Wijziging Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Enschede 2015

De raad van de gemeente Enschede;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 oktober 2018;

 

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel c, en derde lid en artikel 36b van de Participatiewet;

besluit :

 

I. vast te stellen de verordening tot wijziging van de Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Enschede 2015

 

A.

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 1. Doelgroep

Een belanghebbende die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Om hiervoor in aanmerking te komen is het vereist dat de belanghebbende op de datum van aanvraag:

  • a.

    achttien jaar of ouder is;

  • b.

    recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • c.

    geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft;

  • d.

    een persoon is van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

B.

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 3. Toekenning en verstrekking individuele studietoeslag

  • 1.

    De individuele studietoeslag wordt toegekend zolang belanghebbende voldoet aan de voorwaarden voor de individuele studietoeslag. Voldoet belanghebbende niet meer aan de voorwaarden, dan wordt de studietoeslag beëindigd met ingang van de eerste dag van de volgende maand.

  • 2.

    De studietoeslag wordt met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die van de aanvraag, toegekend voor de rest van het schooljaar. Indien aan het einde van het schooljaar blijkt dat belanghebbende de studie vervolgt en uit herbeoordeling door het college blijkt dat belanghebbende nog aan de voorwaarden voor toekenning voldoet, wordt de studietoeslag automatisch verlengd voor het volgende schooljaar.

C.

Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 5. Hoogte individuele studietoeslag

  • 1.

    Een individuele studietoeslag bedraagt € 1200,- per jaar.

  • 2.

    Het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt jaarlijks geïndexeerd conform de ontwikkeling van de consumentenprijsindex voor huishoudens volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek per 1 september van enig jaar. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro's.

 

II. Te bepalen dat de Toelichting op de verordening wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage.

 

III. Te bepalen:

  • a.

    dat het bepaalde onder I. in werking treedt op 1 januari 2019;

  • b.

    dat het bepaalde onder I. vanaf 1 januari 2019 ook van toepassing is op reeds toegekende individuele studietoeslagen

     

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 november 2018

De voorzitter, De griffier,

Artikelsgewijze toelichting verordening tot wijziging van de Verordening individuele studietoeslag Enschede 2015

Artikel 1. Doelgroep

Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet. Dit betreft personen die het college ondersteunt bij arbeidsinschakeling:

  • a.

    personen die algemene bijstand ontvangen;

  • b.

    personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdelen b, 35, vierde lid, onderdelen b en, 36, derde lid, onderdelen b, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is verleend;

  • c.

    personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

  • d.

    personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet.

 

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het college op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon op de datum van de aanvraag:

  • a.

    18 jaar of ouder is;

  • b.

    recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • c.

    geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft en een persoon is van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

  • d.

    niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

 

In artikel 1 was tot dusver bepaald dat een aanvrager slechts in aanmerking kon komen voor de individuele studietoeslag als voldaan werd aan het bepaalde in a. tot en met g. Onder het nieuwe artikel 1 zijn de gronden e. tot en met g. vervallen. Hiermee wordt aansluiting verkregen bij het bepaalde in artikel 36b. Participatiewet. Ten opzichte van het oude artikel 1 zijn de volgende vereisten vervallen:

  • -

    aanvrager kan de studie vanwege arbeidsbelemmering (nog) niet kan combineren met arbeidsparticipatie;

  • -

    aanvrager ontvangt geen inkomsten anders dan studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000;

  • -

    aanvrager kan geen beroep doen op een voorliggende financiering.

 

Het college kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een individuele studietoeslag verlenen (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Een persoon dient op datum van de aanvraag aan de voorwaarden te voldoen zoals genoemd in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 van de Awb).

 

Artikel 3. Toekenning en verstrekking individuele studietoeslag

De studietoeslag wordt met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die van de aanvraag, toegekend voor de rest van het schooljaar (een schooljaar loopt in Nederland van 1 augustus van een bepaald jaar tot en met 31 juli van het jaar daarop). Aan het einde van het schooljaar is bekend of de belanghebbende doorgaat met de opleiding of niet. Herbeoordeling vindt op dat moment plaats. Indien nog aan de voorwaarden voor toekenning wordt voldaan, wordt de studietoeslag automatisch verlengd voor het komende schooljaar.

 

Artikel 5. Hoogte individuele studietoeslag

In artikel 5 van deze verordening is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld.

  • 1.

    Een individuele studietoeslag bedraagt € 1200, - per jaar.

  • 2.

    Het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt jaarlijks per 1 september geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex voor huishoudens volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (waarbij geldt 2015 als vertrekpunt). De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro's. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moet worden vastgesteld, enkel voor indexatie van de bedragen.

Is sprake van gehuwden, die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, dan komen zij ieder in aanmerking voor een individuele studietoeslag.

Naar boven