Protocol gevaarlijke honden

 

DE BURGEMEESTER VAN DE GEMEENTE EPE

BESLUIT

Het "Protocol gevaarlijke honden" vast te stellen waarin wordt beschreven op welke wijze artikel 2:59 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 (opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod) wordt toegepast.

 

Epe, 1 november 2017

De burgemeester,

Ir. H. van der Hoeve MPA

 

Protocol gevaarlijke honden (Bijtincidenten / agressief gedrag / hinderlijk gedrag van honden)

1 INLEIDING

Er zijn diverse omstandigheden denkbaar waarbij u tijdens uw werk te maken kunt krijgen met dieren en veelal zal het hier dan gaan om honden. Daarom gaan we hier alleen in op incidenten waar honden door agressief gedrag hinder en/of gevaar veroorzaken.

1.1 Onderscheid in bijtincidenten

LICHTE BIJTINCIDENT

Hond bijt een ander dier maar is er geen sprake van ernstig letsel, of er is sprake van een bijtincident / agressief gedrag zonder ernstige gevolgen en dat mogelijk – gezien de omstandigheden – ook verklaarbaar is.

ERNSTIG BIJTINCIDENT

Hond bijt een person (zichtbaar letsel) of de hond brengt ernstig letsel toe aan een ander dier.

1.2 Registratie BVH

Elk bijtincident moet worden geregistreerd in BVH (E82) en de afdeling hondenbrigade dient op de hoogte te worden gebracht. In de registratie - veelal opgemaakt door de plaatselijke politie - moet minimaal worden vastgelegd:

 

  • 1.

    personalia eigenaar / houder, benadeelde partij / slachtoffer en getuige(n)

  • 2.

    gegevens van bijtende hond (o.a. ras, geslacht, chipnummer, roepnaam, kopie van paspoort en / of stamboomgegevens)

  • 3.

    indien van toepassing gegevens van de gebeten hond o.a. ras, geslacht, chipnummer, roepnaam, kopie paspoort en / of stamboomgegevens (honden geboren na 1-4-‘13 moeten verplicht gechipt zijn)

  • 4.

    indien van toepassing gegevens van gebeten dier of object

  • 5.

    omstandigheden en aanleiding waaronder de hond heeft gebeten

  • 6.

    aard en omvang van letsel en schade

  • 7.

    maak foto’s van de bijtende hond en de aangerichte schade / letsel

  • 8.

    of er meer meldingen in BVH staan m.b.t. tot de bijtende hond

  • 9.

    bij eventueel opmaken PV/aangifte gebruik F000.

 

2 LICHTE BIJTINCIDENT

2.1 Eerste incident

 

Nadat het bijtincident is geregistreerd in BVH en de afdeling hondenbrigade op de hoogte is gebracht, brengt de plaatselijke politie de betrokken partijen bij elkaar. Onderling probeert men de zaak op te lossen en de eventuele schade te vergoeden (zie 8).

 

De afdeling hondenbrigade krijgt een verslag van de bemiddeling / afhandeling en de afdeling hondenbrigade stuurt een door haar opgestelde bestuurlijke rapportage (met hun advies) naar de contactpersoon van de betreffende gemeente.

 

De gemeente reikt een brief uit.

De contactpersoon van de gemeente ontvangt de bestuurlijke rapportage van de hondenbrigade. De gemeente reikt vervolgens een waarschuwing uit aan de eigenaar / houder van de hond. In de waarschuwingsbrief wordt de eigenaar / houder van de hond gewezen op de regels over gevaarlijke honden in de APV.

Eventueel wordt de eigenaar / houder van de hond erop gewezen dat de hond mogelijk als gevaarlijk zal worden aangemerkt en er bij een volgend incident een aanlijn- en/of muilkorfgebod zal worden opgelegd.

De gemeente kan eventueel meteen overgaan tot de oplegging van een aanlijn- en/of muilkorfgebod.

Onder bepaalde omstandigheden kan een hond al voor het eerste bijtincident als gevaarlijk worden aangemerkt en stap 2.1 worden overgeslagen (zie 9).

 

2.2 Tweede incident

 

De afdeling hondenbrigade brengt nu een huisbezoek en stuurt vervolgens een door haar opgestelde bestuurlijke rapportage (met hun advies) naar de contactpersoon van de betreffende gemeente.

 

Gemeente start procedure oplegging muilkorfgebod.

De contactpersoon van de gemeente ontvangt de bestuurlijke rapportage van de afdeling hondenbrigade. De gemeente stelt vervolgens vast dat de hond voor de tweede maal een bijtincident veroorzaakt heeft. Vervolgens start de gemeente de procedure van een aanlijn- en/of muilkorfgebod van de hond. De eigenaar / houder van de hond krijgt de gelegenheid om zijn / haar zienswijze kenbaar te maken.

 

Zienswijze eigenaar.

De zienswijze van de eigenaar/houder kan leiden tot:

  • 1.

    De eigenaar is het eens met het verzoek van politie en een besluit tot oplegging van een kort aanlijn- en/of muilkorfgebod voor de hond kan door de gemeente worden opgelegd.

  • 2.

    De eigenaar is het niet eens met het verzoek en is bereid om voor zijn rekening een gedragstest uit te latenvoeren via de daartoe bevoegde instantie om aan te tonen dat zijn hond niet hinderlijk of gevaarlijk is.

  • 3.

    De eigenaar is het niet eens met het verzoek en is niet bereid om voor zijn rekening een gedragstest uit te laten voeren.

 

Besluit tot kort aanlijn- en/of muilkorfgebod.

  • 1.

     Als eigenaar het eens is met bestuurlijke rapportage van de afdeling hondenbrigade en het voornemen van de gemeente, dan wordt het voornemen omgezet in een besluit waarin de hond wordt aangemerkt als een gevaarlijke hond en een aanlijn- en/of muilkorfgebod voor een hond van toepassing wordt verklaard. Dit is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep openstaat.

  • 2.

    Als de test wel wordt uitgevoerd, dan dient eigenaar de rekening voorafgaande aan de test te voldoen aan de faculteit Diergeneeskunde te Utrecht. Binnen drie weken na afname van de test ontvangt de gemeente van de onderzoeker een advies over het gedrag van de hond. De gemeente neemt in beginsel het advies van de onderzoeker over in het definitieve besluit aan de eigenaar / houder.

  • 3.

    Als eigenaar / houder afziet van gedragstest, dan wordt alsnog een besluit tot oplegging van een aanlijn- en/of muilkorfgebod voor de hond genomen. Een besluit tot oplegging van een kort aanlijn- en/of muilkorfgebod voor een hond is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep openstaat.

 

Bezwaar tegen besluit.

De eigenaar kan binnen zes weken bezwaar maken tegen het besluit.

 

Bestuursrechtelijk optreden na overtreding van een besluit.

Als het besluit door de eigenaar / houder wordt genegeerd of overtreden, kan daartegen door de gemeente bestuursrechtelijk worden opgetreden met een dwangsom. De hier bedoelde bestuursrechtelijke handhaving is ook een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep openstaat. Bij het besluit tot het opleggen van een aanlijn- dan wel aanlijn- en/of muilkorfgebod, wordt tevens in dit besluit aangegeven dat op het niet voldoen aan het gebod een dwangsom staat.

 

2.3 Derde incident

 

De afdeling hondenbrigade meteen op de hoogte brengen en zij sturen vervolgens een door haar opgestelde bestuurlijke rapportage (met hun advies) naar de contactpersoon van de betreffende gemeente.

 

Verzoek om vrijwillig afstand te doen.

De contactpersoon van de gemeente ontvangt de bestuurlijke rapportage van de afdeling hondenbrigade. De gemeente stelt vervolgens vast dat de hond voor de derde maal een bijtincident veroorzaakt heeft, ondanks dat aan de eigenaar / houder van de hond reeds een aanlijn- dan wel aanlijn- en/of muilkorfgebod is opgelegd. Aan de eigenaar / houder van de hond wordt een brief gestuurd met de mededeling dat zijn of haar hond als ‘gevaarlijk’ op grond van de APV was aangewezen – inclusief een aanlijn- en/of muilkorfgebod - met het verzoek om vrijwillig afstand van de hond te doen.

 

Inbeslagname door de burgemeester.

 

De burgemeester is op grond van artikel 172 lid 2 Gemeentewet bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de openbare orde, te beletten of te beëindigen. De burgemeester geeft het bevel tot onvrijwillige inbeslagname van de hond indien:

  • 1.

    de eigenaar of houder van een hond die door het college als gevaarlijke hond is aangewezen in strijd met de APV houdt;

  • 2.

    de eigenaar of houder van een hond heeft geweigerd vrijwillig afstand te doen van de hond;

  • 3.

    de burgemeester vreest dat de kans op bijtrecidive aanwezig is.

De burgemeester geeft het bevel tot inbeslagname en geeft de locatie van de hond door aan de afdeling hondenbrigade. Een diensthondengeleider gaat samen met de plaatselijke politie ter plaatse over tot inbeslagname van de hond. De hond wordt ondergebracht op een geheime locatie.

 

De diensthondengeleider regelt het vervoer van de hond naar de aangegeven locatie. De hond wordt vervolgens voor rekening van de gemeente getest door een gedragsdeskundige. Afhankelijk van de uitslag moet de hond inslapen of wordt hij aangeboden aan een dierenasiel voor resocialisatie van de hond. De hond mag in geen geval opnieuw in het bezit komen van de oorspronkelijke eigenaar.

 

3 ERNSTIG BIJTINCIDENT

3.1 Eerste ernstig incident

 

Na een ernstig bijtincident wordt het bijtincident geregistreerd in BVH en de afdeling hondenbrigade meteen op de hoogte gesteld.

 

De afdeling hondenbrigade brengt een huisbezoek en stuurt vervolgens een door haar opgestelde bestuurlijke rapportage (met hun advies) naar de contactpersoon van de betreffende gemeente. Indien nodig neemt de hondenbrigade meteen telefonisch contact op met de contactpersoon van de gemeente.

 

Gemeente start procedure oplegging muilkorfgebod.

Zie stap 2.2

 

Zienswijze eigenaar.

Zie stap 2.2

 

Besluit tot kort aanlijn- en/of muilkorfgebod.

Zie stap 2.2

 

Bezwaar tegen besluit.

Zie stap 2.2

 

Bestuursrechtelijk optreden na overtreding van een besluit.

Zie stap 2.2

 

(Afhankelijk van het advies van de afdeling hondenbrigade kan de gemeente meteen kiezen voor de afhandeling conform stap 3.2)

 

3.2 Tweede ernstig incident

 

De afdeling hondenbrigade brengt wederom een huisbezoek en stuurt vervolgens een door haar opgestelde bestuurlijke rapportage (met hun advies) naar de contactpersoon van de betreffende gemeente.

 

Indien nodig neemt de hondenbrigade meteen telefonisch contact op met de contactpersoon van het team handhaving van de gemeente.

 

Verzoek vrijwillig afstand te doen.

De contactpersoon van de gemeente ontvangt de bestuurlijke rapportage van de afdeling hondenbrigade. De gemeente stelt vervolgens vast dat een hond voor de tweede maal een (zeer) ernstig bijtincident veroorzaakt heeft, ondanks dat aan de eigenaar / houder van de hond reeds een aanlijn- en/of muilkorfgebod is opgelegd. Aan de eigenaar / houder van de hond wordt een brief gestuurd met de mededeling dat zijn of haar hond als ‘gevaarlijk’ op grond van de APV was aangewezen met het verzoek om vrijwillig afstand van de hond te doen.

 

Inbeslagname door de burgemeester.

 

De burgemeester is op grond van artikel 172 lid 2 Gemeentewet bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de openbare orde, te beletten of te beëindigen. De burgemeester geeft het bevel tot onvrijwillige inbeslagname van de hond indien:

  • 1.

    de eigenaar of houder van een hond die door het college als gevaarlijke hond is aangewezen in strijd met de APV houdt;

  • 2.

    de eigenaar of houder van een hond heeft geweigerd vrijwillig afstand te doen van de hond;

  • 3.

    de burgemeester vreest dat de kans op bijtrecidive aanwezig is.

De burgemeester geeft het bevel tot inbeslagname en geeft de locatie van de hond door aan de afdeling hondenbrigade. Een diensthondengeleider gaat samen met de plaatselijke politie ter plaatse over tot inbeslagname van de hond. De hond wordt ondergebracht op een geheime locatie.

 

De diensthondengeleider regelt het vervoer van de hond naar de aangegeven locatie. De hond wordt vervolgens voor rekening van de gemeente getest door een gedragsdeskundige. Afhankelijk van de uitslag moet de hond inslapen of wordt hij aangeboden aan een dierenasiel voor resocialisatie van de hond. De hond mag in geen geval opnieuw in het bezit komen van de oorspronkelijke eigenaar.

 

Van het bovenstaande, punt 2.1, 2.2 en 3.1, kan mede op advies van de hondenbrigade, worden afgeweken. In voorkomende gevallen kan de burgemeester meteen overgaan tot oplegging van een aanlijn- en muilkorfgebod, hond laten testen of tot inbeslagname over gaan.

 

Gedragskliniek Faculteit Dierengeneeskunde

 Postbus 80186, 3508 TD Utrecht

Bezoekadres: Yalelaan 2

Tel: 030-2534784, fax 030-2537997

Mail: m.b.h.schilder1@uu.nl

 

4 ERNSTIG BIJTINCIDENT OP HETERDAAD (STRAFRECHTELIJK TRAJECT)

4.1 Strafrechtelijke inbeslagname van de hond

 

Wanneer er sprake is van het door de eigenaar aanhitsen tot agressief gedrag of het niet terughouden van een hond, die een mens aanvalt (met name wanneer deze hond gevaarlijk is of kan worden aangemerkt (zie 9), kan de politie aangifte opnemen (artikel 425, lid 1 Sr) of geen voldoende zorg draagt voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier (artikel 425, lid 2 Sr) en het betreft een heterdaad situatie (in overleg met de officier van justitie) overgaan tot inbeslagname van de hond.

 

4.2 Strafrechtelijke vervolging

 

De officier van justitie kan, met inachtneming van het opportuniteitsbeginsel, vervolgen op grond van de volgende artikelen:

 

Overtreding:

Artikel 425

Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft:

1°. hij die een dier op een mens aanhitst of een onder zijn hoede staand dier, wanneer het een mens aanvalt, niet terughoudt;

2°. hij die geen voldoende zorg draagt voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier (zie 9).

(Een bestuursrechtelijk opgelegd kort aanlijn- en/of muilkorfgebod kan dit in verband bewijsmiddel zijnt.a.v. de definitie van ‘gevaarlijk dier’).

 

Buiten wanneer er een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd voor een hond, kan een dier gevaarlijk zijn uit de aard van zijn soort. Als gevaarlijk kan echter ook worden aangemerkt een dier dat weliswaar niet behoort tot een soort die in het algemeen gevaarlijk is, maar dat door zijn eigen bijzondere aard (vechthonden) of door dressuur gevaarlijk is, bijvoorbeeld een op de man (deels) afgerichte gebruikershond.

 

Degene die de hond onder zijn hoede heeft kan dus gestraft worden wegens het onvoldoende zorg dragen voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier, ook al heeft de hond tot op dat moment in de praktijk geen gevaarlijk gedrag vertoond.

 

Bij een heterdaad situatie, waarbij meteen gehandeld dient te worden, is dit een goed artikel om op terug te vallen en eventueel tot inbeslagname over te gaan. Bij een inbeslagname op grond van artikel 425 Sr, zal het OM de beslissing nemen van wat er gaat gebeuren met de hond.

 

Misdrijven:

Artikel 300

  • 1.

    Mishandeling wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie.

  • 2.

    Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

  • 3.

    Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.

  • 4.

    Met mishandeling wordt gelijkgesteld opzettelijke benadeling van de gezondheid.

  • 5.

    Poging tot dit misdrijf is niet strafbaar(tenzij sprake is van voorbedachte rade).

 

Artikel 308

  • 1.

    Hij aan wiens schuld te wijten is dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden ontstaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.

 

Artikel 350

  • 1.

     Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

  • 2.

     Gelijke straf wordt toegepast op hem die opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, doodt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt.

 

Er kunnen mogelijk ook artikelen uit het APV van toepassing zijn.

 

4.3 Strafrechtelijke overtreding van een muilkorfgebod

 

Bij overtreding van het korte aanlijn- en/of muilkorfgebod in combinatie met een nieuw bijtincident kan de officier van justitie onttrekking van de hond aan het verkeer vorderen. In het uitzonderlijke geval dat tot inbeslagname is overgegaan, gaat het OM over tot vervreemden van de hond en zal in het uiterste geval overgaan tot het laten inslapen van de gevaarlijke hond. Hiertegen staat ook beroep open o.g.v. artikel 552a van het Wetboek van Strafrecht.

 

Wanneer de rechter een beslissing tot vervreemding van het beslag heeft genomen, geeft het parket de contactpersoon bij ELI (ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie) meteen opdracht te vervreemden. ELI voert deze opdracht, al dan niet in overleg met de politie, meteen uit.

 

5 INBESLAGNAME VAN HONDEN

5.1 Toestemming inbeslagname

 

Strafrecht: de Officier van Justitie.

Bestuursrecht: de Burgemeester.

 

5.2 Strafrechtelijke inbeslagname

 

Neem, nadat de OvJ toestemming heeft gegeven voor inbeslagname, altijd contact op met Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO.nl) team IBG 070-3786380. Team IBG zorgt voor de bewaring van de hond. De in beslag genomen hond wordt door de in beslag nemende instantie ondergebracht bij een door RVO aangewezen (geheime) opslagplaats. Voor deze opslagplaats heeft RVO een “code- opslaghouder”. Deze code van de opslaghouder wordt op de KVI vermeld, en niet de naam en het adres van de opslaghouder.

 

Neem alle bij de hond behorende documenten mee. Denk hierbij aan paspoort, stamboom etc.

 

Denk aan de mogelijkheid om de eigenaar als bewaarder aan te wijzen. Dit uiteraard na overleg met de OvJ.

 

5.3 Vervoer in beslag genomen hond

 

Voor het vervoer van honden, zoveel mogelijk gebruik maken van de dierenambulance. Nooit vervoeren met een hondensurveillanceauto en niet onderbrengen in de hondenkennels van de hondenbrigade. Vervoer van bureau naar opslaghouder zal meestal door de opslaghouder worden geregeld.

 

5.4 Opmaken documenten

 

De ambtenaar die verantwoordelijk is voor de inbeslagname, zorgt er voor dat de KVI ten spoedigst per fax of mail verstuurd wordt naar RVO Nederland. Bij strafrechtelijke zaken kunt u de KVI faxen naar de afdeling IBG (070-378 60 17) of mailen naar IBG@RVO.nl.

 

Voor een snelle afhandeling bij Justitie (denk aan: hoge opslagkosten en het welzijn van het dier)wordt de KVI en PV zo spoedig mogelijk naar Justitie gestuurd.

 

Een eventuele afstandsverklaring van de eigenaar wordt aan de KVI gehecht. Tevens dient zoveel mogelijk de waarde van het dier vermeld te worden. Als het dier te zijner tijd wordt overgedragen aan de dierenbescherming, dan moet de waarde aan de Officier van Justitie worden gemeld. De waarde van een hond kan bijvoorbeeld opgevraagd worden bij Kynologisch Gebied Raad van Beheer te Amsterdam (tel: 0900-7274663) en/of een rasvereniging.

Tevens wordt de gezondheidstoestand van het dier vermeld op de KVI in verband met te verwachten dierenarts kosten.

 

Omdat de locatie van de opslaghouder geheim is, wordt deze dus niet in de registratie of rapportages vermeld!!!!!!.

 

De in beslag genomen honden die bij een asiel in bewaring zijn gegeven, worden binnen 5 werkdagen ingeënt (verplichte vaccinaties) en gechipt, of voorzien van een tatoeage (identificatie en registratie).

 

Code van de aangewezen opslaghouders (geheim): (101); (102); (104); (105); (106); (108) en (112).

 

Voor het plaatsen van in beslag/bewaring genomen dieren wordt altijd eerst contact opgenomen met:

 

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Laan van Nieuw Oost-Indie 131/133

2593 BM ’s-Gravenhage

070-3786380 - ibg@rvo.nl

 

5.5 Bestuursrechtelijke inbeslagname

 

De gemeente is zelf verantwoordelijk voor het vervoer en opslaan van de hond.

Via RVO, team IBG, kunt u in contact worden gebracht met een opslaghouder en met hem kunt u afspraken maken hoe de hond zal worden vervoerd. Bij bestuursrechtelijke zaken komen de vervoerskosten voor rekening van de overtreder. De Gemeente is zelf verantwoordelijk voor het testen van de hond.

 

Voor het vervoer van honden, zoveel mogelijk gebruik maken van de dierenambulance. Nooit vervoeren met een hondensurveillanceauto en niet onderbrengen in de hondenkennels van de hondenbrigade. Vervoer van bureau naar opslaghouder zal meestal door de opslaghouder worden geregeld.

 

6 MUILKORF

 

Indien honden ingevolge een bevel moeten zijn voorzien van een muilkorf, dient de muilkorf te voldoen aan de volgende eisen:

--- een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de hond geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat, en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn ---.

 

7 INFORMATIE T.B.V. BIJTRAPPOPRTAGE / PROCES- VERBAAL

 

Wanneer er sprake is van inbeslagname, is het handig dat de tester inzicht heeft in de omstandigheden waaronder het incident heeft plaatsgevonden en de sociale omgeving van de houder van de hond. Daarbij kunt u gebruik maken van de vragenlijst.

 

8 CIVIELE AANSPRAKELIJKHEID

 

De bezitter van een dier is normaal gesproken aansprakelijk voor de door het dier aangerichte schade. Hieronder valt ook letselschade. Zelfs als de bezitter geen schuld heeft aan de gedraging van het dier, is hij aansprakelijk. Ook indien het dier buiten de wil van zijn bezitter om handelt, kan de bezitter hierop aangesproken worden. Het moet wel gaan om een dier dat door mensen gehouden wordt. Een bezitter is veelal ook aansprakelijk voor een dier dat weggelopen is. In sommige gevallen kan ook degene die een dier voor een ander onder zijn beheer heeft, aansprakelijk zijn voor de schade.

Onverwacht gedrag

Bij onverwacht gedrag is alleen de houder van het dier verantwoordelijk. Bij verwachtbaar gedrag is er gedeelde aansprakelijkheid. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als iemand per abuis op een afgesloten terrein komt waar een waakhond loopt.

Onrechtmatige daad

Bij de schade die door een dier wordt toegebracht, wordt in principe uitgegaan van de eigen energie, het onberekenbare element en de zelfstandige gedragingen van het dier. Als echter iemand een dier ophitst, is er geen sprake van een zelfstandige gedraging van het dier. De bezitter die zijn dier op commando schade laat berokkenen pleegt een onrechtmatige daad. Dat houdt in dat de persoon aansprakelijk gesteld wordt voor de eigen gedraging en niet voor die van het dier.

 

9 WANNEER IS EEN HOND GEVAARLIJK

 

Enige jaren geleden ontstond bezorgdheid over agressief gedrag van bepaalde honden, met name van pitbullterriërs. Bij incidenten brachten honden aanzienlijk letsel toe aan mens of dier. De toenmalige minister van landbouw, natuurbeheer en visserij heeft daarop de Commissie van agressief gedrag bij honden ingesteld. De commissie inventariseerde de problematiek en maakte onderscheid tussen drie categorieën van gevaarlijke honden:

 

Categorie I: honden met morfologisch overeenkomstige karakteristieken (honden met gelijke lichaamsbouw), waarin gefokt wordt op agressief gedrag (denk aan bv het type pitbull);

 

In 2001 bood de minister van LNV een wijzigingsvoorstel voor de Regeling agressieve dieren aan de Tweede Kamer aan. Het voorstel omvatte een fok- en houdverbod voor een vijftal andere rassen, te weten de Rottweiler, American staffordshire terriër, Dogo Argentino, Fila Brasileiro en de Mastino Napoletana. Het generieke karakter van het voorstel stuitte echter op veel kritiek van de Tweede Kamer. Op basis van de discussie in de Tweede Kamer is het wijzigingsvoorstel ingetrokken. Het ministerie van LNV beraadt zich nu de vraag of en hoe de Regeling agressieve honden moet worden aangepast. Inmiddels is de RAD niet meer van toepassing.

 

Categorie II: gebruikshonden; dit zijn honden die geheel of gedeeltelijk opgeleid zijn voor bewakings-, opsporings- of verdedigingswerk. Deze honden is geleerd om af te weren en in bepaalde situaties te bijten;

 

Ten aanzien van een hond uit categorie 2 beveelt de commissie alleen een aanlijngebod aan. Invoer ing van een verplichting tot muilkorven van een gebruikshond stuit naar haar oordeel op het bezwaar dat hierdoor de uitvoering van de taak waarvoor zo’n hond is opgeleid, bijzonder wordt bemoeilijkt. Gelet op het gebruik van de hond voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk is het aanlijngebod beperkt tot de weg: op het terrein van een ander kan de hond zijn functie blijven vervullen. Op het voorgestelde aanlijngebod maakt de commissie onder twee voorwaarden een uitzondering: de hond moet met goed gevolg een opleiding tot gebruikshond bij een erkende instantie of een zogenaamde gedrags- en gehoorzaamheidscursus 1 hebben doorlopen en hij moet vergezeld gaan van de eigenaar of de houder, die hem heeft opgeleid. Erkende instanties zijn volgens de commissie de onderafdelingen van rasverenigingen van werkhondenrassen, de Nederlandse bond voor gebruikshondensportverenigingen, de Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging en de Nederlandse bond voor de diensthond.

 

Categorie III: zijn honden waarvan in de praktijk - door het toebrengen van letsel of het uiten van dreiging daartoe - is gebleken dat zij gevaarlijk zijn voor mens of dier (denk aan bv kettinghonden op de boerderij of waakhonden).

 

In het rapport van de commissie (www.wur.nl) staat bij de motivering van categorie III dat de commissie van mening is dat individuele honden die agressief gedrag getoond hebben door het toebrengen van letsel dan wel door het uiten van dreiging daartoe, een gevaar voor mens of dier zijn. Een hond is niet alleen gevaar lijk voor mens of dier als deze hond heeft gebeten. Andere indicaties daarvoor zijn een eigen bijzondere aard of africhting van de hond, duurzame kwaadaardigheid van de hond alsmede omstandigheden dat de hond een mens of dier aanvalt zonder te bijten of zodanig aanblaft dat daardoor de vrees ontstaat te worden aangevallen, aldus het rapport.

 

Met name bij bestuursrechtelijk optreden is categorie III voor ons van belang. Een goede omschrijving van de geschiedenis van de hond en de omstandigheden is van belang. Bij bestuursrechtspraak van de Raad van State in een uitspraak van 28 augustus 2013 -- ECLI:NL:RVS:2013:897 -- is gebleken dat een muilkorfgebod ook kan worden opgelegd als de hond nog niet heeft gebeten

 

https://vng.nl/onderwerpenindex/recht/gemeentewet/nieuws/muilkorfgebod-kan-ook-als-de-hond-niet- heeft-gebeten

 

https://vng.nl/onderwerpenindex/recht/apv/brieven/wijziging-model-apv-zomer-2015

 

10 CONTACT MET DE HONDENBRIGADE

 

Indien contact met een coördinator gevaarlijke honden van NOG gewenst, dan graag een mail sturen naar:

 

NOG_DL_HONDENGELEIDERS_REGIO@politie.local

 

of bellen naar:

 

Dienst Regionale Operationele Samenwerking

Afdeling Hondenbrigade

Telefoonnummer: 0900-8844

Naar boven