Verordening jeugdhulp Rijssen-Holten 2018

De raad van de gemeente Rijssen-Holten:

Overwegingen:

  • gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11-09-2018;

  • gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1 vierde lid, van de Jeugdwet;

  • gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein 11-09-2018

  • overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd. Het uitgangspunt hierbij is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. Het is noodzakelijk om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen. Deze regels hebben betrekking op de volgende onderdelen:

    • voorwaarden voor toekenning

    • de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening

    • de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen

    • de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld,

    • regels voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening in natura of een persoonsgebonden budget

    • regels voor misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet

    • regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan

• overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

 

besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp Rijssen-Holten 2019

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    afsprakenoverzicht: een door de gemeente beschikbaar gesteld formulier waarin de gewenste resultaten/doelen staan beschreven en op basis waarvan de zorgaanbieder de wijze waarop de doelen worden behaald, de verwachte duur van de zorginzet en de gemaakte afspraken tussen de zorgaanbieder en cliënt beschrijft;

  • b.

    algemene voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders;

  • c.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • d.

    besluit; het Besluit Jeugdhulp Rijssen-Holten 2019.

  • e.

    budgethouder: de persoon die een pgb ontvangt op grond van de Jeugdwet;

  • f.

    besluit; het Besluit Jeugdhulp Rijssen-Holten 2015.

  • g.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • h.

    Consultatie: Consultatie betreft het inschakelen van expertise van een aanbieder.

  • i.

    individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening in natura of als pgb als bedoeld in artikel 2, tweede lid van deze verordening;

  • j.

    ondersteuningsbehoefte: ondersteuning die de inwoner nodig heeft, onderverdeeld in:

    • 1.

      ondersteuning bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen en vaardigheden waarbij de inwoner in staat is om de regie over zijn algemene dagelijkse levensverrichtingen te voeren;

    • 2.

      ondersteuning bij het voeren van de regie over, en uitvoering van dagelijkse handelingen en vaardigheden;

    • 3.

      specialistische/therapeutische ondersteuning bij het aanleren van nieuwe vaardigheden die betrekking hebben op het (psychosociaal) functioneren en bijdragen aan gedragsverandering;

    • 4.

      behandeling voor de aanpak van een aandoening of stoornis en bij behorende problemen op verschillende levensgebieden waarbij er tenminste één op één contact nodig is met een specialistische behandelaar.

  • k.

    persoonlijk plan: een door de jeugdige of zijn ouder opgesteld plan gericht op het gewenst resultaat voor de hulpvraag;

  • l.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • m.

    wet: Jeugdwet.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    De volgende vormen van algemene voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      informatie en opvoedadvies (Loes);

    • b.

      preventieve opvoed- en opgroeiondersteuning;

    • c.

      cliëntondersteuning;

      d buurtbus;

    • d.

      taxi voor iedereen.

  • 2.

    De volgende individuele voorzieningen (vormen van ondersteuning) zijn beschikbaar:

    • a.

      ambulante individuele ondersteuning;

    • b.

      groepsgerichte ondersteuning;

    • c.

      specialistische ondersteuning;

    • d.

      Behandeling;

    • e.

      enkelvoudige ernstige dyslexiezorg;

    • f.

      Medicatiecontrole;

    • g.

      Pleegzorg;

    • h.

      wonen en verblijf;

    • i.

      Vervoer.

  • 3.

    Het college kan in het besluit vaststellen welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is;

  • 2.

    Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 8.

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente

  • 1.

    Een aanvraag voor een individuele voorziening kan schriftelijk worden ingediend bij het college door middel van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een aanvraag schriftelijk.

  • 3.

    Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.

  • 4.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 5.

    Jeugdigen of ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemene voorziening.

Artikel 5. Vooronderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 6, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem of zijn ouders een afspraak voor een onderzoek.

  • 2.

    De jeugdige of zijn ouders verschaffen, zo mogelijk voor het onderzoek bedoeld in artikel 6, aan het college alle gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

  • 3.

    De jeugdige of zijn ouders kunnen een persoonlijk plan indienen dat het college bij het onderzoek betrekt.

  • 4.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

 

Artikel 6. Onderzoek

  • 1.

    Het college onderzoekt zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een algemene voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 1.

    Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het onderzoek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 2.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

Artikel 7. Advisering

  • 1.

    Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Het college kan een zorgaanbieder voor consultatie inschakelen ten behoeve van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 6.

Artikel 8. Toekenning individuele voorzieningen

Het college kent een individuele voorziening toe voor zover is vastgesteld dat de jeugdige:

  • 1.

    op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden, of;

  • 2.

    geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere of algemene voorziening.

Artikel 9. Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura vermeld de beschikking in ieder geval:

    • a.

      het beoogde resultaat daarvan is en hoe het resultaat bereikt wordt; de ingangsdatum en duur van de verstrekking;

    • b.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing;

    • c.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een pgb vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      aan welk resultaat het pgb moet worden besteed;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe dit tot stand is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

Artikel 10. Regels voor pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet;

  • 2.

    Het pgb wordt door het college vastgesteld op basis van de voor de jeugdige of zijn ouders geldende ondersteuningsbehoefte, intensiteit en duur om het gewenste resultaat te behalen;

  • 3.

    De hoogte van een pgb voor jeugdhulp betrokken van derden:

    • a.

      wordt bepaald aan de hand van een door de jeugdige, zijn ouders of diens vertegenwoordiger opgesteld plan waarin wordt beschreven hoe het resultaat wordt bereikt en hoe het pgb wordt besteed;

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede zorg in te kopen;

    • c.

      wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura;

    • d.

      het college kan afwijken van het uitgangspunt onder voorgaande sub c indien de budgethouder overtuigend kan aantonen dat het pgb niet toereikend is om tot een met natura vergelijkbare compensatie te komen.

  • 4.

    Het college verstrekt geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was;

  • 5.

    De aanwending van een pgb dient door de jeugdige of zijn ouders binnen zes maanden na toekenning te worden aangevangen ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt;

  • 6.

    Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan diensten en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betreffende het tarief, betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:

    • a.

      dat deze persoon een lager tarief krijgt betaald voor zijn diensten dan het voor professionele ondersteuning vastgestelde tarief en;

    • b.

      dat tussenpersonen of belangbehartigers niet uit het pgb worden betaald.

  • 7.

    Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk;

  • 8.

    De tarieven voor het pgb worden afgeleid van de vastgestelde tarieven die gehanteerd worden voor zorg in natura (ZIN). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen professionele en niet-professionele ondersteuning (ondersteuning vanuit het sociaal netwerk). De volgende pgb-tarieven/bedragen zijn vastgesteld:

    • a.

      Voor een jeugdhulpaanbieder die bedrijfsmatig jeugdhulp verleent (professionele ondersteuning), bedraagt de vergoeding 95% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura. Als het jeugdhulp betreft die valt onder “wonen en verblijf’ is de vergoeding 100% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura;

    • b.

      Voor een persoon uit het sociale netwerk bedraagt de vergoeding (maximaal) € 20,- per uur/dagdeel per persoon.

  • 9.

    Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld;

  • 10.

    Geen pgb wordt verstrekt:

    • a.

      wanneer uit het pgb-plan zoals bedoeld in het derde lid blijkt, dat de kwaliteit van de hulp onvoldoende gewaarborgd is;

    • b.

      wanneer uit het pgb-plan onvoldoende blijkt, dat het vastgestelde resultaat wordt bereikt met het beschikbare budget;

    • c.

      als de jeugdige of zijn ouders het pgb niet zelf kan beheren en de beoogd pgb-beheerder dezelfde persoon/instelling is als de beoogd zorg-/hulpverlener.

Artikel 11. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening in natura of als pgb herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening, of;

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening in natura dan wel pgb.

  • 4.

    Bij invordering van een pgb zal zo mogelijk tot verrekening worden overgegaan.

  • 5.

    Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

Artikel 12. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

  • 1.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 2.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • i.

        een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

      • ii.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 3.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in hoofdstuk 4, paragraaf 4.1 van de wet, en;

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.13, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 4.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

      f. overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 5.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 6.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

Artikel 13. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen voor vervoer

  • 1.

    Cliënten betalen geen eigen bijdrage voor de algemene voorziening vervoer wanneer zij tot de doelgroep behoren.

  • 2.

    Iemand behoort tot de doelgroep wanneer deze persoon:

    • a.

      Inwoner van Rijssen-Holten is of gezaghebbende ouders woonachtig in Rijssen-Holten heeft;

    • b.

      De leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

    • c.

      Niet zelf in zijn vervoersbehoefte kan voorzien;

    • d.

      Geen 200 meter kan lopen naar de dichtstbijzijnde bushalte, of niet (zelfstandig) kan wachten op de bus bij de bushalte, of niet zelfstandig kan reizen en dit ook niet kan leren, omdat er sprake is van lichamelijke en/of psychische en/of psychosociale problemen en daarom dus geen gebruik maken van openbaar vervoer;

    • e.

      Geen huisgenoten dan wel een sociaal netwerk heeft die in redelijkheid het vervoer kunnen organiseren dan wel uitvoeren.

Artikel 14. Vertrouwenspersoon

Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijk vertrouwenspersoon.

Artikel 15. Klachtregeling

De afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening worden overeenkomstig de geldende klachtenregeling van de gemeente Rijssen-Holten afgehandeld.

Artikel 16. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt de Adviesraad Sociaal Domein (ASD) gemeente Rijssen-Holten bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig het geldende reglement ASD gemeente Rijssen-Holten.

  • 2.

    Het college stelt de Adviesraad Sociaal Domein (ASD) Rijssen-Holten vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede lid.

Artikel 17. Onvoorzien, nadere regels en hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen in het voordeel van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 18. Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de tarieven zoals genoemd in artikel 12 indexeren. Het college hanteert het NZA -indexpercentage zoals bekend is op 1 september van het lopende jaar, voor het eerst per 1 januari 2020.

Artikel 19. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening jeugdhulp gemeente Rijssen-Holten 2018 wordt ingetrokken;

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening Jeugdhulp gemeente Rijssen-Holten 2018 tot 1 januari 2020 gebaseerd op deze verordening. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening jeugdhulp gemeente Rijssen-Holten 2018 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening;

  • 3.

    Van het in lid 2 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken;

  • 4.

    Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Rijssen-Holten 2018 geschiedt op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Rijssen-Holten 2018 die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt;

  • 5.

    Van het in lid 4 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken;

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Rijssen-Holten 2019

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18 oktober 2018

De griffier, de voorzitter

G.H. Veerman, A.C. Hofland

Naar boven