, of op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo met betrekking tot een krachtens provinciale verordening aangewezen monument, waarvoor op grond van die provinciale verordening een vergunning is vereist, maar indien de activiteit van beperkte omvang is en voor de behandeling van de aanvraag geen plananalyse behoeft te worden opgesteld, bedraagt het tarief voor deze activiteit:

 

 

 

 

 

 

 

 

€ 437,00

 

2.3.6.2

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo met betrekking tot een krachtens de Monumentenverordening 2009 aangewezen monument, waarvoor op grond van artikel 10 van die verordening een vergunning is vereist, bedraagt het tarief:

 

 

 

 

€0,00

 

2.3.7

Vergunning sloopactiviteiten op basis van bestemmingsplan

 

 

2.3.7.1

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder g van de Wabo, bedraagt het tarief:

 

 

 

 

€ 1.753,00

 

2.3.8

Uitweg/inrit

 

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het maken of veranderen van het gebruik van een uitweg waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of artikel 2:12 van de Algemene plaatselijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo, bedraagt het tarief:

 

 

 

 

 

€ 417,00

 

2.3.9

Kappen

 

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het vellen of doen vellen van houtopstand, waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of artikel 2 van de bomenverordening een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo, bedraagt het tarief:

 

 

 

 

 

€ 131,00

 

2.3.10

Andere activiteiten

 

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning alleen betrekking heeft op het plaatsen van zonnecollectoren of zonnepanelen, of het restaureren en (her-)plaatsen van gevelstenen door non-profitorganisaties op het gebied van de monumentenzorg c.a. bedraagt het tarief:

 

 

 

0,00

 

2.3.11

Omgevingsvergunning in twee fasen

 

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning op verzoek in twee fasen plaatsvindt, als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, van de Wabo, bedraagt het tarief:

 

 

2.3.11.1

voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de eerste fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de eerste fase betrekking heeft;

 

 

2.3.11.2

voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de tweede fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de tweede fase betrekking heeft.

 

Hoofdstuk 5 Teruggaaf

VTH

 

 

 

 

2.5.1

Teruggaaf als gevolg van intrekking niet volledige aanvraag omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg-, kap- of sloopactiviteiten als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.6, 2.3.6.1A en 2.3.7.2

 

 

 

Als een aanvrager zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg-, kap- of sloopactiviteiten, als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2 en 2.3.6, intrekt terwijl deze nog niet volledig is, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt:

 

 

 

 

90%

 

 

van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges, met dien verstande dat voor bouw-, aanleg of sloopactiviteit tenminste verschuldigd blijft een bedrag van:

 

 

€ 156,00

 

 

en een maximum van:

€ 1.604,00

 

 

Als de leges voor de betreffende vergunning lager zijn dan het hiervoor genoemde minimaal verschuldigde bedrag, bestaat er geen recht op teruggaaf.

 

 

2.5.1a

Teruggaaf als gevolg van intrekking volledige aanvraag omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg-, kap- of sloopactiviteiten als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.6, 2.3.6.1A en 2.3.7.2

 

 

 

Als een aanvrager zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg-, kap- of sloopactiviteiten, als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2 en 2.3.6, intrekt terwijl deze nog reeds in behandeling is genomen, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt:

 

 

 

 

75%

 

 

van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges, met dien verstande dat voor bouw-, aanleg of sloopactiviteit tenminste verschuldigd blijft een bedrag van:

 

 

€ 156,00

 

 

en een maximum van:

€ 1.604,00

 

 

Als de leges voor de betreffende vergunning lager zijn dan het hiervoor genoemde minimaal verschuldigde bedrag, bestaat er geen recht op teruggaaf.

 

 

2.5.2

Teruggaaf als gevolg van intrekking verleende omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg-, kap- of sloopactiviteiten

 

 

 

Als de gemeente een verleende omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg-, kap- of sloopactiviteiten, als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2 en 2.3.6, intrekt op aanvraag van de vergunninghouder, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges, mits deze aanvraag tot intrekking van de vergunning binnen 24 maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de vergunning is verleend, door de gemeente is ontvangen en van de vergunning geen gebruik is gemaakt. De teruggaaf bedraagt:

 

 

 

 

 

 

 

25%

 

 

van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges, met dien verstande dat voor bouw-, aanleg, kap- of sloopactiviteit tenminste verschuldigd blijft een bedrag van:

 

 

€ 156,00

 

 

Als de leges voor de betreffende vergunning lager zijn dan het hiervoor genoemde minimaal verschuldigde bedrag, bestaat er geen recht op teruggaaf.

 

 

2.5.3

Teruggaaf als gevolg van het weigeren van een omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg-, kap- of sloopactiviteiten

 

 

2.5.3.1

Als de gemeente een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg-, kap- of sloopactiviteiten als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.6 of 2.3.7 weigert, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt:

 

 

 

50%

 

 

van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges met dien verstande dat voor bouw-, aanleg, kap- of sloopactiviteit tenminste verschuldigd blijft een bedrag van:

 

 

€ 156,00

 

 

Als de leges voor de betreffende vergunning lager zijn dan het hiervoor genoemde minimaal verschuldigde bedrag, bestaat er geen recht op teruggaaf.

 

 

2.5.3.2

Onder een weigering bedoeld in onderdeel 2.5.3.1 wordt mede verstaan een vernietiging van de beschikking waarbij de vergunning is verleend bij rechterlijke uitspraak.

 

 

2.5.4

Indien een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit brandveilig gebruik, of een aanvraag om een gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 2.3.5. tijdens de behandeling door de aanvrager wordt ingetrokken of geweigerd als gevolg van een verandering van inzichten en/of verandering van de omstandigheden gelegen buiten het bouwwerk of inrichting, kunnen de op grond van artikel 2.3.5. geheven bedragen worden verminderd met:

 

 

 

 

 

 

50%

 

 

van de verschuldigde leges voor de betreffende aanvraag, met dien verstande dat voor de intrekking of weigering tenminste een bedrag verschuldigd blijft van

 

 

€ 156,00

Hoofdstuk 7 Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project

VTH

2.7

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een omgevingsvergunning als gevolg van een, naar de omstandigheden beoordeeld, geringe wijziging in het project:

 

 

€ 156,00

 

2.7.1

Het bepaalde onder artikel 2.7 geldt niet indien de leges voor de betreffende vergunning lager is dan het in artikel 2.7 genoemde tarief. In die gevallen is de leges van de aanvraag tot wijziging gelijk aan de leges van de betreffende vergunning.

 

Hoofdstuk 8 Bestemmingswijzigingen

VTH

 

 

 

 

2.8.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan met een beperkte omvang als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening

 

 

€ 11.652,00

 

2.8.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het wijzigen van een bestemmingsplan met een beperkte omvang als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening

 

 

€ 11.652,00

 

 

De op grond van 2.8.1 of 2.8.2 berekende bedragen worden verhoogd met de kosten van onderzoeken die nodig zijn ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing (luchtkwaliteit, geluid, bodem, flora en fauna e.a.) en de feitelijke druk- en publicatiekosten. Na de vijfde werkdag waarop het bedrag zoals hierboven bedoeld aan de aanvrager ter kennis is gebracht en overeengekomen wordt met de opdracht gestart.

 

Hoofdstuk 10 In deze titel niet benoemde beschikking

VTH

 

 

 

 

2.10.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een andere, in deze titel niet benoemde beschikking:

 

€ 81,30

 

2.10.2

Calamiteiten

 

 

 

Het tarief bedraagt voor het op verzoek gedane bouwtechnisch optreden bij calamiteiten in het kader van het individuele belang op:

 

 

2.10.2.1

-maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 16.00 uur, per uur

€ 80,50

 

2.10.2.2

-andere dagen en tijden dan genoemd onder K 12.1 en erkende feestdagen, per uur

 

€ 127,00

 

2.10.3

Raadplegen van kaarten en dossiers en het verstrekken van kopie(ën)

 

 

2.10.3.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor het op verzoek lichten van een dossier van een bij de afdeling van Haarlem in het archief berustend dossier

 

 

€ 12,20

 

2.10.3.2

Het tarief bedraagt voor het op verzoek aanleveren van het origineel/de originelen aan de lichtdrukker ten behoeve van kopieën

 

€ 9,50

 

2.10.4

advisering

 

 

 

Het tarief bedraagt voor het op verzoek geven van bouwtechnische, stedenbouwkundige en juridische advisering in het kader van de bouwregelgeving:

 

 

2.10.4.1

-mondelinge advisering 1ste half uur

€ 0,00

 

2.10.4.2

-de volgende uren, per uur

€ 95,20

 

2.10.4.3

-schriftelijke advisering, per uur

€ 95,20

 

2.10.5

Niet volledig verklaren

 

 

2.10.5.1

Als besloten wordt de aanvraag niet volledig te verklaren of omdat de aanvraag op andere wijze niet voldoet aan de vereiste voorschriften bedraagt het tarief

 

 

€ 156,00

 

2.10.5.1.1

Het bepaalde onder artikel 2.10.5.1 geldt niet indien de leges voor de betreffende vergunning lager is dan het in artikel 2.10.5.1 genoemde tarief. In die gevallen is de leges bedoeld in artikel 2.10.5.1 gelijk aan de leges verschuldigd voor aanvraag van de betreffende vergunning.

 

 

2.10.5.2

Als de geregistreerde aanvraag ten behoeve van een omgevingsvergunning betrekking heeft op het bouwen in afwijking van een reeds verleende vergunning, worden de voor deze vergunning geheven leges bij stijging van de bouwkosten verrekend met het bedrag dat verschuldigd is door toepassing van het tarief als bedoeld in 2.3.1 met dien verstande dat zij niet minder zullen bedragen dan

 

 

 

 

 

€ 156,00

 

2.10.6

Ambtshalve vaststellen

 

 

2.10.6.2

Als na de vergunningverlening de bouwkosten hoger blijken te zijn dan opgegeven bij de indiening van de bouwaanvraag vindt een navordering van leges plaats over het verschil in bouwkosten.

 

Titel 3 Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn

Hoofdstuk 1 Horeca

VTH

 

 

 

 

3.1.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet

 

 

€ 819,00

 

3.1.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een melding als bedoeld in artikel 30 van de Drank- en Horecawet bij overname / wijziging ondernemersvorm

 

 

€ 819,00

 

3.1.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een melding als bedoeld in artikel 30a van de Drank- en Horecawet bij wijziging leidinggevende (per leidinggevende met een maximum van 3) of bij wijziging van de oppervlakten van de horeca- of slijtlokaliteiten en terrassen als bedoeld in artikel 30 van de Drank-en Horecawet

 

 

 

 

€ 226,00

 

3.1.4

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 35 van de Drank- en Horecawet

 

 

€ 226,00

 

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

 

3.1.5

tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:29, tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (Sluitingsuur) voor een door de gemeente vastgesteld tijdvak van drie jaar:

 

 

€ 226,00

 

3.1.6

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:29a, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (nachtgelegenheden)

 

 

€ 226,00

 

3.1.7

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een exploitatievergunning, zoals bedoeld in artikel 2:28, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening

 

 

€ 470,00

 

3.1.8

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een exploitatievergunning, zoals bedoeld in artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening i.v.m. wijziging leidinggevende (per leidinggevende met een maximum van 3) of bij wijziging van de oppervlakten van de horeca- of slijtlokaliteiten en terrassen

 

 

 

 

€ 226,00

 

3.1.9

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 2:32, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (terrasvergunning)

 

 

€ 341,00

 

3.1.10

[vervallen]

 

 

3.1.11

[vervallen]

 

 

3.1.12

[vervallen]

 

 

3.1.13

[vervallen]

 

Hoofdstuk 2 Organiseren evenementen of markten, foto- en filmopnamen en onversterkte muziek

VTH

 

 

 

 

3.2.

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om:

 

 

3.2.1

Een ontheffing als bedoeld in artikelen 2:10, vierde lid en 2:45, tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening tot het houden van film-/foto-opnamen jo. Vereenvoudiging vergunningprocedure foto- en filmopname, B&W-besluit d.d. 15 juni 2010, nr. 2010/71685:

 

 

3.2.1.1

[vervallen]

 

 

3.2.1.2

Categorie B:

€ 500,00

 

3.2.1.3

Categorie C:

€ 500,00

 

3.2.2

Een vergunning voor een particuliere markt als bedoeld in artikel 5:23, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening:

 

€ 500,00

 

3.2.2.1

Indien het een aanvraag betreft door maatschappelijke, sociale en culturele instellingen of natuurlijke personen die zonder winstbejag een liefdadig, sociaal-cultureel of maatschappelijk doel nastreven en die een markt als voornoemd organiseren welke zich verhoudt tot de doelstelling van die instelling dan wel personen

 

 

 

 

€ 226,00

 

3.2.2.2

 

€ 500,00

 

3.2.3

Teruggaaf

 

 

3.2.3.3

bij intrekking van een ingediende aanvraag om een ontheffing als bedoeld in de artikelen 3.2.1.2, 3.2.1.3 en een vergunning als bedoeld in artikel 3.2.2 bestaat aanspraak op teruggaaf van de leges

 

 

50%

 

3.2.4

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning voor het houden van een evenement als bedoeld in artikel 2:25, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening bedraagt het tarief:

 

 

3.2.4.1

voor een nieuw evenement, als deze in de Regionale Kalender is aangeduid als risico-evenement (categorie C)

 

€ 4.000,00

 

3.2.4.2

voor een nieuw evenement, als deze in de Regionale Kalender is aangeduid als aandacht-evenement (categorie B)

 

€ 2.900,00

 

3.2.4.3

voor een bestaand evenement, als deze in de Regionale Kalender is aangeduid als risico-evenement (categorie C)

 

€ 2.900,00

 

3.2.4.4

voor een bestaand evenement, als deze in de Regionale Kalender is aangeduid als aandacht-evenement (categorie B)

 

€ 1.400,00

 

3.2.4.5

voor evenementen waarvoor bovenstaande classificering niet geldt

€ 200,00

 

3.2.4.8

Bij intrekking van een ingediende aanvraag om een ontheffing als bedoeld in de artikelen 3.2.1.2 en 3.2.1.3 en een vergunning als bedoeld in de artikelen 3.2.4.1, 3.2.4.2, 3.2.4.3 en 3.2.4.4 bestaat aanspraak op teruggaaf van de leges

 

 

 

50%

 

3.2.5

Een ontheffing als bedoeld in artikel 4:5, derde lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (onversterkte muziek)

 

€ 122,00

Hoofdstuk 3 Prostitutiebedrijven

VTH

 

 

 

 

3.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om:

 

 

3.3.1

een vergunning als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening:

 

 

3.3.1.1

voor een seksinrichting

€ 720,00

 

3.3.1.2

voor een escortbedrijf

€ 463,00

 

3.3.2

wijziging van een vergunning in verband met uitsluitend een wijziging van het beheer in een seksinrichting of escortbedrijf, als bedoeld in artikel 3:15, tweede lid, van de Algemene plaatselijke verordening:

 

 

3.3.2.1

voor een seksinrichting, per beheerder met maximum van 3

€ 257,00

 

3.3.2.2

voor een escortbedrijf, per beheerder met maximum van 3

€ 257,00

Hoofdstuk 5 Speelgelegenheden, speelautomatenhallen

VTH

 

 

 

 

3.5.1

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2:39, tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (speelgelegenheden) bedraagt

 

 

€ 110,00

 

3.5.2

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2:40b, lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (speelautomatenhal) bedraagt

 

 

€ 110,00

 

3.5.3

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om ontheffing, als bedoeld in artikel 2:40f, tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (leeftijdsvereiste beheerder speelautomatenhal)

 

 

€ 110,00

Hoofdstuk 7 In deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking

VTH

 

 

 

 

3.7.2

Voor het in behandeling nemen van een verzoek tot registratie in het landelijk register kinderopvang voor een kindercentrum/gastouderbureau als bedoeld in artikel 1.45 van de Wet kinderopvang.

 

 

€ 897,00

 

3.7.2.1

Voor het in behandeling nemen van een verzoek tot registratie in het landelijk register kinderopvang voor een gastouder als bedoeld in artikel 1.45 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

 

 

€ 796,00

 

3.7.2.2

Indien het verzoek tot registratie in het landelijk register kinderopvang wordt ingetrokken of onvolledig verklaard, voordat de wettelijk verplichte inspectie door de GGD heeft plaatsgehad, wordt het legesbedrag verminderd met de kosten van deze inspectie. Het tarief bedraagt in dat geval

 

 

 

 

€ 220,00

 

3.7.2.3

Indien het verzoek tot registratie in het landelijk register kinderopvang wordt ingetrokken voordat de wettelijk verplichte inspectie op locatie door de GGD heeft plaatsgehad, maar de inspectie op papier wel al is uitgevoerd, wordt het legesbedrag verminderd met de kosten van de inspectie op locatie. Het tarief bedraagt in dat geval voor een gastouder:

 

 

 

 

€ 514,00

 

3.7.2.4

Voor het in behandeling nemen van een verzoek tot registratie in het landelijk register kinderopvang voor een gastouder als bedoeld in artikel 1.45 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen waarbij een korte inspectie volstaat, bedraagt het tarief

 

 

 

€ 197,00

 

3.7.2.5

Het tarief als vermeld in 3.7.2.4 wordt verhoogd met de kosten van de GGD, zijnde € 50,00 per half uur, met een maximum van € 300,00

 

 

3.7.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een ontheffing in het kader van de Winkeltijdenwet

 

€ 226,00

 

3.7.4

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een draaiorgelontheffing als bedoeld in artikel 4:6, tweede lid van Algemene Plaatselijke Verordening.

 

 

€ 226,00

 

3.7.4.1

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om ontheffing voor straatoptreden, als bedoeld in artikel 2:9, lid 3 APV voor meer dan één dag

 

 

€ 16,40

 

3.7.5

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een andere, in deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking

 

 

€ 226,00

 

3.7.6

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing of tijdelijke vergunning als bedoeld in de Parkeerverordening 2018, voor het verzorgen van een wijziging als bedoeld in de Parkeerverordening 2018, met uitzondering van overschrijving tenaamstelling bij overlijden van vergunninghouder, de beëindiging van een parkeerproduct.

 

 

 

 

 

€ 18,50

 

3.7.7

Teruggaaf

 

 

3.7.7.1

Voor alle aanvragen onder titel 3 geldt, tenzij anders aangegeven, dat als de aanvraag niet ontvankelijk wordt verklaard, of wanneer de aanvraag buiten behandeling wordt gesteld, er aanspraak bestaat op teruggaaf van:

 

 

 

90%

 

 

van de op grond van die aanvraag verschuldigde leges, met dien verstande dat ten minste een bedrag verschuldigd blijft van

 

€ 51,90

 

 

Voor aanvragen waarvoor de leges minder bedragen dan het hiervoor genoemde minimaal verschuldigde bedrag, bestaat er geen recht op teruggaaf.

 

Behorend bij raadsbesluit van 29 november 2018

De griffier van Haarlem

Bijlage 1

 

De raad van de gemeente Haarlem

 

Heeft in zijn vergadering van 29 november 2018 besloten de "UAV 2012" als bijlage bij de Verordening leges 2019 te voegen en deze gelijktijdig met deze verordening 2019 te publiceren.

Hoofdstuk I. Algemeen

§ 1. Aanduidingen, begripsbepalingen

  • 1.

    Verstaan wordt onder:

    de aannemer: de natuurlijke of rechtspersoon, aan wie het werk is opgedragen;

    de aannemingssom: het bedrag, waarvoor de aannemer zich heeft verbonden het werk tot stand te brengen, de omzetbelasting daarin niet begrepen;

    het bestek: de beschrijving van het werk, de daarbij behorende tekeningen, de voor het werk geldende voorwaarden, de nota van inlichtingen en het proces-verbaal van aanwijzing;

    bouwstoffen: de in het werk te brengen materialen, voorwerpen, onderdelen, installaties of onderdelen daarvan, grond van allerlei soort en dergelijke;

    dag: kalenderdag;de opdrachtgever: de natuurlijke of rechtspersoon, die het werk opdraagt;

    de overeenkomst: de tussen opdrachtgever en aannemer tot stand gekomen overeenkomst van aanneming van werk;

    UAV: deze Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012;

    het werk: het uit te voeren werk, technische installatiewerk of de te verrichten levering;

    werkdag: een kalenderdag, tenzij deze valt op een algemeen

    of ter plaatse van het werk erkende, of door de overheid dan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomst voorgeschreven rust- of feestdag, vakantiedag of andere niet individuele vrije dag.

  • 2.

    Indien in het bestek een afzonderlijke termijn is gesteld, binnen welke een deel van het werk moet worden opgeleverd, wordt voor de toepassing van de §§ 6, vierde lid, 8, 8a, 9, 10, 11, 12, 42 en 44 dat deel als een afzonderlijk werk aangemerkt.

  • 3.

    Indien in het bestek een afzonderlijke termijn is gesteld, binnen welke de uitvoering van het werk tot een bepaalde stand moet zijn gevorderd, voordat de oplevering plaats vindt, is het bepaalde in de §§ 8, 8a, 9 en 42 van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Indien aan de totstandkoming van de overeenkomst geen aanbesteding is voorafgegaan, wordt voor de toepassing van de §§ 2, tweede lid, 6, elfde en dertiende lid, 48, tweede lid, en 49, tweede lid, in plaats van ‘de dag van aanbesteding’ gelezen ‘de dag van de prijsaanbieding van de aannemer’.

  • 5.

    Bij meerjarige onderhoudswerken, opgedragen voor een bepaalde som per jaar wordt, indien sprake is van ‘aannemingssom’ of van ‘termijn van betaling’, bedoeld de aannemingssom per jaar of de termijn van betaling van het betrokken onderhoudsjaar.

§ 2. Van toepassing zijnde voorschriften, tegenstrijdige bepalingen

  • 1.

    De bepalingen van de UAV gelden voor zover daarvan in het bestek niet uitdrukkelijk is afgeweken.

  • 2.

    Tot het bestek behoren mede, als waren zij er letterlijk in opgenomen, de op het werk van toepassing verklaarde technische normvoorschriften zoals deze drie maanden voor de dag van aanbesteding luiden.

  • 3.

    Op de overeenkomst is van toepassing het Nederlandse recht.

  • 4.

    Indien onderdelen van het bestek onderling tegenstrijdig zijn, wordt, tenzij een andere bedoeling uit het bestek voortvloeit, de rangorde daarvan bepaald aan de hand van de volgende regels:

    • a.

      een nieuw geschreven of getekend document gaat voor een oud geschreven of getekend document;

    • b.

      de beschrijving gaat voor een tekening;

    • c.

      een bijzondere regeling gaat voor een algemene regeling;

      met dien verstande, dat regel a gaat voor de regels b en c , en regel b voor regel c.

       

      Indien toepassing van deze regels geen uitkomst biedt, wordt de tegenstrijdigheid, met inachtneming van de billijkheid, uitgelegd ten nadele van degene door of namens wie het bestek is opgesteld.

  • 5.

    Het in het vierde lid bepaalde laat onverlet de verplichting van de aannemer om de directie te waarschuwen in geval van een klaarblijkelijke tegenstrijdigheid tussen onderdelen van het bestek.

Hoofdstuk II. Vertegenwoordiging van partijen

§ 3. Directie

  • 1.

    De opdrachtgever is gerechtigd een of meer personen aan te wijzen om als directie op te treden of de directie bij te staan dan wel als zodanig aangewezen personen door anderen te vervangen.

  • 2.

    Indien de opdrachtgever niet een of meer personen wil aanwijzen om als directie op te treden, is hij verplicht hiervan vóór de uitvoering van het werk schriftelijk mededeling te doen aan de aannemer. Indien door het niet aanwijzen of niet vervangen van een of meer personen om als directie op te treden meer van de aannemer wordt verlangd dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd, heeft hij recht op bijbetaling.

  • 3.

    De opdrachtgever geeft van elke aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, indien deze niet reeds in het bestek is gedaan, en van elke wijziging of intrekking daarvan, onverwijld schriftelijk kennis aan de aannemer.

  • 4.

    Zolang en voor zover de opdrachtgever niet schriftelijk aan de aannemer van het tegendeel doet blijken, vertegenwoordigt de directie de opdrachtgever in alle zaken het werk betreffende. In de gevallen echter, waar in de UAV uitdrukkelijk de opdrachtgever is genoemd, is alleen deze bevoegd.

  • 5.

    Indien meer dan één persoon als directie is aangewezen, wordt ieder der aangewezen personen geacht de directie te vertegenwoordigen.

  • 6.

    De directie oefent het toezicht uit op de uitvoering van het werk en op de naleving van de overeenkomst.

  • 7.

    Personen, die zijn aangewezen om de directie bij te staan, binden deze in zoverre het tegendeel niet schriftelijk aan de aannemer is medegedeeld.

  • 8.

    De directie is bevoegd te bepalen, dat door haar aan te duiden werkzaamheden niet mogen worden uitgevoerd dan in tegenwoordigheid van de directie of van door haar aangewezen personen.

  • 9.

    Indien en zolang de opdrachtgever van zijn in het eerste lid bedoelde bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt, treedt hij daar, waar in de UAV sprake is van de directie, in haar plaats.

§ 4. Gevolmachtigde van de aannemer

  • 1.

    De aannemer is te allen tijde gerechtigd één of meer personen aan te wijzen om hem in zaken het werk betreffende te vertegenwoordigen. De aanwijzing door de aannemer van personen die hem in zaken het werk betreffende zullen vertegenwoordigen, moet geschieden met gebruikmaking van een volmacht overeenkomstig Bijlage A van de UAV. Ditzelfde geldt bij wijziging van bedoelde volmacht.

  • 2.

    Een door de aannemer gewaarmerkt afschrift van de volmacht wordt onverwijld aan de directie verschaft.

  • 3.

    De aanwijzing van iedere gevolmachtigde geschiedt voor het werk of voor een bepaald gedeelte ervan.

Hoofdstuk III. Algemene verplichtingen van partijen

§ 5. Verplichtingen van de opdrachtgever

  • 1.

    De opdrachtgever zorgt er voor, dat de aannemer tijdig kan beschikken:

    • a.

      over de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke toestemmingen, die voor de opzet van het werk volgens het bestek vereist zijn;

    • b.

      over het terrein of het water, waarop of waarin het werk moet worden uitgevoerd;

    • c.

      over de benodigde tekeningen en andere gegevens;

    • d.

      over de verstrekkingen, die de opdrachtgever ingevolge de overeenkomst doet.

  • Indien de aard van het werk hiertoe aanleiding geeft, houdt de directie vóór de aanvang van het werk een bouwbespreking met de aannemer en de leidingbeheerders, waarbij de aannemer wordt ingelicht omtrent de juiste ligging van de zich in of nabij het werk en het werkterrein bevindende ondergrondse kabels en leidingen en waarbij wordt vastgesteld wat daarmee moet geschieden. Indien de directie deze bouwbespreking niet houdt, zal de aannemer vóór de aanvang van het werk om het houden van die bespreking verzoeken. De directie zal aan dit verzoek gevolg geven

  • 2.

    De opdrachtgever draagt de verantwoordelijkheid voor de door of namens hem voorgeschreven constructies en werkwijzen, daaronder begrepen de invloed die daarop door de bodemgesteldheid wordt uitgeoefend, alsmede voor de door of namens hem gegeven orders en aanwijzingen.

  • 3.

    Indien bouwstoffen of hulpmiddelen, die de opdrachtgever ter beschikking heeft gesteld, gebreken mochten hebben, is de opdrachtgever aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte schade.

  • 4.

    De opdrachtgever is aansprakelijk voor de functionele ongeschiktheid:

    • a.

      van door hem voorgeschreven bouwstoffen;

    • b.

      van bouwstoffen, die bij een door hem voorgeschreven leverancier moeten worden betrokken, tenzij de aannemer een keuzemogelijkheid had met betrekking tot deze bouwstoffen.

  • Onder de functionele ongeschiktheid van bouwstoffen wordt verstaan het naar hun aard niet geschikt zijn van deze bouwstoffen voor het doel waarvoor zij blijkens het bestek zijn bestemd.

  • 5.

    (Vervallen).

  • 6.

    Indien wettelijke voorschriften of beschikkingen van overheidswege hogere eisen aan het werk stellen dan in de overeenkomst is bepaald, zullen wijzigingen van het werk, welke nodig zijn om aan die eisen te voldoen, worden verrekend als meer werk.

  • 7.

    De opdrachtgever zal het aan de aannemer toekomende volgens de in de overeenkomst gestelde regelen voldoen.

  • 8.

    Indien het bouwterrein, de uit het werk komende oude bouwstoffen of de door de opdrachtgever ter beschikking gestelde bouwstoffen verontreinigd zijn, wordt de aard en de omvang daarvan, voor zover voor de uitvoering van het werk van belang, in het bestek vermeld. De opzet van het werk zal zodanig zijn, dat daardoor schade aan personen, goederen of milieu zoveel mogelijk wordt beperkt.

§ 6. Verplichtingen van de aannemer

  • 1.

    De aannemer is verplicht het werk uit te voeren naar de bepalingen van de overeenkomst zonder aanspraak op verrekening, bijbetaling of schadevergoeding te kunnen doen gelden dan in de gevallen, waarin dat bepaaldelijk voorgeschreven of kennelijk bedoeld is.

    Hij is verplicht al datgene te verrichten, wat naar de aard van de overeenkomst door de wet, de billijkheid of het gebruik wordt gevorderd of tot een behoorlijke aanwending der bouwstoffen behoort.

  • 2.

    De aannemer is verplicht het werk uit te voeren volgens de door de directie te verstrekken en de door haar goed te keuren tekeningen. Hij is verplicht de orders en aanwijzingen op te volgen, die hem door de directie worden gegeven.

  • 3.

    De verplichtingen van de aannemer omvatten mede:

    • a.

      de levering van de nodige bouwstoffen en het verrichten van de nodige werkzaamheden;

    • b.

      de beschikbaarstelling van gereedschap, materieel, hulpmaterialen, hulpstoffen, hulpwerken en andere hulpmiddelen, nodig voor de uitvoering van het werk en het verrichten van de nodige hulpwerkzaamheden;

    • c.

      de betaling van precario, kosten van aansluiting van hulpleidingen en dergelijke.

  • 4.

    Het werk en de uitvoering daarvan zijn voor rekening van de aannemer met ingang van de datum van aanvang of zoveel eerder als de aannemer ingevolge § 7, tweede lid, met het werk begint, tot en met de dag waarop het werk overeenkomstig het bepaalde in § 10, eerste of tweede lid, als opgeleverd wordt beschouwd. Onder het werk en de uitvoering daarvan worden mede begrepen de voorbereiding, de aanvoer van bouwstoffen, de uitvoering van hulpwerken, de doelmatigheid en capaciteit van werktuigen en gereedschappen.

  • 5.

    De uitvoering van het werk moet zodanig zijn, dat de totstandkoming van het werk overeenkomstig de volgens § 8, eerste lid, in het bestek voorgeschreven termijn verzekerd is.

  • 6.

    De wijze van uitvoering van het werk moet zodanig zijn, dat voor de opdrachtgever dan wel voor derden geen nodeloze hinder is te duchten. De aannemer dient het werk zodanig uit te voeren, dat daardoor schade aan personen, goederen of milieu zoveel mogelijk wordt beperkt.

  • 7.

    Onvoldoend werk wordt binnen een door de directie in billijkheid te stellen termijn tot haar genoegen door de aannemer verbeterd of vernieuwd. Deze verbetering of vernieuwing geschiedt op kosten van de aannemer, tenzij het onvoldoend werk het gevolg is van een omstandigheid die voor rekening van de opdrachtgever komt.

  • 8.

    De aannemer is aansprakelijk voor schade aan met het werk in verband staande werken van de opdrachtgever en aan andere werken en eigendommen van de opdrachtgever, voor zover deze door de uitvoering van het werk is toegebracht en is toe te rekenen aan nalatigheid, onvoorzichtigheid of verkeerde handelingen van de aannemer, zijn personeel, zijn onderaannemers of zijn leveranciers.

  • 9.

    De aannemer vrijwaart de opdrachtgever tegen aanspraken van derden tot vergoeding van schade, voor zover deze door de uitvoering van het werk is toegebracht en is toe te rekenen aan nalatigheid, onvoorzichtigheid of verkeerde handelingen van de aannemer, zijn personeel, zijn onderaannemers of zijn leveranciers.

  • 10.

    De aannemer zorgt voor de tijdige verkrijging van publiekrechtelijke en privaatrechtelijke toestemmingen, die hij nodig heeft of wenst, voor zover zij niet behoren tot die, waarvoor de opdrachtgever ingevolge het bepaalde in § 5, eerste lid, sub a zorg draagt.

  • 11.

    De aannemer wordt geacht bekend te zijn met de voor de uitvoering van het werk van belang zijnde wettelijke voorschriften en beschikkingen van overheidswege, voor zover deze op de dag van aanbesteding in werking zijn getreden. De aan de naleving van deze voorschriften en beschikkingen verbonden gevolgen zijn voor zijn rekening.

  • 12.

    De gevolgen van de naleving van voorschriften van bijzondere aard zijn voor rekening van de aannemer, tenzij redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat hij deze voorschriften niet behoefde te kennen. In dit laatste geval heeft hij aanspraak op bijbetaling.

  • 13.

    De gevolgen van de naleving van wettelijke voorschriften of beschikkingen van overheidswege, die na de dag van aanbesteding in werking treden, komen voor rekening van de opdrachtgever, tenzij redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aannemer die gevolgen reeds op de dag van aanbesteding had kunnen voorzien. Indien echter in de overeenkomst bepalingen zijn opgenomen betreffende de verrekening van wijzigingen van lonen en sociale lasten of van prijzen, huren en vrachten, komen de gevolgen daarvan slechts voor rekening van de opdrachtgever, indien en voor zover zulks uit die bepalingen voortvloeit.

  • 14.

    Indien de constructies, werkwijzen, orders en aanwijzingen, bedoeld in § 5, tweede lid, dan wel de bouwstoffen of hulpmiddelen, bedoeld in § 5, derde lid, klaarblijkelijk zodanige fouten bevatten of gebreken vertonen, dat de aannemer in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid zou handelen door zonder de directie daarop te wijzen tot uitvoering van het desbetreffende onderdeel van het werk over te gaan, is hij voor de schadelijke gevolgen van zijn verzuim aansprakelijk. Het in dit lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de in § 5, vierde lid, en deze paragraaf, zevenentwintigste lid, bedoelde gevallen.

  • 15.

    Indien de aannemer meent, behalve op de aannemingssom, op de vergoeding van de omzetbelasting en op de verrekening ingevolge de §§ 35 tot en met 39, nog andere aanspraken jegens de opdrachtgever te hebben, geeft hij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk aan deze kennis en in elk geval op zodanig tijdstip dat de directie de ter zake nodige gegevens kan verzamelen. Aan het verzamelen van die gegevens verleent de aannemer zijn medewerking. De opdrachtgever of de directie kan van de aannemer nadere inlichtingen verlangen omtrent de door hem kenbaar gemaakte aanspraken.

  • 16.

    De aannemer zorgt voor orde en veiligheid op het werk. Hij zorgt tevens voor een zodanig verlichting, dat een goede uitvoering van het werk gewaarborgd is.

  • 16a.

    Wanneer bij de uitvoering van het werk voorwerpen of stoffen worden aangetroffen, waarvan redelijkerwijs geacht kan worden dat deze schade kunnen toebrengen aan personen, goederen of milieu, brengt de aannemer dit onmiddellijk ter kennis van de directie. Hij neemt terstond, zo mogelijk in overleg met de directie, de door de omstandigheden vereiste veiligheidsmaatregelen.

  • 17.

    De aannemer is verplicht alle onbekwame dan wel ongeschikte personen, die van zijnentwege of vanwege een onderaannemer of leverancier op het werk aanwezig zijn, op verlangen van de directie onverwijld daarvan te doen verwijderen.

  • 18.

    De aannemer moet gedurende de uitvoering van het werk op of in de nabijheid van de plaats, waar het wordt uitgevoerd, aanwezig zijn, tenzij de directie zulks onnodig oordeelt of een gevolmachtigde hem overeenkomstig § 4 vertegenwoordigt.

  • 19.

    De aannemer zorgt er voor, dat bij de uitvoering van het werk, tenzij hijzelf of zijn gevolmachtigde ter plaatse is, steeds een persoon aanwezig is, die de opdracht heeft orders of aanwijzingen van de directie op te volgen en deze onverwijld aan hem of zijn gevolmachtigde over te brengen.

  • 20.

    De aannemer verleent toegang tot het werk en het werkterrein aan de personen, die door de opdrachtgever of de directie tot toegang zijn gemachtigd, voor zover hij daartegen geen redelijke bezwaren heeft.

  • 21.

    Behalve het te werk gestelde personeel en uit anderen hoofde bevoegde personen mag de aannemer andere personen op het werk en het werkterrein toelaten voor zover de opdrachtgever of de directie daartegen geen redelijke bezwaren kenbaar maakt.

  • 22.

    De aannemer zorgt er voor, dat de directie en door de directie aangewezen personen, voor zover fabrieksgeheim zich daartegen niet verzet, vrije toegang hebben tot de terreinen, fabrieken, werkplaatsen en loodsen, zowel van de aannemer als van onderaannemers en leveranciers, waar werkzaamheden ten behoeve van het werk worden verricht of voor het werk bestemde bouwstoffen zijn opgeslagen, teneinde de werkzaamheden respectievelijk de bouwstoffen te inspecteren.

  • 23.

    Indien uit hoofde van fabrieksgeheim vrije toegang als bedoeld in het voorgaande lid niet of niet ten volle kan worden gegeven, moet hiervan kennis worden gegeven:

    • a.

      bij de inschrijving, indien de bevoegdheid tot het verlenen van vrije toegang bij de aannemer berust;

    • b.

      bij de aanvraag tot goedkeuring van de betrokken onderaannemer of leverancier, indien de bevoegdheid bij een van hen berust.

  • Een kennisgeving als bedoeld onder a zal niet worden aangemerkt als een aan de inschrijving verbonden voorwaarde.

  • 24

    Indien twee of meer personen tezamen een werk hebben aangenomen, zijn zij hoofdelijk voor de gehele uitvoering daarvan aansprakelijk. Zij zijn verplicht een van hen schriftelijk aan te wijzen om hen in alle opzichten te vertegenwoordigen.

  • 25

    aannemer mag het werk niet geheel of ten dele aan een ander overdragen zonder schriftelijke goedkeuring van de opdrachtgever.

  • 26

    De aannemer kan bepaalde onderdelen van het werk in onderaanneming laten uitvoeren, mits voor de keuze van deze onderdelen en van de daarvoor in te schakelen onderaannemers de schriftelijke goedkeuring van de directie is verkregen; deze goedkeuring zal niet mogen worden onthouden op onredelijke gronden. De aannemer blijft niettemin jegens de opdrachtgever voor die onderdelen ten volle verantwoordelijk.

  • 27

    Indien door of namens de opdrachtgever het inschakelen van een bepaalde onderaannemer of leverancier is of wordt voorgeschreven, is de aannemer voor wat het presteren van die onderaannemer of leverancier betreft jegens de opdrachtgever tot niet meer gehouden dan tot datgene, waartoe de aannemer die onderaannemer of leverancier kan houden krachtens de voorwaarden door deze gehanteerd en zoals deze door de opdrachtgever zijn aanvaard of goedgekeurd.

    Indien de voorgeschreven onderaannemer of leverancier niet, niet tijdig of niet deugdelijk presteert en de aannemer het redelijkerwijs nodige heeft gedaan om nakoming en/of schadevergoeding te verkrijgen, zal de opdrachtgever de voor de aannemer ontstane meerdere kosten aan hem vergoeden, voor zover deze hem niet zijn vergoed door de onderaannemer of leverancier.

    Daartegenover zal de aannemer, op eerste verzoek van de opdrachtgever, aan deze zijn vordering op de voorgeschreven onderaannemer of leverancier cederen tot aan het door de opdrachtgever aan hem vergoede bedrag.

  • 28

    Indien onderdelen van het werk in onderaanneming worden uitgevoerd, zal de aannemer de onderaannemer volledig inlichten omtrent de bepalingen van het bestek, die bij het desbetreffende onderdeel van belang kunnen zijn, en omtrent de wijze van uitvoering.

  • 29

    Orders en aanwijzingen betreffende die onderdelen zullen door de directie uitsluitend aan de aannemer worden kenbaar gemaakt en zullen door deze aan de onderaannemer worden doorgegeven, tenzij de aannemer na overleg met de onderaannemer schriftelijk verzoekt bedoelde orders en aanwijzingen tevens rechtstreeks aan de onderaannemer mede te delen.

  • 30

    De aannemer is verplicht ter zake van de overeenkomst in Nederland domicilie te hebben voor zover hij niet reeds in Nederland is gevestigd.

Hoofdstuk IV. Aanvang, uitvoeringsduur, oplevering

§ 7. Datum van aanvang

  • 1.

    Als datum van aanvang zal worden aangemerkt de vijfde werkdag na de dag waarop de aannemer het werk is opgedragen.

  • 2.

    Tenzij in het bestek anders is bepaald, staat het de aannemer vrij, behoudens bezwaar van de directie, ook vóór de datum van aanvang met het werk te beginnen.

§ 8. Uitvoeringsduur, uitstel van oplevering

  • 1.

    De termijn, binnen welke het werk moet worden opgeleverd, wordt in het bestek uitgedrukt:

    • a.

      hetzij in een aantal werkbare werkdagen;

    • b.

      hetzij in een aantal kalenderdagen, -weken of -maanden;

    • c.

      hetzij door een bepaalde dag te noemen.

  • 2.

    Indien een termijn is uitgedrukt in een aantal werkbare werkdagen, worden werkdagen, respectievelijk halve werkdagen, als onwerkbaar beschouwd, wanneer daarop door omstandigheden buiten de aansprakelijkheid van de aannemer gedurende ten minste vijf uren, respectievelijk ten minste twee uren, door het grootste deel van de arbeiders of machines niet kon worden gewerkt.

  • 3.

    Als de oplevering van het werk zou moeten geschieden op een dag die geen werkdag is, geldt de eerstvolgende werkdag als de overeengekomen dag van oplevering.

  • 4.

    De termijn, binnen welke het werk moet worden opgeleverd, kan door de opdrachtgever worden verlengd, hetzij eigener beweging, hetzij op een daartoe strekkend verzoek van de aannemer. Een verzoek van de aannemer om termijnverlenging zal slechts in overweging kunnen worden genomen, indien dit schriftelijk geschiedt en – behoudens ontheffing door de directie – ten minste veertien dagen voor het verstrijken van de termijn bij de directie is bezorgd.

  • 5.

    Indien door overmacht, door voor rekening van de opdrachtgever komende omstandigheden, of door het door of namens de opdrachtgever aanbrengen van bestekswijzigingen dan wel van wijzigingen in de uitvoering van het werk, niet van de aannemer kan worden gevergd dat het werk binnen de overeengekomen termijn wordt opgeleverd, heeft hij recht op termijnverlenging.

§ 8a. Beproeving

  • 1.

    Beproeving van het technische installatiewerk of een of meer onderdelen daarvan vindt plaats, indien dit is overeengekomen. De beproeving geschiedt door de aannemer in aanwezigheid van de directie en dient om vast te stellen of het technische installatiewerk, of het desbetreffende onderdeel daarvan, op het gebied bestreken door de beproeving, voldoet aan hetgeen is overeengekomen voor zover dit op het tijdstip van de beproeving mogelijk is.

  • 2.

    Aannemer en directie stellen in onderling overleg het tijdstip van de beproeving vast. Indien aannemer en directie niet komen tot gemeenschappelijke vaststelling van het tijdstip van de beproeving, stelt de aannemer dit tijdstip vast en geeft van dit tijdstip ten minste acht dagen tevoren schriftelijk kennis aan de directie.

  • 3.

    Ten behoeve van de beproeving stelt de aannemer voor zijn rekening het nodige materieel en het personeel voor de bediening daarvan beschikbaar. De kosten van de voor de beproeving benodigde hoeveelheid water en energie zijn voor rekening van de opdrachtgever.

  • 4.

    Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vijf dagen na de beproeving, stelt de aannemer een rapport op waarin het beproevingsresultaat is opgenomen, alsmede, indien zulks is overeengekomen, een meetstaat die de meetresultaten en andere relevante gegevens vermeldt. Door de ondertekening van dit in tweevoud op te maken rapport door de aannemer en de directie staan de resultaten van de beproeving vast. Indien de directie tijdens de beproeving niet aanwezig is geweest, staan de resultaten van de beproeving vast door de enkele vermelding daarvan in het rapport.

  • 5.

    Indien op grond van de beproeving is vastgesteld dat het technische installatiewerk, op het gebied bestreken door de beproeving, niet voldoet aan hetgeen is overeengekomen, zal, nadat de aannemer de nodige verbeteringen heeft aangebracht, de beproeving worden herhaald. Op deze herhaalde beproeving zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in dit geval de kosten voor water en energie, benodigd voor de beproeving, voor rekening van de aannemer zijn.

  • 6.

    Indien op grond van de beproeving is vastgesteld dat het technische installatiewerk, op het gebied bestreken door de beproeving, voldoet aan hetgeen is overeengekomen en het technische installatiewerk ook overigens is voltooid, vindt opneming van het technische installatiewerk plaats zoals bedoeld in § 9.

§ 9. Opneming en goedkeuring

  • 1.

    De opneming van het werk geschiedt op schriftelijke, tot de directie gerichte aanvrage van de aannemer, waarin deze mededeelt op welke dag het werk naar zijn oordeel voltooid zal zijn. De directie kan genoegen nemen met een mondelinge mededeling, welke in het dagboek of weekrapport, bedoeld in § 27, wordt aangetekend.

  • 2.

    De opneming geschiedt zo spoedig mogelijk en in de regel binnen acht dagen na de in het eerste lid bedoelde dag. De dag en het tijdstip van opneming worden aan de aannemer tijdig en zo mogelijk ten minste drie dagen tevoren schriftelijk medegedeeld. De directie kan verlangen, dat de aannemer of zijn gevolmachtigde bij de opneming tegenwoordig is.

  • 3.

    Nadat het werk is opgenomen, wordt aan de aannemer binnen acht dagen schriftelijk medegedeeld, of het al dan niet is goedgekeurd, in het laatste geval met opgaaf van de gebreken, die de redenen voor de onthouding van de goedkeuring zijn. Wordt het werk goedgekeurd, dan wordt als dag van goedkeuring aangemerkt de dag waarop de desbetreffende mededeling aan de aannemer is verzonden.

  • 4.

    Met toestemming van de aannemer kan, in plaats van de schriftelijke mededeling bedoeld in het vorige lid, worden volstaan met een overeenkomstige aantekening in het dagboek of weekrapport, met vermelding van de datum der aantekening. Alsdan wordt, indien het werk wordt goedgekeurd, als dag van goedkeuring aangemerkt de dag waarop de desbetreffende aantekening is geplaatst.

  • 5.

    Wordt niet binnen acht dagen na de opneming een schriftelijke mededeling, of het werk al dan niet is goedgekeurd, aan de aannemer verzonden dan wel, in het geval bedoeld in het vierde lid, een overeenkomstig aantekening in het dagboek of weekrapport geplaatst, dan wordt het werk geacht op de achtste dag na de opneming te zijn goedgekeurd.

  • 6.

    Geschiedt de opneming niet binnen vijftien dagen na de in het eerste lid bedoelde dag, dan kan de aannemer bij aangetekende brief een nieuwe aanvrage tot de directie richten, met verzoek het werk binnen acht dagen op te nemen. Voldoet de directie niet aan dit verzoek, dan wordt het werk geacht op de achtste dag na de verzending van die brief te zijn goedgekeurd.

  • 7.

    Kleine gebreken, die gevoeglijk vóór een nog volgende betalingstermijn kunnen worden hersteld, zullen geen reden tot onthouding van goedkeuring mogen zijn, mits zij een eventuele ingebruikneming niet in de weg staan. De aannemer is gehouden de in dit lid bedoelde gebreken zo spoedig mogelijk te herstellen.

  • 8.

    Met betrekking tot een heropneming na onthouding van goedkeuring vinden de bovenvermelde bepalingen overeenkomstige toepassing.

  • 9.

    Bij een heropneming zullen andere gebreken dan die, welke overeenkomstig het zevende lid aan de aannemer zijn opgegeven, alleen dan reden tot hernieuwde onthouding van goedkeuring kunnen zijn, indien zij eerst na de voorafgegane opneming aan de dag zijn getreden.

§ 10. Oplevering

  • 1.

    Het werk wordt als opgeleverd beschouwd, indien het overeenkomstig het bepaalde in § 9 is of geacht wordt te zijn goedgekeurd.

    De dag, waarop het werk is of geacht wordt te zijn goedgekeurd, geldt als dag waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd.

  • 1a.

    Indien in het bestek is voorgeschreven dat de aannemer de opdrachtgever bedienings- en onderhoudsvoorschriften zal verstrekken met betrekking tot het technische installatiewerk, overhandigt hij deze op het tijdstip van ingebruikneming van het technische installatiewerk, of van het desbetreffende onderdeel daarvan, dan wel uiterlijk op de dag waarop het technische installatiewerk als opgeleverd wordt beschouwd. Indien in het bestek is voorgeschreven dat de aannemer de opdrachtgever revisietekeningen met betrekking tot het technische installatiewerk zal verstrekken, overhandigt hij deze uiterlijk drie maanden na de dag waarop het technische installatiewerk als opgeleverd wordt beschouwd.

  • 2.

    Indien de aannemer niet een aanvrage om opneming als bedoeld in § 9, eerste lid, tot de directie heeft gericht, doch de opdrachtgever het werk voltooid acht, kan deze de aannemer zulks schriftelijk mededelen. De vijfde dag na de verzending van deze mededeling geldt dan als dag waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd.

  • 3.

    De opdrachtgever kan het werk, voordat dit voltooid is, of een al dan niet voltooid onderdeel daarvan, in gebruik nemen of doen nemen mits de ingebruikneming een voldoende voortgang van het werk niet in gevaar brengt. De opdrachtgever gaat hiertoe niet over dan nadat hij dit schriftelijk aan de aannemer heeft medegedeeld en hij deze heeft gehoord en een opneming, dan wel – indien het een technisch installatiewerk betreft – een beproeving en opneming als bedoeld in § 8a van het in gebruik te nemen werk of onderdeel daarvan heeft plaatsgevonden. Indien door de ingebruikneming meer wordt verlangd van de aannemer dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd, zal dit worden verrekend als meer werk. Indien door de ingebruikneming schade aan het werk ontstaat komt deze schade niet voor rekening van de aannemer. Door de in dit lid bedoelde ingebruikneming en opneming wordt het werk, dan wel dat onderdeel, niet als opgeleverd beschouwd. Voor technische installatiewerken geldt dat indien in het bestek een onderhoudstermijn als bedoeld in § 11 is voorgeschreven, door de in dit lid bedoelde ingebruikneming de onderhoudstermijn onmiddellijk ingaat na de dag van ingebruikneming.

§ 11. Onderhoudstermijn

  • 1.

    Indien in het bestek een onderhoudstermijn is voorgeschreven, gaat deze termijn in onmiddellijk na de dag waarop het werk overeenkomstig het bepaalde in § 10, eerste of tweede lid, als opgeleverd wordt beschouwd.

  • 2.

    De aannemer is gehouden gebreken, welke in de onderhoudstermijn aan de dag treden, te herstellen, met uitzondering echter van die, waarvoor de opdrachtgever op grond van § 5, tweede lid de verantwoordelijkheid draagt of waarvoor hij op grond van § 5, derde of vierde lid, aansprakelijk is. Onder de in dit lid bedoelde gebreken vallen niet die gebreken die het gevolg zijn van onjuist of onzorgvuldig gebruik dan wel gekwalificeerd kunnen worden als normaal te verwachten slijtage als gevolg van het feitelijke gebruik.

  • 3.

    Het in het tweede lid bedoelde herstel geschiedt voor rekening van de aannemer, tot genoegen van de directie en binnen een door haar in billijkheid te stellen termijn.

  • 4.

    In de onderhoudstermijn optredende schade aan het werk is voor rekening van de opdrachtgever, met uitzondering echter van die schade, welke het gevolg is van door de aannemer verricht onvoldoend werk. In het laatste geval is het bepaalde in het derde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Indien de aannemer zich desgevraagd verbindt tot herstel van niet voor zijn rekening komende gebreken of schade aan het werk, geschiedt de verrekening daarvan als meer werk.

  • 6.

    Na afloop van de onderhoudstermijn zal het werk wederom worden opgenomen om te constateren, of de aannemer aan zijn verplichtingen heeft voldaan, waarbij wordt gehandeld overeenkomstig het bepaalde in § 9.

§ 12. Aansprakelijkheid van de aannemer na de oplevering

  • 1.

    Na de dag, waarop het werk overeenkomstig het bepaalde in § 10, eerste of tweede lid, als opgeleverd wordt beschouwd, is de aannemer niet meer aansprakelijk voor tekortkomingen aan het werk.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde lijdt uitzondering indien sprake is van een gebrek:

    • (a)

      dat toe te rekenen is aan de aannemer en

    • (b)

      dat bovendien ondanks nauwlettend toezicht tijdens de uitvoering dan wel bij de opneming van het werk als bedoeld in § 9, tweede lid, door de directie redelijkerwijs niet onderkend had kunnen wordenen waarvan

    • (c)

      de aannemer binnen een redelijke termijn na de ontdekking mededeling is gedaan.

  • 3.

    (Vervallen).

  • 4.

    De rechtsvordering uit hoofde van een gebrek waarvoor de aannemer krachtens het tweede lid aansprakelijk is, is niet ontvankelijk indien zij wordt ingesteld na verloop van:

    • (a)

      vijf jaren na de in het eerste lid bedoelde dag, of

    • (b)

      tien jaren na de in het eerste lid bedoelde dag, indien het werk geheel of gedeeltelijk is ingestort of dreigt in te storten dan wel ongeschikt is geraakt of ongeschikt dreigt te geraken voor de bestemming waarvoor het blijkens de overeenkomst bedoeld is en dit slechts kan worden verholpen of kan worden voorkomen door het treffen van zeer kostbare voorzieningen.

  • 5.

    Indien in het bestek een onderhoudstermijn is voorgeschreven, treedt voor de toepassing van deze paragraaf de dag na het verstrijken van die termijn in de plaats van de in het eerste lid bedoelde dag en wordt onder opneming van het werk verstaan: de opneming genoemd in § 11, zesde lid.

Hoofdstuk V. Wijziging tijdstippen van uitvoering, schorsing, beëindiging in onvoltooide staat

§ 13. Wijziging tijdstippen van uitvoering

  • 1.

    De directie is bevoegd:

    • a.

      indien in het bestek een onderhoudstermijn als bedoeld in § 11, eerste lid, is voorgeschreven, de uitvoering van ondergeschikte werkzaamheden tot in die onderhoudstermijn te verschuiven;

    • b.

      bij meerjarig onderhoud de uitvoering van werken, waartoe de aannemer in een bepaald jaar verplicht is, in een ander jaar binnen de duur van dit onderhoud te verlangen.

  • 2.

    Indien het voorafgaande aanleiding tot verrekening geeft, wordt daarvoor overeenkomstig het bepaalde in § 36 een regeling getroffen.

§ 14. Schorsing van het werk en beëindiging van het werk in onvoltooide staat

  • 1.

    De opdrachtgever is bevoegd de uitvoering van het werk voor het geheel of voor een gedeelte te schorsen.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen is de directie, hangende de beslissing van de opdrachtgever, voorlopig tot zodanige schorsing bevoegd.

  • 3.

    Gedurende de schorsing is de aannemer verplicht:

    • a.

      in overleg met de directie gepaste maatregelen te nemen ter voorkoming en beperking van schade, die aan het werk zou kunnen ontstaan;

    • b.

      na te laten zowel hetgeen schade aan het werk ten gevolge zou kunnen hebben als hetgeen de latere voortzetting zou kunnen bemoeilijken.

  • 4.

    Voorzieningen, die de aannemer ten gevolge van de schorsing moet treffen, worden als meer werk met hem verrekend. Schade, die de aannemer ten gevolge van de schorsing lijdt, wordt hem vergoed.

  • 5.

    Indien de schorsing langer dan één maand duurt, kan de aannemer bovendien vorderen, dat een evenredige betaling voor het uitgevoerde gedeelte van het werk plaats heeft. Daarbij wordt rekening gehouden met de nog niet verwerkte bouwstoffen, voor zover deze in verband met het bepaalde in § 19 eigendom van de opdrachtgever zijn geworden. Nog niet verwerkte voor keuring gereed zijnde bouwstoffen worden op verzoek van de aannemer eerst nog gekeurd.

  • 6.

    Indien de schorsing van het gehele werk langer duurt dan zes maanden, is de aannemer bevoegd het werk in onvoltooide staat te beëindigen.

  • 7.

    De opdrachtgever is bevoegd de aannemer op te dragen het werk in onvoltooide staat te beëindigen.

  • 8.

    Wanneer door voor rekening van de opdrachtgever komende omstandigheden de uitvoering van het werk gedurende meer dan twee maanden ononderbroken is vertraagd, is de aannemer bevoegd het werk in onvoltooide staat te beëindigen.

  • 9.

    In de gevallen bedoeld in het zesde, zevende en achtste lid zal de opdrachtgever zo spoedig mogelijk na de beëindiging het werk overnemen. De aannemer is tot aan de overneming van het werk door de opdrachtgever gehouden de in het derde lid bedoelde verplichtingen na te komen.

  • 10.

    De aannemer heeft alsdan recht op de aannemingssom, vermeerderd met de kosten die hij als gevolg van de niet voltooiing heeft moeten maken en verminderd met de hem door de beëindiging bespaarde kosten. Aanspraken van de aannemer en de opdrachtgever op hetgeen overigens ter zake van de overeenkomst verschuldigd is blijven onverlet.

Hoofdstuk VI. Werkterrein, reclame

§ 15. Werkterrein

  • 1.

    Indien in het bestek oppervlakten van grond of water als werkterrein zijn aangeduid, heeft de aannemer daarover de kosteloze beschikking, zolang de uitvoering van het werk dit nodig maakt. Gebruik van ander terrein of water als werkterrein is voor rekening van de aannemer.

  • 2.

    De directie wijst aan, na overleg met de aannemer, welke gedeelten van het werkterrein in gebruik mogen worden genomen als opslagplaatsen en voor de plaatsing van keten, loodsen, hulpwerken en andere hulpmiddelen.

  • 3.

    De aannemer kan vóór de aanvang van het werk schriftelijk vorderen, dat de toestand van het werkterrein zo goed mogelijk wordt vastgesteld, in welk geval de opneming door de directie in samenwerking met en voor rekening van de aannemer ten spoedigste plaats vindt. Indien daarbij afwijkingen ten opzichte van de in het bestek omschreven toestand aan het licht komen, is het bepaalde in § 29, derde lid, van toepassing.

  • 4.

    Na gebruik en uiterlijk bij de oplevering moet het werkterrein naar genoegen van de directie zoveel mogelijk weder in de oorspronkelijke toestand worden opgeleverd.

§ 16. Afsluiting, reclame

  • 1.

    Indien de opdrachtgever afsluiting van het werk en het werkterrein nodig oordeelt, wordt de wijze van afsluiting in het bestek omschreven.

  • 2.

    De opdrachtgever heeft het recht om na overleg met de aannemer op schuttingen en afrasteringen, welke dienen ter afsluiting van het werk of het werkterrein, alsmede elders op het werkterrein of aan het werk reclame of andere kennisgevingen aan te brengen.

  • 3.

    Aan de aannemer is het evenwel toegestaan op een deel van die plaatsen aanduidingen van zijn naam en bedrijf aan te brengen, mits plaats, uiterlijk en afmetingen hiervan door de directie zijn goedgekeurd. Hetzelfde kan door de directie op een door tussenkomst van de aannemer gedaan verzoek aan onderaannemers en leveranciers worden toegestaan.

Hoofdstuk VII. Bouwstoffen

§ 17. Verwerking van bouwstoffen

  • 1.

    Met inachtneming van § 5, derde en vierde lid, alsmede § 6, zevenentwintigste lid, staat de aannemer in voor de goede hoedanigheid van de bouwstoffen, voor de geschiktheid voor hun bestemming en het voldoen aan de gestelde eisen, alsmede voor de tijdige levering.

  • 2.

    Indien en voor zover in het bestek is bepaald dat bouwstoffen gekeurd moeten worden, mag de aannemer deze niet verwerken voordat deze zijn goedgekeurd.

  • 3.

    De directie kan verlangen, dat goedgekeurde bouwstoffen ook nadat zij zijn verwerkt alsnog worden vervangen, indien daaraan na de keuring nog gebreken worden geconstateerd. Deze vervanging geschiedt voor rekening van de opdrachtgever en wordt als meer werk verrekend, onverminderd het recht van de aannemer op schadevergoeding, indien daartoe gronden zijn. Indien echter het gebrek redelijkerwijs niet door de directie had kunnen worden onderkend en het gebrek aan de aannemer kan worden toegerekend, komt deze vervanging voor rekening van de aannemer.

  • 4.

    De directie is bevoegd een bewijs van oorsprong van bouwstoffen te verlangen.

  • 5.

    Indien de directie zulks goed vindt, zal de aannemer in plaats van met een fabrieksnaam aangeduide bouwstoffen andere mogen leveren, mits van overeenkomstige hoedanigheid. De directie onthoudt de goedkeuring niet op onredelijke gronden.

§ 18. Keuring van bouwstoffen

  • 1.

    Indien en voor zover in het bestek is bepaald dat bouwstoffen door de directie worden gekeurd, worden deze in geval van goedkeuring zo nodig gemerkt. Door de opdrachtgever ter beschikking gestelde bouwstoffen worden geacht te zijn goedgekeurd.

    Indien voorgeschreven is dat bouwstoffen moeten worden geleverd met een kwaliteitsverklaring afkomstig van een door de Raad voor de Accreditatie erkende certificatie-instelling, wordt in het kader van de keuring volstaan met een uitwendige visuele beoordeling. De kwaliteitsverklaring wordt door de aannemer ter gelegenheid van de beoordeling door de directie aan haar ter beschikking gesteld.

  • 2.

    Ten behoeve van de keuring moeten de monsters en bouwstoffen tijdig op het werk of in de werkplaatsen worden aangevoerd. Zolang de directie zulks nodig oordeelt, blijven door de aannemer ingediende monsters onder haar berusting; zij zijn evenwel voor zijn rekening en blijven voor hem toegankelijk.

  • 3.

    De aannemer verleent bij de keuring, alsmede bij het merken van goedgekeurde bouwstoffen, de nodige hulp en stelt daartoe personeel en eenvoudige hulpmiddelen ter beschikking.

  • 4.

    De aannemer is bevoegd bij de keuring aanwezig te zijn of zich te doen vertegenwoordigen; de directie kan dit van hem verlangen.

  • 5.

    De directie is bevoegd bouwstoffen door derden te doen onderzoeken; de hieraan verbonden kosten zijn voor rekening van de opdrachtgever, behoudens het bepaalde in het zesde lid, onder d.

  • 6.

    Voor rekening van de aannemer komen de kosten van:

    • a.

      het beschikbaar stellen van de voor de keuring nodige bouwstoffen;

    • b.

      het brengen van de bouwstoffen in een voor de keuring geschikte samenstelling en vorm;

    • c.

      de emballage en de verzending van elders te keuren bouwstoffen;

    • d.

      het in het vijfde lid bedoelde onderzoek, indien dit tot afkeuring leidt, tenzij het een bouwstof betreft, in het bestek aangeduid met een fabrieksnaam, of waarvan de leverancier door of namens de opdrachtgever is aangewezen;

    • e.

      de in het twaalfde lid bedoelde herkeuring, indien de deskundige de afkeuring handhaaft.

  • 7.

    De in het vorige lid bedoelde kosten worden zo nodig overeenkomstig § 42, zesde lid, verrekend.

  • 8.

    De keuring geschiedt – ter keuze van de directie – op het werk, in de middelen van vervoer of elders, zo spoedig mogelijk na aanvoer of gereedkoming. Indien, ondanks een door de directie ontvangen schriftelijk verzoek van de aannemer om bouwstoffen te keuren, uiterlijk op een in dat verzoek vermeld redelijk tijdstip de schriftelijke mededeling van de uitslag van de keuring niet door de aannemer is ontvangen, worden die bouwstoffen geacht te zijn goedgekeurd. Onder een schriftelijk verzoek en onder een mededeling als in dit lid bedoeld wordt mede verstaan een aantekening in het dagboek of weekrapport, bedoeld in § 27.

  • 9.

    Verzoekt de aannemer om keuring op een andere plaats dan door de directie is voorgeschreven, dan wordt dat niet geweigerd, indien toestaan niet in strijd is met de belangen van een goede hoedanigheid van het werk en van doeltreffende controle en mits de aannemer de hogere kosten ervan voor zijn rekening neemt.

  • 10.

    Waardevermindering en verlies van voor de keuring gebezigde bouwstoffen worden aan de aannemer niet vergoed.

  • 11.

    Ingeval van afkeuring van bouwstoffen kan zowel de directie als de aannemer vorderen, dat een in onderlinge overeenstemming getrokken monster uit die bouwstoffen tot na de beslechting van het uit die afkeuring mogelijk voortvloeiend geschil wordt bewaard. Deze monsters worden door beiden gewaarmerkt. De bewaring geschiedt op een in onderlinge overeenstemming te bepalen plaats.

  • 12.

    De aannemer heeft de bevoegdheid om ingeval van afkeuring van bouwstoffen herkeuring aan te vragen door een in overeenstemming met de opdrachtgever aan te wijzen deskundige, aan wiens uitspraak partijen ook in een later geschil gebonden zijn.

  • 13.

    Afgekeurde bouwstoffen worden zo spoedig mogelijk afgezonderd en van het werk verwijderd, ook indien zij reeds mochten zijn verwerkt.

§ 19. Eigendom van bouwstoffen

  • 1.

    Alle voor het werk bestemde bouwstoffen worden – zonder dat de opdrachtgever daardoor aansprakelijk wordt voor betalingen aan leveranciers of andere rechthebbenden – eigendom van de opdrachtgever, zodra zij zijn goedgekeurd en de aannemer door overlegging van (een) verklaring(en) volgens het bij de UAV behorende bijlage B heeft aangetoond, dat de leveranciers en eventuele andere rechthebbenden afstand doen van alle aanspraken op die bouwstoffen ten behoeve van de opdrachtgever.

  • 2.

    Geen overdracht van eigendom aan de opdrachtgever als bedoeld in het eerste lid wordt geacht te hebben plaats gevonden:

    • a.

      indien een schuldeiser van de opdrachtgever beslag legt op de in het eerste lid bedoelde bouwstoffen;

    • b.

      indien de opdrachtgever failliet wordt verklaard of hem surseance van betaling wordt verleend en het werk door de curator dan wel door de opdrachtgever en diens bewindvoerders niet wordt voortgezet.

  • Het in dit lid bepaalde lijdt nochtans uitzondering met betrekking tot die bouwstoffen, welke de opdrachtgever aan de aannemer heeft betaald.

  • 3.

    Na voltooiing van het werk overgebleven bouwstoffen worden aan de aannemer teruggegeven en als niet geleverd beschouwd, behoudens toepassing van § 36, achtste lid.

§ 20. Zorg voor bouwstoffen

De aannemer draagt zorg voor de goedgekeurde en de door de opdrachtgever ter beschikking gestelde bouwstoffen, alsmede voor de uit het werk komende bouwstoffen. Verlies, vermissing of beschadiging van deze bouwstoffen is voor zijn rekening, behoudens het bepaalde in § 44.

§ 21. Oude bouwstoffen

  • 1.

    Tenzij het bestek anders bepaalt, blijven de uit het werk komende oude bouwstoffen eigendom van de opdrachtgever.

  • 2.

    (Vervallen).

  • 3.

    (Vervallen).

  • 4.

    De aannemer is niet verantwoordelijk voor de hoedanigheid van uit het werk komende bouwstoffen, voor zover achteruitgang van die hoedanigheid niet aan hem is toe te rekenen.

§ 22. Garantie voor een onderdeel

  • 1.

    Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing, tenzij het bestek anders bepaalt.

  • 2.

    Indien in het bestek is vermeld dat één of meer onderdelen van het werk moeten worden gegarandeerd, zal de aannemer op eerste aanzegging van de opdrachtgever zo spoedig mogelijk de tijdens de garantieperiode optredende gebreken voor zijn rekening herstellen. Gebreken in de zin van deze bepaling zijn gebreken, waarvan de opdrachtgever aannemelijk maakt dat die met grote mate van waarschijnlijkheid moeten worden toegeschreven aan een omstandigheid, die aan de aannemer kan worden toegerekend.

  • 3.

    Indien in het bestek is vermeld dat een onderdeel van het werk door een onderaannemer of een leverancier moet worden gegarandeerd, draagt de aannemer zorg voor het verstrekken van de garantie door de onderaannemer of leverancier aan de opdrachtgever. Indien deze garantie niet door de onderaannemer of leverancier wordt verstrekt, wordt een dienovereenkomstige garantie door de aannemer verstrekt.

  • 4.

    Een op grond van deze paragraaf overeengekomen garantie geldt vanaf het gereedkomen of de levering van het gegarandeerde onderdeel gedurende de in het bestek genoemde periode.

Hoofdstuk VIII. Hulpmiddelen

§ 23. Loodsen en andere hulpmiddelen

  • 1.

    De verplichtingen van de aannemer met betrekking tot het ter beschikking stellen, onderhouden, en verwijderen van loodsen en/of directieverblijf en andere hulpmiddelen worden in het bestek omschreven.

  • 2.

    (Vervallen).

  • 3.

    (Vervallen).

§ 24. Hulpmiddelen van de opdrachtgever

  • 1.

    Indien aan de aannemer het gebruik van gebouwen, terreinen en hulpmiddelen van de opdrachtgever is opgedragen of vergund, komen het onderhoud en het herstel, zolang het gebruik duurt, voor rekening van de aannemer.

  • 2.

    Ingeval van verloren gaan door het in het eerste lid bedoelde gebruik, is hij verplicht tot vergoeding van de schade.

  • 3.

    Zodra het in gebruik genomene voor de uitvoering van het werk niet meer nodig is, stelt de aannemer het, zoveel doenlijk in gelijke staat als hij het heeft ontvangen, weer ter beschikking van de opdrachtgever en bergt de hulpmiddelen op door of namens hem aan te wijzen plaatsen op.

§ 25. Gezonken materieel

  • 1.

    Indien ten behoeve van het werk in gebruik zijnde hulpmiddelen, zoals vaartuigen en werktuigen, dan wel voor het werk bestemde bouwstoffen gezonken zijn in wateren, welke bij de opdrachtgever in eigendom of beheer zijn, is de aannemer verplicht ze met inbegrip van lading en toebehoren te lichten en te verwijderen.

  • 2.

    Hij is in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, verplicht dadelijk de vereiste aanduiding en verlichting aan te brengen, zo spoedig mogelijk de eerste maatregelen tot lichting, zoals het onderdoor brengen van kettingen, te nemen en de lichting in zo kort mogelijke tijd te voltooien.

  • 3.

    De in de voorgaande leden bedoelde werkzaamheden geschieden op kosten van de aannemer, tenzij het in het eerste lid bedoelde zinken is veroorzaakt door een omstandigheid die voor rekening van de opdrachtgever komt.

Hoofdstuk IX. Uitvoering

§ 26. Algemeen tijdschema, werkplan

  • 1.

    De aannemer stelt zo spoedig mogelijk een op de aard van het werk afgestemd algemeen tijdschema op.

    In dit algemene tijdschema wordt duidelijk aangegeven op welke wijze, in welke volgorde, met welk materieel en met welke hulpmiddelen de aannemer voornemens is het werk en zijn onderdelen uit te voeren alsmede welke tijdsduur hij voor elk onderdeel nodig acht.

    Tevens wordt daarin aangegeven op welke tijdstippen de aannemer ten behoeve van de voortgang van het werk en de volgorde van de onderdelen ervan zal dienen te beschikken over datgene waarvoor de opdrachtgever of de directie volgens de overeenkomst dient te zorgen. Het algemene tijdschema dient te voldoen aan de eisen, die ten aanzien van de uitvoering van het werk in de overeenkomst zijn gesteld, en wordt door de aannemer van een behoorlijke toelichting voorzien.

  • 2.

    De aannemer legt het algemene tijdschema, gedateerd en ondertekend, in tweevoud aan de directie ter goedkeuring over, uiterlijk op de vijftiende werkdag na de dag waarop hem het werk is opgedragen onderscheidenlijk de directie om een algemeen tijdschema heeft verzocht.

  • 3.

    De directie beslist zo spoedig mogelijk omtrent de goedkeuring van het algemene tijdschema en deelt haar beslissing, in elk geval uiterlijk op de tiende werkdag, nadat zij het heeft ontvangen, schriftelijk aan de aannemer mede. De goedkeuring wordt slechts aan het algemene tijdschema onthouden, indien uit de inhoud daarvan blijkt, dat niet aan de uit de overeenkomst voortvloeiende eisen wordt voldaan.

  • 4.

    Ingeval van goedkeuring worden de beide exemplaren van het algemene tijdschema ook door de directie gedateerd en ondertekend, waarna een van de exemplaren aan de aannemer wordt toegezonden. In geval het algemene tijdschema niet wordt goedgekeurd, wordt de aannemer met de redenen hiervan schriftelijk in kennis gesteld. De aannemer legt in dat geval zo spoedig mogelijk, doch binnen tien werkdagen, een nieuw algemeen tijdschema, waarbij met de bezwaren van de directie rekening is gehouden, ter goedkeuring aan de directie over. Ten aanzien van de beslissing op het nieuwe algemene tijdschema is het derde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Het algemene tijdschema geldt als een leidraad voor de aannemer en verzwaart de voor hem uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen niet. De goedkeuring door de directie van het algemene tijdschema en daarin onder haar goedkeuring aangebrachte wijzigingen ontheffen de aannemer niet van zijn verplichtingen om het werk naar de uit de overeenkomst voortvloeiende eisen uit te voeren en tijdig te voltooien.

  • 6.

    Indien van de aannemer wordt verlangd, dat hij in plaats van of naast het in deze paragraaf bedoelde algemene tijdschema een gedetailleerd werkplan aan de directie overlegt, wordt zulks, onder vermelding van de aan dit werkplan te stellen eisen, in de overeenkomst vermeld. Voor zover de overeenkomst niet anders vermeldt, is het bepaalde in het eerste tot en met het vijfde lid alsdan van overeenkomstige toepassing.

  • 7.

    Wijzigingen door de directie in het goedgekeurde algemene tijdschema of gedetailleerde werkplan aangebracht geven de aannemer aanspraak op bijbetaling, indien van hem meer wordt verlangd dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.

§ 27. Dagboek, lijsten, rapporten, verslagen van bouwvergaderingen

  • 1.

    De directie maakt weekrapporten op. Hierin worden onder meer aantekeningen opgenomen betreffende:

    – de vordering en de stand van het werk;

    – de onwerkbare dagen en het verleende uitstel van oplevering;

    – de aan- en afvoer en goedkeuring van bouwstoffen;

    – de aan- en afvoer van materieel en hulpmiddelen;

    – bestekswijzigingen, meer en minder werk, verwerkte hoeveelheden en stelposten;

    – opneming, goedkeuring en oplevering van het werk;

    – de verstrekking van tekeningen;

    – voorvallen betreffende de veiligheid en/of gezondheid van personen.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde aantekeningen worden telkens uiterlijk op de vijfde werkdag na het verstrijken van de werkweek, waarop zij betrekking hebben, opgenomen in het weekrapport, dat terstond na het opmaken door de directie wordt ondertekend.

  • 3.

    Het door de directie ondertekende weekrapport wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de vijftiende werkdag na het verstrijken van de werkweek, waarop het betrekking heeft, aan de aannemer ter ondertekening voorgelegd. Aan de aannemer wordt afschrift van de weekrapporten verstrekt.

  • 4.

    Indien de aannemer zich met de inhoud van het weekrapport kan verenigen, tekent hij dit voor akkoord uiterlijk op de vijfde werkdag, nadat het hem is voorgelegd.

  • 5.

    Indien de aannemer zich met de inhoud van het weekrapport niet kan verenigen, ondertekent hij dit eveneens uiterlijk op de vijfde werkdag, nadat het hem is voorgelegd, doch onder toevoeging van een aantekening, waaruit blijkt tegen welke gedeelten en om welke redenen hij bezwaar heeft.

  • 6.

    Ingeval de directie niet alleen weekrapporten opmaakt maar ook een dagboek bijhoudt, is op dit dagboek het bepaalde in het eerste tot en met het vijfde lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat geen afschrift van het dagboek aan de aannemer wordt verstrekt, tenzij deze daarom verzoekt.

  • 7.

    Indien dit in de overeenkomst is voorgeschreven of na de opdracht door de directie wordt verlangd, verstrekt de aannemer telkens uiterlijk op de vijfde werkdag na het verstrijken van een werkweek een op die week betrekking hebbende, door hem gedateerde en ondertekende lijst, bevattende opgaven omtrent het personeel en voorts zodanige verdere mededelingen als door de directie worden gewenst.

  • 8.

    Indien ten behoeve van het werk buiten het werkterrein werkzaamheden worden verricht, kan de directie vorderen, dat de aannemer daaromtrent uiterlijk op de vijfde werkdag na het verstrijken van een werkweek een door hem ondertekend rapport in tweevoud bij haar indient. In dit rapport worden aantekeningen als in het eerste lid bedoeld en betrekking hebbend op de in voornoemde werkweek verrichte werkzaamheden opgenomen.

  • 9.

    Indien is overeengekomen dat tijdens de uitvoering van het werk bouwvergaderingen worden gehouden, maakt de directie daarvan verslagen. De verslagen worden zo spoedig mogelijk aan de aannemer ter ondertekening voorgelegd. Indien de aannemer zich met de inhoud van het verslag niet kan verenigen, wordt aan het verslag een aantekening toegevoegd waaruit blijkt tegen welke gedeelten en om welke reden hij bezwaar heeft. Het verslag wordt in de daarop volgende bouwvergadering vastgesteld.

§ 28. Afbakening, peilingen en opmetingen

De aannemer zal voor zijn rekening:

  • a.

    het werk uitzetten en de vereiste profielen en bakens stellen;

  • b.

    ten behoeve van afbakening, peilingen en opmetingen geschikt personeel en hulpmiddelen, als: roei- en peilboten, meetinstrumenten, bakens, enz., ter beschikking van de directie stellen;

  • c.

    de gedane uitzetting en afbakening in goede staat onderhouden, zolang de directie dit nodig oordeelt.

§ 29. Verschillen in afmetingen of in de toestand van bestaande werken en terreinen

  • 1.

    Indien de in de beschrijving van het werk vermelde afmetingen niet overeenkomen met die, voorkomende op de tekening, is de aannemer verplicht de door hem geconstateerde afwijking ter kennis te brengen van de directie, opdat deze, zo zij zulks nodig acht, kan besluiten van de in § 2, vierde lid, bedoelde rangorde af te wijken. Een zodanig besluit van de directie wordt als een bestekswijziging aangemerkt.

  • 2.

    Indien de in het bestek aangegeven afmetingen niet overeenkomen met die, voorkomende in de werkelijkheid, is de aannemer verplicht de door hem geconstateerde afwijking ter kennis te brengen van de directie, teneinde met deze overleg te plegen omtrent hetgeen moet geschieden om, gelet op de afwijking, het werk juist uit te voeren. De gebleken afwijking geeft, afgezien van de verrekening van meer en minder werk, welke uit het bestek mocht voortvloeien, de aannemer aanspraak op bijbetaling, indien die afwijking van zodanige aard is, dat de gevolgen daarvan redelijkerwijs niet voor zijn rekening dienen te komen.

  • 3.

    Verschillen tussen de tijdens de uitvoering blijkende toestand van bestaande gebouwen, werken en terreinen enerzijds en de in het bestek aangeduide toestand anderzijds geven, afgezien van de verrekening van meer en minder werk, welke uit het bestek mocht voortvloeien, de aannemer aanspraak op bijbetaling, indien die verschillen van zodanige aard zijn, dat de gevolgen daarvan redelijkerwijs niet voor zijn rekening dienen te komen. Overigens draagt de opdrachtgever de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de door of namens hem verstrekte gegevens. Het in dit lid bepaalde is ook van toepassing indien in het bestek geen toestand of gegevens zijn aangeduid, doch de tijdens de uitvoering blijkende toestand afwijkt van die welke de aannemer redelijkerwijs had mogen verwachten.

§ 30. Voorziening in waterkering, waterdoorlaat en verkeer

  • 1.

    De aannemer mag het werk of onderdelen daarvan, waardoor de belangen van waterkering of waterdoorlaat zouden kunnen worden geschaad of stremming of stoornis in of hinder aan of gevaar voor het verkeer te land, te water of door de lucht zou kunnen worden veroorzaakt, slechts uitvoeren, indien en zolang hij met het oog op die belangen de nodige voorzieningen heeft getroffen.

  • 2.

    Onder de in het eerste lid bedoelde voorzieningen worden verstaan: tijdelijke werken, afsluitingen, waarschuwingsborden, kentekens, verlichting en andere veiligheidsmaatregelen, die door wettelijke voorschriften worden vereist of uit anderen hoofde nodig mochten zijn.

  • 3.

    Zolang hinder aan of stoornis in het verkeer te land, te water of door de lucht wordt toegebracht, moet ten behoeve van dat verkeer de nodige hulp worden beschikbaar gesteld.

  • 4.

    De in deze paragraaf bedoelde voorzieningen en hulp zijn voor rekening van de aannemer, met dien verstande, dat dit voor tijdelijke werken van betekenis of maatregelen van ingrijpende aard slechts geldt, indien deze in de overeenkomst zijn omschreven.

§ 31. Verband met andere werken

  • 1.

    Indien verschillende werken in elkander grijpen, wordt dit in het bestek vermeld.

  • 2.

    Tenzij in het bestek anders is bepaald, geschiedt de coördinatie van in elkander grijpende werken door de directie.

  • 3.

    De aannemer gedoogt – zonder aanspraak op andere vergoedingen dan de in het volgende lid bedoelde – dat door derden, aan wie de directie zulks toestaat, tegelijkertijd en te zelfder plaatse wordt gewerkt.

  • 4.

    Hij gedoogt, dat daarbij gebruik wordt gemaakt van reeds gemaakt werk en gemaakte hulpwerken. Voor dit gebruik kan de aannemer aanspraak op bijbetaling doen gelden, indien meer van hem wordt verlangd dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.

§ 32. Gevonden voorwerpen

De aannemer is verplicht de vondst van alle voorwerpen, die bij de uitvoering van het werk worden gevonden en die van waarde zijn of uit een historisch of wetenschappelijk oogpunt van belang kunnen zijn, terstond aan de directie te melden en deze voorwerpen zo mogelijk in handen van de directie te stellen, tenzij het bestek anders bepaalt.

§ 33. Vermoeden van onvoldoend werk

Indien de directie vermoedt, dat het werk niet aan de bij de overeenkomst gestelde eisen voldoet, is de aannemer verplicht de maatregelen te nemen of te gedogen, die nodig zijn om vast te stellen of zulks al dan niet het geval is. Ingeval het werk niet aan deze eisen voldoet, komen de kosten van bedoelde maatregelen voor rekening van de aannemer. In het tegengestelde geval worden zij, evenals de kosten van herstel, verrekend als meer werk en wordt eventuele schade vergoed.

§ 34. Wijzigingen in de uitvoering

Wijzigingen door de directie in de uitvoering van het werk aangebracht geven de aannemer aanspraak op bijbetaling, indien van hem meer wordt verlangd dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.

Hoofdstuk X. Meer en minder werk

§ 35. Verrekening van meer en minder werk

  • 1.

    Verrekening van meer en minder werk vindt plaats:

    • a.

      ingeval van bestekswijzigingen (§ 36);

    • b.

      ingeval van afwijkingen van de bedragen van de stelposten (§ 37);

    • c.

      ingeval van afwijkingen van geschatte hoeveelheden (§ 38, tweede lid);

    • d.

      ingeval van afwijkingen van verrekenbare hoeveelheden (§ 39);

    • e.

      in de gevallen waarin verrekening als meer en minder werk in deze UAV of in de overeenkomst is voorgeschreven. In deze gevallen is het bepaalde in par. 36 lid 1a van overeenkomstige toepassing.

  • Aanspraken van de aannemer en de opdrachtgever op hetgeen overigens ter zake van de overeenkomst verschuldigd is blijven onverlet.

  • 2.

    De verrekening van het meer werk geschiedt door bijbetaling, die van het minder werk door inhouding op de aannemingssom. De opdrachtgever en de aannemer komen overeen op welke wijze – ineens of in gedeelten – en wanneer de verrekening geschiedt van het meer en het minder werk of, indien er zowel van meer als van minder werk sprake is, van het saldo daarvan.

  • 3.

    Indien omtrent wijze en tijdstip van de verrekening van het meer werk niets is overeengekomen, geschiedt deze verrekening ineens na de voltooiing van het meer werk.

  • 4.

    Indien omtrent wijze en tijdstip van de verrekening van het minder werk niets is overeengekomen, geschiedt deze verrekening, met inachtneming van het bepaalde in § 40, zevende lid, ineens bij de eindafrekening van het werk.

  • 5.

    Indien bij de eindafrekening van het werk blijkt, dat het totaal van het reeds verrekende en het nog te verrekenen minder werk dat van het reeds verrekende en het nog te verrekenen meer werk overtreft, heeft de aannemer recht op een bedrag gelijk aan 10% van het verschil van deze totalen. Het in dit lid bepaalde lijdt uitzondering, voor zover het minder werk het gevolg is van een verzoek van de aannemer om minder te mogen uitvoeren dan in de overeenkomst is bepaald.

  • 6.

    Voor de toepassing van het bepaalde in het vijfde lid wordt onder het werk verstaan:

    • a.

      bij aanneming in massa, de werken van de percelen gezamenlijk;

    • b.

      bij meerjarige onderhoudsbestekken de werken van de onderhoudsjaren gezamenlijk.

§ 36. Bestekswijzigingen

  • 1.

    Onder bestekswijzigingen worden verstaan wijzigingen in het bestek, het werk of de voorwaarden van uitvoering van het werk.

  • 1a.

    In geval van door de opdrachtgever gewenste bestekswijzigingen kan de aannemer slechts dan een verhoging van de prijs vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen.

  • 2.

    De directie is bevoegd voor of tijdens de uitvoering van het werk bestekswijzigingen aan te brengen. Indien en voor zover deze bevoegdheid in het bestek aan de opdrachtgever is voorbehouden, is voor deze bestekswijzigingen een door de opdrachtgever aan de aannemer te verstrekken schriftelijke opdracht vereist.

  • 3.

    De aannemer zal aan opdrachten tot bestekswijzigingen gevolg geven, ook indien daardoor de omvang van het werk wordt vermeerderd of verminderd, mits dientengevolge de totalen van de bijbetalingen en inhoudingen elk niet meer bedragen dan 15% van de aannemingssom dan wel het saldo van die bijbetalingen en inhoudingen niet meer bedraagt dan 10% van de aannemingssom.

  • 4.

    Bestekswijzigingen worden verrekend tegen bedragen of prijzen die vóór de uitvoering van die wijzigingen of, indien hun aard dit belet, zo spoedig mogelijk tussen de opdrachtgever en de aannemer worden overeengekomen. Indien de directie overweegt om een bestekswijziging aan te brengen en daartoe de aannemer verzoekt een prijsaanbieding te doen, plegen de directie en de aannemer op verzoek van de aannemer tevoren overleg omtrent de vraag of, en zo ja onder welke omstandigheden, de aannemer aanspraak zal kunnen maken op een redelijke vergoeding van de aan het doen van de prijsaanbieding verbonden kosten.

  • 5.

    Bestekswijzigingen zullen de aannemer schriftelijk worden opgedragen. De aannemer kan genoegen nemen met een overeenkomstige aantekening in het dagboek, het weekrapport of het verslag van de bouwvergadering, welke dan als schriftelijke opdracht zal worden aangemerkt. Het gemis van een schriftelijke opdracht of van een aantekening in het dagboek of weekrapport laat de aanspraken van de aannemer en van de opdrachtgever op verrekening van meer en minder werk onverlet.

  • 6.

    Ten aanzien van bestekswijzigingen zal op verzoek van de directie of van de aannemer een afzonderlijke termijn worden overeengekomen, binnen welke het meer werk zal worden voltooid, hetgeen dan in de schriftelijke opdracht wordt vermeld.

  • 7.

    Bij meerjarige onderhoudsbestekken wordt bij de in het derde lid vermelde totalen van bijbetalingen en van inhoudingen elk onderhoudsjaar op zichzelf beschouwd.

  • 8.

    De opdrachtgever zal de reeds aangevoerde, de blijkens de vrachtbrief afgezonden en de uitsluitend ten behoeve van het werk bestelde bouwstoffen, die tengevolge van bestekswijzigingen niet kunnen worden gebruikt, voor zover deze bouwstoffen aan de gestelde eisen voldoen, overnemen of deswege een billijke schadevergoeding verlenen.

§ 37. Stelposten

  • 1.

    Onder stelposten worden verstaan in het bestek als zodanig aangeduide geldbedragen, welke in de aannemingssom zijn begrepen en ten laste waarvan nader in het bestek beschreven uitgaven worden gebracht.

  • 2.

    Indien de som van de uitgaven, die ten laste van een stelpost worden gedaan, hoger of lager blijkt te zijn dan het bedrag van die stelpost, zal de afwijking worden verrekend.

  • 3.

    Bij de ten laste van stelposten te brengen uitgaven, die betrekking hebben op de aanschaffing van bouwstoffen, wordt gerekend met prijzen, welke zijn samengesteld uit:

    • a.

      de prijzen op basis van franco levering op of in het vervoermiddel bij het werkterrein;

    • b.

      een aannemersvergoeding van 10% van de onder a bedoelde prijzen.

  • 4.

    (Vervallen).

  • 5.

    Kosten van emballage en de terugzending daarvan komen voor rekening van de aannemer, behalve voor zover die kosten, door de invulling die aan de stelpost wordt gegeven, hoger zijn dan die waarmee de aannemer redelijkerwijs rekening heeft moeten houden.

  • 6.

    De kosten van het in het werk brengen van ten laste van stelposten aangeschafte bouwstoffen zijn in de aannemingssom begrepen en worden niet afzonderlijk verrekend. Deze kosten zullen echter worden verrekend ten laste van de stelpost, waarop ook de aanschaffing van die bouwstoffen wordt verrekend, indien zij betrekking hebben op het in het werk brengen van installaties, zoals liften, centrale verwarming en dergelijke, of voor zover zij door de invulling die aan de stelpost wordt gegeven hoger zijn dan die waarmee de aannemer redelijkerwijs rekening heeft moeten houden.

  • 7.

    De aanschaffing van bouwstoffen, waarvoor stelposten zijn opgenomen, geschiedt door de aannemer volgens nadere opdracht van de directie en, tenzij de directie de aannemer daarin vrijlaat, bij leveranciers die daartoe door haar worden aangewezen.

  • 8.

    Bij de ten laste van stelposten te brengen uitgaven, die betrekking hebben op de verrichting van werkzaamheden, wordt gerekend met prijzen, welke zijn samengesteld uit:

    • a.

      de voor de uitvoering nodige kosten, voor zover deze rechtstreeks op de uitvoering betrekking hebben;

    • b.

      een aannemersvergoeding van 10% van de onder a bedoelde kosten.

  • De kosten op de bouwplaats voor algemene inrichting, verzorging en uitvoering worden niet afzonderlijk verrekend, maar worden geacht in de aannemingssom te zijn begrepen, behalve voor zover die kosten, door de invulling die aan de stelpost wordt gegeven, hoger zijn dan die waarmee de aannemer redelijkerwijs rekening heeft moeten houden.

  • 9.

    De verrichting van werkzaamheden als bedoeld in het achtste lid geschiedt volgens nadere opdracht van de directie door de aannemer of door derden, die daartoe door haar worden aangewezen.

  • 10.

    Bij de ten laste van stelposten te brengen uitgaven, die betrekking hebben op het doen van betalingen aan derden, wordt gerekend met bedragen, welke zijn samengesteld uit:

    • a.

      het bedrag van de aan derden gedane betaling, de omzetbelasting daarin niet begrepen;

    • b.

      een aannemersvergoeding van 5% van het onder a bedoelde bedrag.

  • 11.

    Betalingen aan derden, waarvoor stelposten zijn opgenomen, geschieden door de aannemer volgens nadere opdracht van de directie.

  • 12.

    Alvorens een uitgave ten laste van een stelpost te brengen, kan de directie van de aannemer overlegging van bewijsstukken verlangen.

§ 38. Hoeveelheden

  • 1.

    Onder verrekenbare hoeveelheden worden verstaan de in het bestek als zodanig aangeduide hoeveelheden; afwijkingen worden verrekend overeenkomstig het bepaalde in § 39.

  • 2.

    Onder geschatte hoeveelheden worden verstaan de met de toevoeging ‘naar schatting’, ‘ongeveer’ of dergelijke aanduidingen in het bestek genoemde hoeveelheden. Een afwijking van een geschatte hoeveelheid wordt verrekend indien en voor zover er sprake is van een afwijking die meer bedraagt dan 10% van die geschatte hoeveelheid, tenzij zulks aanleiding tot onbillijkheid zou geven.

  • 3.

    Afwijkingen van andere dan de in het eerste of tweede lid bedoelde hoeveelheden, welke door de directie worden verlangd of voorgeschreven, worden beschouwd als bestekswijzigingen en verrekend overeenkomstig het bepaalde in § 36.

  • 4.

    Indien in het bestek hoeveelheden bouwstoffen zijn vermeld, worden daaronder verstaan, voor zover niet anders is bepaald, hoeveelheden in het werk gemeten.

  • 5.

    De meting van geleverde of verwerkte bouwstoffen geschiedt door de aannemer ten overstaan van de directie en op door haar goed te keuren wijze.

§ 39. Afwijkingen van verrekenbare hoeveelheden

  • 1.

    Indien in het bestek verrekenbare hoeveelheden zijn opgenomen en deze blijken te hoog of te laag te zijn om het werk overeenkomstig de bepalingen van het bestek of de aard van het werk tot stand te brengen, zullen de afwijkingen van deze hoeveelheden worden verrekend tegen verrekenprijzen, die daartoe bij de totstandkoming van de overeenkomst zijn overeengekomen.

  • 2.

    Indien een verrekenprijs voor afwijkingen van een in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid te laag of te hoog blijkt te zijn, zal een gewijzigde verrekenprijs tussen de opdrachtgever en de aannemer worden overeengekomen. De herziening zal slechts kunnen plaats vinden, indien meer dan 110% of minder dan 90% van de in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid is of zal worden verwerkt.

  • 3.

    Indien overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid een verrekenprijs wordt gewijzigd, wordt de afwijking van de in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid verrekend tegen die gewijzigde verrekenprijs; zodanige wijziging leidt echter niet tot wijziging van de aannemingssom.

  • 4.

    Indien voor een bepaalde bouwstof of voor een bepaald soort werk meer dan één verrekenbare hoeveelheid in het bestek is opgenomen en voor die hoeveelheden een zelfde verrekenprijs geldt, wordt voor de toepassing van het bepaalde in het tweede en derde lid het totaal van deze hoeveelheden als de in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid beschouwd.

  • 5.

    In de in deze paragraaf bedoelde verrekenprijzen worden geacht begrepen te zijn alle rechtstreeks of zijdelings voor de uitvoering nodige kosten en een aannemersvergoeding. In de aannemersvergoeding worden de algemene kosten van de aannemer en een normale aannemerswinst geacht begrepen te zijn.

Hoofdstuk XI. Betaling, omzetbelasting, kortingen, verpanding

§ 40. Betaling

  • 1.

    Het ingevolge de overeenkomst aan de aannemertoekomende bedrag is het saldo, gevormd door de aannemingssom, verhoogd onderscheidenlijk verlaagd met hetgeen overigens aan of door hem ter zake van de overeenkomst verschuldigd is.

  • 2.

    Indien de aannemer volgens de overeenkomst recht heeft op betaling in termijnen, heeft met het oog op het verschijnen van een betalingstermijn opneming van het uitgevoerde gedeelte van het werk plaats.

  • 3.

    Bij de opneming, bedoeld in het tweede lid, wordt rekening gehouden met de waarde van goedgekeurde, doch nog niet verwerkte bouwstoffen, voor zover deze krachtens § 19 eigendom van de opdrachtgever zijn geworden.

  • 4.

    Geschiedt de opneming, bedoeld in het tweede lid, niet binnen acht dagen nadat de aannemer daarom heeft verzocht, dan kan de aannemer schriftelijk een nieuwe aanvrage tot de directie richten, met verzoek binnen vier dagen tot opneming over te gaan. Voldoet de directie niet aan dit verzoek, dan wordt de opneming geacht te zijn geschied en wordt het door de aannemer in zijn verzoek opgegeven termijnbedrag uitbetaald overeenkomstig het in het zesde lid bepaalde.

  • 5.

    Indien de directie na een opneming, bedoeld in het tweede lid, nalaat binnen vier dagen nadat de aannemer daarom schriftelijk heeft verzocht, het resultaat van de opneming bekend te maken, wordt het door de aannemer in zijn verzoek opgegeven termijnbedrag uitbetaald overeenkomstig het in het zesde lid bepaalde.

  • 6.

    De uitbetaling van een termijn zal plaats vinden binnen vier weken, nadat bij de opneming, bedoeld in het tweede lid, is gebleken, dat de aannemer recht heeft op betaling van die termijn. Indien in het bestek is bepaald, dat de betaling van een termijn eerst zal geschieden nadat de aannemer een declaratie heeft ingediend, zal de betaling plaats vinden binnen vier weken nadat de declaratie in goede orde bij de directie is ingekomen. De declaratie wordt geacht in goede orde bij de directie te zijn ingekomen indien de directie niet binnen zeven dagen na ontvangst van de declaratie aan de aannemer heeft medegedeeld dat daaraan documenten ontbreken welke nodig zijn ter beoordeling van de juistheid van de declaratie. Indien de directie tegen de inhoud van de declaratie bezwaar heeft, stelt zij de aannemer onder opgave van redenen daarvan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de declaratie, op de hoogte.

  • 7.

    Indien een termijn verschenen is, waarvan het bedrag beïnvloed kan worden door de eindafrekening van het gehele werk, wordt die termijn gesteld op het bedrag, dat de aannemer, gegeven de voortgang van het werk, ontwijfelbaar toekomt en wordt dit bedrag aan hem uitbetaald.

  • 8.

    Indien een termijn nog niet verschenen is, kan de opdrachtgever niettemin, zo daartoe aanleiding bestaat, tot gedeeltelijke betaling daarvan overgaan.

  • 9.

    Indien niet is overeengekomen, dat betaling in termijnen zal geschieden, ontvangt de aannemer, vooruitlopend op de eindafrekening, binnen vier weken nadat het werk is opgeleverd het bedrag, dat hem ontwijfelbaar toekomt.

  • 10.

    Op de betaling van bedragen buiten de aannemingssom of van bedragen buiten de termijnen van de aannemingssom is het bepaalde in het zesde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 11

    Zo spoedig mogelijk na de oplevering van het werk, of, indien in het bestek een onderhoudstermijn is voorgeschreven, zo spoedig mogelijk na het verstrijken daarvan, wordt de eindafrekening van het werk opgesteld. Hetgeen reeds is betaald wordt dan in mindering gebracht op hetgeen de aannemer volgens het eerste lid toekomt en het restant wordt hem binnen vier weken betaald. Indien de aannemer bij de eindafrekening een bedrag aan de opdrachtgever verschuldigd blijkt, is hij binnen vier weken tot betaling daarvan gehouden.

  • 12

    Indien door in gebreke blijven of onvermogen van de aannemer de opdrachtgever het werk geheel of gedeeltelijk uitvoert, of door anderen doet uitvoeren, wordt de betaling opgeschort, totdat zal zijn gebleken, welk bedrag dientengevolge door of aan de aannemer verschuldigd is. Het bepaalde in § 45, eerste en tweede lid, is niet van toepassing over het tijdvak van de opschorting.

  • 13

    In de in het voorgaande lid bedoelde gevallen heeft de opdrachtgever tevens het recht om voor rekening van de aannemer rechtstreeks aan onderaannemers en leveranciers een billijke vergoeding uit te keren voor de werkzaamheden en leveringen, waarvoor deze nog geen betaling genoten. De opdrachtgever gaat hiertoe niet over dan na de aannemer of diens wettelijke vertegenwoordiger ter zake te hebben gehoord.

§ 41. Omzetbelasting

  • 1.

    De ter zake van het werk verschuldigde omzetbelasting is niet begrepen in de tussen opdrachtgever en aannemer overeengekomen of overeen te komen bedragen en prijzen, doch het bedrag daarvan wordt door de aannemer in zijn prijsopgaven afzonderlijk vermeld.

  • 2.

    De opdrachtgever vergoedt de aannemer de ter zake van het werk verschuldigde omzetbelasting.

  • 3.

    De aannemer ontvangt echter geen vergoeding van de ter zake van het werk verschuldigde omzetbelasting voor zover deze van de opdrachtgever wordt geheven.

  • 4.

    De berekening van hetgeen de aannemer ingevolge de overeenkomst toekomt geschiedt met inachtneming van bedragen en prijzen, waarin de omzetbelasting niet is begrepen; de berekening van de door de opdrachtgever aan de aannemer te vergoeden omzetbelasting geschiedt afzonderlijk.

  • 5.

    De vergoeding van omzetbelasting aan de aannemer geschiedt gelijktijdig met de ter zake van het werk aan hem te verrichten betalingen.

§ 42. Kortingen

  • 1.

    De opdrachtgever kan wegens te late oplevering van het werk aan de aannemer kortingen op de aannemingssom opleggen. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt als dag van oplevering aangemerkt de dag, welke door de aannemer overeenkomstig het bepaalde in § 9, eerste lid, of, ingeval van heropneming na onthouding van goedkeuring, overeenkomstig het bepaalde in § 9, achtste lid, is opgegeven, mits het werk vervolgens is of geacht wordt te zijn goedgekeurd.

  • 2.

    Het bedrag der kortingen wordt in het bestek bepaald. Bij gebreke van zodanige bepaling bedraagt het € 60 per dag.

  • 3.

    Geen korting wordt opgelegd voor na de opleveringstermijn verstreken dagen die geen werkdag zijn. Evenmin wordt korting opgelegd voor de zowel binnen als na bedoelde termijn gevallen dagen, dat de oplevering door overmacht is vertraagd, voor zover daarmede bij een verleende termijnverlenging geen rekening is gehouden. Vertraging in de voortgang van het werk door bedrijfsstoornissen en – indien de opleveringstermijn niet is bepaald in werkbare werkdagen – door onwerkbare dagen, wordt daarbij slechts als overmacht aangemerkt, voor zover die vertraging van ongewone duur is geweest.

  • 4.

    Geen korting wordt opgelegd wegens overschrijding van een termijn, indien en voor zover deze overschrijding het gevolg is van overschrijding van een eerder geëindigde termijn, waarvoor reeds korting is opgelegd, mits de bedoelde termijnen met elkaar in verband staan.

  • 5.

    Kortingen worden verbeurd enkel ten gevolge van het verschijnen van de bepaalde dag, zonder dat deswege een ingebrekestelling nodig is om daarvan te doen blijken.

  • 6.

    Kortingen en andere bedragen, die ingevolge de overeenkomst door de aannemer verschuldigd zijn, worden bij de eerstvolgende betalingstermijn en zo nodig bij volgende termijnen van betaling ingehouden of op andere wijze op de aannemer verhaald.

§ 43. Verpanding of cessie door de aannemer aan derden

  • 1.

    De aannemer zal het recht op het saldo, bedoeld in § 40, eerste lid, geheel of gedeeltelijk kunnen cederen of in pand geven.

  • 2.

    Indien een cessie aan de opdrachtgever is betekend, is de aannemer verplicht de akte van cessie aan de opdrachtgever over te leggen, indien deze zulks wenst.

Hoofdstuk XIa. Zekerheidstelling, verzekering

§ 43a. Zekerheidstelling

  • 1.

    Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing, tenzij het bestek anders bepaalt.

  • 2.

    Met inachtneming van hetgeen in het zevende lid is bepaald, is de opdrachtgever gerechtigd om van de aannemer te bedingen dat deze zekerheid stelt voor de nakoming van zijn verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst; indien door de aannemer zekerheid dient te worden gesteld, geldt het bepaalde in het derde tot en met het zesde lid van deze paragraaf.

  • 3.

    De waarde van de zekerheid is gelijk aan 5% van de aannemingssom en de zekerheid dient te worden gesteld in de vorm van een bankgarantie.

  • 4.

    Indien de opdrachtgever voornemens is de bankgarantie in te roepen geeft hij de aannemer daarvan bij aangetekende brief kennis. De opdrachtgever is gerechtigd de bankgarantie in te roepen, tenzij de Raad van Arbitrage voor de Bouw, in een door de aannemer binnen tien werkdagen na de verzending van de in dit lid bedoelde kennisgeving aanhangig te maken spoedgeschil, in eerste aanleg anders beslist.

  • 5.

    De zekerheid blijft van kracht tot het tijdstip waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd, met dien verstande dat, indien sprake is van kleine gebreken als bedoeld in § 9, zevende lid, de zekerheid van kracht blijft tot het tijdstip waarop de aannemer deze gebreken heeft hersteld. Indien in het bestek een onderhoudstermijn is voorgeschreven, blijft de zekerheid van kracht tot overeenkomstig § 11, zesde lid, is geconstateerd dat de aannemer aan zijn verplichtingen heeft voldaan.

  • 6.

    Na de dag waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd, of indien een onderhoudstermijn is voorgeschreven, na afloop van de onderhoudstermijn, is de aannemer gerechtigd vervangende zekerheid te stellen tot een bedrag dat in redelijkheid is gemoeid met herstel van de voor zijn rekening komende gebreken. De opdrachtgever is gehouden de oorspronkelijke zekerheidstelling terug te geven nadat hij met de vervangende zekerheid heeft ingestemd en deze heeft ontvangen.

  • 7.

    De opdrachtgever is niet gerechtigd om van de aannemer te bedingen dat deze zekerheid stelt voor de nakoming van zijn verplichtingen indien is overeengekomen dat de aannemingssom geheel of ten dele wordt ingehouden. Van een zodanige inhouding is sprake indien, de termijn van § 40, zesde lid, eerste zin, buiten beschouwing gelaten, aan de aannemer minder wordt betaald dan overeenkomt met de som der waarden van het werk dat reeds is uitgevoerd en van de goedgekeurde nog onverwerkte bouwstoffen, die eigendom van de opdrachtgever zijn geworden.

  • 8.

    Indien de opdrachtgever hetgeen de aannemer volgens de overeenkomst toekomt, niet of niet tijdig betaalt, of de aannemer gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de opdrachtgever het de aannemer toekomende niet of niet tijdig zal betalen, is de aannemer gerechtigd om van de opdrachtgever genoegzame zekerheid te verlangen. Indien de opdrachtgever in gebreke blijft met het stellen van de door de aannemer verlangde genoegzame zekerheid, is de aannemer bevoegd, hetzij de uitvoering van het werk te schorsen, hetzij het werk in onvoltooide staat te beëindigen. Met betrekking tot de schorsing respectievelijk de beëindiging in onvoltooide staat is het bepaalde in § 14 van overeenkomstige toepassing. Op de in dit lid bedoelde zekerheid is hetgeen in het vierde lid is gesteld van overeenkomstige toepassing.

§ 43b. Verzekering

  • 1.

    Tenzij het bestek anders bepaalt, dient de aannemer verzekeringen aan te gaan waarin de opdrachtgever en de directie als mede-verzekerden zijn opgenomen, een en ander voor zover dit naar de aard en de omvang van het werk nodig en gebruikelijk is. De aannemer zorgt ervoor dat de directie ten spoedigste schriftelijk bewijs van het bestaan en de inhoud van vorenbedoelde verzekeringen ontvangt.

  • 2.

    Indien door de opdrachtgever verzekeringen in verband met het werk zijn aangegaan of zullen worden aangegaan,worden de condities en bepalingen daarvan aan het bestek gehecht en zorgt de opdrachtgever ervoor dat de aannemer ten spoedigste schriftelijk bewijs van het bestaan en de inhoud van vorenbedoelde verzekeringen ontvangt.

Hoofdstuk XII. Schade aan het werk

§ 44. Schade aan het werk

  • 1.

    Onder schade aan het werk in de zin van deze paragraaf wordt verstaan schade aan het geheel of gedeeltelijk door de aannemer ten behoeve van de opdrachtgever gebouwde of gemaakte, aan de hulpwerken, aan de op of bij het werk aangevoerde bouwstoffen en voor het werk noodzakelijke hulpmiddelen. Onder schade aan bouwstoffen wordt tevens verstaan het verlies daarvan.

  • 2.

    Van het ontstaan van schade aan het werk geeft de aannemer zo spoedig mogelijk, in elk geval binnen een week nadat hem daarvan is gebleken of had kunnen blijken, kennis aan de directie.

  • 3.

    Onverminderd de aansprakelijkheid van partijen krachtens de overeenkomst of de wet is schade aan het werk voor rekening van de aannemer, tenzij deze schade het gevolg is van buitengewone omstandigheden tegen de schadelijke gevolgen waarvan de aannemer in verband met de aard van het werk geen passende maatregelen heeft behoeven te nemen, en het onredelijk zou zijn de schade voor zijn rekening te doen komen.

  • 4.

    Na het ontstaan van schade aan het werk is de aannemer verplicht tijdig de nodige maatregelen tot beperking daarvan te treffen. Bij aanwezigheid van de directie handelt hij daarbij onder haar goedkeuring.

  • 5.

    Schade aan het werk, die is ontstaan tengevolge van het niet nakomen van de in het tweede of vierde lid genoemde verplichting, is voor rekening van de aannemer.

  • 6.

    Schade aan het werk, welke voor rekening van de aannemer is, zal door deze worden hersteld binnen door de directie eventueel te stellen termijnen, tenzij van de aannemer redelijkerwijs niet kan worden verlangd, dat het herstel door hem geschiedt. In dit geval, alsmede indien redelijkerwijs van de opdrachtgever niet kan worden verlangd, dat hij het herstel door de aannemer laat verrichten, kan de opdrachtgever in plaats daarvan een geldelijke vergoeding van de aannemer vorderen.

  • 7.

    Niet voor rekening van de aannemer komende schade aan het werk zal, indien de opdrachtgever daartoe de wens te kennen geeft en dit redelijkerwijs van de aannemer kan worden verlangd, eveneens door deze worden hersteld binnen door de directie eventueel te stellen termijnen. In dit geval wordt het herstel als meer werk verrekend.

Hoofdstuk XIII. In gebreke blijven, onvermogen of overlijden van een der partijen

§ 45. In gebreke blijven, onvermogen of overlijden van de opdrachtgever

  • 1.

    Indien de opdrachtgever de in gevolge de overeenkomst verschuldigde betalingen niet tijdig verricht en de vertraging niet het gevolg is van een omstandigheid waarvoor de aannemer verantwoordelijk is, heeft deze aanspraak op vergoeding van rente tegen het wettelijk percentage met ingang van de dag, waarop de betaling uiterlijk had moeten geschieden. De rentevordering van de aannemer zal nimmer omvatten rente van rente.

  • 2.

    Indien na verloop van twee weken sedert de dag waarop de betaling uiterlijk had moeten geschieden, deze nog niet heeft plaats gevonden en een nadien door de aannemer verzonden schriftelijke aanmaning na verloop van veertien dagen evenmin tot betaling heeft geleid, wordt het in het voorgaande lid bepaalde percentage na het verstrijken van die veertien dagen met 2 verhoogd, en is de aannemer bevoegd, mits hij zulks in de aanmaning heeft vermeld, hetzij de uitvoering van het werk te schorsen tot de opdrachtgever het door hem verschuldigde heeft betaald, hetzij het werk in onvoltooide staat te beëindigen. Met betrekking tot de schorsing respectievelijk de beëindiging in onvoltooide staat is het bepaalde in § 14 van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het bepaalde in het tweede lid omtrent schorsen en beëindigen in onvoltooide staat is niet van toepassing, indien de vordering van de aannemer betrekking heeft op een bedrag, waaromtrent de opdrachtgever een spoedgeschil aanhangig heeft gemaakt.

  • 4.

    Indien de opdrachtgever in staat van faillissement wordt verklaard, is de aannemer bevoegd de curator te sommeren om binnen acht dagen te verklaren of hij bereid is het werk te doen voortzetten onder zodanige genoegzame zekerheidstelling als de aannemer blijkens de sommatie verlangt. Indien de curator zich bereid verklaart het werk te doen voortzetten, is hij verplicht bij die verklaring de verlangde zekerheid te stellen. Indien de curator niet bereid is het werk te doen voortzetten, is de aannemer gerechtigd het werk in onvoltooide staat te beëindigen. Met betrekking tot de beëindiging in onvoltooide staat is het bepaalde in § 14 van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Ingeval de opdrachtgever onder curatele wordt gesteld, is het bepaalde in het vierde lid van overeenkomstige toepassing. Ingeval de opdrachtgever surseance van betaling wordt verleend of hij met rechterlijke machtiging in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst, is het bepaalde in het vierde lid eveneens van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘de curator’ wordt gelezen ‘de opdrachtgever en de bewindvoerder’ onderscheidenlijk ‘de provisionele bewindvoerder of de curator’.

  • 6.

    Ingeval de opdrachtgever overlijdt, is de overeenkomst niet uit dien hoofde ontbonden. Het bepaalde in het vierde lid is alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘de curator’ wordt gelezen ‘de erfgenamen’. Indien de aannemer zulks verlangt, zijn de erfgenamen verplicht één van hen of een derde schriftelijk aan te wijzen om hen in alle opzichten te vertegenwoordigen.

§ 46. In gebreke blijven, onvermogen of overlijden van de aannemer

  • 1.

    Ingeval de aannemer de op hem rustende verplichtingen niet nakomt en de opdrachtgever hem deswege in gebreke stelt, zal de ingebrekestelling schriftelijk geschieden en zal de opdrachtgever de aannemer daarbij een redelijke termijn stellen om alsnog zijn verplichtingen na te komen. Reeds voordat de gestelde termijn is verstreken, is de opdrachtgever in dringende gevallen gerechtigd voor rekening van de aannemer zodanige maatregelen te nemen als hij ten nutte van het werk dienstig oordeelt. Indien de aannemer nalatig blijft zijn verplichtingen na te komen, is de opdrachtgever gerechtigd het werk voor rekening van de aannemer te voltooien of te doen voltooien, onverminderd des opdrachtgevers recht op schadevergoeding.

  • 2.

    Ingeval de aannemer voor de uitvoering van het werk te weinig personeel of hulpmiddelen, dan wel hulpmiddelen van onvoldoend vermogen of gebrekkige hulpmiddelen bezigt, waardoor naar het oordeel van de directie ontoelaatbare vertraging in de uitvoering ontstaat, zal de directie de aannemer schriftelijk aanmanen de uitvoering te bespoedigen. Indien de aannemer nalatig blijft, is de directie gerechtigd voor rekening van de aannemer zodanige maatregelen te nemen als zij voor de vlotte totstandkoming van het werk dienstig oordeelt.

  • 3.

    Ingeval de aannemer in staat van faillissement wordt verklaard, is de opdrachtgever bevoegd de curator te sommeren om binnen acht dagen te verklaren of hij bereid is het werk voort te zetten onder zodanige genoegzame zekerheidstelling als de opdrachtgever blijkens de sommatie verlangt. In afwachting van de beslissing omtrent de voortzetting van het werk is de opdrachtgever in dringende gevallen gerechtigd voor rekening van de aannemer zodanige maatregelen te nemen als hij ten nutte van het werk dienstig oordeelt. Indien de curator zich bereid verklaart het werk voort te zetten, is hij verplicht bij die verklaring de verlangde zekerheid te stellen. Indien de curator niet bereid is het werk voort te zetten, is de opdrachtgever gerechtigd het werk voor rekening van de aannemer te voltooien of te doen voltooien, onverminderd des opdrachtgevers recht op schadevergoeding.

  • 4.

    Ingeval de aannemer onder curatele wordt gesteld, is het bepaalde in het derde lid van overeenkomstige toepassing. Ingeval de aannemer surseance van betaling wordt verleend of hij met rechterlijke machtiging in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst, is het bepaalde in het derde lid eveneens van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘de curator’ wordt gelezen ‘de aannemer en de bewindvoerder’ onderscheidenlijk ‘de provisionele bewindvoerder of de curator’.

  • 5.

    Ingeval de aannemer overlijdt, is de overeenkomst niet uit dien hoofde ontbonden. Het bepaalde in het derde lid is alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘de curator’ wordt gelezen ‘de erfgenamen’. Indien de opdrachtgever zulks verlangt, zijn de erfgenamen verplicht één van hen of een derde schriftelijk aan te wijzen om hen in alle opzichten te vertegenwoordigen.

  • 6.

    De opdrachtgever zorgt er voor, dat de kosten, die voor de aannemer voortvloeien uit de toepassing van de bepalingen in deze paragraaf, binnen redelijke grenzen blijven.

  • 7.

    Ingeval de opdrachtgever overeenkomstig de bepalingen in deze paragraaf maatregelen ten dienste van het werk neemt dan wel het werk zelf voltooit of door derden doet voltooien, is hij gerechtigd daarbij van alle ter beschikking van de aannemer staande hulpmiddelen gebruik te maken of te doen maken.

  • 8.

    De opdrachtgever is verplicht de in het voorgaande lid bedoelde hulpmiddelen in goede staat te onderhouden of te doen onderhouden en deze zo spoedig mogelijk, nadat zij voor de uitvoering van het werk niet meer nodig zijn, weer ter beschikking van de aannemer te stellen. Schade, gedurende de periode van het gebruik aan deze hulpmiddelen toegebracht, is voor rekening van de opdrachtgever, tenzij hij bewijst, dat de schade niet aan hem is toe te rekenen.

Hoofdstuk XIV. Kostenverhogende omstandigheden

§ 47. Kostenverhogende omstandigheden

  • 1.

    Onder kostenverhogende omstandigheden worden in deze paragraaf verstaan omstandigheden die van dien aard zijn dat bij het tot stand komen van de overeenkomst geen rekening behoefde te worden gehouden met de kans dat zij zich zouden voordoen, die de aannemer niet kunnen worden toegerekend en die de kosten van het werk aanzienlijk verhogen.

  • 2.

    Indien kostenverhogende omstandigheden als bedoeld in het eerste lid intreden heeft de aannemer aanspraak op bijbetaling, in voege als omschreven in het volgende lid en behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 3.

    Indien de aannemer van oordeel is dat kostenverhogende omstandigheden zijn ingetreden dient hij de opdrachtgever hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte te stellen. Alsdan zal de opdrachtgever op korte termijn met de aannemer overleg plegen omtrent de vraag of kostenverhogende omstandigheden zijn ingetreden en zo ja, in hoeverre de kostenverhoging naar redelijkheid en billijkheid zal worden vergoed.

  • 4.

    De opdrachtgever is gerechtigd om in plaats van toe te stemmen in een vergoeding als bedoeld in het derde lid het werk te beperken, te vereenvoudigen of te beëindigen; alsdan zal het door de opdrachtgever verschuldigde naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid worden vastgesteld.

  • 5.

    Indien in de UAV of elders in de overeenkomst bijzondere voorschriften zijn opgenomen omtrent kostenverhogende of buitengewone omstandigheden, is voor wat de in die voorschriften geregelde gevallen betreft het bepaalde in deze paragraaf niet van toepassing.

Hoofdstuk XV. Vastleggen van de toestand, beslechting van geschillen

§ 48. Vastleggen van de toestand

  • 1.

    Indien de directie of de aannemer tijdens de loop van het werk de toestand, waarin enig onderdeel van het werk op zeker tijdstip verkeert, of enig ander feit of feitenverloop betreffende de uitvoering of voorbereiding van het werk wenst vast te leggen, kan zij of hij schriftelijk vorderen, dat die toestand gemeenschappelijk wordt opgenomen of dat feit of feitenverloop gemeenschappelijk wordt geconstateerd en in een op te maken en door hen beiden te ondertekenen proces-verbaal wordt beschreven.

  • 2.

    Indien de directie of de aannemer aan de in het eerste lid bedoelde vordering niet voldoet, kan de wederpartij de toestand in een proces-verbaal doen vastleggen overeenkomstig het arbitragereglement van de Raad van Arbitrage voor de Bouw, zoals dit drie maanden voor de dag van de aanbesteding luidt, onverlet de bevoegdheid van de wederpartij zelf de verlangde opnemingen en constateringen in aanwezigheid van getuigen te verrichten en vast te leggen in een met de getuigen te ondertekenen proces-verbaal. De waardering van het aan dit proces-verbaal toe te kennen bewijs is aan het scheidsgerecht van genoemde Raad overgelaten.

  • 3.

    Het proces-verbaal, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt in tweevoud opgemaakt; één exemplaar is bestemd voor de directie en één voor de aannemer.

§ 49. Beslechting van geschillen

  • 1.

    Voor de beslechting van de in deze paragraaf bedoelde geschillen doen partijen uitdrukkelijk afstand van hun recht de tussenkomst van de gewone rechter in te roepen.

  • 2.

    Alle geschillen, welke ook – daaronder begrepen die, welke slechts door één der partijen als zodanig worden beschouwd – die naar aanleiding van de overeenkomst of van overeenkomsten, die daarvan een uitvloeisel mochten zijn, tussen opdrachtgever en aannemer mochten ontstaan, worden beslecht door arbitrage overeenkomstig het arbitragereglement van de Raad van Arbitrage voor de Bouw, zoals dit drie maanden voor de dag van aanbesteding luidt.

  • 3.

    De aannemer, die een geschil betreffende de eindafrekening aan de in het tweede lid genoemde Raad ter beslechting voorlegt, nadat de opdrachtgever zijn definitieve beslissing omtrent de eindafrekening schriftelijk ter kennis van de aannemer heeft gebracht, is niet ontvankelijk in hetgeen hij meer of anders vordert dan die eindafrekening inhoudt, indien hij het geschil aanhangig maakt later dan zes maanden nadat de opdrachtgever bij aangetekende brief de aandacht van de aannemer op deze termijn heeft gevestigd, tenzij de vordering voortvloeit uit een omstandigheid, welke eerst na het verloop van die termijn is gebleken.

  • 4.

    Indien bij een in kracht van gewijsde gegaan rechterlijk vonnis een uitspraak van het scheidsgerecht geheel of gedeeltelijk nietig wordt verklaard, heeft ieder der partijen het recht het geschil, voor zover het dientengevolge onbeslist is gebleven, opnieuw overeenkomstig deze paragraaf te doen beslechten. De vordering is niet ontvankelijk, indien zij bij de in het tweede lid genoemde Raad wordt aanhangig gemaakt later dan drie maanden na het in kracht van gewijsde gaan van de rechterlijke uitspraak. Degene die als scheidsman of secretaris aan de nietig verklaarde beslissing heeft medegewerkt, zal aan de nieuwe behandeling niet mogen medewerken.

  • 5.

    Indien beide partijen in onderling overleg hieraan de voorkeur geven, worden de in het tweede lid bedoelde regelen vervangen door die, gegeven in de statuten van de Raad van Arbitrage voor Metaalnijverheid en -handel, met dien verstande dat in aanvulling dezer regelen de bepaling geldt, dat scheidslieden niet bevoegd zijn het tussen partijen overeengekomene te wijzigen.

§ 50. Voortzetting van het werk

  • 1.

    De aannemer is gehouden, in afwachting van de totstandkoming van een uitspraak in het geschil, opvordering van de directie het werk volgens haar aanwijzingen voort te zetten, tenzij de Raad van Arbitrage in spoedgeschil anders beslist en onverminderd zijn rechten, die uit bedoelde uitspraak voor hem mochten voortvloeien.

  • 2.

    Voor zover de uitkering van enige termijn van betaling vertraging zou ondervinden in verband met een aanhangig geschil, zal de opdrachtgever tot zodanige betaling overgaan als in verband met de stand van het werk en de wederzijdse vorderingen toelaatbaar is. Zodanige betaling zal niet in het geding kunnen worden gebruikt als bewijs van de erkenning door de opdrachtgever van enig recht van de aannemer.

Bijlage A

Volmacht

De ondergetekende(n)

..... 1),

..... 5)

aannemer(s) van .....

..... 2)

Wijst/wijzen als zijn /hun gevolmachtigde aan ..... 3)

die hem/hun in alle opzichten vertegenwoordigt voor alle zaken betreffende .....

..... 4)

....., ..... 20.... 6)

De aannemer(s) ..... 7)

..... , ..... 20.... 6)

Goedgekeurd,

de Directie, ..... 7)

1) Naam en voornamen van de aannemer of de aannemers, indien hij een natuurlijk persoon is of zij natuurlijke personen zijn of – in andere gevallen – de hiermee overeenkomende gegevens.

2) Vermelding van het aangenomen werk.

3) Naam en voornamen van de gevolmachtigde.

4) Vermelding van het werk of gedeelte ervan alsmede eventuele bijzondere voorwaarden.

5) Indien de aannemer zelf gevolmachtigde is van gezamenlijke aannemers, wordt hier ingevoegd:

‘gevolmachtigde van de’.

6) Plaats en datum van ondertekening.

7) Handtekening van de aannemers(s) c.q. de Directie.

 

Bijlage B

Ondergetekende

..... 1),

gevestigd te ..... 2),

in aanmerking nemende:

  • 1e.

    dat ..... 3),

    gevestigd te ..... 4),

    hierna genoemd ‘de opdrachtgever’, aan

    ..... 5),

    gevestigd te ..... 6),

    hierna genoemd ‘de aannemer’,

    heeft opgedragen:

    ..... 7),

    op welke overeenkomst de Uniforme Administratieve

    Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 van toepassing zijn;

  • 2e.

    dat de aannemer voornemens is daarin de in onderstaande

    Lijst van Bouwstoffen vermelde bouwstoffen te verwerken;

    verklaart:

    dat hij/zij afstand doet van alle aanspraken op bedoelde bouwstoffen en deze na de goedkeuring beschouwt als eigendom van de opdrachtgever ingevolge § 19, eerste lid, der Uniforme Administratieve

    Voorwaarden voormeld.

Lijst van Bouwstoffen: 8),

.....)

.....)

.....)

.....)

.....)

.....)

.....)

.....)

.....)

.....)

....., ..... 20.... 9)

..... 10)

1) Naam van de leverancier van c.q. rechthebbende op de bouwstoffen.

2) Volledig adres van deze.

3) Naam van de opdrachtgever.

4) Volledig adres van deze.

5) Naam van de aannemer.

6) Volledig adres van deze.

7) Korte beschrijving van het werk.

8) Opsomming der betrokken bouwstoffen.

9) Plaats en datum van ondertekening.

10) Handtekening van de leverancier van c.q. rechthebbende op de bouwstoffen.

Naar boven