Beleidsregel bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten gemeente Zwolle 2018

Burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle,

besluiten d.d. 20 november 2018 vast te stellen de beleidsregel bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten gemeente Zwolle 2018, ingaande 1 december 2018.

De huidige beleidsregel bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten gemeente Zwolle 2010 wordt per 1 december 2018 ingetrokken.

 

Artikel 1 Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      aanvraag: de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen en of overige inrichtingskosten;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle;

    • c.

      duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten: gebruiksgoederen met al of niet een duurzaam karakter die behoren tot de gebruikelijke inventaris van een woning;

    • d.

      individuele inkomenstoeslag: de toeslag als bedoeld in artikel 36 van de wet;

    • e.

      kind: het eigen kind of stiefkind van belanghebbende en of diens partner, dat op het zelfde adres als belanghebbende staat ingeschreven in de basisregistratie persoonsgegevens van de gemeente Zwolle. Met een kind wordt gelijkgesteld een pleegkind;

    • f.

      norm: het bedrag voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan dat wordt vastgesteld overeenkomstig het gestelde in artikel 20 tot en met 24, 27 en 28 van de wet;

    • g.

      oriëntatieperiode: de periode die aan de belanghebbende wordt opgelegd om zelf op zoek te gaan naar mogelijkheden om te voorzien in de gevraagde kosten;

    • h.

      partner: de persoon met wie de belanghebbende al of niet gehuwd een gezamenlijke huishouding voert in de zin van artikel 3 van de wet;

    • i.

      reserveringscapaciteit: capaciteit binnen de norm zoals deze gold op 1 januari van het kalenderjaar waarin de aanvraag is ontvangen.

    • j.

      ruimte in het inkomen: het deel van het inkomen dat meer is dan 110% van de norm, vermenigvuldigd met 12. Bij de berekening van de ruimte in het inkomen wordt uitgegaan van de geldende normbedragen inclusief vakantiegeld en wordt uitgegaan van het inkomen en de norm in de maand waarin de aanvraag is ontvangen.

    • k.

      ten laste komend kind: kind voor wie de belanghebbende en partner aanspraak op kinderbijslag kunnen maken;

    • l.

      wet: de Participatiewet;

Artikel 2 Middelen, inkomen en vermogen

  • 1.

    Artikel 31, 34 en 50 van de wet zijn overeenkomstig van toepassing op deze beleidsregel.

  • 2.

    De individuele inkomenstoeslag is een middel om te reserveren voor de aanschaf, reparatie en/of vervanging van duurzame gebruiksgoederen en of overige inrichtingskosten. In geval van aanspraak op een individuele inkomenstoeslag wordt geen rekening gehouden met de reserveringscapaciteit uit de norm zoals bedoeld in art 1 lid 2.

Artikel 3 Aanvraag bijzondere bijstand

  • 1.

    De aanvraag bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en of overige inrichtingskosten wordt gedaan op het van collegewege vastgestelde formulier.

  • 2.

    Een aanvraag wordt in behandeling genomen als:

    • a.

      het aanvraagformulier door belanghebbende en zijn partner is ondertekend;

    • b.

      naar het oordeel van het college alle benodigde gegevens en bewijsstukken zijn verstrekt.

  • 3.

    Aanvrager wordt niet verplicht een beroep te doen op een kredietverlenende instelling als voorliggende voorziening tenzij er sprake is van tekortschietend besef van eigen verantwoordelijkheid.

  • 4.

    Aanvrager kan een oriëntatieperiode opgelegd worden. Als de verplichting tot oriënteren niet wordt nageleefd wordt geen bijzondere bijstand of bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een lening

Artikel 4 Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen

  • 1.

    De kosten voor de aanschaf, reparatie en of vervanging van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan waarin voorzien kan worden vanuit het aanwezige vermogen, inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm en/of de individuele inkomenstoeslag.

  • 2.

    Er kan bijzondere bijstand worden verleend voor duurzame gebruiksgoederen en/of overige inrichtingskosten als de kosten zich voordoen, bijzonder zijn, noodzakelijk zijn, er geen voorliggende voorziening is, en de kosten niet door aanvrager zelf kunnen worden voldaan uit reserveringscapaciteit, draagkracht of individuele inkomenstoeslag.

  • 3.

    De reserveringscapaciteit voor duurzame gebruiksgoederen bedraagt 12 keer 6% per maand van de norm. De capaciteit bedraagt 5% per maand bij een minnelijke schuldregeling vanaf fase 2 of wettelijk WSNP-traject.

  • 4.

    Indien er sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid is bijzondere bijstand alleen mogelijk als er op geen enkele andere wijze in het gevraagde voorzien kan worden en onuitstelbaar is.

  • 5.

    Tot een situatie van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid worden gerekend:

    • a.

      niet of onvoldoende reserveren, terwijl de mogelijkheid daartoe wel aanwezig was of is;

    • b.

      niet of onvoldoende reserveren voor inrichtingskosten door iemand die vanuit het ouderlijk huis of studentenhuisvesting voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • c.

      onjuist besteden van de individuele inkomenstoeslag;

    • d.

      als de kosten het gevolg zijn van het niet verzekerd zijn, in situaties waarin het algemeen gebruikelijk is dat men zich hiervoor verzekert;

    • e.

      als de noodzaak tot de aanschaf, reparatie en of vervanging, het gevolg is van onoordeelkundig gebruik;

    • f.

      het niet voldoen aan de verplichtingen van de oriëntatieperiode.

    • g.

      als sprake is van andere omstandigheden die belanghebbende en of diens partner zijn aan te rekenen;

Artikel 5 Noodzakelijke kosten

  • 1.

    De kosten verbonden aan een gebruikelijke inventaris van een woning worden als noodzakelijke kosten beschouwd.

  • 2.

    Tot een gebruikelijke inventaris behoren:

    • a.

      meubilair voor de woonkamer

    • b.

      bedden voor belanghebbende, diens partner en het ten laste van belanghebbende of diens partner komende kinderen

    • c.

      1 kledingkast per slaapkamer

    • d.

      wasmachine

    • e.

      koelkast met vriesvak

    • f.

      kookplaat

    • g.

      stofzuiger

    • h.

      (gas)kachel

    • i.

      televisie

    • j.

      laptop/computer

    • k.

      stoffering en gordijnen

    • l.

      combimagnetron

Artikel 6 Bijzondere omstandigheden

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten kan verleend worden als er sprake is van bijzondere omstandigheden. Daarvan is in ieder geval sprake als:

    • a.

      een belanghebbende die gedurende een aaneen gesloten periode van tenminste 12 maanden is aan te merken als adresloze in de zin van artikel 1 van de Wet basisregistratie persoonsgegevens, zelfstandig gaat wonen;

    • b.

      een belanghebbende na een detentieperiode van een aaneen gesloten periode van ten minste 12 maanden of langer, aansluitend aan de detentieperiode zelfstandig gaat wonen;

    • c.

      een belanghebbende met een Pw-uitkering voor algemene bestaanskosten of vergelijkbare uitkering die arbeid in loondienst aanvaardt en hiervoor noodzakelijk verhuist.

    • d.

      een belanghebbende die deelneemt aan een door de gemeente Zwolle aangeboden schuldhulpverleningstraject verhuist naar een woning met lagere woonlasten;

    • e.

      een belanghebbende is aan te merken als statushouder en een woning krijgt toegewezen;

    • f.

      een belanghebbende kon niet reserveren voor de gevraagde kosten.

  • 2.

    Indien sprake is van omstandigheden als bedoeld in het voorgaande lid blijft bij de bepaling van de bijzondere bijstand de reserveringscapaciteit buiten toepassing.

Artikel 7 Draagkracht, draagkrachtjaar en aanwending van de draagkracht

  • 1.

    Draagkracht is de som van

    • a.

      ruimte in het inkomen; en

    • b.

      overschrijding van het vrij te laten vermogen ex artikel 34 lid 2 onder b van de wet.

  • 2.

    De draagkracht wordt vastgesteld voor een periode van 12 maanden en gaat in op de eerste van de maand waarin de aanvraag is ontvangen.

  • 3.

    De vastgestelde draagkracht moet voor 100% aangewend worden om in de gevraagde kosten te voorzien.

  • 4.

    Een belanghebbende die een minnelijk of wettelijk traject schulddienstverlening doorloopt, heeft ondanks ruimte in het inkomen of overschrijding van het vermogen geen draagkracht.

  • 5.

    In afwijking van het gestelde in het derde lid kan de vastgestelde draagkracht worden verminderd met het bedrag van:

    • a.

      bijzondere noodzakelijke bestaanskosten die gemaakt zijn of zullen worden tijdens de periode als bedoeld in het tweede lid en

    • b.

      voor deze bijzondere bestaanskosten geen bijzondere bijstand is verleend en

    • c.

      deze kosten voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking komen.

Artikel 8 Hoogte noodzakelijke kosten en de hoogte van de bijzondere bijstand

  • 1.

    Uitsluitend de noodzakelijke kosten voor aanschaf of reparatie van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten die meer bedragen dan de reserveringscapaciteit, individuele inkomenstoeslag en draagkracht komen voor vergoeding in aanmerking.

  • 2.

    Indien naar het oordeel van het college reparatie mogelijk is, komen met inachtneming van het eerste en het tweede lid uitsluitend de kosten van de reparatie voor vergoeding in aanmerking, tenzij de kosten van reparatie naar het oordeel van het college niet verantwoord zijn in relatie tot de te verwachten gebruiksduur na reparatie en of restwaarde van het te repareren goed.

  • 3.

    Indien reparatie niet mogelijk is, bedraagt de hoogte van de noodzakelijke kosten voor het aan te schaffen goed maximaal het bedrag dat als richtprijs wordt genoemd in de Nibud-prijzengids.

  • 4.

    In aanvulling op het gestelde in het vierde lid kan het bedrag van de noodzakelijke kosten verhoogd worden met de kosten van:

    • a.

      de montage en of het installeren;

    • b.

      de bezorgkosten;

    • c.

      nota reparatierapport.

  • 5.

    Indien de aanvraag betrekking heeft op de volledige inrichting van een woning bedraagt de hoogte van de noodzakelijke kosten maximaal 50% van het bedrag dat in de Nibud-prijzengids genoemd wordt per inventarisatiepakket naar huishoudtype.

  • 6.

    Indien de aanvraag betrekking heeft op de volledige inrichting van een kamer bedraagt de hoogte van de noodzakelijke kosten maximaal 25% van het bedrag dat in de Nibud-prijzengids genoemd wordt per inventarisatiepakket naar huishoudtype.

  • 7.

    Bij een echtscheiding of een daarmee te vergelijken situatie wordt bij de vaststelling van de hoogte van de noodzakelijke kosten er van uitgegaan dat belanghebbende over ten minste 50% van de inboedel kan beschikken.

Artikel 9 Kosten gemaakt voor datum aanvraag

  • 1.

    Kosten die gemaakt zijn voor de datum waarop de aanvraag is ontvangen, komen niet voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking.

  • 2.

    Van het gestelde in het eerste lid kan worden afgeweken indien:

    • a.

      belanghebbende redelijkerwijs de aanvraag niet vooraf kon indienen;

    • b.

      er bijzondere omstandigheden zijn die naar het oordeel van het college aanleiding geven om voor de reeds gemaakte kosten bijstand te verstrekken.

Artikel 10 Vorm van de bijzondere bijstand

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten wordt in de vorm van een gift verstrekt. Leenbijstand wordt verstrekt indien:

    • a.

      er sprake is van tekortschietend besef van eigen verantwoordelijkheid en bijzondere bijstandsverlening onuitstelbaar is;

    • b.

      het een adresloze betreft als bedoeld in artikel 6 onder sub a;

    • c.

      het een ex gedetineerde betreft als bedoeld in artikel 6 onder sub b;

    • d.

      het college van oordeel is dat de situatie een lening rechtvaardigt.

  • 2.

    Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid onder b en of c gaat de aflossing in op de 1e van de 12e maand volgend op de maand waarin de bijzondere bijstand is uitbetaald.

  • 3.

    Het college kan de in de vorm van een lening verstrekte bijzondere bijstand aan een adresloze of een ex-gedetineerde als bedoeld in artikel 6 omzetten in een gift als blijkt dat:

    • a.

      belanghebbende na 12 maanden gerekend vanaf de maand dat de bijzondere bijstand is uitbetaald nog zelfstandig woont en

    • b.

      belanghebbende naar het oordeel van het college volledig aan zijn verplichtingen heeft voldaan en voldoende meegewerkt heeft of meewerkt aan een door het college noodzakelijk geacht traject.

  • 4.

    Indien de bijzondere bijstand in de vorm van een lening wordt verstrekt en belanghebbende moet aflossen, bedraagt de maandelijkse aflossing alle beschikbare ruimte boven de beslagvrije voet.

  • 5.

    Het college kan de maandelijkse aflossing als bedoeld in het voorgaande lid afwijkend vaststellen als de totale lening binnen maximaal 24 termijnen wordt afgelost.

  • 6.

    Indien de als lening verstrekte bijzondere bijstand na een periode van 36 maanden gerekend vanaf het moment dat de aflossingsverplichting is ingegaan, nog niet volledig is afgelost, wordt het restant van de lening omgezet in bijzondere bijstand in de vorm van een gift als belanghebbende volledig aan zijn verplichtingen heeft voldaan.

Artikel 11 Voorwaarden en uitbetaling

  • 1.

    Belanghebbende dient de aankoopbonnen en of de rekeningen van de reparatie ten minste 12 maanden gerekend vanaf de maand waarin de bijzondere bijstand is uitbetaald te bewaren en op verzoek van het college te tonen.

  • 2.

    Uit de aankoopbonnen en of de rekeningen van de reparatie moet blijken dat belanghebbende of diens partner de goederen heeft aangeschaft en waaraan de verstrekte bijzondere bijstand is besteed.

  • 3.

    Op verzoek van belanghebbende kan de bijzondere bijstand rechtstreeks aan de leverancier worden betaald.

  • 4.

    In afwijking van het gestelde in het derde lid kan het college, zonder toestemming van belanghebbende, besluiten de bijzondere bijstand uit te betalen aan de leverancier indien er naar het oordeel van het college redenen aanwezig zijn om aan te nemen dat belanghebbende niet tot een verantwoorde besteding van de bijzondere bijstand zal overgaan.

Artikel 12 Terugvordering

Indien belanghebbende niet voldoet aan het gestelde in artikel 11 of anderszins blijkt dat belanghebbende de bijzondere bijstand niet of niet volledig heeft aangewend voor het doel waarvoor de bijzondere bijstand is verstrekt, vordert het college de verstrekte bijstand terug.

Artikel 13 Ingangsdatum

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 december 2018.

 

Burgemeester en wethouders voornoemd,

drs. H.J. Meijer, burgemeester

mr. I. Geveke, secretaris

Naar boven